[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33863, bijgewerkt t/m nr. 11 (2e NvW d.d. 13 juni 2014)

Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enkele andere wetten in verband met het van toepassing worden van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten en in verband met enkele andere wijzigingen (Verzamelwet pensioenen 2014)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2014D15943, datum: 2014-06-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z02315:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 11 (Tweede NvW dd. 13/06/2014)



	33 863	Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte
beroepspensioenregeling en enkele andere wetten in verband met het van
toepassing worden van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op De
Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten en in verband
met enkele andere wijzigingen (Verzamelwet pensioenen 2014)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	

Wij Willem-Alexander, bij gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de
Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enkele andere
wetten te wijzigen in verband met het van toepassing worden van de
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op De Nederlandsche Bank en de
Autoriteit Financiële Markten, alsmede enkele andere wijzigingen door
te voeren;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 57 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Indien na toepassing van het eerste of tweede lid de gewezen partner
overlijdt voordat de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt, maakt de
aanspraak op het partnerpensioen vanaf het moment van overlijden van de
gewezen partner weer deel uit van de pensioenaanspraken van de deelnemer
of gewezen deelnemer, bedoeld in het eerste en tweede lid, voor zover
dit in de betrokken pensioenregeling is bepaald. 

B

In artikel 65, eerste lid, wordt “artikel 3:161 van de Wet op het
financieel toezicht” vervangen door: artikel 3:160 van de Wet op het
financieel toezicht.

C

In artikel 72, onderdeel b, wordt “artikel 3:161 van de Wet op het
financieel toezicht” vervangen door: artikel 3:160 van de Wet op het
financieel toezicht.

D

Artikel 104, tiende lid, komt te luiden:

10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld inzake dit artikel die onder meer betrekking hebben op de
bevoegdheden van de raad van toezicht ten aanzien van benoeming en
ontslag van bestuurders.

Da

Na artikel 117 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 117a. Uitvoering nettolijfrente door pensioenfonds 

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de
uitvoering van een nettolijfrente als bedoeld in afdeling 5.3A van de
Wet inkomstenbelasting 2001 door een pensioenfonds.

2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken
nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

E

In artikel 135, vierde lid, wordt “mensenrechten en sociale
verhoudingen” vervangen door: mensenrechten, sociale verhoudingen en
de mate waarin het pensioenfonds investeert in Nederland. 

F

Artikel 153 komt te luiden:

Artikel 153. Kwaliteitseisen

In aanvulling op artikel 19, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen draagt de toezichthouder met betrekking tot de
uitoefening van zijn taken en bevoegdheden uit hoofde van deze wet zorg
voor een voor de onder toezicht staanden kenbare, transparante en
consistente uitvoering.

G

Artikel 163 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift van het artikel komt te luiden:

Artikel 163. Uitvoeringstoezicht

2. Het tweede lid, vervalt, alsmede de aanduiding “1.” voor het
eerste lid. 

H

Artikel 164, eerste lid, komt te luiden:

1. Indien Onze Minister de toezichthouder gegevens of inlichtingen
vraagt die naar zijn oordeel nodig zijn voor een onderzoek naar de wijze
waarop de toezichthouder de uit deze wet voortvloeiende taken en
bevoegdheden uitvoert of heeft uitgevoerd, geschiedt de verstrekking
daarvan met inachtneming van dit artikel.

I

Artikel 166 komt te luiden:

Artikel 166. Taakverwaarlozing

De bevoegdheid om de noodzakelijke voorzieningen te treffen, genoemd in
artikel 23, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen,
alsmede de verplichtingen, genoemd in artikel 23, tweede en derde lid,
van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, worden ten aanzien van
ernstige verwaarlozing door de toezichthouder van de bij of krachtens
deze wet opgedragen taken uitgeoefend dan wel uitgevoerd door Onze
Minister.

J

Na artikel 166 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 166a. Beleidsregels door Onze Minister

1. Onze Minister kan beleidsregels vaststellen ten aanzien van de
toepassing door de toezichthouders van Hoofdstuk 7.

2. De beleidsregels worden in de Staatscourant bekendgemaakt.

K

Artikel 214 wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid wordt na “Onze Minister zendt” ingevoegd: in
aanvulling op artikel 18, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen.

2. Het tweede lid, komt te luiden:

2. De verplichting om elke vijf jaar een verslag aan beide kamers der
Staten-Generaal te zenden ten behoeve van de beoordeling van de
doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van een
zelfstandig bestuursorgaan, bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, berust ten aanzien van het
functioneren van de toezichthouder op grond van deze wet bij Onze
Minister.

ARTIKEL II

De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt in de definitie van
beroepspensioenvereniging “het lidmaatschap van enig andere
organisatie” vervangen door: het lidmaatschap van enig andere
organisatie of uit het deelnemen in een beroepspensioenregeling. 

B

Aan artikel 68 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Indien na toepassing van het eerste of tweede lid de gewezen partner
overlijdt voordat de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt, maakt de
aanspraak op het partnerpensioen vanaf het moment van overlijden van de
gewezen partner weer deel uit van de pensioenaanspraken van de deelnemer
of gewezen deelnemer, bedoeld in het eerste en tweede lid, voor zover
dit in de betrokken beroepspensioenregeling is bepaald. 

C

In artikel 77, eerste lid, wordt “artikel 3:161 van de Wet op het
financieel toezicht” vervangen door: artikel 3:160 van de Wet op het
financieel toezicht.

D

In artikel 83, onderdeel b, wordt “artikel 3:161 van de Wet op het
financieel toezicht” vervangen door: artikel 3:160 van de Wet op het
financieel toezicht.

E

Artikel 110a, tiende lid, komt te luiden:

10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld inzake dit artikel die onder meer betrekking hebben op de
bevoegdheden van de raad van toezicht ten aanzien van benoeming en
ontslag van bestuurders.

Ea

Na artikel 115 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 115a. Uitvoering nettolijfrente door beroepspensioenfonds

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de
uitvoering van een nettolijfrente als bedoeld in afdeling 5.3A van de
Wet inkomstenbelasting 2001 door een beroepspensioenfonds.

2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken
nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

F

In artikel 130, vierde lid, wordt “mensenrechten en sociale
verhoudingen” vervangen door: mensenrechten, sociale verhoudingen en
de mate waarin het pensioenfonds investeert in Nederland.

G

Artikel 148 komt te luiden:

Artikel 148. Kwaliteitseisen

In aanvulling op artikel 19, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen draagt de toezichthouder met betrekking tot de
uitoefening van zijn taken en bevoegdheden uit hoofde van deze wet zorg
voor een voor de onder toezicht staanden kenbare, transparante en
consistente uitvoering.

H

Artikel 158 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift van het artikel komt te luiden:

Artikel 158. Uitvoeringstoezicht

2. Het tweede lid, vervalt, alsmede de aanduiding “1.” voor het
eerste lid.

I

Artikel 159, eerste lid, komt te luiden:

1. Indien Onze Minister de toezichthouder gegevens of inlichtingen
vraagt die naar zijn oordeel nodig zijn voor een onderzoek naar de wijze
waarop de toezichthouder de uit deze wet voortvloeiende taken en
bevoegdheden uitvoert of heeft uitgevoerd, geschiedt de verstrekking
daarvan met inachtneming van dit artikel.

J

Artikel 161 komt te luiden:

Artikel 161. Taakverwaarlozing

De bevoegdheid om de noodzakelijke voorzieningen te treffen, genoemd in
artikel 23, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen,
alsmede de verplichtingen, genoemd in artikel 23, tweede en derde lid,
van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, worden ten aanzien van
ernstige verwaarlozing door de toezichthouder van de bij of krachtens
deze wet opgedragen taken uitgeoefend dan wel uitgevoerd door Onze
Minister.

K

Na artikel 161 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 161a. Beleidsregels door Onze Minister

1. Onze Minister kan beleidsregels vaststellen ten aanzien van de
toepassing door de toezichthouders van Hoofdstuk 6.

2. De beleidsregels worden in de Staatscourant bekendgemaakt.

L

In artikel 171, eerste lid, wordt “108,” vervangen door: 108, 109a,.


M

Artikel 208 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na “Onze Minister zendt” ingevoegd: in
aanvulling op artikel 18, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De verplichting om elke vijf jaar een verslag aan beide kamers der
Staten-Generaal te zenden ten behoeve van de beoordeling van de
doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van een
zelfstandig bestuursorgaan, bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, berust ten aanzien van het
functioneren van de toezichthouder op grond van deze wet bij Onze
Minister.

ARTIKEL III

In artikel 17, tweede lid, van de Wet verplichte deelneming in een
bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt “166” vervangen door: 166a.

ARTIKEL IV

In artikel 5, tweede lid, van de Wet privatisering FVP wordt “166”
vervangen door: 166a.

ARTIKEL VIA

De Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en
maximering pensioengevend inkomen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel VII wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 00A vervalt.

2. In onderdeel A wordt aan artikel 69, tweede lid, een zin toegevoegd,
luidende: De eerste zin is niet van toepassing met betrekking tot een
nettolijfrente als bedoeld in afdeling 5.3A van de Wet
inkomstenbelasting 2001, tenzij sprake is van toepassing van artikel
5.16c, vierde lid, van die wet.

B

Artikel VIII wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 00A vervalt.

2. In onderdeel B wordt aan artikel 80a, tweede lid, een zin toegevoegd,
luidende: De eerste zin is niet van toepassing met betrekking tot een
nettolijfrente als bedoeld in afdeling 5.3A van de Wet
inkomstenbelasting 2001, tenzij sprake is van toepassing van artikel
5.16c, vierde lid, van die wet.

ARTIKEL V

Artikel 113c van de Wet op het notarisambt wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden: 

1. De artikelen 1, 2, 17, 20, tweede en derde lid, 21, 22 tot en met
106, 109a tot en met 213 en 214, met uitzondering van het eerste en
vierde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn van
toepassing.

2. Het derde lid vervalt.

ARTIKEL VI

De Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie
levensloopregeling wordt als volgt gewijzigd.

A

Artikel VII wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt “De Wet verplichte deelneming in een
bedrijfstakpensioenfonds” vervangen door: De Wet verplichte deelneming
in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.

2. Onderdeel A komt te luiden:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. Van de verplichtstelling zijn uitgesloten:

a. arbitrale bedingen als bedoeld in artikel 1020, vijfde lid, van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

b. pensioenregelingen die niet blijven binnen de begrenzingen die zijn
opgenomen in artikel 18a van de Wet op de loonbelasting 1964 en die niet
krachtens artikel 19d van die wet zijn aangewezen, behalve indien en
zolang de in artikel 18a van die wet opgenomen begrenzingen op grond van
hoofdstuk VIII van die wet op die pensioenregelingen niet van toepassing
zijn of sprake is van een nettolijfrente als bedoeld in afdeling 5.3A
van de Wet inkomstenbelasting 2001.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, zijn de artikelen
3.18, vierde en vijfde lid, en 3.95, eerste lid, tweede volzin, van de
Wet inkomstenbelasting 2001 alsmede de daarop berustende bepalingen van
overeenkomstige toepassing. 

3. Onderdeel B komt te luiden:

B

Artikel 10, eerste lid, tweede zin, komt te luiden: Artikel 2, tweede
lid, onderdelen a, d, e en f, derde lid, vierde lid en vijfde lid, is
van overeenkomstige toepassing.

B

Artikel XI wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden: De Wet verplichte beroepspensioenregeling
wordt met ingang van 1 januari 2015 als volgt gewijzigd:

2. Onderdeel A komt te luiden:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Van de verplichtstelling zijn uitgesloten:

a. arbitrale bedingen als bedoeld in artikel 1020, vijfde lid, van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

b. beroepspensioenregelingen die niet blijven binnen de begrenzingen die
zijn opgenomen in artikel 18a van de Wet op de loonbelasting 1964 en die
niet krachtens artikel 19d van die wet zijn aangewezen, behalve indien
en zolang de in artikel 18a van die wet opgenomen begrenzingen op grond
van hoofdstuk VIII van die wet op die beroepspensioenregelingen niet van
toepassing zijn of sprake is van een nettolijfrente als bedoeld in
afdeling 5.3A van de Wet inkomstenbelasting 2001.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel b, zijn de artikelen
3.18, vierde en vijfde lid, en 3.95, eerste lid, tweede volzin, van de
Wet inkomstenbelasting 2001 alsmede de daarop berustende bepalingen van
overeenkomstige toepassing. 

3. Onderdeel B komt te luiden:

B

In artikel 9, tweede lid, wordt “Artikel 5, derde lid” vervangen
door: Artikel 5, tweede tot en met vierde lid,.

ARTIKEL VII 

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. 

ARTIKEL VIII

Deze wet wordt aangehaald als: Verzamelwet pensioenen 2014.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

 

 

 PAGE    

 PAGE   1