[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33985 Adv RvSt inzake Goedkeuring van het op 18 december 2013 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingplicht en de tenuitvoerlegging van de FATCA (Trb. 2014, 22 en 128.)

Goedkeuring van het op 18 december 2013 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingplicht en de tenuitvoerlegging van de FATCA (Trb. 2014, 22 en 128.)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2014D25975, datum: 2014-07-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z13043:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W06.14.0140/III	's-Gravenhage, 5 juni 2014

Bij Kabinetsmissive van 16 mei 2014, no.2014000954, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de
Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad
van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende
goedkeuring van het op 18 december 2013 te ’s-Gravenhage tot stand
gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde
Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de
belastingplicht en de tenuitvoerlegging van de FATCA (Trb. 2014, 22 en
…), met memorie van toelichting.

Het verdrag ziet op de automatische uitwisseling (tussen de
belastingdiensten van de Verenigde Staten van Amerika en Nederland) van
bepaalde gegevens met betrekking tot rekeningen bij financiële
instellingen. 

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.

1.	Briefwisseling

De Amerikaanse fiscale wetgeving verplicht Amerikanen, waar ter wereld
zij ook wonen, om belastingaangifte in de Verenigde Staten (VS) te doen.
Ter verzekering van een juiste belastingheffing verplicht de Amerikaanse
Foreign Account Tax Compliance Act (FATCA) wereldwijd financiële
instellingen (FI’s) ertoe om jaarlijks rechtstreeks te rapporteren aan
de Amerikaanse belastingdienst (de Internal Revenue Service; IRS) over
rekeningen die worden gehouden door Amerikaanse belastingplichtigen
buiten de VS. FI’s die de gegevens over Amerikaanse
belastingplichtigen niet aan de IRS (willen) verstrekken, zullen
onderworpen worden aan een bronheffing van 30% op inkomsten uit
Amerikaanse bronnen. Op 1 juli 2014 treden de FATCA-verplichtingen
wereldwijd in werking.

De invoering van deze wetgeving is voor veel landen aanleiding geweest
om zogenoemde intergouvernementele overeenkomsten (IGA’s) te sluiten
met de VS. Met een dergelijke overeenkomst hoeft een FI die is gelegen
in een staat die een IGA met de VS heeft gesloten, niet zelf een
overeenkomst met de IRS te sluiten voor het verstrekken van de
financiële-rekeninggegevens, maar levert de FI deze gegevens aan de
eigen belastingdienst. De belastingdienst wisselt de gegevens vervolgens
via automatische informatie-uitwisseling uit met de VS (op wederkerige
basis). Het sluiten van een IGA impliceert daarnaast dat de VS de 30%
bronheffing niet toepassen op FI’s die in de staat zijn gevestigd met
wie de VS een IGA hebben gesloten. 

Onderhavig verdrag betreft de IGA tussen de VS en het Koninkrijk der
Nederlanden (die zal gaan gelden voor zowel het Europese als het
Caribische deel van Nederland). De Afdeling merkt er het volgende over
op.

Zoals hiervoor al is aangeduid, treden de FATCA-verplichtingen op 1 juli
2014 wereldwijd in werking. Daarmee zullen, vanaf dat tijdstip, in
Nederland gevestigde FI’s die gegevens over Amerikanen niet aan de IRS
(willen) verstrekken, onderworpen worden aan de heffing van 30% op
inkomsten uit Amerikaanse bronnen. Bij de ondertekening van het
IGA-verdrag tussen Nederland en de VS is echter een briefwisseling tot
stand gebracht, op basis waarvan de VS bereid zijn geen bronheffing
jegens Nederlandse FI’s in te houden, ondanks het feit dat het verdrag
nog niet in werking is getreden. De toelichting vermeldt deze bereidheid
van de VS en vermeldt daarbij tevens dat in de briefwisseling de
intentie van Nederland is vastgelegd om uiterlijk 30 september 2015 de
eerste uitwisseling van gegevens onder de Nederlandse IGA te laten
plaatsvinden.

