[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33849, bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 4 april 2014)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2014D13601, datum: 2014-04-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z00985:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 7 (nota van wijziging d.d. 4 april)



	33 849 	Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere
wetten ter implementatie van richtlijn 2013/36/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het
bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op
kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van
Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en
2006/49/EG (PbEU 2013, L 176) en ter implementatie van verordening (EU)
nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013
betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en
beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr.
648/2012 (PbEU 2013, L 176) (Implementatiewet richtlijn en verordening
kapitaalvereisten)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



		Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden,
Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. 

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: 

	Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het noodzakelijk is om regels
te stellen ter uitvoering van richtlijn 2013/36/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het
bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op
kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van
Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en
2006/49/EG (PbEU 2013, L 176)  en ter uitvoering van verordening (EU)
nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013
betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en
beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr.
648/2012 (PbEU 2013, L 176); 

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: 

ARTIKEL I

	De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. De definitie van “bank” komt te luiden: 

	bank: een kredietinstelling als bedoeld in artikel 4 van de verordening
kapitaalvereisten, met dien verstande dat, tenzij anders bepaald, met
een bank wordt gelijkgesteld de houder van een vergunning als bedoeld in
artikel 3:4;.

	2. De definitie van “besloten kring” vervalt.

	3. In de definitie van “Europese toezichthoudende autoriteiten”
wordt “Europese Bankenautoriteit” vervangen door: Europese
Bankautoriteit.

	4. In de definitie van “financiĂ«le instelling” wordt “van de
lijst in de bijlage van de herziene richtlijn banken” vervangen door:
in bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten.

	5. De definitie van “handelsportefeuille” komt te luiden: 

	handelsportefeuille: handelsportefeuille als bedoeld in artikel 4 van
de verordening kapitaalvereisten;. 

	6. De definities van “herziene richtlijn banken” en “herziene
richtlijn kapitaaltoereikendheid” vervallen.

	7. De definitie van “Nederlandse beleggingsonderneming” komt te
luiden: 

	Nederlandse beleggingsonderneming: een beleggingsonderneming in de zin
van de verordening kapitaalvereisten met zetel in Nederland, die voor de
uitoefening van haar bedrijf een vergunning heeft;.

	8. De definitie van “opvorderbare gelden” komt te luiden: 

	opvorderbare gelden: deposito’s of andere terugbetaalbare gelden als
bedoeld in de definitie van kredietinstelling in artikel 4 van de
verordening kapitaalvereisten;.

	9. In de opsomming worden in de alfabetische volgorde vier definities
ingevoegd, luidende:

	richtlijn kapitaalvereisten: richtlijn 2013/36/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 26 juni 2103 betreffende toegang tot het
bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op
kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van
Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en
2006/49/EG (PbEU 2013, L 176);

	verordening kapitaalvereisten: verordening (EU) nr. 575/2013 van het
Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële
vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot
wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176); 

	financiële holding: een financiële instelling die als
dochterondernemingen uitsluitend of hoofdzakelijk banken,
beleggingsondernemingen in de zin van de verordening kapitaalvereisten
of financiële instellingen heeft, van welke dochterondernemingen er ten
minste Ă©Ă©n een bank of Ă©Ă©n beleggingsonderneming in de zin van de
verordening kapitaalvereisten is, en die geen gemengde financiële
holding is;

	gemengde holding: een moederonderneming die geen bank, financiële
holding of gemengde financiële holding is en die ten minste één bank
of Ă©Ă©n beleggingsonderneming in de zin van de verordening
kapitaalvereisten als dochteronderneming heeft;

B

	In artikel 1:2, eerste lid, wordt “artikel 2 van de herziene
richtlijn banken” vervangen door: artikel 2, vijfde lid, van de
richtlijn kapitaalvereisten.

C

	Artikel 1:29a komt te luiden:

Artikel 1:29a

	Bij ministeriële regeling kunnen, met inachtneming van hetgeen
dienaangaande in bindende EU-rechtshandelingen is bepaald, regels worden
gesteld met betrekking tot door de toezichthouder te publiceren algemene
informatie over de wijze van uitoefening van het toezicht op grond van
deze wet, met inbegrip van relevante regelgeving.

D

	In artikel 1:51d, eerste en tweede lid, wordt “artikel 3:278b, eerste
lid, onderdeel c,” telkens vervangen door: artikel 3:278b, onderdeel
c,.

E

	Aan artikel 1:55, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Indien het een bijkantoor van een bank of beleggingsonderneming in de
zin van de verordening kapitaalvereisten betreft, kan de toezichthouder
tevens verzoeken om een onderzoek of dat onderzoek zelf verrichten of
doen verrichten.

F

	Artikel 1:56 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien het
een bijkantoor van een bank of beleggingsonderneming in de zin van de
verordening kapitaalvereisten betreft, kan de toezichthoudende instantie
van de andere lidstaat tevens een onderzoek verrichten.

	2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien het
een bijkantoor van een bank of beleggingsonderneming in de zin van de
verordening kapitaalvereisten betreft, kan de toezichthoudende instantie
van de andere lidstaat tevens verzoeken om een onderzoek en in de
gelegenheid  worden gesteld om een onderzoek te verrichten of doen
verrichten.

	3. In het vijfde lid wordt na “verificatie” ingevoegd: of
onderzoek.

G

	Artikel 1:59 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid wordt na “de andere lidstaat” ingevoegd: zo
spoedig mogelijk.

	2. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde lid tot
vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

	4. Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing
indien er een wezenlijk risico bestaat dat een bank als bedoeld in het
eerste lid niet langer zal voldoen aan de wettelijke voorschriften,
bedoeld in dat lid.

H

	In artikel 1:60, derde lid, onderdelen a, b en c, wordt na “bank”
telkens ingevoegd:, beleggingsonderneming of verzekeraar.

I

	In artikel 1:61, eerste lid, wordt na “verricht,” ingevoegd: zo
spoedig mogelijk.

J

	Artikel 1:75 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

	1˚. In onderdeel d wordt “buiten besloten kring opvorderbare gelden
van anderen dan professionele marktpartijen” vervangen door:
opvorderbare gelden van het publiek.

	2˚. In onderdeel e wordt “ten behoeve van het buiten besloten kring
aantrekken of ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van
anderen dan professionele marktpartijen;” vervangen door: ten behoeve
van het van het publiek aantrekken of ter beschikking verkrijgen van
opvorderbare gelden;.

	2. In het tweede lid wordt “kunnen” vervangen door: kan.

K

	In artikel 1:76, achtste lid, wordt “buiten besloten kring
opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen”
vervangen door: opvorderbare gelden van het publiek.

