33932 Adv RvSt inzake de Wet koopkrachttegemoetkoming lage inkomens
Wijziging van de Wet werk en bijstand en enige andere wetten in verband met het verstrekken van een koopkrachttegemoetkoming aan lage inkomens (Wet koopkrachttegemoetkoming lage inkomens)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2014D16533, datum: 2014-05-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2014Z08391:
- Indiener: J. Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2014-05-13 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2014-05-13 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2014-05-28 14:00: Wijziging van de Wet werk en bijstand en enige andere wetten in verband met het verstrekken van een koopkrachttegemoetkoming aan lage inkomens (Wet koopkrachttegemoetkoming lage inkomens) (33932) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2014-06-10 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2014-06-12 13:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2014-06-19 19:00: Wet koopkrachttegemoetkoming lage inkomens (33932) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2014-06-24 15:20: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W12.14.0071/III 's-Gravenhage, 17 april 2014 Bij Kabinetsmissive van 25 maart 2014, no.2014000611, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en enige andere wetten in verband met het verstrekken van een koopkrachttegemoetkoming aan lage inkomens (Wet koopkrachttegemoetkoming lage inkomens), met memorie van toelichting. Het voorstel voorziet in de invoering van een eenmalige koopkrachttegemoetkoming in 2014 voor personen met een laag inkomen. Deze wordt opgenomen in de Wet werk en bijstand (Wwb), maar heeft een bredere werkingssfeer dan alleen diegenen die een bijstandsuitkering ontvangen. In het voorstel hebben Wwb-uitkeringsgerechtigden en personen die recht hebben op enkele vergelijkbare uitkeringen, recht op een eenmalige uitkering van € 100 voor gezinnen, € 90 voor alleenstaande ouders en € 70 voor alleenstaanden. Voor personen die geen uitkering ontvangen maar over een inkomen beschikken van ten hoogste 110% van de bijstandsnorm, kan – afhankelijk van lokaal beleid terzake - een tegemoetkoming tot ten hoogste die bedragen worden verstrekt. De Afdeling advisering van de Raad van State begrijpt het voorstel van de regering zo, dat, in het licht van maatregelen die worden getroffen om de overheidsfinanciën op orde te brengen, wordt voorzien in gerichte koopkrachtmaatregelen waarmee de gevolgen van bezuinigingsmaatregelen en lastenverzwaringen enigszins kunnen worden verzacht. Zij maakt evenwel opmerkingen over de gekozen doelgroep en over de uitvoeringsaspecten. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. 1. Doelgroep Met het voorstel wordt beoogd om de gevolgen van de maatregelen die zijn genomen om de overheidsfinanciën op orde te brengen voor de sociale minima te verzachten. In de begroting 2014 is daarom een bedrag van € 70 mjn gereserveerd voor een eenmalige koopkrachttegemoetkoming. De doelgroep bestaat in ieder geval uit personen die een Wwb-uitkering of een vergelijkbare uitkering ontvangen. Voor diegenen die geen uitkering ontvangen is het recht op de eenmalige koopkrachttegemoetkoming afhankelijk van gemeentelijk beleid terzake. In de gekozen benadering ligt het zwaartepunt op ondersteuning van de koopkracht voor niet-actieven met een sociale uitkering. Dit zou inhouden dat bij de beleidskeuzes die zijn gemaakt om de overheidsfinanciën op orde te brengen, het onvoldoende zou zijn gelukt om de meest kwetsbare groepen te ontzien. De Afdeling acht het voorstel in dat licht bezien onvoldoende onderbouwd. Zij wijst erop, dat de afgelopen tijd de koopkrachtontwikkeling van minima in het algemeen gunstiger is dan die van personen met een inkomen rond modaal. De koopkrachtontwikkeling van die laatstgenoemde groep is de laatste jaren beperkt en veelal zelfs negatief geweest. In dit verband merkt de Afdeling voorts op, dat de loonontwikkeling voor grote groepen beperkt is geweest, terwijl de indexering van de uitkeringen ongemoeid is gelaten, en dat bij de verschillende aanpassingen van inkomensondersteunende maatregelen, zoals toeslagen, de laagste inkomens, in tegenstelling tot de groepen rond modaal, zijn ontzien. De toelichting gaat niet in op de vraag hoe het voorstel zich tot deze ontwikkelingen verhoudt. In het licht van het vorenstaande roept de afbakening van de gekozen doelgroep mede de vraag op naar de positie van de direct naastgelegen groep met een net wat hoger inkomen, die niet voor de tegemoetkoming in aanmerking komt. Het eenmalige karakter van de voorgestelde maatregelen roept verder de vraag op naar de situatie in het daaropvolgende jaar: van het ontbreken van de tegemoetkoming gaat in dat volgende jaar een negatief effect op de koopkrachtcijfers uit. Daardoor kan vervolgens druk ontstaan om dat negatieve effect te compenseren, met als gevolg dat een als eenmalig bedoelde uitkering feitelijk langdurig wordt. De Afdeling adviseert de keuze van de gekozen doelgroep ten opzichte van de hiervoor aangeduide andere groepen dragend te motiveren en zo nodig het voorstel aan te passen. 2. Uitvoering De verstrekking van de koopkrachttegemoetkoming vindt plaats door middel van een afzonderlijk uitkeringsproces met afzonderlijke beschikkingen, mogelijkheid van bezwaar en beroep, verplichte terugvordering bij fraude en dergelijke. Voorts zal een gemeente die ervoor kiest om ook anderen dan bijstandsgerechtigden voor de tegemoetkoming in aanmerking te laten komen, kosten moeten maken om die doelgroep te bereiken: velen zullen bij de gemeente niet als zodanig bekend zijn. Het gevolg van een en ander is dat met deze uitkeringen, bij een budgettair beslag van € 60 mjn, € 10 mjn uitvoeringslasten zijn gemoeid; de uitvoeringslasten bedragen derhalve meer dan 16%. De Afdeling acht deze uitvoeringslasten zeer hoog in verhouding tot het totale beschikbare bedrag dat met dit voorstel is gemoeid. De Afdeling adviseert nader op het vorenstaande in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen. 3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W12.14.0071/III Een artikel toevoegen waarmee de citeertitel wordt vastgesteld, nu blijkens het opschrift een citeertitel wenselijk wordt geacht. Kamerstukken II 2013/14, 33 750-XV, nr. 2. Zie Kamerstukken II 2012/13, 33 400, nr. 89, Kamerstukken II 2013/14, 33 750, nr. 3. Zie ook Centraal Planbureau, Centraal Economisch Plan 2014, blz. 98-99, waaruit naar voren komt dat het reëel beschikbaar inkomen tussen 2001 en 2015 voor personen met een arbeidsinkomen per saldo negatief was, terwijl dit voor personen met een uitkering met meer dan 20 % is gestegen. PAGE 1 PAGE 2 PAGE I ........................................................................ ........... AAN DE KONING