De Afdeling merkt op dat de toelichting niet ingaat op enkele andere
afspraken in de briefwisseling. Dit betreft de afspraak dat het
Nederlandse Ministerie van Financiën in contact zal treden met het
Amerikaanse Ministerie van Financiën zodra er mogelijkerwijs sprake is
van een zodanige vertraging in de procedure voor goedkeuring van het
verdrag, dat de streefdatum 30 september 2015 niet wordt gehaald. Voorts
betreft het de afspraak dat in die situatie het Amerikaanse Ministerie
van Financiën kan beslissen (“may decide”) om het achterwege laten
van de inhouding van bronheffing alleen dan te continueren indien de
verzekering bestaat dat de vertraging beperkt blijft tot een redelijke
periode en zo lang, naar haar oordeel, vaststaat dat inwerkingtreding
een jaar later (30 september 2016) haalbaar is. Ten slotte betreft het
de afspraak dat, zo het verdrag pas na 30 september 2015 in werking
treedt, alle informatie die na 30 september 2015 (maar vóór de latere
inwerkingtredingsdatum) had moeten worden verstrekt indien de datum van
30 september 2015 wél zou zijn gehaald, alsnog wordt verstrekt (en wel
op de 30e september die volgt op die latere inwerkingtredingsdatum). 

De Afdeling adviseert in de toelichting ook laatstbedoelde afspraken uit
de briefwisseling te verwoorden.

2.	Uitvoering

De toelichting vermeldt “dat de uitwerking van de Nederlandse IGA
allerlei vragen van verschillende aard oproept, vooral met betrekking
tot interpretatie van begrippen en de behoefte aan verduidelijking van
de werking van de FATCA voor specifieke situaties”. De toelichting
vervolgt dat alle landen die een bilaterale IGA met de VS zijn
aangegaan, te maken hebben met dezelfde implementatievraagstukken, en
dat om die reden de OESO een periodiek overleg faciliteert waarin een
aantal landen werkt aan een internationale handleiding ten behoeve van
een uniforme toepassing van de IGA’s (de internationale
implementatiegroep). Deze internationale handleiding zal de basis vormen
voor een Nederlandse handleiding ten behoeve van de uitvoeringspraktijk,
aldus de toelichting.

De Afdeling merkt op dat de toelichting niet duidelijk maakt wanneer
deze OESO-handleiding, en vervolgens dus de Nederlandse handleiding,
gereed zullen zijn. Een snelle totstandkoming en openbaarmaking ervan
zijn noodzakelijk, niet alleen met het oog op hetgeen onder punt 1
hiervoor is opgemerkt (een dreigende inhouding van 30% bronheffing
indien 30 september 2015 niet wordt gehaald), maar ook met het oog op
een zorgvuldige uitvoering van de IGA door zowel de FI’s als de
Belastingdienst. Zo zal volstrekt helder dienen te zijn welke
instellingen als een FI zijn te duiden en welke niet. 

In dit verband merkt de Afdeling ook op dat niet steeds alle artikelen
van de IGA (volledig) zijn toegelicht. Bij wijze van voorbeeld wijst zij
op het ontbreken van een toelichting op enkele (definitie)bepalingen, op
de verplichting tot het rapporteren van betalingen aan zogenoemde
niet-participerende FI’s en op enkele voorwaarden die worden gesteld
aan zogenoemde financiële instellingen met een lokaal cliëntenbestand.


Daarnaast merkt de Afdeling op dat in de IGA of in de toelichting soms
wordt verwezen naar regelgeving of interpretatie van begrippen in het
buitenland, zonder dat daarbij wordt aangegeven wat deze regelgeving of
begrippen inhouden. Dit komt de duidelijkheid over de betekenis ervan
evenals de (zelfstandige) leesbaarheid van de toelichting niet ten
goede. 

De Afdeling adviseert in de toelichting op het vorenstaande in te gaan
en de toelichting in vorenbedoelde zin aan te vullen.   

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State,

 	Paragraaf 5 van de toelichting.

 	Paragraaf 5, slotpassage, van de toelichting.

 	Artikelen 1, eerste lid, onderdelen hh tot en met ll, en 4, eerste
lid, onderdelen d en e, van het verdrag.

 	Artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van het verdrag.

 	Zie de in Bijlage II, onder II (Fatca-conform geachte financiële
instellingen), onder A, eerste lid, onderdeel g, bij het verdrag
opgenomen niet te realiseren voorwaarde om op of vóór 1 juli 2014
bepaalde procedures en beleid te ontwikkelen. 

 	Zie bijvoorbeeld de verwijzing naar “de relevante voorschriften van
het Amerikaanse ministerie van Financiën” (artikel 1, eerste lid,
onderdelen q en r, van het verdrag). Zie ook de uitzonderingen op het
begrip “omschreven Amerikaanse persoon” (in het bijzonder artikel 1,
eerste lid, onderdeel ff, onder ii en onder v tot en met xiii, van het
verdrag). En zie het begrip rekeningen van onwillige rekeninghouders
“zoals omschreven in sectie 1471(d)(6) van de U.S. Internal Revenue
Code”(artikel 4, tweede lid, van het verdrag). 

  PAGE  3 

........................................................................
...........

AAN DE KONING