L

	Na artikel 1:80 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1:80a 

	De toezichthouder kan aan een houder van een vergunning voor het
uitoefenen van het bedrijf van bank als bedoeld in artikel 2:11, of van
een vergunning voor het verlenen van beleggingsdiensten of het
verrichten van beleggingsactiviteiten als bedoeld in artikel 2:99, een
boete opleggen van de derde categorie, bedoeld in artikel 1:81, tweede
lid, indien de vergunninghouder bij de aanvraag van de vergunning:

	a. onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, en kennis omtrent
de juiste en volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben
geleid; of

	b. omstandigheden of feiten heeft verzwegen op grond waarvan, zo zij
voor het tijdstip waarop de vergunning werd verleend zich hadden
voorgedaan of bekend waren geweest, de vergunning zou zijn geweigerd.

M

	 In artikel 1:81 worden, onder vernummering van het derde lid tot zesde
lid, na het tweede lid drie leden ingevoegd, luidende:

	3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan de toezichthouder de
hoogte van de bestuurlijke boete voor een overtreding die is
gerangschikt in de derde categorie, indien deze wordt opgelegd aan een
bank of aan een beleggingsonderneming in de zin van de verordening
kapitaalvereisten, vaststellen op ten hoogste € 5 000 000, of, indien
de bank of beleggingsonderneming een rechtspersoon is en indien dat meer
is, ten hoogste 10% van de omzet in het voorafgaande boekjaar.

	4. De omzet, bedoeld in het derde lid, bestaat uit de som van de
volgende op de jaarrekening over het voorgaande boekjaar opgenomen
baten:

	a. rentebaten en soortgelijke baten;

	b. opbrengsten uit waardepapieren;

	c. ontvangen provisie;

	d. resultaat uit financiële transacties;

	e. overige bedrijfsopbrengsten;

na aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde en andere
rechtstreeks met de betrokken baten samenhangende belastingen.

	5. Voor de toepassing van het derde en vierde lid wordt de berekening
van de omzet gedaan op basis van de jaarrekening, opgemaakt
overeenkomstig titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of de in
artikel 362, achtste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde
internationale standaarden voor het opstellen van jaarrekeningen. Indien
de bestuurlijke boete wordt opgelegd aan een dochteronderneming, worden
bij de berekening de totaalbedragen gehanteerd uit de geconsolideerde
jaarrekening van de uiteindelijke moederonderneming.

N

	In afdeling 1.4.2 worden na artikel 1:85 twee artikelen ingevoegd,
luidende:

Artikel 1:86

	1. Indien een bank of een beleggingsonderneming in de zin van de
verordening kapitaalvereisten een overtreding begaat van het gestelde in
de artikelen 2:11, eerste lid, 3:5, eerste lid, 3:95, eerste lid, of
3:103, eerste lid, kan de toezichthouder besluiten tot schorsing van de
uitoefening van de stemrechten die verbonden zijn aan de deelneming in
de bank of beleggingsonderneming door aandeelhouders of vennoten die
voor de overtreding verantwoordelijk zijn. Het besluit tot oplegging
regelt de duur van de schorsing.

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in
het eerste lid.

Artikel 1:87

	1. Indien een bank of een beleggingsonderneming in de zin van de
verordening kapitaalvereisten een overtreding begaat van een
voorschrift, gesteld bij of krachtens het Deel Prudentieel Toezicht
Financiële Ondernemingen of de verordening kapitaalvereisten, en die
overtreding is gerangschikt in de derde boetecategorie, bedoeld in
artikel 1:81, tweede lid, kan de toezichthouder aan natuurlijke personen
die de overtreding hebben begaan dan wel, indien de overtreding is
begaan door een rechtspersoon, tot de betrokken gedraging opdracht
hebben gegeven of daar feitelijk leiding aan hebben gegeven, de
bevoegdheid ontzeggen om functies uit te oefenen bij banken of
beleggingsondernemingen als hiervoor bedoeld, alsmede bij andere
ondernemingen binnen de groepen waarvan deze deel uitmaken. De
ontzegging wordt opgelegd voor de duur van  ten hoogste een jaar en kan
eenmaal met ten hoogste een jaar verlengd worden.

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in
het eerste lid.

O

	In artikel 1:90, eerste lid, wordt na “een toezichthoudende instantie
in een andere lidstaat,” ingevoegd: alsmede aan een instantie als
bedoeld in artikel 56, onderdelen b, c of d, van de richtlijn
kapitaalvereisten,.

P

	Na artikel 1:93d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1:93e

	 1. De toezichthouder verstrekt, in afwijking van artikel 1:89, eerste
lid, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling
van de hem ingevolge deze wet opgedragen taak, aan een commissie als
bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de parlementaire
enquĂȘte 2008, voor zover de gegevens of inlichtingen naar het oordeel
van die commissie noodzakelijk zijn voor de vervulling van haar taak.
Artikel 1:93, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

	2. De commissie, bedoeld in het eerste lid, is verplicht tot
geheimhouding van de op grond van het eerste lid ontvangen
vertrouwelijke gegevens of inlichtingen en kan die slechts openbaar
maken indien deze niet te herleiden zijn tot afzonderlijke personen.

Q

	Artikel 1:94 wordt als volgt gewijzigd: 

	1. Onder plaatsing van de aanduiding “1.” voor de huidige tekst,
wordt een lid toegevoegd, luidende: 

	2. Onverminderd het eerste lid kan een openbare waarschuwing worden
uitgevaardigd ter zake van een overtreding als bedoeld in artikel 1:80a
of van overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens het
Deel Prudentieel Toezicht Financiële Ondernemingen of de verordening
kapitaalvereisten, indien die overtreding is gerangschikt in de derde
boetecategorie, bedoeld in artikel 1:81, tweede lid, en is begaan door
een bank of een beleggingsonderneming in de zin van de verordening
kapitaalvereisten.

R

	Artikel 1:97 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt “3:111a, eerste en tweede
lid,” vervangen door: 3:111a, eerste lid,.

	2. Het vierde lid komt te luiden:

	4. De openbaarmaking van het besluit geschiedt in zodanige vorm dat het
besluit niet herleidbaar is tot afzonderlijke personen, indien
voorafgaand aan openbaarmaking door de toezichthouder kan worden
vastgesteld dat bij volledige openbaarmaking:

	a. voor zover de boete wordt opgelegd aan een natuurlijk persoon,
bekendmaking van zijn persoonlijke gegevens onevenredig zou zijn;

	b. betrokken partijen in onevenredige mate schade zou worden berokkend;


	c. een lopend strafrechtelijk onderzoek zou worden ondermijnd; of

	d. de stabiliteit van het financiële stelsel in gevaar zou worden
gebracht.

	3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. De toezichthouder maakt de indiening van een bezwaar of de
instelling van een beroep tegen een besluit als bedoeld in het eerste
lid, alsmede de uitkomst van dat bezwaar of beroep, zo spoedig mogelijk
bekend. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing.

