[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33988, bijgewerkt t/m nr. 21 (5e NvW d.d. 28 oktober 2014)

Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2015)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2014D30878, datum: 2014-10-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 5

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z13517:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 21 (Vijfde NvW d.d. 28-10-2014)



	33 988	Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport (Verzamelwet SZW 2015)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enkele
wijzigingen in de wetgeving op het terrein van het Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan te brengen;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET   

De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 7a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Een verzekerde heeft voor een tot zijn huishouden behorend kind dat
drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft
bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag,
genoemd in artikel 12, eerste en tweede lid, indien het kind is
aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te
bepalen mate van intensieve zorg.

2. Onder vernummering van het vierde tot vijfde lid wordt een lid
ingevoegd, luidende:

4. Indien twee personen die voor eenzelfde kind recht hebben op
kinderbijslag als bedoeld in het eerste lid, dit kind op basis van een
overeenkomst of rechterlijke beschikking overwegend in gelijke mate
verzorgen en onderhouden zonder met elkaar een gemeenschappelijke
huishouding te voeren, is voor de beoordeling van het recht op het extra
bedrag aan kinderbijslag, bedoeld in het tweede lid, de situatie,
bedoeld in het tweede lid, onderdeel a of b, van de ouder wiens recht op
kinderbijslag wordt uitbetaald, bepalend.

B

Artikel 12, tweede lid, komt te luiden:

2. Het basiskinderbijslagbedrag en het extra bedrag aan kinderbijslag,
bedoeld in artikel 7a, tweede lid, bedraagt voor een kind dat woont
buiten Nederland, een van de andere lidstaten van de Europese Unie, een
andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte en Zwitserland, een bij ministeriële regeling
vastgesteld percentage van het bedrag, genoemd in het eerste lid,
respectievelijk artikel 7a, tweede lid. Het percentage wordt zo bepaald
dat het een weergave is van de verhouding tussen het kostenniveau van
het land waar het kind woonachtig is en dat van Nederland. Het
percentage bedraagt maximaal 100.

C

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede en derde lid komen te luiden:

2. Het bedrag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, wordt telkens
gewijzigd met ingang van 1 januari. Bij een wijziging met ingang van
1 januari wordt dit bedrag verhoogd of verlaagd met hetzelfde
percentage, als waarmee de prijsindex gezinsconsumptie over de maand
oktober daaraan voorafgaande, naar boven of naar beneden afwijkt van de
prijsindex gezinsconsumptie, waarop de laatste wijziging is gebaseerd.
Het gewijzigde bedrag wordt door of namens Onze Minister bekend gemaakt
in de Staatscourant. In afwijking van de eerste zin blijft wijziging per
1 januari achterwege, indien de prijsindex gezinsconsumptie over de
maand oktober daaraan voorafgaande geen afwijking vertoont ten opzichte
van de prijsindex gezinsconsumptie, waarop de laatste wijziging is
gebaseerd. 

3. Het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid, wordt telkens
gewijzigd met ingang van 1 januari en 1 juli. Bij een wijziging met
ingang van 1 januari onderscheidenlijk 1 juli wordt dit bedrag
verhoogd of verlaagd met hetzelfde percentage, al waarmede de prijsindex
gezinsconsumptie over de maand oktober daaraan voorafgaande
onderscheidenlijk over de maand april daaraan voorafgaande, naar boven
of naar beneden afwijkt van de prijsindex gezinsconsumptie, waarop de
laatste wijziging is gebaseerd. Het gewijzigde bedrag wordt door of
namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant. In afwijking
van de eerste zin blijft wijziging per 1 januari onderscheidenlijk per
1 juli achterwege, indien de prijsindex gezinsconsumptie over de maand
oktober onderscheidenlijk over de maand april daaraan voorafgaande geen
afwijking vertoont ten opzichte van de prijsindex gezinsconsumptie,
waarop de laatste wijziging is gebaseerd. 

2. In het zesde lid wordt “herzien” vervangen door: gewijzigd.

3. In het zesde, negende en tiende lid wordt “herziening” telkens
vervangen door: wijziging.

4. In het vierde en tiende lid wordt “herziene” vervangen door:
gewijzigde.

5. In het achtste lid wordt “door Onze Minister” vervangen door: ,
samen met de dag waarop de wijziging ingaat, door of namens Onze
Minister.

D

In artikel 24c, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van
de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.

E

Artikel 41a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en derde lid wordt “voor de dag van
inwerkingtreding” vervangen door: op de dag voor inwerkingtreding.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2017.

ARTIKEL II. ALGEMENE NABESTAANDENWET

	De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:

0A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot
en met vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Een algehele herziening van de hoogte van een uitkering op grond van
deze wet in verband met een wijziging van het netto-minimumloon wordt
samen met de dag waarop deze wijziging ingaat, door of namens Onze
Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

2. In het derde lid (nieuw) wordt “herziening” vervangen door:
wijziging.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt “de herziene uitkering” vervangen
door “de gewijzigde uitkering”, wordt “de herziening” vervangen
door “de wijziging” en wordt “tweede lid” telkens vervangen
door: derde lid.

4. In het vijfde lid (nieuw) wordt “Van het herziene percentage doet
onze Minister mededeling in de Staatscourant” vervangen door: Het
gewijzigde percentage en de dag waarop de wijziging ingaat, worden door
of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

0Aa

In artikel 4, eerste lid, onderdeel b, aanhef, vervalt: of aan een of
meer van zijn kinderen.

A

Artikel 14, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. “Tenminste drie maanden” wordt vervangen door: ten minste drie
maanden.

2. Aan het slot van onderdeel b wordt “; of” vervangen door een
punt.

3. Onderdeel c vervalt.

B

In artikel 16, eerste lid, onderdeel a, vervalt “, tenzij de
nabestaande is geboren voor 1 

januari 1950”.

Ba

In artikel 17, vierde lid, vervalt: of een of meer van zijn kinderen.

C

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het vijfde lid wordt, onder vernummering van het zesde en zevende
lid tot zevende en achtste lid, een lid ingevoegd, luidende:

6. Het vijfde lid is niet van toepassing op nabestaanden die de leeftijd
van 21 jaar nog niet hebben bereikt.

2. Het zevende lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt “bedoeld in het zesde lid” vervangen door:
bedoeld in het vijfde lid.

b. Onderdeel d komt te luiden:

d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op
studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering
2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in
aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die
onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op
grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en
schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in
artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet
educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.

3. In het achtste lid (nieuw) wordt “zesde lid” vervangen door:
zevende lid.

Ca

In artikel 29a, derde lid, wordt “bedoeld in het eerste tot en met
derde lid” vervangen door: bedoeld in het eerste en tweede lid.

D

In artikel 55a, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van
de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.

E

In artikel 68a, eerste lid, vervalt: , halfwezenuitkering.

ARTIKEL III. ALGEMENE OUDERDOMSWET

De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

0A

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. In afwijking van het eerste lid ontstaat op of na 1 januari 2015,
geen recht meer op toeslag als gevolg van: 

a. wijziging van het inkomen, bedoeld in het eerste lid;

b. wijziging van de leefvorm, waardoor niet langer sprake is van een
ongehuwde als bedoeld in artikel 1, tweede en derde lid;

c. het gaan wonen in Nederland of in een land waarmee een verdrag in
werking is getreden dan wel een besluit van een volkenrechtelijke
organisatie van kracht is geworden, op grond waarvan recht op toeslag
kan bestaan als bedoeld in artikel 8a, derde lid; 

d. een invrijheidstelling als bedoeld in artikel 8b, derde lid; of

e. het zich niet langer onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een
vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in artikel
8c, derde lid.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid
ingevoegd, luidende:

3. Indien het recht op toeslag is geëindigd uitsluitend als gevolg van
een incidentele stijging van het inkomen, bedoeld in het eerste lid,
kan, in afwijking van het tweede lid, het recht op toeslag herleven.

