[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg inzake het concept-convenant met Staatsbosbeheer

Evaluatie Staatsbosbeheer

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2014D19299, datum: 2014-05-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2014Z07366:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


29659 Evaluatie Staatsbosbeheer

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de staatssecretaris van Economische Zaken over het convenant met Staatsbosbeheer (Kamerstuk 29659, nr.123).

De op 27 mei 2014 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de staatssecretaris bij brief van 

.. 2014 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Hamer

De adjunct-griffier van de commissie,

Van Bree

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

Vragen van de leden van de SP-fractie

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Vragen van de leden van de D66-fractie

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

II Antwoord / Reactie van de staatssecretaris

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van Convenant tussen het ministerie van Economische Zaken en Staatsbosbeheer, waarin de Staatssecretaris de afspraken met Staatsbosbeheer voor de aankomende vijf jaar bespreekt.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat Staatsbosbeheer moet overgaan tot de verkoop van gronden. In het convenant wordt aangegeven dat Staatsbosbeheer de focus zal leggen op terreinen van landelijke en internationale betekenis. Biedt dit daarmee voldoende ruimte om gronden af te staan en te verkopen aan [markt]partijen? Deze leden willen graag een toelichting van de staatssecretaris ontvangen, waarin zij uiteenzet wat de mogelijkheden van verkoop van gronden zijn. De leden van VVD-fractie lezen in het convenant, artikel 5.2 dat ‘grond voor Staatsbosbeheer onlosmakelijk verbonden is met de wettelijke taken’ en dat ‘herverkaveling van gronden plaats kan vinden en grond aan derden in gebruik gegeven kan worden’. Deze leden zijn van mening dat dit artikel impliceert dat niet alle grond onlosmakelijk verbonden is met de wettelijke taken en dat grond, die daarvoor niet strikt noodzakelijk is, zou moeten kunnen worden afgestoten. Deze leden vernemen graag van de staatssecretaris, in volgorde van grootte, welke gronden hier voor in aanmerking komen. Tevens zouden zij graag een specificatie toevoegen aan artikel 5.2. te weten: ‘grond die niet strikt noodzakelijk is voor de doelstelling wordt afgestoten’.De leden van de VVD-fractie constateren dat het convenant ruimte biedt voor Staatsbosbeheer om samenwerkingen aan te gaan. Is de staatssecretaris bereid om in het convenant duidelijke kaders voor deze samenwerking tussen Staatsbosbeheer en andere terreinbeherende organisaties op te nemen? Zo nee, waarom niet? De leden van de VVD-fractie vernemen graag meer informatie over de nadere afspraken inzake de invulling van de taken van Staatsbosbeheer, zoals benoemd in artikel 4.3. De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele aanvullende vragen over de marktactiviteiten van Staatsbosbeheer. Uit openbare jaarverslagen van Staatsbosbeheer over de jaren 2009 tot en met 2012 blijkt dat Staatsbosbeheer een groeiende hoeveelheid hout bijkoopt dat niet uit eigen bos afkomstig is en voor biomassa geldt dat er contracten zijn afgesloten en de markt actief wordt verken, terwijl van eigen terrein maar een marginale hoeveelheid wordt geleverd. Kan de staatssecretaris uiteenzetten hoe zich dit verhoudt met  “soms bijkopen in verband met leveringszekerheid”? Kan de staatssecretaris tevens aangeven hoe mogelijke oneerlijke concurrentie zal worden tegengegaan? Zullen er indien er sprake is van oneerlijke concurrentie maatregelen worden genomen? Zo nee, waarom niet?

Vragen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Convenant met Staatsbosbeheer.