S

	Artikel 1:98 komt te luiden:

Artikel 1:98

	Onverminderd artikel 1:97, eerste en vijfde lid, maakt de
toezichthouder een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete
openbaar wanneer dat onherroepelijk is geworden, alsmede, voor zover van
toepassing, de uitkomst van een bezwaar of beroep dat daaraan vooraf is
gegaan. Artikel 1:97, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

T

	Artikel 1:99, eerste lid, komt te luiden:

	1. De toezichthouder maakt een besluit tot het opleggen van een last
onder dwangsom ingevolge deze wet openbaar wanneer een dwangsom wordt
verbeurd. Artikel 1:97, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige
toepassing.

U

	In artikel 1:104, eerste lid, onderdeel f, wordt na “beĂ«indigd,”
ingevoegd: een bank,.

V

	Artikel 2:12 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel f, wordt “artikel 3:17, eerste en
tweede lid,” vervangen door: de artikelen 3:17, eerste en tweede lid,
en 3:17a, eerste tot en met derde lid,.

	2. In het vierde lid wordt “onderdeel c, f, g, i, j of k” vervangen
door: onderdeel c, f of g.

W

	In de artikelen 2:15, tweede lid, en 2:18, tweede lid, wordt “genoemd
in bijlage I van de herziene richtlijn banken” telkens vervangen door:
bedoeld in bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten.

X

	Artikel 2:17 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

	1˚. In onderdeel d wordt “artikel 3:17, eerste en tweede lid,”
vervangen door: de artikelen 3:17, eerste en tweede lid, en 3:17a,
eerste tot en met derde lid,.

	2˚. Onderdeel f vervalt, onder verlettering van de onderdelen g tot en
met j tot f tot en met i.

	2. In het derde lid wordt “onderdeel c, d, g, h of i” vervangen
door: onderdeel c of d.

Y

	Artikel 2:21 wordt als volgt gewijzigd: 

	1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

	1˚. Onderdeel f, komt te luiden: 

	f. artikel 3:46 met betrekking tot het prudentieel toezicht in de staat
van de zetel;.

	2˚. In het slot wordt “de onderdelen a tot en met d en g tot en met
i” vervangen door: de onderdelen a tot en met d en i.

	2. In het derde lid wordt “onderdeel c, d, g, h of i” vervangen
door: onderdeel c of d.

Z

	In de artikelen 2:25, tweede lid, en 2:26 wordt “genoemd in bijlage
I, onderdelen 2 tot en met 12 en 15, van de herziene richtlijn banken”
telkens vervangen door: bedoeld onder 2 tot en met 12 en 15 in bijlage I
bij de richtlijn kapitaalvereisten.

AA

	Artikel 2:99 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt in onderdeel f “artikel 4:14, eerste en
tweede lid,” vervangen door: de artikelen 4:14, eerste en tweede lid,
en, indien van toepassing, 3:17a, eerste tot en met derde lid.

	2. In het zesde lid wordt “h,” vervangen door “of onderdeel h,”
en vervalt, onder vervanging van de komma na “artikel 4:88” door een
punt, de daarop volgende zinsnede. 

BB

	In artikel 3:2, eerste lid, aanhef, wordt “buiten besloten kring ter
beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan
professionele marktpartijen” vervangen door: van het publiek ter
beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden.

CC

	In artikel 3:3 wordt na “elektronischgeldinstellingen,” ingevoegd:
houders van een vergunning als bedoeld in artikel 3:4,.   

DD

	Artikel 3:4 komt te luiden:

Artikel 3:4

	1. Een ieder met zetel in Nederland die, geen bank zijnde, zijn bedrijf
maakt van: 

	a. het ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden, anders dan
van het publiek, en van het voor eigen rekening verrichten van
kredietuitzettingen; of

 	b. het ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden en van het
voor eigen rekening verrichten van beleggingen, niet zijnde
kredietuitzettingen,

	kan bij de Nederlandsche Bank een vergunning aanvragen voor het
uitoefenen van dat bedrijf.De artikelen 2:12 en 2:13 zijn van
overeenkomstige toepassing.

	2. Op degene met een vergunning, verleend op grond van het eerste lid,
is hetgeen krachtens de richtlijn kapitaalvereisten en bij of krachtens
de verordening kapitaalvereisten met betrekking tot kredietinstellingen
in de zin van die verordening is bepaald, van overeenkomstige
toepassing. De afdelingen 2.3.2 en 3.5.5 zijn niet van toepassing.

EE

	Artikel 3:5 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “buiten besloten kring opvorderbare gelden
van anderen dan professionele marktpartijen” vervangen door: van het
publiek opvorderbare gelden.

	2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt “genoemd onder 1 in bijlage
I van de herziene richtlijn banken;” vervangen door: bedoeld onder 1
in bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten;.

FF

	In artikel 3:7, tweede lid, onderdeel a, wordt “bijlage I van de
herziene richtlijn banken” vervangen door: bijlage I bij de richtlijn
kapitaalvereisten.

GG

	Aan artikel 3:8 worden twee leden toegevoegd, luidende:

	3. De samenstelling en het functioneren van het bestuur en, voor zover
aanwezig, van het orgaan dat is belast met toezicht op het beleid en de
algemene gang van zaken van een bank, voldoet aan het bepaalde ingevolge
artikel 91 van de richtlijn kapitaalvereisten, met dien verstande dat:

	a. het bepaalde in het derde tot en met zesde lid van dat artikel
toepassing vindt indien een bank significant is; 

	b. de artikelen 132a, 142a, 242a en 252a van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek niet van toepassing zijn op significante banken als bedoeld in
onderdeel a; en

	c. voor de toepassing van het bepaalde in het derde lid van artikel 91
van de richtlijn als uitvoerende bestuursfunctie worden aangemerkt de
functies van bestuurder en van uitvoerende bestuurder, indien de
bestuurstaken bij een rechtspersoon zijn verdeeld over uitvoerende
bestuurders en niet uitvoerende bestuurders, en als niet-uitvoerende
bestuursfunctie worden aangemerkt de functies van commissaris en van
niet uitvoerende bestuurder, indien de bestuurstaken bij een
rechtspersoon zijn verdeeld over uitvoerende bestuurders en niet
uitvoerende bestuurders. 

	4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald
wanneer een bank, gezien haar omvang, interne organisatie en aard,
schaal en complexiteit van werkzaamheden, significant is en kunnen
nadere regels worden gesteld betreffende de geschiktheid van de
personen, bedoeld in het eerste lid, alsmede de samenstelling en het
functioneren van het bestuur en van het orgaan belast met toezicht,
bedoeld in het derde lid, aanhef.

HH

	Na artikel 3:17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:17a

	1. Als onderdeel van de inrichting van de bedrijfsvoering, bedoeld in
artikel 3:17, eerste lid, voert een bank als bedoeld in het eerste lid
van artikel of een beleggingsonderneming als bedoeld in het derde lid
van dat artikel, die een beleggingsonderneming in de zin van de
verordening kapitaalvereisten is, met betrekking tot de beloning van
medewerkers van wie de werkzaamheden het risicoprofiel van de
onderneming wezenlijk kunnen beĂŻnvloeden, waaronder medewerkers die een
hogere leidinggevende, risiconemende of controlerende functie
uitoefenen, alsmede medewerkers die een beloning ontvangen van ten
minste hetzelfde niveau, een beleid dat voldoet aan het bepaalde
ingevolge de artikelen 92 tot en met 96 van de richtlijn
kapitaalvereisten. Onder beloning worden mede begrepen pensioenbijdragen
en vergoedingen in verband met het aangaan, voortzetten of beëindigen
van de arbeidsovereenkomst.

