Reactie op een brief van een burger over 'benoeming Raad van Toezicht Open Universiteit Nederland
Brief regering
Nummer: 2014D08771, datum: 2014-03-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. Bussemaker, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2014Z04448:
- Indiener: M. Bussemaker, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Onderdeel van zaak 2014Z04646:
- Indiener: J.J. (Jasper) van Dijk, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2014-03-13 10:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2014-03-13 12:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2014-03-27 10:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2014-04-02 14:21: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 11 maart 2014 De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft per brief, verzocht om mijn reactie op een ingekomen brief van de heer Van K. te E. d.d. 13 januari aangaande ‘benoeming Raad van Toezicht Open Universiteit Nederland. Hierbij zend ik u de gevraagde reactie. Een goede betrokkenheid van de medezeggenschap is voor iedere instelling van belang; met de heer Van K. ben ik van mening dat wettelijke bepalingen ten aanzien van medezeggenschap niet terzijde geschoven mogen worden. Hetgeen door de heer Van K. in zijn brief van 13 januari hierover naar voren wordt gebracht centreert zich rond twee punten, te weten a) de vraag of voldaan is aan de wettelijke verplichting van de Raad van Toezicht om twee maal per jaar met de medezeggenschap overleg te voeren en b) de vraag of rond de benoeming van het lid Valks de wettelijk voorgeschreven procedure ten aanzien van de rol van de medezeggenschap naar behoren is gevolgd. Ik heb mij door de Open Universiteit (OU) laten informeren over de feitelijke gang van zaken ten aanzien van punt a) en b), en kom tot de volgende conclusies. Ad a): voor de OU geldt dat de Raad van Toezicht conform de wettelijke bepaling twee keer met de medezeggenschap overleg voert. Van het overleg wordt melding gemaakt in het jaarbericht van de Raad van Toezicht, dat is opgenomen in het jaarverslag van de OU. De briefschrijver zelf bevestigt in zijn brief dat er in 2013 inderdaad twee keer overleg heeft plaatsgevonden, zij het dat het tijdstip van het tweede overleg (16 december) hemzelf niet goed uitkwam. Ik stel vast dat de Raad van Toezicht op het punt van het aantal overlegmomenten aan de wettelijke bepaling heeft voldaan. De Raad is niet verplicht twee keer overleg te voeren met een individueel lid van de Ondernemingsraad of van de Studentenraad. Ad b): de heer P.Valks is in het voorjaar door mij benoemd als lid van de Raad van Toezicht voor een tweede termijn met als ingangsdatum 1 maart 2013. Ik heb van de OU begrepen dat in het al genoemde overleg tussen de Raad van Toezicht en de medezeggenschap op 16 december 2013 gesproken is over de vertrouwenspositie binnen de Raad van Toezicht. Het voorstel van de Ondernemingsraad was om die vertrouwenspositie te laten invullen door het lid de heer Valks. Voor de Studentenraad (SR) geldt specifiek dat dit punt is besproken in de SR-vergadering van 17 december 2013. In het vastgestelde verslag van deze vergadering is de positieve reactie van de SR vastgelegd. Daarmee is feitelijk uitvoering gegeven aan de bepaling dat de minister een lid benoemt dat in het bijzonder het vertrouwen geniet van de medezeggenschap. Het ging in dit geval dus niet – zoals de heer Van K. abusievelijk aanneemt – om een benoeming ex art. 11.5, tweede lid WHW, waarbij de medezeggenschap gebruik maakt van haar recht om de minister een voordracht te doen voor de benoeming van één lid in de Raad van Toezicht, inclusief de wettelijk voorgeschreven procedure die daarbij gevolgd dient te worden. Samenvattend kom ik tot de conclusie dat zowel in het verkeer tussen de Raad van Toezicht en de medezeggenschap van de OU in 2013 als bij de benoeming van de heer Valks de wettelijke bepalingen zijn nageleefd. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker