33928 Adv RvSt inzake Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode
Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2014D16328, datum: 2014-05-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2014Z08228:
- Indiener: J. Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2014-05-13 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2014-05-13 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2014-05-28 14:00: Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode (33928) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2014-09-02 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2014-09-25 19:00: Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode en wijziging van de Participatiewet in verband met wijziging van de berekening en de periodieke aanpassing van de bijstandsnormen voor pensioengerechtigden (33928) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2014-09-30 16:00: Aansluitend aan het VAO Zorgverzekeringswet: STEMMINGEN (incl. moties VAO Zorgverzekeringswet) (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W12.14.0076/III 's-Gravenhage, 4 april 2014 Bij Kabinetsmissive van 25 maart 2014, no.2014000613, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode, met memorie van toelichting. Het onderhavige voorstel tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet (AOW) beoogt, samen met een aangekondigd ontwerp tot wijziging van het Besluit Wfsv, de voorwaarden voor vrijwillige verzekering voor de AOW over achterliggende tijdvakken aan te scherpen. Aanleiding hiervoor is dat migranten die zich vrijwillig in de AOW inkopen en zich vervolgens niet permanent in Nederland vestigen, de inkoopregeling anders gebruiken dan beoogd bij totstandkoming ervan. Het voorliggende voorstel scherpt mede met het oog op die situatie de criteria voor toegang tot de vrijwillige verzekering aan. De aangekondigde aanpassing van het Besluit Wfsv voorziet in een aanzienlijke verhoging van de minimumpremies voor de vrijwillige verzekering. Voorts krijgt het voorstel terugwerkende kracht vanwege de aankondigingseffecten tot de datum waarop het voornemen voor de bedoelde wetgeving is bekend gemaakt, te weten bij brief aan de Tweede Kamer van 24 maart 2014. Daarin is de inhoud van het voorliggende voorstel uiteengezet. Bij die brief is het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv gevoegd. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking over de voorgestelde arbeidsverledeneis. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. Arbeidsverledeneis Blijkens de toelichting bestaan de maatregelen om het omschreven onbedoeld gebruik tegen te gaan uit een combinatie van de volgende maatregelen: verhoging van de minimumpremie voor de vrijwillige verzekering in het Besluit Wfsv tot de hoogte van de premie die behoort bij het actuele, dat wil zeggen op het tijdstip van de indiening van de aanvraag, geldende wettelijk minimum(jeugd) loon over een kalenderjaar in Nederland. Daarmee wordt de minimumpremie aanzienlijk verhoogd, maar ligt deze nog steeds onder kostendekkend niveau. de in het voorliggende voorstel voorgestelde wijziging van de AOW waarmee de criteria voor toegang tot de vrijwillige verzekering worden aangescherpt: verlenging van de eis dat de betrokkene één jaar verplicht verzekerd moet zijn voor de AOW naar vijf jaar, met als bijkomende eis, dat de betrokkene in die vijf jaar arbeid verricht, alsmede de bepaling dat vrijwillige verzekering niet mogelijk is voor tijdvakken waarin de betrokkene in een andere staat verplicht verzekerd was (hierna: anti-cumulatieregel). De Afdeling heeft er begrip voor dat maatregelen worden getroffen om de regeling van de vrijwillige verzekering beter af te stemmen op de situaties waarvoor zij is bedoeld. De Afdeling merkt het volgende op. De Afdeling acht de aangekondigde verhoging van de minimumpremie tot een niveau dat dichter komt bij een kostendekkend niveau passend uit een oogpunt van financiële beheersbaarheid, alsmede vanuit het gezichtspunt dat het om een vrijwillige verzekering gaat waarbij de aan het stelsel van de AOW ten grondslag liggende solidariteitsbeginsel niet speelt. De in het voorliggende voorstel voorgestelde aanscherping van de criteria voor toegang tot de vrijwillige verzekering begrijpt de Afdeling vanuit de wens om de toegang tot de vrijwillige verzekering beter af te stemmen op de gevallen waarvoor deze is bedoeld en daarbij dubbele verzekering te voorkomen. Het komt de Afdeling voor dat, gelet op de aard en omvang van de problematiek, de aangekondigde aanpassing van de minimumpremie in het Besluit Wfsv het gesignaleerde probleem al in belangrijke mate oplost. De hoogte van de premie zal immers de aantrekkingskracht van het gesignaleerde onbedoelde gebruik van de inkoopregeling sterk verminderen. Doordat de premiestelling meer kostendekkend zal worden, nemen ook de budgettaire risico’s af. Voorts is de Afdeling van oordeel dat de verlenging van de periode waarover de betrokkene verplicht verzekerd moet zijn geweest om voor de vrijwillige verzekering in aanmerking te komen en de voorgestelde anti-cumulatieregel de regeling beter afstemmen op de situaties waarvoor deze is bedoeld. De Afdeling merkt evenwel op, dat de eis dat de betrokkene niet alleen vijf jaar verplicht verzekerd moet zijn geweest, maar ook vijf jaar al dan niet in dienstbetrekking arbeid moet hebben verricht, op gespannen voet staat met de uitgangspunten van de AOW als volksverzekering, waarbij het arbeidsverleden van de verzekerde geen rol speelt. De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het vorenstaande in te gaan en in het bijzonder op de voorgestelde arbeidsverledeneis, gelet op het karakter van de AOW, en zo nodig het voorstel aan te passen. 2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W12.14.0076/III Gelet op de beoogde terugwerkende kracht tot de datum van de brief waarmee het onderhavige wetsvoorstel is aangekondigd, 24 maart 2014, in artikel II van het wetsvoorstel expliciet te voorzien in terugwerkende kracht tot 24 maart 2014. In paragraaf 4 van de toelichting verduidelijken dat het in verband met verordening 883/2004 meetellen van tijdvakken waarin de verzekerde in een andere EU-staat verzekerd was, ook geldt voor tijdvakken waarin de verzekerde in de Europese Economische Ruimte of Zwitserland was verzekerd. Brief van de Staatssecretaris van SZW van 24 maart (Kamerstukken II 2013/14, 32 043, nr 202). Toelichting, paragraaf 2. Brief van de Staatssecretaris van SZW van 24 maart (Kamerstukken II 2013/14, 32 043, nr 202). Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met wijziging van de premievaststelling voor de vrijwillige ouderdomsverzekering over een achterliggende periode (bijlage bij de brief van de Staatssecretaris van SZW van 24 maart (Kamerstukken II 2013/14, 32 043, nr 202). Brief van de Staatssecretaris van SZW van 24 maart (Kamerstukken II 2013/14, 32 043, nr 202). In het in de toelichting genoemde voorbeeld betekent het een stijging van de premie van € 9.600 naar € 95.300. Toelichting bij het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met wijziging van de premievaststelling voor de vrijwillige ouderdomsverzekering over een achterliggende periode (bijlage bij de brief van de Staatssecretaris van SZW van 24 maart (Kamerstukken II 2013/14, 32 043, nr 202). In dit verband wordt in paragraaf 4 van de toelichting opgemerkt dat voor het bepalen of is voldaan aan de vijfjaarstermijn de tijdvakken van verplichte ouderdomsverzekering elders binnen de EU worden meegeteld. PAGE 1 PAGE 2 PAGE I ........................................................................ ........... AAN DE KONING