	2. Het variabele deel van de beloning van een medewerker als bedoeld in
het eerste lid bedraagt ten hoogste 100% van het vaste deel van de
beloning op jaarbasis. Als het variabele deel van de beloning wordt
aangemerkt de som van de betalingen of voordelen die geheel of
gedeeltelijk afhankelijk zijn van het bereiken van bepaalde doelen of
van het zich voordoen van bepaalde omstandigheden. 

	3. In afwijking van het tweede lid, eerste volzin, bedraagt het
variabele deel van de beloning ten hoogste 200% van het vaste deel van
de beloning op jaarbasis, indien de aandeelhouders, eigenaren of leden
van de bank of beleggingsonderneming met de beloning instemmen volgens
de procedure, bedoeld in artikel 94, eerste lid, onderdeel g, onder ii,
van de richtlijn kapitaalvereisten.

	4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op ondernemingen
die betrokken worden bij het toezicht op geconsolideerde basis ingevolge
artikel 3:276 op een bank of een beleggingsonderneming als bedoeld in
het eerste lid. 

II

	Artikel 3:18a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

	1. De Nederlandsche Bank evalueert periodiek, overeenkomstig de
technische criteria, bedoeld in artikel 98 van de richtlijn
kapitaalvereisten, van banken met zetel in Nederland en van
beleggingsondernemingen in de zin van de verordening kapitaalvereisten
met zetel in Nederland, indien die beleggingsdiensten verlenen of
beleggingsactiviteiten verrichten in Nederland, de wijze waarop de
bedrijfsvoering is ingericht, de liquiditeit en de solvabiliteit, gelet
op:

	a. de omvang en de aard van de huidige en mogelijk toekomstige
financiĂ«le risico’s voor de bank of beleggingsonderneming;

	b. het risico dat een bank of beleggingsonderneming vormt voor de
stabiliteit van het financiële stelsel, rekening houdend met de
identificatie en meting van het systeemrisico, bedoeld in artikel 23 van
verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van
24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende
autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr.
716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie
(PbEU 2010, L 331), of met de aanbevelingen van het Europees Comité
voor systeemrisico’s;

c. de risico’s die zijn geïdentificeerd tijdens stresstests, rekening
houdend met de aard, omvang en complexiteit van de activiteiten.

	2. Op grond van de evaluatie, bedoeld in het eerste lid, beoordeelt de
Nederlandsche Bank of de wijze waarop de bedrijfsvoering is ingericht en
de aangehouden liquiditeit en toetsingsvermogen, een degelijk beheer en
een solide dekking van de financiĂ«le risico’s waarborgen.

	2. Het vierde lid komt te luiden:

	4. De Nederlandsche Bank actualiseert de evaluatie van banken en
beleggingsondernemingen waar het onderzoeksprogramma, bedoeld in artikel
99, tweede lid, van de richtlijn kapitaalvereisten, betrekking op heeft,
ten minste eenmaal per jaar.

	3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. De Nederlandsche Bank voert ten behoeve van de evaluatie ten minste
eenmaal per jaar een stresstest uit.

JJ

	In artikel 3:32 vervalt “ten minste” en wordt “genoemd in bijlage
I van de herziene richtlijn banken” vervangen door: , bedoeld in
bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten,.

KK

	Artikel 3:39 wordt als volgt gewijzigd:

	 1. In het eerste lid vervalt “ten minste” en wordt “genoemd in
bijlage I van de herziene richtlijn banken” vervangen door: bedoeld in
bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten.

	2. In het tweede lid vervalt “ten minste” en wordt “genoemd in
bijlage I van de herziene richtlijn banken” vervangen door: , bedoeld
in bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten,.

LL

[vervallen]

MM

	In artikel 3:53, zesde lid, wordt “een bank, beleggingsonderneming,
clearinginstelling of premiepensioeninstelling” vervangen door: een
clearinginstelling of premiepensioeninstelling.

NN

	Artikel 3:57 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De volgende financiële ondernemingen met zetel in Nederland
beschikken over voldoende solvabiliteit:

	- afwikkelondernemingen die werkzaamheden verrichten, gericht op
salderen; 	

	- banken;

	- beheerders van beleggingsinstellingen; 

	- beheerders van icbe’s;

	- beleggingsondernemingen in de zin van de verordening
kapitaalvereisten en beleggingsondernemingen waarop artikel 95, tweede
lid, van die verordening van toepassing is, die beleggingsdiensten
verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten in Nederland; 

	- betaalinstellingen; 	

	- clearinginstellingen;

	- elektronischgeldinstellingen; 

	- premiepensioeninstellingen;

	- verzekeraars.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld met betrekking tot de solvabiliteit van de financiële
ondernemingen, bedoeld in het eerste lid. Deze regels kunnen in het
bijzonder betrekking hebben op de minimumomvang, de samenstelling en de
berekening van de solvabiliteit, alsmede op de waardering van de
vermogensbestanddelen die tot de solvabiliteit kunnen worden gerekend.

	

	3. In het zevende lid wordt “aan een afwikkelonderneming, bank,
beleggingsonderneming of clearinginstelling” vervangen door: aan een
afwikkelonderneming, clearinginstelling of premiepensioeninstelling.

OO

	Artikel 3:62a wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt na “een
beleggingsonderneming met zetel in Nederland die” ingevoegd: in
Nederland.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. De regels, bedoeld in het eerste lid, hebben betrekking op de
minimaal vereiste omvang van de kapitaalbuffer, vermeerderd met opslagen
in verband met:

	a. risico’s die voortvloeien uit een kredietcyclus; 

	b. het risico dat de financiële onderneming vormt voor de stabiliteit
van het financiële stelsel; of

	c. risico’s die voortvloeien uit niet-cyclische
langetermijnsysteemrisico's of niet-cyclische macroprudentiële
langetermijnrisico's.

	3. Het vijfde lid, onderdeel b, komt te luiden:

	b. dat de onderneming een door de Nederlandsche Bank te bepalen
gedragslijn volgt ten aanzien van het doen van uitkeringen voor zover
die zouden leiden tot een aantasting van het kapitaal, bedoeld in
artikel 50 van de verordening kapitaalvereisten, het toekennen of
uitkeren van variabele beloningen of aanspraken daarop dan wel het doen
van betalingen op kapitaalinstrumenten als bedoeld in artikel 52 van de
verordening kapitaalvereisten.