A

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd: 

1. Onder vernummering van het zevende en achtste lid tot achtste en
negende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

7. Een wijziging van het bruto-ouderdomspensioen in verband met een
wijziging van het netto-minimumloon wordt samen met de dag waarop deze
wijziging ingaat, door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de
Staatscourant.

2. In het achtste lid (nieuw) wordt “herziening” vervangen door:
wijziging. 

3. In het negende lid (nieuw) wordt “herziene” vervangen door
“gewijzigde”, “herziening” vervangen door “wijziging” en
wordt “zevende lid” telkens vervangen door: achtste lid.

Aa

Aan artikel 12 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Artikel 11, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de
inkomensgrens, bedoeld in het eerste lid.

Ab

Artikel 22, derde lid, komt te luiden:

3. Het bedrag van het voorschot over een maand, respectievelijk van de
voorschotten over twee en drie maanden wordt verrekend met het
ouderdomspensioen over respectievelijk de eerste zes volledige
kalendermaanden, de eerste twaalf volledige kalendermaanden en de eerste
achttien volledige kalendermaanden na het bereiken van de
pensioengerechtigde leeftijd.

B

In artikel 25, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van
de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.

ARTIKEL IV. ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 van bijlage 2 vervalt de zinsnede met betrekking tot de
Participatiewet en wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

Participatiewet: de artikelen 52 en 81 en paragraaf 6.5

B

Artikel 9 van bijlage 2 en artikel 2 van bijlage 3 worden als volgt
gewijzigd:

1. De zinsneden met betrekking tot de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en de
Participatiewet vervallen.

2. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:

Participatiewet: met uitzondering van de artikelen 52 en 81 en paragraaf
6.5

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

C

	

	In artikel 9 van bijlage 2 vervalt: Wet participatiebudget. 

ARTIKEL IVA. ALGEMENE WET BIJZONDERE ZIEKTEKOSTEN

In de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten worden na artikel 43 twee
artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 43a

1. In dit artikel en de daarop te baseren ministeriële regeling wordt
verstaan onder een ADL-woning: een woning die deel uitmaakt van een
aantal bij elkaar horende, rolstoeldoorgankelijke sociale huurwoningen
die tot stand zijn gekomen met behulp van subsidie uit de Regeling
Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten of het Algemeen Fonds
Bijzondere Ziektekosten. 

2. Het Zorginstituut verstrekt volgens bij ministeriële regeling te
stellen regels tijdelijk subsidies aan organisaties voor het verlenen
van gedurende het gehele etmaal direct oproepbare assistentie bij
algemene dagelijkse levensverrichtingen in en om de ADL-woning,
waaronder alarmopvolging bij een noodoproep.

3. Indien een verzekerde in aanmerking komt voor assistentie bij
algemene dagelijkse levensverrichtingen in en om de woning als bedoeld
in het eerste lid, die met een in dat lid bedoelde subsidie wordt
gefinancierd, heeft hij geen aanspraken op grond van deze wet of op een
subsidie als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderdeel b.

4. In de ministeriële regeling, bedoeld in het tweede lid, kan een
subsidieplafond worden opgenomen.

Artikel 43b

1. Het Zorginstituut verstrekt volgens bij ministeriële regeling te
stellen regels tijdelijke subsidie aan organisaties voor:

a. het verlenen van behandeling, omvattende geneeskundige zorg van
specifiek medische, specifiek gedragswetenschappelijke of specifiek
paramedische aard, aan bij die regeling aan te wijzen personen voor wie
die behandeling noodzakelijk is in verband met een somatische of een
psychogeriatrische aandoening of een lichamelijke beperking, of aan bij
die regeling te bepalen meerderjarige personen voor wie die behandeling
noodzakelijk is in verband met een verstandelijke beperking, en

b. medisch noodzakelijk vervoer naar en van een instelling waar
gedurende een dagdeel een behandeling als bedoeld in onderdeel a wordt
ontvangen. 

2. De voorwaarden voor de in het eerste lid bedoelde subsidies kunnen
voor verschillende categorieën van verzekerden verschillend worden
vastgesteld. 

3. In de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, kan een
subsidieplafond worden opgenomen.

ARTIKEL V. ARBEIDSOMSTANDIGHEDENWET   

In artikel 7, derde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet wordt
“richtlijn nr. 96/82/EG van de Raad van de Europese Unie van 9
december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware
ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PbEG L 10)”
vervangen door: Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de
Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware
ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende
wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad
(PbEU 2012, L 197).

ARTIKEL VI. BURGERLIJK WETBOEK

Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 628 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “tenzij het geheel of gedeeltelijk niet
verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening
van de werknemer behoort te komen” vervangen door: behoudens voor
zover de werknemer de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een
oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te
komen.

2. Het negende lid komt te luiden:

9. Elk beding dat ten nadele van de werknemer afwijkt van dit artikel is
nietig.

B

In artikel 648 vervalt het derde lid onder vernummering van het vierde
en vijfde lid tot derde en vierde lid.

C

Artikel 667 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt na “artikel 671, lid 1, onderdelen a tot en
met h,” ingevoegd “of artikel 40 van de Faillissementswet”, wordt
“na een tussenpoos” vervangen door “aansluitend of na een
tussenpoos”, wordt “voortgezet” vervangen door “opgevolgd” en
wordt “voortgezette” vervangen door: opvolgende.

2. In het vijfde lid wordt “Van een voortgezette
arbeidsovereenkomst” vervangen door “Van arbeidsovereenkomsten die
elkaar hebben opgevolgd” en wordt na “werkgevers die” ingevoegd: ,
ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de
werknemer,.

Ca

Artikel 668 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid vervalt: in geld vastgestelde.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat
voor de toepassing van lid 3 wordt verstaan onder loon.

Cb

Artikel 668a, negende lid, komt te luiden:

9. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens
een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan voor daarin aangewezen
arbeidsovereenkomsten die uitsluitend of overwegend zijn aangegaan
omwille van de educatie van de werknemer dit artikel geheel of
gedeeltelijk niet van toepassing worden verklaard.

D

Artikel 670, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt “het verzoek om toestemming, bedoeld in
artikel 671a,” vervangen door: een verzoek om toestemming als bedoeld
in artikel 671a.

2. In de tweede zin wordt “tengevolge” vervangen door: ten gevolge.

E

Artikel 670a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Artikel 670, lid 1, onderdeel a, is niet van toepassing, indien de
werknemer zonder deugdelijke grond de verplichtingen, bedoeld in artikel
660a, weigert na te komen en de werkgever de werknemer schriftelijk
heeft gemaand tot nakoming van deze verplichtingen of om die reden, met
inachtneming van het bepaalde in artikel 629, lid 7, de betaling van het
loon heeft gestaakt.

2. In het tweede lid, onderdeel c, vervalt “of”.

3. Aan het tweede lid, onderdeel d, wordt toegevoegd: of.

Ea

	

In artikel 670b, vierde lid, wordt na “een ontbinding als bedoeld in
lid 2” ingevoegd: of een herroeping als bedoeld in artikel 671, lid
2,.

F

Artikel 671 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel e, wordt “waarvan herstel” vervangen
door: van wie herstel.

2. In het vijfde lid wordt na “een herroeping op grond van lid 2”
ingevoegd: of een ontbinding als bedoeld in artikel 670b, lid 2,.

