33980 Adv RvSt inzake Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving
Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2014D24905, datum: 2014-07-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2014Z12429:
- Indiener: E.I. Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2014-07-02 13:30: Procedurevergadering (Let op: afwijkend tijdstip!!!) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2014-07-03 12:45: Aanvang middag vergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2014-09-23 14:00: Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving - 33980 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2015-09-30 10:15: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2015-09-30 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2016-06-29 10:15: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2016-09-08 13:30: Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving (33 980) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2016-09-13 15:05: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (š origineel)
No.W13.13.0418/III 's-Gravenhage, 5 februari 2014 Bij Kabinetsmissive van 22 november 2013, no.2013002398, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving, met memorie van toelichting. Het voorstel wijzigt een aantal wetten op het terrein van de gezondheidszorg met als doel de mogelijkheden voor zorgverzekeraars en de Nederlandse zorgautoriteit (hierna: Nza) om fraude tegen te gaan te vergroten. De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de uitwisseling van medische gegevens en de verantwoordelijkheid van de verzekerde. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. 1. Uitwisseling van medische gegevens; controles Het wetsvoorstel voorziet in een uitbreiding van de verplichting van zorgaanbieders om persoonsgegevens van verzekerden aan ziektekostenverzekeraars ter beschikking te stellen. De uitbreiding betreft in de eerste plaats het ter beschikking stellen van persoonsgegevens bij restitutieverzekeringen en in de tweede plaats de verplichting om de aan een verzekerde geleverde prestatie en informatie die tot een diagnose kan leiden aan de ziektekostenverzekeraar ter beschikking te stellen. In het laatste geval geldt de voorwaarde dat die persoonsgegevens noodzakelijk zijn voor de formele en materiĆ«le controle van de uitvoering van de ziektekostenverzekering. Voorts wordt voorgesteld dat in het kader van fraudebestrijding de Nza met meer instanties gegevens, waaronder ook persoonsgegevens, kan delen. Het betreft onder andere de bijzondere opsporingsdiensten, de politie, het Openbaar Ministerie en de rijksbelastingdienst. De toelichting gaat er terecht vanuit dat de uitbreiding van de uitwisseling van persoonsgegevens, zowel tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar als tussen de Nza en andere overheidsinstanties, een inperking vormt van het recht op respect voor het privĆ©leven. Dit geldt temeer nu het gaat om persoonsgegevens betreffende de gezondheid. De eisen voor de rechtvaardiging van die inbreuk zijn zwaarder dan bij de niet-bijzondere persoonsgegevens. Naast de eisen die voortvloeien uit artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (noodzakelijkheid, proportionaliteit, subsidiariteit), gelden op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) verzwaarde eisen. Hieruit volgt in elk geval dat niet meer gegevens worden uitgewisseld dan strikt noodzakelijk is. De Afdeling merkt hierover het volgende op. a. In de toelichting wordt in hoofdlijnen uiteen gezet op welke wijze formele en materiĆ«le controles door de zorgverzekeraar moeten worden uitgevoerd. Hieruit blijkt dat onderzoeken fasegewijs met een oplopende diepgang moeten worden opgezet. In een eerste fase komen slechts onderzoeksmethodes in aanmerking die de ziektekostenverzekeraar kan toepassen zonder daarbij te zijn aangewezen op de medewerking