De leden van de SP-fractie vragen aan welke zaken gedacht wordt bij ‘de mogelijkheid, die Staatsbosbeheer als rechtspersoon heeft om –met inachtneming van artikel 8, tweede en derde lid, van de wet –bepaalde activiteiten onder te brengen in aparte rechtspersonen’. Deze leden begrijpen dat de staatssecretaris middels een verklaring van geen bezwaar voor verrichting andere werkzaamheden of voor het oprichten of mede-oprichten van

rechtspersonen hier zeggenschap over houdt en willen graag weten welke invloed de Kamer hierop heeft en of en hoe de Kamer geïnformeerd wordt. De leden van de SP-fractie willen graag weten waar de grenzen liggen als over benutting wordt gesproken (duurzame grondstoffen, duurzame energie, andere economische functies). Hoe wordt duurzaam in dit kader gezien? Binnen welke grenzen en randvoorwaarden moeten economische functies blijven? Hoe wordt gegarandeerd dat dit niet ten kostte van natuur, landschap of publieksfuncties gaat? Deze leden zijn blij dat “Staatsbosbeheer waar mogelijk zijn terreinen open stelt voor het publiek” maar vragen of de toegankelijkheid hiermee ook gratis blijft. De leden van de SP-fractie lezen dat “Staatsbosbeheer streeft naar een jaarlijkse groei van het aandeel van deze inkomsten in de totale inkomsten” en vragen of hiermee niet impliciet het doel vastgesteld wordt dat 100 procent van de inkomsten van Staatsbosbeheer uiteindelijk uit de markt moeten komen. Tot hoe ver gaat dit? Waarom is niet gekozen voor een andere formulering in plaats van de formulering die de suggestie wekt dat uiteindelijk het grootste deel of het volledige deel uit de markt moet komen? In welke mate en hoe worden gronden ingezet ten behoeve van het verrichten van marktactiviteiten? De leden van de SP-fractie zijn blij dat Staatsbosbeheer niet concurreert met goede doelenorganisaties.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het Convenant tussen het ministerie van Economische Zaken en Staatsbosbeheer. Ten aanzien van het convenant hebben deze leden nog vragen.

De leden van de CDA-fractie staan achter de vermaatschappelijking van Staatsbosbeheer. Volgens deze leden zou de natuur en Staatsbosbeheer dichtbij de maatschappij moeten staan. Uit het stuk ‘Staatsbosbeheer, een maatschappelijke onderneming’ blijkt dat de staatssecretaris eveneens Staatsbosbeheer dichter bij de gemeenschap en bij de markt plaatst. De leden van de CDA-fractie vragen echter hoe het convenant meer sturing geeft aan Staatsbosbeheer dan het stuk ‘Staatsbosbeheer, een maatschappelijke onderneming’? Uit het convenant blijkt naar de mening van deze leden bijvoorbeeld niet welke commerciĂ«le activiteiten van Staatsbosbeheer wel of niet wenselijk zijn. De vraag is of vermaatschappelijking hetzelfde inhoudt als Staatsbosbeheer zonder kader zelf zijn inkomsten laten generen. Hoe kijkt de staatssecretaris hier tegenaan? In hoeverre gaan ruimte en richting geven samen? De leden van de CDA-fractie stellen vast dat aan Staatsbosbeheer veel ruimte wordt gegeven in het convenant om zijn maatschappelijke rol beter te vervullen. Het convenant lijkt meer op een visiestuk dan op een afspraak tussen partijen. Deze leden vragen of Staatsbosbeheer in de invulling van zijn vermaatschappelijking zal kiezen voor het belasten van bestaande faciliteiten in de natuur, zoals het gebruik van mountainbike- en ruiterpaden (kenmerk: 2014D12580), of voor het ontwikkelen van nieuwe activiteiten. Vormt het belasten van een bestaande voorziening de vermaatschappelijking, die de staatssecretaris in gedachten heeft? Deze leden vragen hoe de staatssecretaris dit vraagstuk beziet. Dienaangaande vragen deze leden of de vermaatschappelijking van Staatsbosbeheer niet meer sturing behoeft dan een financiĂ«le prikkel, welke deze nu lijkt te zijn. Deze leden vragen aan de staatssecretaris of zij een financiĂ«le prikkel voldoende acht om de vermaatschappelijking vorm te geven. Zij vernemen graag van de staatssecretaris hoe zij op de hoogte wordt gehouden over de vermaatschappelijking van Staatsbosbeheer en hoe zij voornemens is hier sturing aan te geven. De leden van de CDA-fractie vragen of de bepaling van paragraaf 1, artikel 2 lid 4, inhoudt dat Staatsbosbeheer van plan is zijn grondportefeuille uit te breiden. Houdt deze bepaling ook in dat er andere gronden, die niet terreinen van landelijke en internationale betekenis versterken worden verkocht? De leden van de CDA-fractie vragen waarom de zeer bepalende afspraken van paragraaf 3, artikel 4 met generieke toestemming, zoals genoemd in lid 3, geen onderdeel vormt van het convenant. Deze leden vragen welke categorieĂ«n van afspraken hier bedoeld worden. Kan de staatssecretaris inzage geven in de onderwerpen, waaraan zij voornemens is generieke toestemming te verlenen? Zou het mogelijk zijn om een limiterende lijst bij dit artikel te voegen over welke onderwerpen nog nadere toestemming verleend wordt? Tijdens het algemeen overleg Staatsbosbeheer in april 2014 gaf de staatssecretaris aan dat Staatsbosbeheer soms toch hout mag inkopen ten aanzien van leveringszekerheid. Uit de jaarverslagen van Staatsbosbeheer blijkt dat Staatsbosbeheer ook steeds meer hout aankoopt om door te verkopen (27.000 ton) in 2012. Deze leden vragen hoe de staatssecretaris waarborgt dat een overheidspartij, zoals Staatsbosbeheer, door oneigenlijke concurrentie geen andere marktpartijen verdringt. Zij vragen of de staatssecretaris op de hoogte is van de gewijzigde wettelijk kaders markt en overheid, die van kracht gaan per 1 juli 2014? Is de staatssecretaris zich ervan bewust dat nu de bewijslast geheel bij Staatsbosbeheer ligt? Deze leden vragen hoe de staatssecretaris de aankoop van hout door Staatsbosbeheer begrenst?