	4. Het zesde lid komt te luiden:

	6. Onder uitkeringen als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, worden
mede begrepen de gevallen, bedoeld in artikel 141, tiende lid, van de
richtlijn kapitaalvereisten.

PP

	Na artikel 3:62a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:62b

	1. Onverminderd de artikelen 77 en 78 van de verordening
kapitaalvereisten is het een bank of beleggingsonderneming als bedoeld
in artikel 3:62a, eerste lid, verboden om uitkeringen te doen voor zover
die zouden leiden tot een zodanige aantasting van het kapitaal, bedoeld
in artikel 50 van de verordening kapitaalvereisten, dat de betrokken
bank of beleggingsonderneming niet langer zou voldoen aan het bepaalde
ingevolge artikel 3:62a, eerste lid.

	2. Het is een bank of beleggingsonderneming die niet voldoet aan het
bepaalde ingevolge artikel 3:62a, eerste lid, behoudens in bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, verboden:

	a. uitkeringen te doen voor zover die zouden leiden tot een aantasting
van het kapitaal, bedoeld in artikel 50 van de verordening
kapitaalvereisten;

	b. variabele beloningen of aanspraken daarop toe te kennen of uit te
keren; of

	c. betalingen te doen op kapitaalinstrumenten als bedoeld in artikel 52
van de verordening kapitaalvereisten.

	3. Onder het doen van uitkeringen als bedoeld in het eerste en tweede
lid worden mede verstaan de gevallen, bedoeld in artikel 141, tiende
lid, van de richtlijn kapitaalvereisten.

QQ

	Artikel 3:63 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De volgende financiële ondernemingen met zetel in Nederland
beschikken over voldoende liquiditeit:

	- banken; 

	- beleggingsinstellingen met hefboomfinanciering, waarvan de rechten
van deelneming op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa
direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;

	- clearinginstellingen; 

	- icbe’s waarvan de rechten van deelneming op verzoek van de
deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht
of terugbetaald.

	2. Aan het vierde lid wordt toegevoegd: Geen ontheffing kan worden
verleend aan een bank. 

QQa

	In artikel 3:64 wordt na “artikel 3:63” ingevoegd:, met
uitzondering van het vierde lid, tweede volzin,.

RR

	Na afdeling 3.3.7 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 3.3.7A. Tijdelijke maatregelen bij verhoogd risico in het
financiële stelsel

Artikel 3:66

	1. In geval van veranderingen in de intensiteit van macroprudentieel
risico of systeemrisico in het financiële stelsel met mogelijk ernstige
gevolgen voor dat stelsel of de reële economie kan de Nederlandsche
Bank ter uitvoering van artikel 458 van de verordening kapitaalvereisten
in overleg met Onze Minister tijdelijk regels stellen als bedoeld in het
tweede lid van dat artikel. Deze regels kunnen mede strekken tot
verhoging of aanvulling van de eisen, gesteld krachtens de artikelen
3:17, eerste lid en tweede lid, onderdeel c, 3:57, 3:62a en 3:63 van
deze wet. 

	2. De regels, bedoeld in het eerste lid, gelden voor de duur van ten
hoogste twee jaar, met de mogelijkheid tot verlenging met telkens een
jaar.

SS

	In artikel 3:72, vijfde lid, wordt na “Bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur worden” ingevoegd: , onverminderd het bepaalde
ingevolge de artikelen 99, 100 en 101 van de verordening
kapitaalvereisten,.

TT

	Artikel 3:74a komt te luiden:

Artikel 3:74a

	1. De Nederlandsche Bank kan een bank of een beleggingsonderneming in
de zin van de verordening kapitaalvereisten, met zetel in Nederland,
opdragen de informatie, bedoeld in deel 8 van de verordening, met een
hogere frequentie dan eens per jaar te publiceren en voorschrijven op
welke wijze publicatie plaatsvindt.

	2. De Nederlandsche Bank kan een moederonderneming met zetel in
Nederland, die aan het hoofd staat van een groep waartoe een bank of een
beleggingsonderneming als bedoeld in het eerste lid behoort, opdragen
om, overeenkomstig het bepaalde in artikel 106, tweede lid, van de
richtlijn kapitaalvereisten, een beschrijving te publiceren van de
juridische structuur en de governance- en organisatiestructuur van de
groep.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter
uitvoering van de richtlijn kapitaalvereisten nadere regels worden
gesteld betreffende verplichtingen voor banken of voor
beleggingsondernemingen als bedoeld in het eerste lid tot het publiceren
van informatie, alsmede met betrekking tot het eerste en tweede lid.  

UU

	Artikel 3:83a komt te luiden: 

Artikel 3:83a

	Het bepaalde ingevolge artikel 3:74a van deze wet en deel 8 van de
verordening kapitaalvereisten omtrent de openbaarmaking van informatie
is van overeenkomstige toepassing op een bank of een
beleggingsonderneming in de zin van die verordening, die haar zetel
heeft in een staat die geen lidstaat is en haar bedrijf uitoefent vanuit
een in Nederland gelegen bijkantoor.

VV

	Artikel 3:96, eerste lid, onderdeel a, vervalt, onder verlettering van
de onderdelen b tot en met g tot onderdelen a tot en met f.

VVa

	In artikel 3:98, tweede lid, wordt “artikel 3:96, eerste lid,
onderdeel b of c,” vervangen door: artikel 3:96, eerste lid, onderdeel
a of b.

WW

	Artikel 3:103 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid, aanhef, komt te luiden: 

	2. Een financiële onderneming als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid,
onderdeel a tot en met c of e, geeft, zodra zulks haar bekend wordt, de
Nederlandsche Bank kennis van iedere verwerving, afstoting of wijziging
van een gekwalificeerde deelneming in die onderneming:.

	2. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde en vierde
lid tot vierde en vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

	3. Een financiële onderneming als bedoeld in tweede lid, geeft, voor
zover haar bekend, de Nederlandsche Bank in de maand juli van elk jaar
kennis van de identiteit van iedere persoon die een gekwalificeerde
deelneming in de betrokken onderneming houdt. 

XX

	Artikel 3:111 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, aanhef, wordt “het ingevolge de artikelen 3:10,
3:17, 3:18, 3:57, 3:62a en 3:63 bepaalde” vervangen door: het
ingevolge de artikelen 3:10, 3:17, 3:17a, 3:18, 3:18a, 3:57, 3:62a,
3:62b, 3:63 en 3:159ai van deze wet bepaalde, alsmede, op grond van
artikel 10 van de verordening kapitaalvereisten, van het bepaalde
ingevolge de delen 2 tot en met 8 van die verordening.

	2. In het derde lid, onderdeel a, wordt “ingevolge de artikelen 3:10,
3:17, 3:17a, 3:18, 3:57, 3:62a en 3:63” vervangen door: ingevolge de
artikelen 3:10, 3:17, 3:17a, 3:18, 3:18a, 3:57, 3:62a, 3:62b, 3:63 en
3:159ai van deze wet, alsmede ingevolge de delen 2 tot en met 8 van de
verordening kapitaalvereisten,.        

YY

	Artikel 3:111a komt te luiden:

Artikel 3:111a

	1. De Nederlandsche Bank kan, indien een bank met zetel in Nederland of
een beleggingsonderneming met zetel in Nederland, die beleggingsdiensten
verleent of beleggingsactiviteiten verricht in Nederland, niet voldoet
aan de bij of krachtens deze wet of de verordening kapitaalvereisten
gestelde eisen met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering,
de solvabiliteit of de liquiditeit, of indien er tekenen zijn van een
ontwikkeling die de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, de
liquiditeit of de solvabiliteit van de bank of beleggingsonderneming in
gevaar kan brengen, dan wel indien een bank of beleggingsonderneming
niet voldoet aan het bepaalde ingevolge artikel 3:62b, tweede lid, de
onderstaande maatregelen treffen ten aanzien van die bank of
beleggingsonderneming:

	 a. met inachtneming van artikel 104, derde lid, van de richtlijn
kapitaalvereisten voorschrijven dat zij over een hogere solvabiliteit of
liquiditeit beschikt dan ingevolge de artikelen 3:57 en 3:63 van deze
wet of ingevolge de verordening kapitaalvereisten is vereist;

	b. voorschrijven dat ingevolge artikel 3:17 ingevoerde strategieën,
maatregelen en procedures worden aangescherpt;

	c. voorschrijven dat de bank of beleggingsonderneming een plan opstelt
ten einde duurzaam te kunnen voldoen aan de in de aanhef bedoelde eisen
en een datum vaststelt waarop het plan zal zijn uitgevoerd;

	d. wijzigingen aanbrengen aan het plan, bedoeld in onderdeel c, voor
wat betreft de reikwijdte daarvan en de datum waarop het plan zal zijn
uitgevoerd;

	e. voorschrijven dat in verband met de liquiditeitseisen of de
solvabiliteitseisen een specifiek voorzieningenbeleid wordt gevoerd of
de liquiditeitsposten of de activa op een specifieke wijze worden
behandeld;

	f. beperkingen opleggen aan bedrijfsactiviteiten en transacties van of
netwerkrelaties tussen banken of beleggingsondernemingen;

	g. voorschrijven dat activiteiten die een buitensporig risico met zich
meebrengen voor de soliditeit van de bank of beleggingsonderneming
worden beperkt of beëindigd;

	h. voorschrijven dat de door de bank of beleggingsonderneming gelopen
risico’s worden beperkt;

	i. voorschrijven dat de bank of beleggingsonderneming het variabele
deel van de beloning tot een bepaald percentage van de totale
netto-inkomsten beperkt, indien deze beloning niet met het in stand
houden van de soliditeit van de bank of beleggingsonderneming te
verenigen is;

	j. voorschrijven dat de bank of beleggingsonderneming haar nettowinsten
gebruikt om de solvabiliteit te versterken;

	k. beperkingen of een verbod opleggen ten aanzien van het doen van
uitkeringen aan aandeelhouders of leden dan wel het doen van betalingen
op aanvullende kapitaalinstrumenten als bedoeld in artikel 52 van de
verordening kapitaalvereisten, voor zover dat niet leidt tot een
tekortkoming in de nakoming van een betalingsverplichting;

	l. voorschrijven dat de staten, bedoeld in artikel 3:72, en de
rapportages, bedoeld in de artikelen 99 en 100 van de verordening
kapitaalvereisten, frequenter worden verstrekt of dat daarin aanvullende
informatie wordt opgenomen, onder meer met betrekking tot de
solvabiliteit en de liquiditeitspositie;

	m. bepaalde liquiditeitsvereisten opleggen, waaronder beperkingen met
betrekking tot verschillen in looptijd tussen bepaalde activa en
passiva;

	n. voorschrijven dat de bank of beleggingsonderneming bij de toepassing
van deel 8 van de verordening kapitaalvereisten aanvullende informatie
openbaar maakt; of

	o. haar voortdurende aanwezigheid instellen bij de bank of
beleggingsonderneming. 	

	2. De Nederlandsche Bank treft in elk geval de in het eerste lid,
onderdeel a, bedoelde maatregel indien:

	a. de bank of beleggingsonderneming niet voldoet aan de bij of
krachtens artikel 3:17 van deze wet of artikel 393 van de verordening
kapitaalvereisten gestelde eisen;

	b. bepaalde risico’s of aspecten daarvan worden niet gedekt door de
vereiste solvabiliteit;

	c. het opleggen van andere maatregelen naar het oordeel van de
Nederlandsche Bank niet binnen een redelijke termijn zal leiden tot
verbetering van de ingevolge artikel 3:17 ingevoerde strategieën,
procedures en maatregelen;

	d. op grond van de toetsing, bedoeld in artikel 3:18b, eerste lid,
blijkt dat het niet voldoen aan de eisen voor het gebruik van een intern
model naar het oordeel van de Nederlandsche Bank heeft geleid tot een
vaststelling van de vereiste solvabiliteit op een te laag niveau;

	e. de bank of beleggingsonderneming naar het oordeel van de
Nederlandsche Bank de risico’s waar zij aan bloot staat te laag heeft
ingeschat; of

	f. uit de resultaten van de stresstest, bedoeld in artikel 377, vijfde
lid, van de verordening kapitaalvereisten, blijkt dat de vereiste
solvabiliteit met betrekking tot de correlatiehandelsportefeuille,
bedoeld in artikel 338 van de verordening kapitaalvereisten, op een
niveau is vastgesteld dat aanmerkelijk te laag is.

	3. De Nederlandsche Bank heft de maatregelen, bedoeld in het eerste en
tweede lid, op zodra de omstandigheden, bedoeld in de aanhef van het
eerste lid onderscheidenlijk het tweede lid, zich niet meer voordoen.

ZZ

	Na afdeling 3.5.4A wordt, onder vernummering van artikel 3:159ai tot
3:159aj, een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 3.5.4B. Afwikkelingsplannen voor banken en voor
beleggingsondernemingen in de zin van de verordening kapitaalvereisten

Artikel 3:159ai

	1. De Nederlandsche Bank voorziet in plannen voor de afwikkeling van
banken met zetel in Nederland en van beleggingsondernemingen in de zin
van de verordening kapitaalvereisten met zetel in Nederland die
beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten in
Nederland. Plannen die zien op de afwikkeling van banken of
beleggingsondernemingen waarvan de vereiste omvang van de kapitaalbuffer
is vermeerderd met een opslag in verband met het risico, bedoeld in
artikel 3:62a, tweede lid, onderdeel b of c, worden opgesteld in
overeenstemming met Onze Minister.

	2. Een bank of beleggingsonderneming als bedoeld in het eerste lid,
verstrekt aan de Nederlandsche Bank de informatie die noodzakelijk is
voor het opstellen van een afwikkelingsplan als bedoeld in het eerste
lid.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.

ZZa

	In artikel 3:268, eerste lid, vervallen de onderdelen d en e.

AAA

	Artikel 3:270 komt te luiden:

Artikel 3:270

	De Nederlandsche Bank kan besluiten een onderneming niet in het
toezicht, bedoeld in afdeling 3.6.3, te betrekken indien: 

	a. de onderneming haar zetel heeft in een staat die geen lidstaat is en
waar wettelijke belemmeringen bestaan voor het verstrekken van de voor
het toezicht noodzakelijke informatie;

	b. de bij dat toezicht te betrekken onderneming in het licht van de
doelstellingen van dat toezicht slechts van te verwaarlozen betekenis
is; of

	c. het in aanmerking nemen van de financiële positie van die
onderneming in het licht van de doelstellingen van dat toezicht
misplaatst of misleidend zou zijn.

BBB

	Afdeling 3.6.1A vervalt.

CCC

	In afdeling 3.6.2 wordt voor artikel 3:275 een artikel ingevoegd,
luidende:

Artikel 3:274

	Het toezicht op geconsolideerde basis ingevolge deze afdeling wordt
uitgeoefend overeenkomstig het bepaalde ingevolge titel II van deel 1
van de verordening kapitaalvereisten.

DDD

	Artikel 3:275 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De Nederlandsche Bank houdt op banken en op beleggingsondernemingen
in de zin van de verordening kapitaalvereisten toezicht op
geconsolideerde basis als bedoeld in artikel 3:279, indien dat
voortvloeit uit de toepassing van de artikelen 111, eerste tot en met
vierde lid, van de richtlijn kapitaalvereisten, dan wel indien zij als
consoliderende toezichthouder is aangewezen overeenkomstig artikel 111,
vijfde lid, van die richtlijn.

	2. In het tweede lid wordt “artikel 126, derde lid, van de herziene
richtlijn banken” vervangen door: artikel 111, vijfde lid, van de
richtlijn kapitaalvereisten.

EEE

	Artikel 3:276 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste en tweede lid komt de laatste volzin telkens te
luiden: Dit toezicht omvat het toezicht op de naleving van het bepaalde
ingevolge de artikelen 3:17, eerste en tweede lid, onderdeel c, 3:17a,
3:57, 3:62a en 3:96, eerste lid, onderdeel b.

	2. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde lid tot
vierde lid.

FFF

	Artikel 3:277 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “bedoeld in de artikelen 125
en 126 van de herziene richtlijn banken;” vervangen door: bedoeld in
titel VII, hoofdstuk 3, van de richtlijn kapitaalvereisten;.

	2. Het tweede en derde lid vervallen, alsmede de aanduiding “1.”
voor de tekst van het eerste lid.

GGG

	Artikel 3:277a wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid, aanhef, wordt na “3:17, eerste en tweede lid,
onderdeel c,” ingevoegd “3:17a,” en wordt “3:96, eerste lid,
onderdeel c,” vervangen door: 3:96, eerste lid, onderdeel b,.

	2. In het eerste lid, onderdelen a en b, wordt “icbe” telkens
vervangen door: beleggingsinstelling of icbe.

HHH

	De artikelen 3:278 en 3:278a vervallen.

III

	In artikel 3:278b vervallen het tweede tot en met het zevende lid,
alsmede de aanduiding “1.” voor de tekst van het eerste lid.

JJJ

	Artikel 3:278c komt te luiden:

Artikel 3:278c

	Indien de Nederlandsche Bank op geconsolideerde basis toezicht houdt op
een bank of op een beleggingsonderneming in de zin van de verordening
kapitaalvereisten, neemt zij de besluiten, bedoeld in artikel 113,
eerste lid, onderdelen a en b, van de richtlijn kapitaalvereisten, in
overeenstemming met de betrokken toezichthoudende instanties van andere
lidstaten en neemt zij daarbij de in artikel 113, tweede lid, van de
richtlijn bedoelde termijnen in acht.

KKK

	Artikel 3:278d wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “artikel 3:278c, tweede lid” vervangen
door “artikel 3:278c” en wordt “het toetsingsvermogen” vervangen
door: de solvabiliteit.

	2. In het tweede lid wordt “artikel 3:111a, tweede lid,” vervangen
door: artikel 3:111a.

LLL

	 De artikelen 3:279, 3:280a en 3:280b vervallen.

MMM

	Artikel 4:3 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “het buiten besloten kring aantrekken of
ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan
professionele marktpartijen” vervangen door: het van het publiek
aantrekken of ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden.

	2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt “genoemd onder 1 in bijlage
I van de herziene richtlijn banken” vervangen door: bedoeld onder 1 in
bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten.

NNN

	Na artikel 4:9a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4:9b

	1. De samenstelling en het functioneren van het bestuur van een
beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten en,
voor zover aanwezig, van het orgaan dat is belast met toezicht op het
beleid en de algemene gang van zaken, voldoet aan het bepaalde ingevolge
artikel 91 van de richtlijn kapitaalvereisten, met dien verstande dat:

	a. het bepaalde in het derde tot en met zesde lid van dat artikel
toepassing vindt indien een beleggingsonderneming significant is; 

	b. de artikelen 132a, 142a, 242a en 252a van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek niet van toepassing zijn op significante beleggingsondernemingen
als bedoeld in onderdeel a; en

	c. voor de toepassing van het bepaalde in het derde lid van dat artikel
als uitvoerende bestuursfunctie worden aangemerkt de functies van
bestuurder en van uitvoerende bestuurder, indien de bestuurstaken bij
een rechtspersoon zijn verdeeld over uitvoerende bestuurders en niet
uitvoerende bestuurders, en als niet-uitvoerende bestuursfunctie worden
aangemerkt de functies van commissaris en van niet uitvoerende
bestuurder, indien de bestuurstaken bij een rechtspersoon zijn verdeeld
over uitvoerende bestuurders en niet uitvoerende bestuurders. 

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald
wanneer een beleggingsonderneming als bedoeld in het eerste lid, gezien
haar omvang, interne organisatie en aard, schaal en complexiteit van
werkzaamheden,  significant is en kunnen nadere regels worden gesteld
betreffende de geschiktheid van de personen, bedoeld in artikel 4:9,
eerste lid, alsmede betreffende de samenstelling en het functioneren van
het bestuur en van het orgaan belast met toezicht, bedoeld in het eerste
lid.

OOO

	Artikel 4:37h, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel a wordt “de herziene richtlijn banken” vervangen
door: artikel 8 van de richtlijn kapitaalvereisten.

	2. In onderdeel b wordt “artikel 20, eerste lid, van de herziene
richtlijn kapitaaltoereikendheid” vervangen door “hoofdstuk 1 van
deel 3 van de verordening kapitaalvereisten” en wordt “artikel 9 van
de herziene richtlijn kapitaaltoereikendheid” vervangen door: artikel
12 van de richtlijn kapitaalvereisten.

PPP

	In artikel 5:46, derde lid, onderdeel e, wordt “artikel 4, onderdeel
2, van de herziene richtlijn banken” vervangen door: artikel 8, eerste
lid, van de richtlijn kapitaalvereisten.

QQQ

	De bijlagen behorende bij de artikelen 1:79 en 1:80 worden als volgt
gewijzigd:

	1. De opsommingen van de artikelen uit het Deel Prudentieel Toezicht
Financiële Ondernemingen worden als volgt gewijzigd:

	1˚. In de numerieke volgorde wordt telkens ingevoegd: “3:17a, eerste
tot en met derde lid”, “3:62b, eerste en tweede lid”, “3:66 en
“3:159ai, tweede en derde lid”.

	2˚. De vermelding “3:8” wordt telkens vervangen door: 3:8, eerste
tot en met derde en vijfde lid.

	3˚. De vermelding “3:74a, eerste tot en met vijfde lid” wordt
telkens vervangen door: 3:74a, eerste tot en met derde lid.

	3˚. De vermelding “3:103, eerste en tweede lid” wordt telkens
vervangen door: 3:103, eerste tot en met derde lid.

	4˚. De vermeldingen “3:280a, tweede lid” en “3:280b” komen
telkens te vervallen.

	2. In de opsommingen van de artikelen uit het Deel Gedragstoezicht
Financiële Ondernemingen wordt in de numerieke volgorde telkens
ingevoegd “4:9b, eerste en derde lid”. 

ARTIKEL II

	De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt
als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel a, onder 3˚, wordt “die zijn opgenomen onder punt 14
van Bijlage I van richtlijn nr. 2006/48/EG van het Europees Parlement en
de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot
en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen
(herschikking) (PbEU L 177)” vervangen door: die zijn opgenomen onder
punt 14 van bijlage I bij richtlijn 2013/36/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het
bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op
kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van
Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en
2006/49/EG (PbEU 2013, L 176).

	2. Er wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel s
door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende: 

	t. verordening kapitaalvereisten: verordening (EU) nr. 575/2013 van het
Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële
vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot
wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176).

B

	Aan artikel 28 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. In afwijking van het tweede lid, eerste volzin, en het derde lid,
bedraagt de bestuurlijke boete voor een overtreding die is gerangschikt
in de derde categorie, bedoeld in het derde lid, indien de boete wordt
opgelegd aan een bank of aan een beleggingsonderneming in de zin van
verordening kapitaalvereisten, ten hoogste € 5 000 000, of, indien de
bank of beleggingsonderneming een rechtspersoon is en indien dat meer
is, ten hoogste 10% van de omzet in het voorafgaande boekjaar. Artikel
1:81, vierde en vijfde lid, van de Wet op het financieel toezicht is van
overeenkomstige toepassing. 

C

	Na artikel 28 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 28a 

	In geval van een overtreding die is gerangschikt in de derde
boetecategorie, bedoeld in artikel 28, derde lid, begaan door een bank
of door een beleggingsonderneming in de zin van de verordening
kapitaalvereisten, zijn de artikelen 1:75, 1:87 en 1:94 van de Wet op
het financieel toezicht van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL III

	In artikel 515, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt
“de Nederlandse instellingen genoemd in artikel 2 Richtlijn 2006/48/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de
toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van
kredietinstellingen” vervangen door: de Nederlandse instellingen
genoemd in artikel 3, derde lid, van richtlijn 2013/36/EU van het
Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot
het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op
kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van
Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en
2006/49/EG (PbEU 2013, L 176).

ARTIKEL IV

	In artikel 438c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt
“Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14
juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de
werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (PbEU 2006, L
177)” vervangen door: Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement
en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van
kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen
en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en
tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L
176).

ARTIKEL V

	In bijlage I bij de Wet bekostiging financieel toezicht wordt in de
beschrijving van de eenmalige toezichthandeling met code Wft.A3.11
“het buiten besloten kring aantrekken of ter beschikking verkrijgen
van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen”
vervangen door: het van het publiek aantrekken of ter beschikking
verkrijgen van opvorderbare gelden.

ARTIKEL VI

	In artikel 1.1, onderdeel e, onder 2˚, van de Wet handhaving
consumentenbescherming wordt “buiten besloten kring aantrekken, ter
beschikking verkrijgen of ter beschikking hebben van opvorderbare gelden
van anderen dan professionele marktpartijen” vervangen door:
aantrekken, ter beschikking verkrijgen of ter beschikking hebben van
opvorderbare gelden van het publiek.

ARTIKEL VII

	1. Een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 van de Wet op het
financieel toezicht die wordt gehouden door een persoon die in de
periode van zes maanden voorafgaande aan het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel DD, geen kredietinstelling was
als bedoeld in artikel 4 van verordening (EU) nr. 575/2013 van het
Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële
vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot
wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176), wordt
vanaf dat tijdstip aangemerkt als een vergunning als bedoeld in artikel
3:4, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, mits de houder
van de vergunning in die periode de activiteiten verrichtte, bedoeld in
het laatstgenoemde artikel. Indien niet aan die voorwaarde wordt
voldaan, trekt de toezichthouder de vergunning na voornoemd tijdstip in.

	2. Banken en beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 3:17a van
de Wet op het financieel toezicht passen het bepaalde ingevolge het
tweede en derde lid van dat artikel toe op het toekennen van het
variabele deel van de beloning op basis van het jaar 2014, ongeacht of
de verplichting waaruit de toekenning voorvloeit is aangegaan
voorafgaande aan het moment van inwerkingtreding van dat artikel.

ARTIKEL VIII

	De Wet op het financieel toezicht wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 3:63 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt in de alfabetische opsomming van financiële
ondernemingen ingevoegd: 

- beleggingsondernemingen in de zin van de verordening kapitaalvereisten
die beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten in
Nederland, voor zover bij algemene maatregel van bestuur bepaald;

	2. In het vierde lid wordt na “een bank” ingevoegd: of een
beleggingsonderneming als bedoeld in het eerste lid.

B

	Artikel 3:64 komt te luiden:

Artikel 3:64

	Artikel 3:63 is van overeenkomstige toepassing op banken en op
beleggingsondernemingen in de zin van de verordening kapitaalvereisten,
die beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten in
Nederland, hun zetel hebben in een andere lidstaat en hun bedrijf
uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor.

C

	Artikel 3:65 komt te luiden:

Artikel 3:65

	Artikel 3:63 is van overeenkomstige toepassing op banken en op
beleggingsondernemingen in de zin van de verordening kapitaalvereisten,
die beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten in
Nederland, hun zetel hebben in een staat die geen lidstaat is en hun
bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor.

ARTIKEL IX

	Deze wet wordt aangehaald als: Implementatiewet richtlijn en
verordening kapitaalvereisten.

ARTIKEL X

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister van Veiligheid en Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1