van de zorgaanbieder bij de verwerking van persoonsgegevens betreffende de gezondheid. Indien uit een algemene controle voortgekomen bevindingen tot de conclusie leiden dat meer informatie noodzakelijk is, kan de verzekeraar een detailcontrole uitvoeren. Het kan gaan om lichtere vormen, zoals het opvragen van persoonsgegevens met betrekking tot verzekerden zonder dat de verzekeraar inzage heeft in de administratie van de zorgaanbieder, het inzien van de administratie van de zorgaanbieder waarbij de verzekeraar geen kennis neemt van diagnosegegevens van zijn verzekerde, maar ook om zwaardere vormen van detailcontrole, zoals inzage in het medisch dossier van een individuele verzekerde, of steekproefsgewijs onderzoek. De toelichting vermeldt ten aanzien van de bescherming van de privacy onder meer dat het niet is toegestaan om door middel van detailcontroles persoonsgegevens te verwerken als dat met de inzet van een algemeen controle-instrument mogelijk had kunnen worden vermeden. Voorts verwerkt de verzekeraar bij een detailcontrole niet meer gegevens van een verzekerde dan gelet op het onderzoeksdoel en de omstandigheden van het geval noodzakelijk is. De ziektekostenverzekeraar zal steeds moeten kunnen motiveren dat de toepassing van de onderscheiden controle-instrumenten proportioneel is met het doel van het onderzoek en de omstandigheden van het te onderzoeken geval, in het bijzonder waar tot de persoon herleidbare gegevens betreffende de gezondheid in het geding zijn. Thans is in artikel 7.8, eerste lid, van de Regeling zorgverzekering het fasegewijze karakter van de controles neergelegd. Daarbij is voorts bepaald dat indien bij de uitvoering van detailcontrole persoonsgegevens van verzekerden worden verwerkt, dit geschiedt onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur in opdracht van de zorgverzekeraar. De Afdeling merkt op dat de in de toelichting en in de Regeling zorgverzekering opgenomen waarborgen niet in het voorstel zijn opgenomen. In het voorstel is slechts bepaald dat een zorgaanbieder de persoonsgegevens van de verzekerde verstrekt, waaronder medische persoonsgegevens, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de ziektekostenverzekering of van de wet. Tevens wordt geregeld dat indien en voor zover noodzakelijk voor de formele en materiĆ«le controle ter uitvoering van de ziektekostenverzekering in ieder geval tot deze gegevens behoren, kort gezegd, de beschrijving van de prestatie en diagnose-informatie. De Afdeling meent, gelet op de aard van de materie, dat de hiervoor genoemde waarborgen in de wet behoren te worden opgenomen. Daaronder dient in ieder geval te worden gerekend de voorwaarde dat slechts detailcontroles met gebruikmaking van persoonsgegevens betreffende de gezondheid mogen worden uitgevoerd indien een minder vergaand controle-instrument niet volstaat en de verplichting om een detailcontrole waarbij persoonsgegevens van verzekerden worden verwerkt onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur te laten uitvoeren. De Afdeling adviseert hiertoe. De Afdeling adviseert om, in het licht van de proportionaliteitseis, te bepalen dat de verwerking van de gezondheidsgegevens in die zin wordt beperkt dat uitsluitend de conclusie van de materiĆ«le controle door de medisch adviseur aan de zorgverzekeraar wordt verstrekt. Daarnaast dient de wet te waarborgen dat de gezondheidsgegevens niet langer worden bewaard dan noodzakelijk voor de controle. De Afdeling adviseert voorts te expliciteren dat een beoordeling van de vraag of de geleverde prestatie, gezien de gezondheidstoestand van de verzekerde het meest was aangewezen, enkel is aangewezen in het kader van de bestrijding van fraude. De beoordeling kan geen afbreuk doen aan de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder voor de (keuze van de meest aangewezen) behandeling van een patiĆ«nt. De Afdeling adviseert het voorstel in het licht van het bovenstaande aan te vullen. b. De Afdeling merkt op dat reeds nu binnen het kader van de Wet marktordening gezondheidszorg (hierna: Wmg) op grote schaal persoonsgegevens, waaronder ook gegevens betreffende de gezondheid, worden uitgewisseld tussen zorgaanbieders, zorgverzekeraars en diverse instanties binnen de overheid. Een belangrijk deel van die uitwisseling van gegevens is op lager niveau geregeld, met name in ministeriĆ«le regelingen en regelingen vastgesteld door de Nza. Zo dienen zorgaanbieders op grond van de Regeling Zorgverzekering persoonsgegevens, waaronder ook persoonsgegevens betreffende de gezondheid, aan de zorgverzekeraar te verstrekken ten behoeve van formele en materiĆ«le controles. Daarbij geldt dat de zorgaanbieder ingevolge artikel 7.3, derde lid, in verbinding met 7.2 van de Regeling zorgverzekering (alle) gegevens dient te verstrekken die noodzakelijk zijn voor het verrichten van materiĆ«le controle dan wel fraudeonderzoek. Ingevolge artikel 70 Wmg verstrekt de Nza aan een aantal instanties die gegevens en inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de uitoefening van hun wettelijke taken. In de Regeling categorieĆ«n persoonsgegevens WMG is bepaald welke persoonsgegevens (identificerende, strafrechtelijke of zelfs medische gegevens) door de Nza worden verstrekt aan de genoemde instanties. De Afdeling merkt op dat op grond van het voorstel de verplichte verstrekking van persoonsgegevens, waaronder medische gegevens, naar nog meer instanties wordt uitgebreid. Zij is van oordeel dat het, mede in het licht van artikel 8 EVRM en artikel 10 Grondwet, vereist is na te gaan in hoeverre met de uitwisseling van persoonsgegevens een zwaardere inbreuk wordt gemaakt op het recht op respect voor het privĆ©leven dan strikt noodzakelijk. Voorts is het nodig in de toelichting uiteen te zetten welke informatie door een zorgaanbieder dient te worden verstrekt aan de zorgverzekeraar, met welk doel en op welke wijze wordt gewaarborgd dat niet meer informatie wordt verstrekt dan noodzakelijk in het licht van dat doel. In dezelfde zin acht zij het wenselijk dat voor de instanties, genoemd in artikel 70 Wmg, alsook de instanties die thans worden toegevoegd (bijzondere opsporingsdiensten, politie, openbaar ministerie, rijksbelastingdienst), uiteen wordt gezet welke informatie zij kunnen ontvangen, met welk doel en op welke wijze wordt gewaarborgd dat zij niet de beschikking krijgen over meer informatie dan noodzakelijk in het licht van dat doel. Ten slotte meent de Afdeling dat het noodzakelijk is om na te gaan in hoeverre, mede in het licht van artikel 10, eerste lid, van de Grondwet, meer dan thans het geval is waarborgen ten aanzien van de verstrekking van informatie (welke informatie kan worden verstrekt, aan wie en met welk doel) uitdrukkelijk in de wet moeten worden opgenomen. De behoefte aan flexibiliteit acht de Afdeling in het licht van de genoemde Grondwetsbepaling ontoereikend om vaststelling op het niveau van de minister of de Nza te kunnen rechtvaardigen. De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het voorgaande aan te vullen en zo nodig het voorstel aan te passen. c. De Afdeling merkt op dat het voorstel, alsook de Wmg zoals die thans geldt, met betrekking tot de uitwisseling van persoonsgegevens van verzekerden in overwegende mate bepalingen bevat die zich richten tot zorgaanbieders, zorgverzekeraars en overheidsinstanties. In de toelichting wordt niet ingegaan op de positie van de verzekerde wiens informatie wordt uitgewisseld. Het is niet duidelijk op welke wijze de verzekerde wordt geĆÆnformeerd over de uitwisseling van zijn gegevens en op welke wijze hij of zij op de verspreiding van zijn gegevens invloed kan uitoefenen. De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het bovenstaande aan te vullen en zo nodig het voorstel aan te passen. 