Vragen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Convenant met Staatsbosbeheer dat de staatssecretaris van Economische Zaken heeft toegestuurd. Er is al meerdere malen in de Kamer gesproken over de toekomst van Staatsbosbeheer.

De leden van de D66-fractie lezen in het convenant dat er wordt ingezet op de ontwikkeling tot een maatschappelijke organisatie. Deze leden onderschrijven deze mogelijkheden, maar hebben vragen over de overgang. Het is van belang dat het Rijk betrokken blijft bij de ontwikkeling van Staatsbosbeheer en zijn taken met betrekking tot natuurbeheer, zodat dit zorgvuldig gebeurt. Wat zal de precieze rol zijn van het Rijk ten opzichte van Staatsbosbeheer in de komende vijf jaar dat het convenant van kracht zal zijn? De leden van de D66-fractie lezen in het convenant dat Staatsbosbeheer zich verder ontwikkelt als drager van natuur met nationaal en internationaal belang. Betekent dit dat de grensoverschrijdende samenwerking tussen natuur(parken) wordt versterkt? Zo ja, hebben de provincies of het Rijk hier een trekkende rol in? In de aangenomen motie van de leden Van Veldhoven en Jacobi (Kamerstuk nummer 33750-XIII-61) wordt de regering opgeroepen tot het verhogen van de kwaliteit en toegankelijkheid van de nationale parken. In het convenant wordt het nationale en internationale belang van de Nederlandse natuur onderstreept. De leden van de D66-fractie vragen of Staatsbosbeheer, als beheerder van meerdere nationale parken, middels het convenant zal bijdragen aan de uitvoering van deze motie. De leden van de D66-fractie lezen in paragraaf 3 ‘ruimte voor ondernemen’ dat Staatsbosbeheer elk jaar zijn inkomsten moet vergroten. Hoe wordt voorkomen dat Staatsbosbeheer natuur dat het in beheer heeft moet verkopen om te voldoen aan deze eis? De verkoop van hout voor biomassaproductie is een van de mogelijkheden van economische activiteiten door Staatsbosbeheer. De leden van de D66-fractie vragen de staatssecretaris hoe wordt voorkomen dat de verkoop van de biomassa zal leiden tot oneigenlijke concurrentie in de binnenlandse biomassamarkt. Deze leden vragen de staatssecretaris hoe gegarandeerd wordt dat de hoogwaardige biomassa dat door Staatsbosbeheer verkocht wordt ook voor hoogwaardige doeleinden wordt ingezet. Staatsbosbeheer is afgelopen jaren geconfronteerd met bijkomende taken als illegale dumping en het in dienst nemen van werknemers die onder de Wet sociale werkvoorziening (WSW) vallen. De leden van de D66-fractie vragen de staatssecretaris hoe vastgelegd wordt wat de kerntaken van Staatsbosbeheer worden en hoe eventuele bijkomende taken gefinancierd kunnen worden. Deze leden lezen in het convenant dat er een jaarplan zal gemaakt worden tussen de minister van Economische Zaken en de directeur van Staatsbosbeheer. Wanneer in het jaar wordt de Kamer op de hoogte gesteld van de hoogte van de jaarlijks vastgestelde begroting?