G   

Artikel 671a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel d, wordt “beslissingstermijn”
vervangen door: beslistermijn.

2. In het derde lid wordt “in het bezit van” vervangen door: in het
bezit zijn van.

3. Aan het zevende lid wordt toegevoegd: en kan worden bepaald wat mede
onder de werkgever, bedoeld in lid 5, wordt verstaan.

 

4. Na het negende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

10. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de commissie, bedoeld in
lid 2, en de procedure betreffende het verlenen van toestemming door die
commissie.

H

Artikel 671b wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt voor “indien de
toestemming” ingevoegd: op grond van artikel 669, lid 3, onderdelen a
en b,.

2. Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt na “in verband met het” ingevoegd: , zonder
deugdelijke grond.

b. In onderdeel a, wordt na “om die reden” ingevoegd: , met
inachtneming van het bepaalde in artikel 629, lid 7,.

c. In onderdeel b wordt toegevoegd: , tenzij het overleggen van deze
verklaring in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd.

3. In het achtste lid, onderdeel a, wordt voor “opzegging” ingevoegd
“regelmatige” en wordt “de duur van de periode gelegen tussen de
ontvangst van het verzoek om ontbinding en de dagtekening van de
ontbindingsbeschikking” vervangen door: de duur van de periode die
aanvangt op de datum van ontvangst van het verzoek om ontbinding en
eindigt op de datum van dagtekening van de ontbindingsbeslissing.

4. In het negende lid, onderdeel b, wordt “een hogere vergoeding dan
de vergoeding, bedoeld in onderdeel a,” vervangen door: naast de
vergoeding, bedoeld in onderdeel a, een billijke vergoeding. 

5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	10. Elk beding waarbij de mogelijkheid voor de werkgever om de
kantonrechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden, bedoeld
in lid 1, wordt uitgesloten of beperkt, is nietig. 

I

Artikel 671c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel b, wordt “een hogere vergoeding dan de
vergoeding, bedoeld in onderdeel a,” vervangen door: naast de
vergoeding, bedoeld in onderdeel a, een billijke vergoeding.

2. Onder vernummering van het vierde tot vijfde lid wordt een lid
ingevoegd, luidende:

4. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
kan worden bepaald dat de kantonrechter de vergoeding, bedoeld in lid 3,
onderdeel c, op een hoger bedrag kan stellen, indien de werknemer een in
die regeling aan te wijzen functie in een bedrijfstak uitoefende.
Uitsluitend functies in een bedrijfstak die zijn aangewezen in de
ministeriële regeling, bedoeld in artikel 668a, lid 8, kunnen worden
aangewezen als een functie als bedoeld in de eerste zin.

J

Artikel 672 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

4. Indien de toestemming, bedoeld in artikel 671a, lid 1, is verleend,
wordt de door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging
verkort met de duur van de periode die aanvangt op de datum waarop het
volledige verzoek om toestemming is ontvangen en eindigt op de datum van
dagtekening van de beslissing op het verzoek om toestemming, met dien
verstande dat een termijn van ten minste een maand resteert.

2. In het tiende lid wordt “negende lid” vervangen door: lid 9.

K

Artikel 673 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt telkens “in geld vastgestelde”.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Indien in de in lid 4, onderdeel b, bedoelde situatie bij de
beëindiging van een voorafgaande arbeidsovereenkomst een
transitievergoeding is betaald of op grond van artikel 673b, lid 1, een
gelijkwaardige voorziening is verstrekt, wordt een bedrag ter hoogte van
de transitievergoeding die bij die beëindiging op grond van de leden 1
en 2 verschuldigd was of zou zijn geweest in mindering gebracht op de
transitievergoeding. 

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat
voor de toepassing van lid 2 wordt verstaan onder loon. 

L

Artikel 673a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “het in geld vastgestelde loon per maand”
vervangen door: het loon per maand, bedoeld in artikel 673, lid 2.

2. In het derde lid wordt “werkgevers” vervangen door: categorieĂ«n
van werkgevers.

M

Artikel 673b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: , gericht op het voorkomen van
werkloosheid of het bekorten van de periode van werkloosheid.

2. In het tweede lid wordt “in het bezit van” vervangen door: in het
bezit zijn van.

N

In artikel 673d, eerste lid, aanhef, wordt “tweede lid” vervangen
door: lid 2.

Na

In artikel 677 wordt, onder vernummering van het zesde tot zevende lid,
een lid ingevoegd, luidende:

6. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
kan worden bepaald dat de kantonrechter de vergoeding, bedoeld in lid 4,
op een hoger bedrag kan stellen ten laste van de werknemer, indien de
werknemer een in die regeling aan te wijzen functie in een bedrijfstak
uitoefende. Uitsluitend functies in een bedrijfstak die zijn aangewezen
in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 668a, lid 8, kunnen
worden aangewezen als een functie als bedoeld in de eerste zin.

O

Artikel 681, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van de onderdelen a tot en met d tot de onderdelen
b tot en met e wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

a. de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 671;.

2. In onderdeel b (nieuw) vervalt: , of artikel 671. 

3. In onderdeel d (nieuw) vervallen “een ander in dienst neemt voor”
en “of” en wordt na “opgezegd” ingevoegd: door een ander laat
verrichten.

P

Artikel 682 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, aanhef, wordt “waarop de arbeidsovereenkomst”
vervangen door “van de ontbindingsbeschikking”, vervalt “is
ontbonden, een ander in dienst neemt voor”, en wordt “voor de
ontbinding” vervangen door: door een ander laat verrichten.

2. In het vijfde lid, aanhef, wordt “waarop de arbeidsovereenkomst”
vervangen door “van de ontbindingsbeschikking” en vervalt: is
ontbonden.

Q

Artikel 682a wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef vervalt “nadere”.

2. In onderdeel c wordt voor “werknemers” ingevoegd: voormalige.

R

In artikel 683, tweede lid, vervalt “daarbij door de rechter
toegekende”.

Ra

Artikel 685 vervalt.

S

Artikel 686a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. De gedingen die op het in, bij of krachtens deze afdeling bepaalde
zijn gebaseerd, worden ingeleid met een verzoekschrift.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. In gedingen die op het in, bij of krachtens deze afdeling bepaalde
zijn gebaseerd, kunnen daarmee verband houdende andere vorderingen
worden ingediend met een verzoekschrift.

3. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a, onder 1°, vervalt “668, lid 3,” en wordt een
komma ingevoegd na “lid 9”.

b. In onderdeel c wordt “de artikelen 681, lid 1, onderdelen c en d”
vervangen door: de artikelen 681, lid 1, onderdelen d en e.

c. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een
puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

d. twee maanden na de dag waarop de toestemming, bedoeld in artikel
671a, is geweigerd, indien het een verzoek op grond van artikel 671b,
lid 1, onderdeel b, betreft;

e. drie maanden na de dag waarop de verplichting op grond van artikel
668, lid 1, is ontstaan, indien het een verzoek op grond van artikel
668, lid 3, betreft.

4. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

9. Verzoeken op grond van deze afdeling worden gedaan aan de ingevolge
de artikelen 99, 100 en 107 tot en met 109 van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering bevoegde kantonrechter.

10. De rechter kan een zaak in twee of meer zaken splitsen indien het
verzoek en de in het verzoekschrift ingediende vorderingen als bedoeld
in het derde lid, zich naar het oordeel van de rechter niet lenen voor
gezamenlijke behandeling. In de beslissing tot splitsing vermeldt de
rechter, voor zover van toepassing, het bijkomende griffierecht dat
ingevolge artikel 8 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken van
partijen wordt geheven en binnen welke termijn dit griffierecht of dit
verhoogde griffierecht betaald dient te worden. De gesplitste zaken
worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevinden op het moment van
de splitsing.