2. Uitzonderingen GGZ Zoals hiervoor aangetekend, expliciteert het voorstel de verplichting voor de zorgaanbieders om bij het in rekening brengen van een tarief, indien dat noodzakelijk is voor formele en materiĆ«le controle, prestatiebeschrijvingen en diagnose-informatie te verstrekken. Het College bescherming persoonsgegevens adviseerde om in het voorstel en in de toelichting meer duidelijkheid te scheppen over de reikwijdte van de bevoegdheid voor de Nza om uitzonderingen te maken op de verplichting om diagnose-informatie of andere op de behandeling betrekking hebbende informatie bij de declaratie te verstrekken. In reactie op dit advies wordt in de toelichting gesteld dat āeen dergelijke uitzonderingā alleen [wordt] toegestaan voor zogenaamde zelfbetalers; alleen dan is de informatie niet noodzakelijk voor formele en materiĆ«le controle door een ziektekostenverzekeraar. De Nza heeft geen discretionaire bevoegdheidā. De Afdeling wijst in dit verband op de recente uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) over de verplichting om de diagnose-informatie op declaraties te vermelden in de geestelijke gezondheidzorg. Het CBB concludeert dat de verplichting tot het verstrekken van de diagnose-gegevens in strijd is met het evenredigheidsbeginsel als geen uitzondering wordt gemaakt voor de zelfbetalers en voor de verstrekking van de diagnose-informatie op de declaraties aan de zorgverzekeraar. In de Regeling gespecialiseerde GGZ (een nadere regeling van de Nza) is daartoe een bepaling inzake privacybezwaren opgenomen. Door middel van een privacyverklaring kunnen GGZ patiĆ«nten hun bezwaren kenbaar maken. Op grond daarvan zal de verstrekking van diagnose-informatie door de zorgaanbieder achterwege blijven. Daarin is ook een uitzondering voor zelfbetalers opgenomen. De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op deze rechtspraak van het CBB en te voorzien in een uitzondering op het verstrekken van diagnose-informatie bij materiĆ«le controles bij declaraties voor GGZ patiĆ«nten die bezwaar maken tegen de vermelding van diagnose-informatie. 3. Verantwoordelijkheid van de verzekerde In de memorie van toelichting wordt gewezen op het private karakter van het Nederlandse zorgstelsel. Gelet daarop moet bij het voorkomen en bestrijden van onrechtmatig of frauduleus gedrag eerst worden uitgegaan van de handhaving en naleving van de onderlinge overeenkomsten tussen patiĆ«nt/verzekerde, zorgaanbieder en verzekeraar, aldus de toelichting. De toelichting wijst vervolgens op de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen (verzekeraars, zorgaanbieders en verzekerden). Ten aanzien van verzekerden wordt opgemerkt dat mag worden gevraagd dat zij alert zijn. Indien zij door bijvoorbeeld het controleren van declaraties van zorgaanbieders of van een declaratieoverzicht dat zij krijgen van hun verzekeraar onregelmatigheden vermoeden, mag worden verwacht dat zij die zelf aankaarten bij de zorgaanbieder of de ziektekostenverzekeraar en indien nodig melden bij de zorgautoriteit, aldus de toelichting. De Afdeling onderschrijft het uitgangspunt dat ook op verzekerden een (mede)verantwoordelijkheid rust om na te gaan in hoeverre declaraties van zorgaanbieders of declaratieoverzichten die zij krijgen van hun verzekeraar juist zijn. Zij merkt echter op dat in de toelichting niet wordt aangegeven hoe verzekerden zullen worden aangespoord deze verantwoordelijkheid te nemen. In het voorgestelde artikel 40a Wmg wordt bepaald dat de zorgautoriteit ziektekostenverzekeraars kan verplichten tot het verstrekken aan hun verzekerden van een volledig, juist, inzichtelijk, begrijpelijk en controleerbaar overzicht van door de ziektekostenverzekeraar ontvangen declaraties en nog te verrichten betalingen, verrichte betalingen aan zorgaanbieders, vergoedingen aan consumenten en verrekend eigen risico en ingehouden eigen bijdragen. De Afdeling meent dat het verstrekken van voor verzekerden begrijpelijke informatie over de zorgconsumptie een belangrijke voorwaarde is voor het nemen van verantwoordelijkheid door die verzekerde, maar stelt wel de vraag op welke wijze verzekerden vervolgens worden aangespoord om de informatie kritisch te beoordelen. De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het voorgaande aan te vullen. 4. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W13.13.0418/III In het voorgestelde artikel 36, vijfde lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg, ānaar het oordeel van hen die met de controle zijn belastā schrappen, omdat objectieve noodzaak een voorwaarde is voor verstrekking van persoonsgegevens. De bestuurlijke boetebevoegdheid met betrekking tot het voorgestelde artikel 73a, tweede lid, van de Wmg, expliciet en apart regelen naar het voorbeeld van de Mededingingswet: āDe zorgautoriteit kan degene, die een verzegeling als bedoeld in artikel 73a, tweede lid, verbreekt, opheft of beschadigt, of de door de verzegeling bedoelde afsluiting op andere wijze verijdelt etc.ā (art. 70b van de Mededingingswet). Het voorgestelde artikel III (wijzigingen artikel 53 AWBZ) afstemmen op het voorstel van Wet langdurige zorg. Voorgesteld artikel I, onderdeel U. Voorgestelde artikelen I, onderdeel U, Ii en III. Ingevolge het voorgestelde artikel I, onderdeel A, onder 4, is een formele controle een onderzoek waarbij de verzekeraar nagaat of het tarief dat door een zorgaanbieder voor een prestatie in rekening is gebracht, een prestatie betreft, welke is geleverd aan een bij die verzekeraar verzekerde persoon, welke behoort tot het verzekerde pakket van die persoon, tot levering waarvan de zorgaanbieder bevoegd is en een tarief betreft dat voor die prestatie krachtens de wet is vastgesteld of voor die prestatie met de zorgaanbieder is overeengekomen. Een materiĆ«le controle gaat verder en betreft een onderzoek waarbij de verzekeraar nagaat of de door de zorgaanbieder in rekening gebrachte prestatie is geleverd en die geleverde prestatie het meest was aangewezen gezien de gezondheidstoestand van de verzekerde. Voorgesteld artikel I, onderdeel W. Memorie van toelichting, algemeen deel, paragraaf 4.2.3. Artikelen 16, 21 en 23, eerste lid, onderdeel f, Wbp. Memorie van toelichting, algemeen deel, paragraaf 4.2.3. Memorie van toelichting, algemeen deel, paragraaf 4.2.3. Artikel 7.8, tweede lid, Regeling zorgverzekering. Artikel 68a, tweede lid, Wet marktordening gezondheidszorg en artikel 87, tweede lid, Zorgverzekeringswet. Artikel 68a, vierde lid, Wet marktordening gezondheidszorg en artikel 87, vierde lid, Zorgverzekeringswet en artikel 53 Algemene wet bijzondere ziektekosten. Zie in dat verband hoofdstuk 7 van de Regeling zorgverzekering. Het betreft onder meer het Staatstoezicht op de volksgezondheid, de Autoriteit Consument en Markt, de Nederlandsche Bank, de Stichting Autoriteit FinanciĆ«le Markten, het College bescherming persoonsgegevens en de FIOD-ECD maar ook bijvoorbeeld de Gezondheidsraad, het Rijksinstituut voor de volksgezondheid en milieu, de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg en de Raad voor gezondheidsonderzoek. Memorie van toelichting, algemeen deel, paragraaf 6.1. Artikel 68a, vierde lid, Wet marktordening gezondheidszorg , artikel 87, zesde lid, Zorgverzekeringswet en artikel 53, zesde lid, Algemene wet bijzondere ziektekosten. Advies van 2 oktober 2013, kenmerk z2013-00603, blz. 4-5. Memorie van toelichting, algemeen deel, paragraaf 6.1. CBB 8 maart 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BV8297, r.o. 5:39 en r.o. 5:41. Memorie van toelichting, algemeen deel, paragraaf 1.2. Memorie van toelichting, algemeen deel, paragraaf 2.1. PAGE 1 PAGE 2 PAGE I ........................................................................ ........... AAN DE KONING