[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33928 Adv RvSt inzake Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode

Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2014D16328, datum: 2014-05-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z08228:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W12.14.0076/III	's-Gravenhage, 4 april 2014

Bij Kabinetsmissive van 25 maart 2014, no.2014000613, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter
overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de
Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor
de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode, met memorie
van toelichting.

Het onderhavige voorstel tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet
(AOW) beoogt, samen met een aangekondigd ontwerp tot wijziging van het
Besluit Wfsv, de voorwaarden voor vrijwillige verzekering voor de AOW
over achterliggende tijdvakken aan te scherpen. Aanleiding hiervoor is
dat migranten die zich vrijwillig in de AOW inkopen en zich vervolgens
niet permanent in Nederland vestigen, de inkoopregeling anders gebruiken
dan beoogd bij totstandkoming ervan. Het voorliggende voorstel scherpt
mede met het oog op die situatie de criteria voor toegang tot de
vrijwillige verzekering aan. De aangekondigde aanpassing van het Besluit
Wfsv voorziet in een aanzienlijke verhoging van de minimumpremies voor
de vrijwillige verzekering. 

Voorts krijgt het voorstel terugwerkende kracht vanwege de
aankondigingseffecten tot de datum waarop het voornemen voor de bedoelde
wetgeving is bekend gemaakt, te weten bij brief aan de Tweede Kamer van
24 maart 2014. Daarin is de inhoud van het voorliggende voorstel
uiteengezet. Bij die brief is het ontwerpbesluit tot wijziging van het
Besluit Wfsv gevoegd. 

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking over de voorgestelde
arbeidsverledeneis. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing
van het wetsvoorstel wenselijk is.

Arbeidsverledeneis

Blijkens de toelichting bestaan de maatregelen om het omschreven
onbedoeld gebruik tegen te gaan uit een combinatie van de volgende
maatregelen:

verhoging van de minimumpremie voor de vrijwillige verzekering in het
Besluit Wfsv tot de hoogte van de premie die behoort bij het actuele,
dat wil zeggen op het tijdstip van de indiening van de aanvraag,
geldende wettelijk minimum(jeugd) loon over een kalenderjaar in
Nederland. Daarmee wordt de minimumpremie aanzienlijk verhoogd, maar
ligt deze nog steeds onder kostendekkend niveau.

 de in het voorliggende voorstel voorgestelde wijziging van de AOW
waarmee de criteria voor toegang tot de vrijwillige verzekering worden
aangescherpt: verlenging van de eis dat de betrokkene één jaar
verplicht verzekerd moet zijn voor de AOW naar vijf jaar, met als
bijkomende eis, dat de betrokkene in die vijf jaar arbeid verricht,
alsmede de bepaling dat vrijwillige verzekering niet mogelijk is voor
tijdvakken waarin de betrokkene in een andere staat verplicht verzekerd
was (hierna: anti-cumulatieregel). 

De Afdeling heeft er begrip voor dat maatregelen worden getroffen om de
regeling van de vrijwillige verzekering beter af te stemmen op de
situaties waarvoor zij is bedoeld. De Afdeling merkt het volgende op. 

De Afdeling acht de aangekondigde verhoging van de minimumpremie tot een
niveau dat dichter komt bij een kostendekkend niveau passend uit een
oogpunt van financiële beheersbaarheid, alsmede vanuit het gezichtspunt
dat het om een vrijwillige verzekering gaat waarbij de aan het stelsel
van de AOW ten grondslag liggende solidariteitsbeginsel niet speelt. De
in het voorliggende voorstel voorgestelde aanscherping van de criteria
voor toegang tot de vrijwillige verzekering begrijpt de Afdeling vanuit
de wens om de toegang tot de vrijwillige verzekering beter af te stemmen
op de gevallen waarvoor deze is bedoeld en daarbij dubbele verzekering
te voorkomen. 

Het komt de Afdeling voor dat, gelet op de aard en omvang van de
problematiek, de aangekondigde aanpassing van de minimumpremie in het
Besluit Wfsv het gesignaleerde probleem al in belangrijke mate oplost.
De hoogte van de premie zal immers de aantrekkingskracht van het
gesignaleerde onbedoelde gebruik van de inkoopregeling sterk
verminderen. Doordat de premiestelling meer kostendekkend zal worden,
nemen ook de budgettaire risico’s af. 

Voorts is de Afdeling van oordeel dat de verlenging van de periode
waarover de betrokkene verplicht verzekerd moet zijn geweest om voor de
vrijwillige verzekering in aanmerking te komen en de voorgestelde
anti-cumulatieregel de regeling beter afstemmen op de situaties waarvoor
deze is bedoeld. De Afdeling merkt evenwel op, dat de eis dat de
betrokkene niet alleen vijf jaar verplicht verzekerd moet zijn geweest,
maar ook vijf jaar al dan niet in dienstbetrekking arbeid moet hebben
verricht, op gespannen voet staat met de uitgangspunten van de AOW als
volksverzekering, waarbij het arbeidsverleden van de verzekerde geen rol
speelt.  

De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het vorenstaande in te
gaan en in het bijzonder op de voorgestelde arbeidsverledeneis, gelet op
het karakter van de AOW, en zo nodig het voorstel aan te passen.

2.	De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele
bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de
Raad van State betreffende no.W12.14.0076/III

Gelet op de beoogde terugwerkende kracht tot de datum van de brief
waarmee het onderhavige wetsvoorstel is aangekondigd, 24 maart 2014, in
artikel II van het wetsvoorstel expliciet te voorzien in terugwerkende
kracht tot 24 maart 2014.

In paragraaf 4 van de toelichting verduidelijken dat het in verband met
verordening 883/2004 meetellen van tijdvakken waarin de verzekerde in
een andere EU-staat verzekerd was, ook geldt voor tijdvakken waarin de
verzekerde in de Europese Economische Ruimte of Zwitserland was
verzekerd. 

	Brief van de Staatssecretaris van SZW van 24 maart  (Kamerstukken II
2013/14, 32 043, nr  202).

	Toelichting, paragraaf 2.

	Brief van de Staatssecretaris van SZW van 24 maart  (Kamerstukken II
2013/14, 32 043, nr  202).

 	Ontwerpbesluit  tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met
wijziging van de premievaststelling  voor de vrijwillige
ouderdomsverzekering over een achterliggende periode (bijlage bij de
brief van de Staatssecretaris van SZW van 24 maart (Kamerstukken II
2013/14, 32 043, nr  202).

 	Brief van de Staatssecretaris van SZW van 24 maart (Kamerstukken II
2013/14, 32 043, nr  202). In het in de toelichting genoemde voorbeeld
betekent het een stijging van de premie van € 9.600 naar € 95.300. 

 	Toelichting bij het ontwerpbesluit  tot wijziging van het Besluit Wfsv
in verband met wijziging van de premievaststelling  voor de vrijwillige
ouderdomsverzekering over een achterliggende periode (bijlage bij de
brief van de Staatssecretaris van SZW van 24 maart (Kamerstukken II
2013/14, 32 043, nr  202).

 	In dit verband wordt in paragraaf 4 van de toelichting opgemerkt dat
voor het bepalen of is voldaan aan de vijfjaarstermijn de tijdvakken van
verplichte ouderdomsverzekering elders binnen de EU worden meegeteld.

 PAGE   1 

  PAGE  2 

 PAGE   I 

........................................................................
...........

AAN DE KONING