T

In artikel 727 wordt onderdeel j geletterd onderdeel i.

U

In artikel 728 wordt “bedoeld in artikel 685” vervangen door:
bedoeld in de artikelen 671b en 671c.

ARTIKEL VIA. BURGERLIJK WETBOEK BES

Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1614aa komt te luiden:

Artikel 1614aa

1. De artikelen 646 tot en met 649 van Boek 7 van het Nederlandse
Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van de artikelen 646, tweede lid,
tweede zin, 648, derde lid, en 649, derde lid, zijn van overeenkomstige
toepassing.

2. De opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever in strijd
met de artikelen, bedoeld in het eerste lid, of wegens de omstandigheid
dat de werknemer in of buiten rechte een beroep heeft gedaan op de
artikelen, bedoeld in het eerste lid, of ter zake bijstand heeft
verleend, is vernietigbaar.

3. Indien de werknemer niet binnen twee maanden na de opzegging een
beroep op deze vernietigingsgrond doet, vervalt zijn bevoegdheid
daartoe.

4. Een rechtsvordering in verband met de vernietiging verjaart door
verloop van zes maanden na de dag waartegen is opgezegd.

5. De opzegging, bedoeld in het tweede lid, maakt de werkgever niet
schadeplichtig.

B

In artikel 1615t, tweede lid, wordt “tijstip” vervangen door:
tijdstip.

ARTIKEL VIB. CESSANTIAWET BES

	In artikel 3, tweede lid, van de Cessantiawet BES wordt “artikel
1615k” vervangen door: artikel 1615fa.

ARTIKEL VIC. FAILLISSEMENTSWET

Het vierde lid van artikel 40 van de Faillissementswet vervalt.

ARTIKEL VII. GEMEENTEWET   

Onderdeel B van de Bijlage, bedoeld in artikel 124b, eerste lid, van de
Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:

1. In nummer 1. wordt “Wet werk en bijstand” vervangen door:
Participatiewet.

	2. Nummer 6. vervalt onder vernummering van nummer 7. tot nummer 6.

ARTIKEL VIIA. INVOERINGSWET PARTICIPATIEWET

Artikel III, onderdeel L, van de Invoeringswet Participatiewet komt als
volgt te luiden:

L

In artikel 2:42, eerste lid, onderdelen a en b, wordt “45%” telkens
vervangen door “50%” en wordt “0,75” telkens vervangen door:
0,7.

ARTIKEL VIII. KADERWET SZW-SUBSIDIES   

Artikel 3 van de Kaderwet SZW-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid vervalt “ of, bij het ontbreken daarvan, het
sociaal-fiscaalnummer, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen”.

2. In het vijfde lid vervalt “ of, bij het ontbreken daarvan, het
sociaal-fiscaalnummer”.

ARTIKEL IX. PARTICIPATIEWET

De Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt de zinsnede “vermeerderd of verminderd met de
op grond van paragraaf 3.3, door het college vastgestelde verhoging of
verlaging” vervangen door: verminderd met de op grond van paragraaf
3.3, door het college vastgestelde verlaging.

2. De punt aan het slot van onderdeel d wordt vervangen door een
puntkomma.

B

Artikel 7, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:

a. Onder 2° wordt “onderdelen b en c” telkens vervangen door:
onderdeel b.

b. Onder 6° vervalt de punt aan het slot van de zin.

c. In de laatste zin wordt “biedt deze voorziening aan, en”
vervangen door: biedt deze voorziening aan;.

2. Onderdeel c met de tekst “verstrekt een koopkrachttegemoetkoming
als bedoeld in artikel 36a.” vervalt.

3. Onderdeel c met de tekst “draagt aan personen het verrichten van
een tegenprestatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c,
op;” komt te luiden:

c. ontwikkelt beleid ten behoeve van het verrichten van een
tegenprestatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, en
voert dit uit, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8a,
eerste lid, onderdeel b;. 

C

In artikel 8, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

e. het verlagen van de bijstand, bedoeld in artikel 9a, twaalfde lid.

Ca

In artikel 9, eerste lid, onderdeel b, wordt na “zijn mogelijkheden
tot arbeidsinschakeling en” ingevoegd: , indien van toepassing,.

D

In artikel 9a, twaalfde lid, wordt “artikel 8, eerste lid, onderdeel
h” vervangen door: artikel 8, eerste lid, onderdeel e.

E

Artikel 10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. “onderdelen b en c” wordt telkens vervangen door: onderdeel b.

2. Na “het minimumloon bedraagt” wordt een komma ingevoegd. 

Ea

Artikel 10d, vierde lid, eerste zin, komt te luiden:

De hoogte van de loonkostensubsidie, bedoeld in het eerste lid, is het
verschil tussen het wettelijk minimumloon vermeerderd met de aanspraak
op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en
minimumvakantiebijslag en de loonwaarde van die persoon vermeerderd met
de voor die persoon naar rato van de loonwaarde rechtens geldende
vakantiebijslag, maar is ten hoogste 70% van het totale bedrag van het
wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van
artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd
met een bij ministeriële regeling nader te bepalen vergoeding voor
werkgeverslasten.

F

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na “deze wet” ingevoegd: , met
uitzondering van artikel 17, eerste lid,.

2. In het vijfde en zesde lid wordt “artikel 8, eerste lid, onderdeel
b” telkens vervangen door: artikel 8, eerste lid, onderdeel a.

G

In artikel 18a wordt na het achtste lid, onder vernummering van het
negende tot en met elfde lid tot tiende tot en met twaalfde lid, een lid
ingevoegd, luidende:

	9. Indien bijstand aan een gezin wordt verleend, berust de verplichting
tot betaling van de bestuurlijke boete bij alle gezinsleden en zijn deze
gezinsleden hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van deze
verplichting.

Ga

Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20 Jongerennormen

1. Voor belanghebbenden jonger dan 21 jaar zonder ten laste komende
kinderen is de norm per kalendermaand, indien het betreft:

a. een alleenstaande van 18, 19 of 20 jaar: € 234,88;

b. gehuwden waarvan beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar zijn: €
469,76;

c. gehuwden die niet met een of meer andere meerderjarige personen dan
de echtgenoot in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben, en waarvan
een echtgenoot 18, 19 of 20 jaar is en de andere echtgenoot 21 jaar of
ouder: € 914,63.

2. Voor belanghebbenden jonger dan 21 jaar met een of meer ten laste
komende kinderen is de norm per kalendermaand, indien het betreft:

a. een alleenstaande ouder van 18, 19 of 20 jaar: € 234,88;

b. gehuwden waarvan beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar zijn: €
741,66;

c. gehuwden die niet met een of meer andere meerderjarige personen dan
de echtgenoot in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben, en waarvan
een echtgenoot 18, 19 of 20 jaar is en de andere echtgenoot 21 jaar of
ouder: € 1 186,53.

3. Voor gehuwden die naast de echtgenoot nog met een of meer andere
meerderjarige personen in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben, en
waarvan een echtgenoot 18, 19 of 20 jaar is en de andere echtgenoot 21
jaar of ouder, is de norm per kalendermaand de in het eerste lid,
onderdeel a, genoemde norm vermeerderd met de op de echtgenoot van 21
jaar en ouder op grond van artikel 22a van toepassing zijnde norm.

