Antwoorden op Kamervragen over scheiding van machten
Brief lid / fractie
Nummer: 2014D21719, datum: 2014-06-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. van Nispen, Tweede Kamerlid (SP)
Onderdeel van zaak 2014Z10870:
- Indiener: M. van Nispen, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2014-06-18 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2014-06-18 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
Preview document (š origineel)
Van: Nispen van M.
Verzonden: donderdag 12 juni 2014 13:42
Aan: Commissie V&J
Onderwerp: Tbv procedurevergadering, rondvraag:
antwoorden op Kamervragen over scheiding van machten
Geachte griffier,
Bij de eerstvolgende procedurevergadering zou ik graag in de rondvraag het volgende punt aan de orde willen stellen.
Tot twee maal toe heeft de minister-president geen inhoudelijke antwoorden willen geven op mijn schriftelijke vragen over zijn uitspraken over de scheiding van machten (antwoorden van 11 juni 2014, 2014D21572, waarin verwezen wordt naar eerdere niet gegeven antwoorden).
Het betreft een serieuze kwestie, namelijk de scheiding van machten en de rol van politici, in het bijzonder de minister van Veiligheid en Justitie, bij lopende strafzaken. Het is de minister-president zelf geweest die hierover uitlatingen heeft gedaan, daarom is het ook niet vreemd om de minister-president hierover om toelichting te vragen. Serieuze vragen hierover verdienen dan ook serieuze antwoorden. Nog los van het feit dat schriftelijke Kamervragen sowieso altijd beantwoord dienen te worden.
Ik stel de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie dan ook voor om de minister-president een brief te vragen, waarin in ieder geval ingegaan wordt op de volgende punten:
Is het waar dat de opmerking van de minister van de Veiligheid en Justitie āHet was niks, het is niks en het wordt niksā betrekking had op een lopend onderzoek van het Openbaar Ministerie? Is het eveneens waar dat de minister-president, hiernaar gevraagd, heeft aangegeven dat deze de opmerking niet te ver vond gaan?
Deelt de minister-president de mening dat het onwenselijk is als een bewindspersoon vooruitloopt op de mogelijke uitkomsten van een nog lopend onderzoek van het Openbaar Ministerie? Deelt de minister-president de mening dat ook de minister van Veiligheid en Justitie zich niet op deze manier inhoudelijk zou behoren te mengen in een onderzoek van het Openbaar Ministerie? Zo niet, waarom niet?
Erkent de minister-president dat de minister van Veiligheid en Justitie weliswaar politiek verantwoordelijk is voor het Openbaar Ministerie, maar dat dit niet inhoudt dat deze een inhoudelijk oordeel zou mogen geven over een lopend onderzoek, of dat vooruitgelopen kan worden op de eventuele uitkomsten van dat onderzoek? Zo niet, waarom niet?
Deelt de minister-president de mening dat een minister van Veiligheid en Justitie met betrekking tot een lopend strafrechtelijk onderzoek beter niet kan zeggen āhet wordt niksā, omdat daarmee de suggestie wordt gewekt dat hij de uitkomsten van dat onderzoek reeds kent?
Kan de minister-president uitleggen wat hij nu precies bedoelde met de opmerking: āHij (de minister van Veiligheid en Justitie) is als baas van het OM het geitenpad, het bruggetje tussen die twee bereiken, en is ruimer gerechtigd er iets over te zeggen dan andere politiciā?Ā
Bij voorbaat dank voor het op de agenda opnemen van dit voorstel.
Met vriendelijke groet,
Michiel van Nispen
SP Tweede Kamerlid, woordvoerder Justitie