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het Convenant tussen het ministerie van Economische Zaken en Staatsbosbeheer. Deze leden hebben hierbij enkele opmerkingen en vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat Staatsbosbeheer naast het beheer van natuurlijk erfgoed ook een forse opgave heeft om met zijn terreinen te ondernemen en meer private financiering aan te trekken en daarnaast de maatschappelijke betrokkenheid te vergroten. Sinds de publicatie van het rapport “Ruimte in het bos!” in 2009, maar ook daarvoor al, wordt hierover gesproken. Destijds zagen de verschillende bewindslieden en ook de evaluatiecommissie echter geen aanleiding tot een wijziging van de aansturingsrelatie of de positionering. De afgelopen jaren hebben deze leden echter kunnen constateren dat de marktgerichtheid en vermaatschappelijking van Staatsbosbeheer soms moeizaam van de grond komen. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben dan ook gepleit voor meer ruimte voor Staatbosbeheer om de verschillende opgaven goed in te vullen. Deze leden vragen de staatssecretaris om aan te geven wat de verschillen zijn tussen het sturingsarrangement uit 2009 en het concept-convenant. Op welke concrete punten krijgt Staatsbosbeheer meer ruimte? Deze leden vragen de staatssecretaris tevens concreet aan te geven hoe Staatsbosbeheer geholpen is met de nieuwe Wet Markt en Overheid en op welke punten eventueel nog onduidelijkheid kan ontstaan over de marktactiviteiten van Staatsbosbeheer. Is de nu voorgestelde positionering van Staatsbosbeheer het eindplaatje of is het denkbaar dat in overleg met Staatsbosbeheer hierin verdere ontwikkeling plaatsvindt om de marktgerichtheid en vermaatschappelijking meer ruimte te geven? In artikel 4, lid 1 van het convenant lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat Staatsbosbeheer streeft naar een jaarlijkse groei van het aandeel van inkomsten uit de markt in de totale inkomsten. Deze leden vragen of en welke doelstellingen hieraan gekoppeld zijn. Hoe groot moet het aandeel inkomsten uit de markt in 2020 bijvoorbeeld zijn? In artikel 6, lid 1 staat: “Staatsbosbeheer concurreert niet met goede doelenorganisaties, maar streeft naar financiĂ«le ondersteuning van projecten met bijdragen van particulieren en bedrijven. Dit valt onder dezelfde voorwaarden als andere terreinbeherende organisaties. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de staatssecretaris ervoor wil zorgen dat er geen concurrentie plaatsvindt, maar dat de verschillende organisaties elkaar versterken. Is het denkbaar dat het huidige convenant in de toekomst herzien wordt om aan deze gezamenlijke inzet van de organisaties meer ruimte te bieden? Hoe moet de financiĂ«le ondersteuning van projecten met bijdragen van particulieren en bedrijven in de praktijk vorm krijgen? De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het convenant niet duidelijk is op het punt hoe de samenwerking met andere terreinbeherende organisaties, zoals Natuurmonumenten en de provinciale landschappen, in de praktijk gestalte moet krijgen. Kan de staatssecretaris aangeven hoe zij de samenwerking voor zich ziet? De leden van de ChristenUnie-fractie hebben een specifieke vraag over de aankoop van hout en biomassa. Kan de staatsecretaris aangeven in hoeverre Staatsbosbeheer hout en biomassa mag bijkopen dat niet uit eigen bos afkomstig is en hoe in dit geval marktverstoring wordt voorkomen? Deze leden lezen dat Staatsbosbeheer met zijn terreinen meer synergie gaat zoeken met andere maatschappelijke opgaven, bijvoorbeeld op het gebied van waterveiligheid en gezondheidszorg. Zij vernemen graag of Staatsbosbeheer een plan heeft voor verdere vermaatschappelijking met concrete doelstellingen. Hoe wordt gemonitord of de vermaatschappelijking voldoende oplevert? Hoe ziet de staatssecretaris haar rol bij het sturen op vermaatschappelijking? Een belangrijke aanbeveling uit het rapport “Ruimte in het bos!” uit 2009 was de versterking van de positie van de Raad van Toezicht. Kan de staatssecretaris aangeven hoe deze aanbeveling is uitgevoerd, in hoeverre de positie van de Raad van Toezicht in de afgelopen jaren is versterkt en welke rol de staatssecretaris ziet voor de Raad van Toezicht bij de uitvoering van het convenant?