H

Artikel 22a komt te luiden:

Artikel 22a Kostendelersnorm 

1. Indien de belanghebbende met een of meer meerderjarige personen in
dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft, is de norm per kalendermaand
voor de belanghebbende:

 

Hierbij staat:

‱ A voor het totaal aantal meerderjarige personen dat in dezelfde
woning zijn hoofdverblijf heeft; en

‱ B voor de rekennorm. 

2. De rekennorm, bedoeld in het eerste lid, is voor de belanghebbende:

a. van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd,
de norm voor gehuwden, bedoeld in artikel 21, onderdeel b;

b. van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd,
waarvan de echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, de
norm voor gehuwden, bedoeld in artikel 22, onderdeel c;

c. die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, de norm voor
gehuwden, bedoeld in artikel 22, onderdeel b. 

3. Het eerste lid is niet van toepassing op de belanghebbende:

a. die gehuwd is en die niet met een of meer andere meerderjarige
personen dan de echtgenoot in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft,
tenzij die echtgenoot geen recht op algemene bijstand heeft; of

b. die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt.

4. Tot de personen, bedoeld in het eerste lid, worden niet gerekend: 

a. de persoon die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt,

b. de persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste of
tweede graad van belanghebbende, die op basis van een schriftelijke
overeenkomst met de belanghebbende, waarbij een commerciële prijs is
overeengekomen, als verhuurder, huurder, onderverhuurder, onderhuurder,
kostgever of kostganger in dezelfde woning als de belanghebbende zijn
hoofdverblijf heeft,

c. de persoon die op basis van een schriftelijke overeenkomst met een
derde, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder,
onderhuurder of kostganger in dezelfde woning als de belanghebbende zijn
hoofdverblijf heeft, mits hij de overeenkomst heeft met dezelfde persoon
als met wie de belanghebbende een schriftelijke overeenkomst heeft,
waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder,
onderhuurder of kostganger, en

d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op
studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering
2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in
aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die
onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op
grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en
schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in
artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet
educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.

5. Op verzoek van het college legt de belanghebbende de schriftelijke
overeenkomst, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b of onderdeel c,
over en toont hij de betaling van de commerciële prijs aan door het
overleggen van de bewijzen van betaling. 

6. De norm voor gehuwden, op wie het eerste lid van toepassing is, is
gelijk aan de som van de normen, bedoeld in dat lid, die voor ieder van
de rechthebbende echtgenoten afzonderlijk van toepassing is.

H0a

Artikel 36a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt “35, 36” vervangen door: 34 tot en met 36.

2. In het vierde lid wordt “31 tot en met 34” vervangen door: 31 tot
en met 33.

Ha

In artikel 36b, eerste lid, onderdeel d, vervalt: met voltijdse arbeid.

Hb

Artikel 37, vierde lid, derde zin, komt te luiden: 

Het gewijzigde percentage wordt door of namens Onze Minister bekend
gemaakt in de Staatscourant.

I

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na “23, eerste lid” een komma ingevoegd.

2. In het eerste, tweede, derde en vijfde lid wordt “herzien”
vervangen door: gewijzigd.

3. In het derde lid, wordt “artikelen 10a, zesde lid, en 31, tweede
lid, onderdelen j, n en r,” vervangen door: 31, tweede lid, onderdelen
j, n, r en z,.

4. Het zesde lid komt te luiden:

6. De gewijzigde normen en bedragen en de dag waarop de wijzigingen
ingaan, worden door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de
Staatscourant.

Ia

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “herzien” vervangen door: gewijzigd.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De gewijzigde bedragen en de dag waarop de wijzigingen ingaan, worden
door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

J

In artikel 44, tweede lid, onderdeel b, wordt “artikel 41, eerste
lid,” vervangen door “artikel 41, eerste of derde lid,” en wordt
“artikel 41, tweede of derde lid” vervangen door: artikel 41, tweede
lid.

Ja

In artikel 47a, derde lid, wordt “de hoofdstukken 2 en 3” vervangen
door: hoofdstuk 2, met uitzondering van artikel 18, hoofdstuk 3.

Jb

Artikel 47c komt te luiden:

Artikel 47c Toepassing afstemming door Sociale verzekeringsbank

1. De Sociale verzekeringsbank stemt de algemene bijstand als
aanvullende inkomensvoorziening ouderen en de daaraan verbonden
verplichtingen af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de
belanghebbende.

2. De Sociale verzekeringsbank verlaagt de algemene bijstand: 

a. ter zake van het niet of onvoldoende nakomen van de uit deze wet
voortvloeiende verplichtingen, met uitzondering van de verplichting
opgenomen in artikel 17, eerste lid; dan wel

b. indien de belanghebbende naar het oordeel van de Sociale
verzekeringsbank tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont
voor de voorziening in het bestaan. 

3. Indien het college een gegrond vermoeden heeft dat een belanghebbende
niet voldoet aan de verplichting tot arbeidsinschakeling dan wel niet of
onvoldoende gebruik maakt van re-integratievoorzieningen of
inburgeringsvoorzieningen, stelt het de Sociale verzekeringsbank daarvan
in kennis.

4. De Sociale verzekeringsbank heroverweegt een besluit als bedoeld in
het tweede lid binnen een door haar te bepalen termijn die ten hoogste
drie maanden bedraagt.

5. De Sociale verzekeringsbank verlaagt in ieder geval de algemene
bijstand overeenkomstig het zesde, zevende, achtste of negende lid ter
zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de volgende
verplichtingen:

a. het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

b. het uitvoering geven aan de door het college opgelegde verplichting
om ingeschreven te staan bij een uitzendbureau;

c. het naar vermogen verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid in een
andere dan de gemeente van inwoning, alvorens naar die andere gemeente
te verhuizen;

d. bereid zijn om te reizen over een afstand met een totale reisduur van
3 uur per dag, indien dat noodzakelijk is voor het naar vermogen
verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde
arbeid;

e. bereid zijn om te verhuizen, indien het college is gebleken dat er
geen andere mogelijkheid is voor het naar vermogen verkrijgen, het
aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, en de
belanghebbende een arbeidsovereenkomst met een duur van tenminste een
jaar en een netto beloning die ten minste gelijk is aan de voor de
belanghebbende geldende bijstandsnorm, kan aangaan;

f. het verkrijgen en behouden van kennis en vaardigheden, noodzakelijk
voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van
algemeen geaccepteerde arbeid;

g. het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van
algemeen geaccepteerde arbeid niet belemmeren door kleding, gebrek aan
persoonlijke verzorging of gedrag;

h. het gebruik maken van door het college aangeboden voorzieningen,
waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en
mee te werken aan onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot
arbeidsinschakeling. 

6. Indien de belanghebbende een verplichting als bedoeld in het vijfde
lid niet nakomt, verlaagt de Sociale verzekeringsbank de bijstand met
100% voor een periode van ten minste een maand en ten hoogste drie
maanden. 

7. Indien de belanghebbende een verplichting als bedoeld in het vijfde
lid niet nakomt binnen twaalf maanden nadat het zesde lid toepassing
heeft gevonden, verlaagt de Sociale verzekeringsbank, in afwijking van
het zesde lid, de bijstand met 100% voor een periode die in ieder geval
langer is dan de op grond van het zesde lid vastgestelde periode van
verlaging en ten hoogste drie maanden. 

8. Indien de belanghebbende een verplichting als bedoeld in het vijfde
lid niet nakomt binnen twaalf maanden nadat het zevende lid toepassing
heeft gevonden, verlaagt de Sociale verzekeringsbank, in afwijking van
het zesde en zevende lid, de bijstand met 100% voor een periode van drie
maanden.

9. Indien de belanghebbende een verplichting als bedoeld in het vijfde
lid niet nakomt binnen twaalf maanden nadat het zesde lid toepassing
heeft gevonden, verlaagt de Sociale verzekeringsbank, in afwijking van
het zesde, zevende en achtste lid, telkens de bijstand met 100% voor een
periode van drie maanden. 

10. De Sociale verzekeringsbank ziet af van het opleggen van een
maatregel, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. 

11. De Sociale verzekeringsbank stemt een op te leggen maatregel of een
opgelegde maatregel af op de omstandigheden van de belanghebbende en
diens mogelijkheden om middelen te verwerven, indien naar zijn oordeel,
gelet op bijzondere omstandigheden, dringende redenen daartoe noodzaken.


12. Indien de Sociale verzekeringsbank de bijstand overeenkomstig het
zesde, zevende, achtste of negende lid heeft verlaagd, kan de Sociale
verzekeringsbank op verzoek van de belanghebbende ten aanzien van wie de
maatregel is opgelegd, de verlaging herzien zodra het college van
oordeel is dat uit de houding en gedragingen van de belanghebbende
ondubbelzinnig is gebleken dat hij de verplichtingen, bedoeld in het
vijfde lid, nakomt. Het college stelt de Sociale verzekeringsbank in
kennis van dat oordeel.

13. Bij de toepassing van dit artikel wordt onder belanghebbende mede
verstaan het gezin.

14. Indien de Sociale verzekeringsbank naar aanleiding van een melding
als bedoeld in het derde lid toepassing heeft gegeven aan dit artikel
stelt de Sociale verzekeringsbank het college daarvan terstond in
kennis.

K

In artikel 47g wordt na het achtste lid, onder vernummering van het
negende tot en met elfde lid tot tiende tot en met twaalfde lid, een lid
ingevoegd, luidende:

9. Indien bijstand aan een gezin wordt verleend, berust de verplichting
tot betaling van de bestuurlijke boete bij alle gezinsleden en zijn deze
gezinsleden hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van deze
verplichting.

Ka

Artikel 53a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na “artikel 20, eerste lid,
aanhef en onderdeel a,” ingevoegd: of artikel 20, tweede lid, aanhef
en onderdeel a,.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Na “artikel 20, eerste lid, aanhef en onderdeel a,” wordt
ingevoegd: of artikel 20, tweede lid, aanhef en onderdeel a,.

b. Na “artikel 21, aanhef en onderdeel a” en “artikel 22, aanhef
en onderdeel a” wordt een komma ingevoegd. 

L

In artikel 59, tweede lid, wordt “artikelen” vervangen door:
artikel.

La

	In artikel 69 vervalt het vijfde lid.

M

Artikel 78z Overgangsrecht Wet werk en bijstand wordt als volgt
gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt “b end” vervangen door “b en d” en
wordt “artikel 8, eerste lid, onderdelen a en c” vervangen door:
artikel 8, eerste lid, onderdelen a en b.

2. In het zevende lid wordt “de artikelen 8, 8a, 10b, 18b, tweede lid,
en 47” vervangen door: de artikelen 6, 8, 8a, 10b en 47.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. Het eerste tot en met het vierde lid is van overeenkomstige
toepassing op de uitvoering door de Sociale verzekeringsbank van de
taak, bedoeld in artikel 47a, eerste lid.

ARTIKEL IXA. PENSIOENWET

De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1, in de definitie van arbeidsongeschiktheidspensioen wordt
“artikel 29, vijfde en negende lid, van de Ziektewet” vervangen
door: artikel 29, vijfde en tiende lid, van de Ziektewet.

B

	In artikel 1, in de definitie van arbeidsongeschiktheidspensioen wordt
“artikel 29, vijfde en tiende lid, van de Ziektewet” vervangen door:
artikel 29, vijfde en elfde lid, van de Ziektewet.

C

	Artikel 66, achtste lid, komt te luiden:

	8. Het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag wordt telkens
gewijzigd met ingang van 1 januari op basis van de consumentenprijsindex
Alle Huishoudens, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de
Statistiek. De wijziging wordt bepaald door de procentuele wijziging die
dat indexcijfer over de maand oktober, voorafgaand aan de aanpassing,
heeft ondergaan ten opzichte van de maand oktober van het daaraan
voorafgaande jaar. Het gewijzigde bedrag wordt door of namens Onze
Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

ARTIKEL IXB. PENSIOENWET BES

Artikel 7b van de Pensioenwet BES wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “een pensioen een pensioen” vervangen
door: een pensioen, een pensioen.

2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot en met
zesde lid tot derde tot en met vijfde lid.

ARTIKEL X. TOESLAGENWET

De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:

A 

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het zesde lid wordt, onder vernummering van het zevende en achtste
lid tot achtste en negende lid, een lid ingevoegd, luidende:

7. Het zesde lid is niet van toepassing op ongehuwden die de leeftijd
van 21 jaar nog niet hebben bereikt. 

2. Het achtste lid (nieuw), onderdeel d, komt te luiden:

d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op
studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering
2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in
aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die
onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op
grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en
schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in
artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet
educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.

3. In het negende lid (nieuw) wordt “zevende lid” vervangen door:
achtste lid.

Aa

Artikel 9, tweede lid, komt te luiden:

2. De gewijzigde bedragen, bedoeld in het eerste lid, en de dag waarop
de wijzigingen ingaan, worden door of namens Onze Minister bekend
gemaakt in de Staatscourant.

B

In artikel 21, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van
de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.

ARTIKEL XA. VERZAMELWET SZW 2013

Artikel IVA van de Verzamelwet SZW 2013 vervalt.

ARTIKEL XI. WERKLOOSHEIDSWET   

De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. indien de werknemer niet over de volledige kalendermaand recht op een
uitkering heeft gehad het aantal werkdagen in die kalendermaand waarop
recht op uitkering heeft bestaan, vermenigvuldigd met het dagloon. Bij
het bepalen van het aantal werkdagen wordt een kalenderweek geacht vijf
werkdagen te hebben; of.

2. In het vijfde lid, wordt na “bedoeld in artikel 8, eerste lid,
verliest of heeft verloren”, ingevoegd: , anders dan door het
verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 8, vierde lid,.

3. In het achtste lid, wordt “Onze minister” vervangen door: Onze
Minister.

B

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na “dienstbetrekking” ingevoegd:
“geheel of gedeeltelijk” en wordt onder vervanging van de punt aan
het einde van de zin door een komma toegevoegd: behalve als die
werkzaamheden worden aangemerkt als vrijwilligerswerk. 

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot
en met vijfde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

2. In afwijking van het eerste lid behoudt een persoon de hoedanigheid
van werknemer voor zover het aantal uren in een kalenderweek waarop hij
werkzaamheden in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige
uitoefening van een beroep verricht niet hoger is dan het gemiddeld
aantal uren per kalenderweek waarop hij deze werkzaamheden verrichtte in
de 26 kalenderweken onmiddellijk voorafgaande aan het moment waarop de
werkzaamheden in dienstbetrekking, waaruit de werknemer werkloos is
geworden, eindigden.

3. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

3. Een persoon, wiens werknemerschap geheel of gedeeltelijk is
geëindigd door het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in het
tweede lid, herkrijgt bij de volledige beëindiging van die
werkzaamheden de hoedanigheid van werknemer, indien de werkzaamheden
worden beëindigd binnen een periode die gelijk is aan de
uitkeringsduur, dan wel binnen anderhalf jaar, indien de uitkeringsduur
korter is dan anderhalf jaar.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt na “werknemerschap” ingevoegd
“geheel of gedeeltelijk” en wordt na “herkrijgt bij” ingevoegd:
gehele of gedeeltelijke.

5. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

5. Een persoon, wiens werknemerschap geheel of gedeeltelijk is
geëindigd door het verrichten van werkzaamheden, waarvan hij op grond
van deze wet niet als werknemer wordt beschouwd, niet zijnde
werkzaamheden als bedoeld in het tweede of vierde lid, herkrijgt bij
gehele of gedeeltelijke beëindiging van die werkzaamheden de
hoedanigheid van werknemer.

6. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Bij ministeriële regeling worden nadere voorwaarden gesteld aan het
aanmerken van werkzaamheden als vrijwilligerswerk als bedoeld in het
eerste lid.

C

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. met ingang van de eerste dag van de kalendermaand waarin de werknemer
inkomen geniet dat, na vermenigvuldiging met de factor C / D, bedoeld in
artikel 47, eerste lid, onderdelen a en b, meer dan 87,5% van het
maandloon bedraagt.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Voor de werknemer op wie het eerste lid, onderdeel a, van toepassing
is, eindigt het recht op uitkering ter zake van het gemiddeld aantal
uren per kalenderweek waarop hij werkzaamheden verricht uit hoofde
waarvan hij niet als werknemer in de zin van deze wet wordt beschouwd
gedurende de kalenderweken van een periode als bedoeld in artikel 33,
waarover betaling plaatsvindt, waarin de desbetreffende kalenderweek
zich bevindt.

Ca

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na “onderdeel a of c” een komma
ingevoegd.

2. In het derde lid, onderdeel b, wordt na “artikel 16, tweede lid”
een komma ingevoegd.

3. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. Een recht op uitkering dat is geëindigd op grond van artikel 20,
eerste lid, onderdeel c, doordat inkomen wordt genoten dat uitsluitend
in verband met het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel
8, vierde lid, meer bedraagt dan 87,5% van het maandloon kan slechts
herleven, indien de periode tussen de eindiging van het recht en het
vervallen van de omstandigheid als hier bedoeld niet langer is dan de
resterende uitkeringsduur bij de eindiging van het recht.

D

Artikel 24 wordt al volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. Onder passende arbeid als bedoeld in het eerste lid wordt, in de
periode voordat zes maanden waarin een recht op uitkering bestaat op
grond van deze wet zijn verstreken, verstaan arbeid die aansluit bij de
arbeid waaruit de werknemer werkloos is geworden. Na deze periode van
zes maanden is alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de
werknemer is berekend, passend, tenzij aanvaarding om redenen van
lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden
gevergd. Niet als passend wordt beschouwd arbeid op grond van een
dienstbetrekking als bedoeld in hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale
werkvoorziening of arbeid op grond waarvan men niet als werknemer in de
zin van deze wet wordt aangemerkt. Bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent het begrip passende
arbeid, waarbij tevens wordt bepaald op welke wijze wordt vastgesteld of
arbeid aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer werkloos is geworden,
alsmede in welke gevallen een periode waarin recht op ziekengeld op
grond van de Ziektewet bestaat, wordt meegeteld bij de vaststelling van
de periode, bedoeld in de eerste zin.

2. Onder vernummering van het vierde tot en met negende lid, tot vijfde
tot en met tiende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. In afwijking van het derde lid, is alle arbeid direct passend, indien
de werknemer na 104 weken ziekte, op grond van artikel 5 van de Wet werk
en inkomen naar arbeidsvermogen geen uitkering ontvangt en als gevolg
hiervan een uitkering op grond van deze wet ontvangt.

3. In het zevende lid (nieuw) wordt “vijfde lid” vervangen door:
zesde lid.

4. In het tiende lid (nieuw) wordt “vijfde en zesde lid” vervangen
door: zesde en zevende lid.

E

In artikel 26, eerste lid, onderdeel e, vervalt “, bedoeld in de
hoofdstukken VI en XA”.

F

In artikel 26a, tweede lid, wordt “35aa” vervangen door: 35ab.

G

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt “artikelen 24, eerste lid, onderdeel b,
onder 1° of 4°, of vierde lid” vervangen door: artikelen 24, eerste
lid, onderdeel b, onder 1° of 4°, of vijfde lid.

2. In het elfde lid wordt na “of tweede lid” een komma ingevoegd.

H

In artikel 30a, vierde lid, wordt “de betaling de uitkering”
vervangen door: de betaling van de uitkering.

I

In artikel 36c, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van
de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.

J

In artikel 41 wordt “week” vervangen door: maand.

Ja

In artikel 42 worden onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot
zesde en zevende lid twee leden ingevoegd, luidende:

4. Indien de duur van het arbeidsverleden gelegen voor 2016 niet louter
uitgedrukt wordt in een aantal gehele kalenderjaren, wordt het kwart,
halve of driekwart kalenderjaar geacht gelegen te zijn na 2015.

5. Als de duur van het arbeidsverleden gelegen na 2015 niet louter
uitgedrukt wordt in een aantal gehele kalenderjaren, wordt de duur van
het arbeidsverleden naar beneden afgerond tot gehele kalenderjaren.

Jb

In artikel 47, tweede lid, wordt “inkomen in verband met arbeid,
bedoeld in het eerste lid” vervangen door: inkomen in verband met
arbeid als bedoeld in het eerste lid.

K

Artikel 42a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt “worden met dagen of uren waarover loon is
ontvangen, gelijkgesteld” vervangen door: worden met dagen waarover
loon is ontvangen of met acht uren waarover loon is ontvangen,
gelijkgesteld.

2. In de onderdelen a en b vervalt “of uren”.

L

Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt “gehele”.

2. In het derde lid vervalt “geheel”.

M 

Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid, wordt een
lid ingevoegd, luidende:.

2. Indien de werknemer meer dan een recht op uitkering op grond van deze
wet heeft en de factor D, bedoeld in het eerste lid, voor het eerst
ontstane recht is hoger dan het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste
lid, Wet financiering sociale verzekeringen, bedraagt de uitkering per
kalendermaand op grond van het recht dat is ontstaan na het eerst
ontstane recht, in afwijking van het eerste lid:

a. 0,75 * (A * C/D – B * C/D) – E over de eerste twee maanden waarin
recht op een uitkering bestaat; en

b. 0,7 * (A * C/D – B * C/D) – E vanaf de derde maand waarin recht
op een uitkering bestaat.

Hierbij staat:

A voor het maandloon; 

B voor het inkomen in een kalendermaand;

C voor het dagloon van het eerst ontstane recht;

D voor het dagloon waarnaar de uitkering zou zijn berekend indien dat
niet gemaximeerd zou zijn op het in artikel 17, eerste lid, van de Wet
financiering sociale verzekeringen bedoelde bedrag met betrekking tot
een loontijdvak van een dag; en 

E voor het inkomen in verband met arbeid.

2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden: 

3. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen in
verband met arbeid als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt
verstaan.

N

Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde en zevende lid wordt “onderdeel a en b” vervangen
door: onderdelen a en b.

2. In het zevende en achtste lid wordt na “artikel 17, eerste lid,”
ingevoegd: van de.

3. In het negende lid vervalt “ door het UWV”.

O 

In artikel 65, eerste lid, wordt “wordt,” vervangen door: , wordt.

P   

In artikel 79, vierde lid, wordt “tweede” vervangen door: derde.

Q

Artikel 130r wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “vierde lid, zevende en negende lid,
zijn” vervangen door: vierde, zevende en negende lid, is.

2. In het tweede lid wordt “achtste lid, zijn” vervangen door
“achtste lid, is” en wordt “van Wet werk en zekerheid” vervangen
door: van de Wet werk en zekerheid.

R

Artikel 130z wordt als volgt gewijzigd:

1. Na “Hoofdstuk II” vervalt telkens “van de Werkloosheidswet”. 

2. In het tweede lid wordt “op grond van de Werkloosheidswet zoals
deze luidt na de inwerkingtreding” vervangen door: op grond van deze
wet zoals deze komt te luiden na de inwerkingtreding van artikel XXVI,
onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid.

S

In artikel 130aa, eerste lid, wordt “Hoofdstuk II van de
Werkloosheidswet” vervangen door “Hoofdstuk II” en wordt telkens
“van de Werkloosheidswet” vervangen door: van deze wet.

T

	In artikel 130bb wordt “De Werkloosheidswet” vervangen door: Deze
wet.

U

In artikel 130cc wordt “De Werkloosheidswet” vervangen door “Deze
wet” en wordt “hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet” vervangen
door: hoofdstuk IV van deze wet.

V

In artikel 130dd wordt “De Werkloosheidswet” vervangen door “Deze
wet” en wordt “hoofdstuk II van de Werkloosheidswet” vervangen
door: hoofdstuk II van deze wet.

ARTIKEL XII. WET ALGEMENE OUDERDOMSVERZEKERING BES

De Wet algemene ouderdomsverzekering BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 12, derde lid, vervalt “, onderdeel a”.

B

In artikel 41, eerste lid, vervalt “van artikel 6”.

ARTIKEL XIII. WET ALLOCATIE ARBEIDSKRACHTEN DOOR INTERMEDIAIRS

In artikel 7a, eerste lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door
intermediairs wordt

 “of waarvan is opgenomen” vervangen door: en waarvan is opgenomen.

ARTIKEL XIV. WET ARBEID EN ZORG

De Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3:13, tweede lid, wordt “de artikelen 15 en van de
Ziektewet” vervangen door: de artikelen 15 en 16 van de Ziektewet.

B

Artikel 3:13 komt te luiden:

Artikel 3:13

1. De uitkering, bedoeld in deze paragraaf, bedraagt per dag het
dagloon.

2. Voor de berekening van de uitkering waarop op grond van deze
paragraaf recht bestaat, wordt als dagloon beschouwd 1/261 deel van het
loon, bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale
verzekeringen, dat de werknemer of de gelijkgestelde, bedoeld in artikel
3:6, dan wel de betrokkene, bedoeld in artikel 3:10, in de periode van
Ă©Ă©n jaar, die eindigt op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak
voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin het recht op uitkering op
grond van deze paragraaf is ontstaan, verdiende in de dienstbetrekking
waaruit dat recht is ontstaan, doch ten hoogste het bedrag, bedoeld in
artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen,
met betrekking tot een loontijdvak van een dag. 

3. In afwijking van het tweede lid, wordt, indien de gelijkgestelde,
bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, direct voorafgaand aan het recht op
uitkering op grond van deze wet of de betrokkene, bedoeld in artikel
3:10, voorafgaand aan het recht op uitkering op grond van deze wet, een
recht op uitkering heeft gehad op grond van de Ziektewet, de
Werkloosheidswet, met uitzondering van artikel 18 en hoofdstuk IV, of de
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, voor de hoogte van het dagloon
uitgegaan van het dagloon zoals dat op grond van de Ziektewet,
Werkloosheidswet, of Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is
vastgesteld en herzien. 

4. Bij algemene maatregel van bestuur worden ten aanzien van de
vaststelling en de herziening van het dagloon, bedoeld in het tweede en
derde lid, nadere en zo nodig afwijkende regels gesteld, onder meer over
de vaststelling en herziening van het dagloon wanneer de
dienstbetrekking in het tweede lid, korter heeft geduurd dan het jaar,
bedoeld in dat lid en over de vaststelling van het dagloon voor de
vrijwillig verzekerde, bedoeld in artikel 3:6, tweede lid, van deze wet.

5. Op een op grond van dit artikel vastgesteld dagloon, is artikel 16
van de Ziektewet van overeenkomstige toepassing.

6. Indien het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet van:

a. de gelijkgestelde die als gelijkgestelde wordt aangemerkt op grond
van de artikelen 3:6, eerste lid, van deze wet en 7, onderdeel a, van de
Ziektewet; of 

b. de betrokkene, bedoeld in artikel 3:10, die voorafgaand aan de
uitkering op grond van deze wet een uitkering op grond van de
Werkloosheidswet heeft gehad, 

is gebaseerd op de Werkloosheidswet zoals deze luidde voor
inwerkingtreding van artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet werk en
zekerheid, dan blijft artikel 3:13, zoals dat luidde voor de
inwerkingtreding van artikel XIV, onderdeel B, van de Verzamelwet SZW
2015 van toepassing en wordt in het tweede lid “op grond van de
artikelen 15 en 16 van de Ziektewet en de daarop berustende
bepalingen” gelezen als: op grond van de artikelen 15 en 16 van de
Ziektewet en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden op de
dag voor de inwerkingtreding van de artikelen XXVI, onderdeel S en
XXVIII, onderdeel A, van de Wet werk en zekerheid.

7. Indien het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet van de
gelijkgestelde, die als gelijkgestelde wordt aangemerkt op grond van de
artikelen 3:6, eerste lid, of 3:10 van deze wet en 8, onderdeel a, van
de Ziektewet, en die persoon direct voorafgaand aan de uitkering op
grond van de Ziektewet een recht op uitkering had op grond van de
Werkloosheidswet, is gebaseerd op de Werkloosheidswet zoals deze luidde
voor inwerkingtreding van de artikelen XXVI, onderdeel S en XXVIII,
onderdeel A, van de Wet werk en zekerheid, dan blijft artikel 3:13 van
deze wet, zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van artikel XIV,
onderdeel B, van de Verzamelwet SZW 2015 en van artikel XXVIII,
onderdeel A, van de Wet werk en zekerheid van toepassing.

8. Het zesde tot en met achtste lid vervallen met ingang van een bij
koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

C

Artikel 3:14a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “, dan verzoekt het Uitkeringsinstituut
werknemersverzekeringen” vervangen door: , dan verzoekt het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

2. In het vierde lid wordt “toeslag” vervangen door: uitkering..

D

	Artikel 3:15 vervalt.

ARTIKEL XV. WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVOORZIENING JONGGEHANDICAPTEN

De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als
volgt gewijzigd:

A

Artikel 1a:1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt “als gevolg ziekte, gebrek, zwangerschap of
bevalling” vervangen door: als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap
of bevalling.

2. In het achtste lid, wordt “het eerste en vierde lid” vervangen
door: het eerste, vierde en zesde lid.

B

In artikel 2:7, zesde lid, wordt “voorschift” vervangen door:
voorschrift.

C

	In artikel 2:55a, vierde lid, wordt “schort uit Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen” vervangen door: schort het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Ca 

Artikel 2:59, eerste lid, komt te luiden:

1. Een inkomensvoorziening die op grond van dit hoofdstuk onverschuldigd
is betaald, hetgeen als gevolg van een beschikking als bedoeld in
artikel 2:58 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
onverschuldigd is betaald of verstrekt, alsmede hetgeen anderszins
onverschuldigd is betaald, wordt door het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen teruggevorderd.

D   

Artikel 2:62, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c vervalt, onder verlettering van de onderdelen d tot en
met e tot c tot en met d.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d (nieuw)
door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt
overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.

E

Artikel 3:47a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt “inkomensvoorziening” vervangen door:
arbeidsongeschiktheidsuitkering.

2. In het vierde lid wordt “schort uit Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen” vervangen door: schort het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Ea

	Artikel 3:48 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot het
derde tot en met achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

	2. