[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met herstel van wetstechnische gebreken en aanpassingen van redactionele aard

Eindtekst

Nummer: 2014D18603, datum: 2014-05-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z07221:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

21 mei 2014





	Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in
verband met herstel van wetstechnische gebreken en aanpassingen van
redactionele aard







VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. 

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enkele
wetstechnische gebreken in de Mediawet 2008 te herstellen en enkele
aanpassingen van redactionele aard in die wet aan te brengen en dat
daartoe de Mediawet 2008 en in verband hiermee een wet tot wijziging van
de Mediawet 2008 dienen te worden gewijzigd;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de Mediawet 2008 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A 

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de definitie van “aanbodkanaal” wordt na “elektronisch
communicatienetwerk” ingevoegd: als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel
e, van de Telecommunicatiewet.

2. De definitie van “Europese richtlijn” komt te luiden:

Europese richtlijn: Richtlijn 2010/13/EU van 10 maart 2010 van het
Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde
wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het
aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele
mediadiensten);.

3. In de definitie van “dagbladmarkt” wordt “Stimuleringsfonds
voor de pers” vervangen door: Stimuleringsfonds voor de journalistiek.

B

In artikel 2.10, tweede lid, onderdeel f, wordt “bedoeld in 2.22”
vervangen door: bedoeld in artikel 2.22.

C

In de artikelen 2.21a, eerste lid, tweede volzin, 2.132, tweede en derde
lid, 2.142, eerste lid, en 2.186, tweede lid, wordt “media-opdracht”
telkens vervangen door: mediaopdracht.

D

In artikel 2.25, eerste lid, onderdeel d, wordt “2.178, eerste en
derde lid” vervangen door: 2.178, eerste, tweede en derde lid.

E

In artikel 2.26 eerste lid, onderdeel g, wordt “2.178, eerste lid”
vervangen door: 2.178, eerste en tweede lid.

F

Artikel 2.29 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, derde volzin, vervalt “aanhef en onderdeel
a,”.

2. Het vierde lid luidende “Door overgang van een erkenning treedt de
verkrijgende omroepvereniging in alle uit de wet voorvloeiende rechten
en verplichtingen van haar rechtsvoorganger.” vervalt.

G

In artikel 2.51, derde lid, vervalt “het aantal”.

H

In artikel 2.98, tweede volzin, wordt “Voor artikel 2.96” vervangen
door: Wat betreft de toepassing van artikel 2.96.

I

In artikel 2.121, onderdeel e, wordt “, van politieke partijen”
vervangen door: en media-aanbod van politieke partijen.

J

In artikel 2.122, tweede lid, onderdeel b, wordt “, van politieke
partijen” vervangen door: en programma-aanbod van politieke partijen.

K

Artikel 2.138a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel d, wordt na “programmaformats, namen en
merken,” ingevoegd: voor zover het auteurs- en gebruiksrecht bij de
omroeporganisatie berust,.

2. In het vijfde lid, onderdeel c, wordt “erkenningsperiode”
vervangen door: erkenningperiode.

L

In de aanhef van artikel 2.139, vijfde lid, wordt na “is” ingevoegd:
voor zover het betreft afnemers die programmagidsen binnen Nederland
uitbrengen.

M

Artikel 2.146 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt “landelijke” vervangen door: landelijk.

2. In onderdeel d wordt “Stimuleringsfonds voor de pers” vervangen
door: Stimuleringsfonds voor de journalistiek.

3. In onderdeel l wordt aan het slot toegevoegd: en.

4. In onderdeel m vervalt aan het slot “en”.

N

Artikel 2.167 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt “en regionale”.

2. In het derde lid wordt na “ten behoeve van” ingevoegd: de
regionale publieke media-instellingen en.

O

Artikel 2.168 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na “landelijke” ingevoegd: en regionale.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Artikel 2.167, tweede en derde lid, is van toepassing met dien
verstande dat de toepassing van het derde lid uitsluitend betrekking
heeft op de regionale publieke media-instellingen.

P

Artikel 2.170 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Onze
Minister stelt het totaalbudget ter beschikking aan het Commissariaat.

2. Het tiende lid vervalt.

Q

Onder vernummering van artikel 2.170a tot artikel 2.170b wordt na
artikel 2.170 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.170a

1. Als een regionale publieke media-instelling voornemens is na afloop
van de periode 

waarvoor een aanwijzing als bedoeld in artikel 2.61 is verleend, een
commerciële 

omroepdienst te verzorgen of een belang te verwerven in een commerciële
media-

instelling, meldt zij dit aan het Commissariaat.

2. Na de melding kan de regionale publieke media-instelling in het
laatste jaar van de 

periode waarvoor een aanwijzing is verleend, activiteiten verrichten die
noodzakelijk zijn 

om te zorgen dat zij of de rechtspersoon waarin zij een belang verwerft,
na afloop van

de periode waarvoor die aanwijzing is verleend, een commerciële
omroepdienst kan verzorgen.

3. Als een regionale publieke media-instelling uitvoering geeft aan het
voornemen, bedoeld in het eerste lid, draagt zij binnen vier maanden na
afloop van de periode waarvoor een aanwijzing is verleend, zorg voor de
vaststelling van een eindafrekening. Artikel 2.138a, eerste lid, tweede,
derde en vierde volzin, is van overeenkomstige toepassing.

4. Mede op basis van de eindafrekening, bedoeld in het derde lid, stelt
het Commissariaat het terug te betalen bedrag vast. Artikel 2.138a,
tweede lid, tweede volzin, is van toepassing.

5. In het geval, bedoeld in het derde lid:

a. betaalt de regionale publieke media-instelling de op het moment,
bedoeld in het eerste lid, aanwezige gelden die bestemd zijn voor de
verzorging van media-aanbod voor de regionale publieke mediadienst,
terug aan het Commissariaat;

b. stelt de regionale publieke media-instelling het programmamateriaal
dat verspreid is op de programmakanalen van de regionale publieke
media-instelling dan wel daarvoor is geproduceerd of aangekocht en de
daaraan verbonden programmaformats, namen en merken, voor zover het
auteurs- en gebruiksrecht bij de regionale publieke media-instelling
berust, ter beschikking aan de door Onze Minister aangewezen instelling
voor het in stand houden en exploiteren van een media-archief voor
gebruik door andere publieke media-instellingen; en

c. onthoudt de regionale publieke media-instelling zich gedurende drie
jaar na afloop van de periode waarvoor de aanwijzing is verleend, van
gebruik of exploitatie van het programmamateriaal, bedoeld in onderdeel
b, en de daaraan verbonden programmaformats, namen en merken, voor zover
het auteurs- en gebruiksrecht bij de regionale publieke media-instelling
berust.

6. Voor de toepassing van het derde, vierde en vijfde lid wordt onder
regionale publieke media-instelling tevens begrepen haar rechtsopvolger
of rechtsverkrijgende.

7. Als een regionale publieke media-instelling na afloop van de periode
waarvoor een aanwijzing is verleend, niet opnieuw wordt aangewezen,
draagt zij binnen vier maanden na afloop van de periode waarvoor die
aanwijzing is verleend, zorg voor de vaststelling van een eindafrekening
wat betreft de financiën die betrekking hebben op de verzorging van
media-aanbod voor de regionale publieke mediadienst. Artikel 2.138a,
eerste lid, tweede, derde en vierde volzin, is van overeenkomstige
toepassing. Artikel 2.138a, tweede lid, is van toepassing.

8. In het geval, bedoeld in het zevende lid, zijn het vijfde en zesde
lid van overeenkomstige toepassing.

9. Het zevende lid is eveneens van toepassing, als een aanwijzing
overeenkomstig artikel 2.67 of artikel 2.68 wordt ingetrokken. Artikel
2.138a, eerste lid, tweede, derde en vierde volzin, is van
overeenkomstige toepassing. Artikel 2.138a, tweede lid, is van
toepassing.

10. In het geval, bedoeld in het negende lid, zijn het vijfde en zesde
lid van overeenkomstige toepassing.

R

In artikel 2.177, eerste lid, wordt “de landelijke publieke
media-instelling” vervangen door: de NPO of de landelijke of regionale
publieke media-instelling.

S

Artikel 2.178 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt eenmaal “en regionale”.

2. Het tweede en derde lid worden vervangen door drie nieuwe leden,
luidende:

2. De landelijke en regionale publieke media-instellingen voeren een
deugdelijke administratie waaruit te allen tijde Onze Minister, de raad
van bestuur en het Commissariaat elk de benodigde informatie die zij
voor de uitvoering van hun taken nodig hebben, op eenduidige wijze
kunnen verkrijgen.

3. De landelijke publieke media-instelling die samenwerkingsomroep is,
draagt ervoor zorg dat de omroepverenigingen die hij vertegenwoordigt,
overeenkomstig het eerste en tweede lid handelen.

4. De raad van bestuur en het Commissariaat bevorderen dat
onderscheidenlijk de landelijke publieke media-instellingen en de
regionale publieke media-instellingen een eenduidige financiële
boekhouding voeren.

T

In artikel 2.188, eerste lid, wordt “artikel 2.186” vervangen door:
artikel 2.186, tweede lid.

U

In artikel 5.1, eerste lid, wordt “artikel 3 undecies” vervangen
door: artikel 14.

V

In artikel 5.3, tweede lid, wordt “artikel 3 undecies, eerste lid”
vervangen door: artikel 14.

W

In artikel 6.14d wordt na “artikel 6.14c” ingevoegd: en de op die
artikelen berustende voorschriften.

X

In artikel 7.12, eerste en derde lid, wordt “2.170 en 2.170a”
telkens vervangen door: 2.170 en 2.170b.

Y

In het opschrift van hoofdstuk 8 en in de artikelen 8.1, eerste lid, en
8.2, eerste lid, wordt “Stimuleringsfonds voor de pers” telkens
vervangen door: Stimuleringsfonds voor de journalistiek.

Z

In het opschrift van titel 9.2 wordt “DE WET VAN PM” vervangen door:
DE WET VAN 6 NOVEMBER 2013.

AA

In artikel 9.8, tweede lid, vervalt “een aanvraag voor”.

BB

In de artikelen 9.9, eerste volzin, en 9.11 wordt “Wet van PM”
telkens vervangen door: Wet van 6 november 2013.

CC

Na artikel 9.14 wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 9.2.8. Overgangsrecht vrijstelling melding van voorgenomen
concentratie door omroepverenigingen

Artikel 9.14a

1. In afwijking van artikel 34 van de Mededingingswet is geen melding
vereist voor een voornemen tot concentratie van:

a. omroepverenigingen als bedoeld in artikel 9.7, onderdeel b, voor
zover dat leidt tot de in dat onderdeel bedoelde omroeporganisaties; of

b. een omroepvereniging als bedoeld in artikel 9.7, onderdeel c, met een
omroepvereniging als bedoeld in artikel 9.7, onderdeel a, of met een
omroeporganisatie als bedoeld in artikel 9.7, onderdeel b.

2. Dit artikel is van toepassing in de periode vanaf 1 januari 2013 tot
en met 31 december 2015.

DD

In artikel 9.16 wordt “de artikelen 12, 15 en 16” vervangen door:
artikel 22.

ARTIKEL II

Artikel I, onderdeel J, punt 4, van de wet van 28 juni 2012 tot
wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met aanpassing van
de rijksmediabijdrage, beëindiging van de wettelijke taken van de
Stichting Radio Nederland Wereldomroep en aanpassingen van meer
technische aard vervalt.

ARTIKEL III

1. Deze wet treedt met uitzondering van artikel I, onderdelen R, S en
CC, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan
worden vastgesteld.

2. Artikel I, onderdeel R, treedt in werking met ingang van de dag na
de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt
geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2014.

3. Artikel I, onderdeel S, treedt in werking met ingang van de dag na
de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt
geplaatst, en werkt wat betreft artikel 2.178, eerste en vierde lid, van
de Mediawet 2008 terug tot en met 1 januari 2014.

4. Artikel I, onderdeel CC, treedt in werking met ingang van de dag na
de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt
geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

 

 

 PAGE    

 PAGE   7