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het convenant dat de staatssecretaris van Economische Zaken voornemens is te sluiten met Staatsbosbeheer.

Deze leden willen daar een aantal opmerkingen over maken en vragen over stellen.

Allereerst wijzen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie erop dat de grote opgave, die Nederland heeft om natuur te herstellen en te behouden, zich niet verhoudt tot de enorme bezuiniging op het natuurbudget. Kritisch volgen en waar nodig bijsturen van beleid is altijd de plicht van bestuurders, beleidsmakers en volksvertegenwoordigers, maar de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken met klem bezwaar tegen de suggestie dat de natuur in Nederland vooral te lijden heeft gehad van het natuurbeschermingsbeleid, de natuurbeschermingswetten en de manier waarop beide zijn uitgevoerd en geïmplementeerd. De natuur is vergaand aangetast door vervuiling en versnippering, niet door het goede werk van natuurbeschermers. Kan de staatssecretaris dat luid en duidelijk bevestigen? In de tweede plaats zijn de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren bezorgd over de prioritering van het natuurbelang in het zich ontwikkelende beleid, waar het voorliggende convenant een van de illustraties van is. Deze leden vragen f of het belang van behoud, herstel en bescherming van de natuur wel leidend is in het beleid van de staatssecretaris, waar zij spreekt over private financiering en het vergroten van maatschappelijke betrokkenheid. Kan de staatssecretaris daar duidelijkheid over verschaffen? Welke criteria hanteert zij en op welke wijze kan zij zelf, maar ook de Kamer, monitoren of het natuurbelang niet in het gedrang komt en de Nederlandse natuur geleidelijk aan degradeert tot een veredeld pretpark waar vooral geld aan moet kunnen worden verdiend? Hoe borgt de staatssecretaris de bescherming van de intrinsieke waarde van de  natuur met het door haar voorgestelde beleid, meer specifiek in het voorliggende convenant? Hoe borgt zij bij de decentralisatie van natuurbeleid dat de natuurdoelen, waar internationale afspraken over zijn gemaakt, gehaald kunnen worden en op welke wijze voorziet het convenant daarin? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich hier grote zorgen over en krijgen graag nadere toelichting van de staatssecretaris over de uitwerking van het voorstelde beleid in het licht van de genoemde internationale afspraken voor herstel en behoud van de natuur in Nederland.

II Antwoord van de staatssecretaris