Reactie op een klacht over onderzoek IGZ n.a.v. melding over medische fouten
Brief regering
Nummer: 2014D12074, datum: 2014-04-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.I. Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2014Z06126:
- Indiener: E.I. Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2014-04-08 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2014-04-16 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2014-04-23 15:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 3 april 2014 Op 5 december 2013 heeft de Kamercommissie van VWS mij om een reactie gevraagd op de brief van de heer B. van d.d. 5 november 2013. Bij zijn brief was een afschrift gevoegd van zijn klacht van 24 augustus 2013 tegen de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Uit die klacht blijkt dat heer B. zich niet kan vinden in de wijze waarop de IGZ het onderzoek heeft uitgevoerd naar het overlijden van zijn dochter E. in het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). E. overleed in het LUMC op 5 december 2011 nadat ze daar twee weken eerder ter wereld was gekomen. In zijn brief aan u neemt de heer B. het de IGZ kwalijk niet op te treden tegen de artsen van het LUMC, die in zijn ogen het leven van zijn dochter hebben beëindigd door toediening van medicatie. Als ondersteunend argument hiervoor vermeldt de heer B. het feit dat het IGZ onderzoek heeft laten uitvoeren door een inspecteur die werkzaam is geweest als kinderarts in het LUMC. Voordat ik op deze zaken inga wil ik voorop stellen dat ik het overlijden van E. B. een zeer tragische gebeurtenis vind, dat ik begrip heb voor het grote verdriet van haar ouders en zeer met hen meeleef. Op 6 november 2012 heeft de heer B. een melding gedaan bij de IGZ wegens het overlijden van zijn dochter E. in het LUMC. Het LUMC had het overlijden van E. beoordeeld als een natuurlijke dood. De melding van de heer B. was voor de IGZ aanleiding om zelf onderzoek te verrichten om te kunnen beoordelen of er sprake was geweest van een calamiteit als gevolg van fouten die gemaakt zijn in het ziekenhuis. Calamiteiten behoren aan de IGZ te worden gemeld. Ten behoeve van het onderzoek heeft de IGZ gesprekken gevoerd met de ouders van E. en met artsen en verpleegkundigen van het LUMC die bij de behandeling betrokken zijn geweest. Tevens heeft de IGZ het medisch dossier bestudeerd en onderzoek gedaan in het ziekenhuis. De IGZ heeft op basis van het onderzoek geconcludeerd dat E. is gestorven als gevolg van een ernstig en verslechterend ziektebeeld dat het gevolg was van perinatale asfyxie. Uit het onderzoek is niet gebleken dat er sprake was van een calamiteit als bedoeld in artikel 4a van de Kwaliteitswet zorginstellingen die gemeld had moeten worden. Het ziekenhuis heeft bij de behandeling van E. gehandeld conform de richtlijnen en protocollen. De behandeling heeft niet bijgedragen aan een verslechtering van het ziektebeeld, laat staan aan een actieve levensbeëindiging. E. is op 5 december 2011 in het bijzijn van haar ouders overleden nadat de kunstmatige beademing was gestopt. Enkele dagen daarvoor was de diagnose dat de toestand van E. ernstig en verslechterend was, bevestigd door de kinderarts uit een ander ziekenhuis die om een second opinion was gevraagd. Ook het Regionaal Tuchtcollege Den Haag heeft zich op 14 januari 2014 uitgesproken over deze zaak. Op basis van de aangedragen feiten en verklaringen heeft het Tuchtcollege de door de heer B. ingediende tuchtklacht tegen de behandelend artsen afgewezen. Uit onvrede over (de conclusie van) het onderzoek, heeft de heer B. in augustus 2013 een klacht tegen de IGZ ingediend. Op 5 februari 2014 heeft de klachtadviescommissie van de IGZ (KAC) de Inspecteur-generaal geadviseerd de klacht ongegrond te verklaren. De KAC heeft geoordeeld dat de IGZ het onderzoek zorgvuldig en correct heeft uitgevoerd. De Inspecteur-generaal heeft dit advies overgenomen. Ten aanzien van de twijfel die de heer B. in zijn brief aan u heeft geuit over de onafhankelijkheid van de betrokken inspecteur komt de KAC tot het oordeel dat sprake is geweest van gepaste distantie van de inspecteur om tot een goed en onafhankelijk onderzoek en oordeel te komen. Ter toelichting op dit laatste wil ik het volgende opmerken. Om de onafhankelijkheid en kritische houding van inspecteurs te waarborgen zijn er door de IGZ regels opgesteld, zoals de eis dat een inspecteur geen onderzoek mag verrichten in een zorginstelling binnen twee jaar na uitdiensttreding. Voor de inspecteur die het onderzoek naar het overlijden van E. heeft gedaan, was het 20 jaar geleden dat zij als kinderarts werkzaam was in het LUMC. Een andere maatregel die de IGZ twee jaar geleden voor de waarborging van onafhankelijkheid heeft genomen, is de instelling van het Landelijk Meldingen Overleg. Daarin worden alle complexe meldingen intercollegiaal besproken. Dat is ook in dit geval gebeurd. Op basis van het bovenstaande kom ik tot de conclusie dat de IGZ de melding van het overlijden van E. de aandacht heeft gegeven die zij daaraan behoort te geven. Ik vertrouw erop u hiermee afdoende te hebben geïnformeerd. DOCPROPERTY RolOndertekenaar \* MERGEFORMAT De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport , E.I. Schippers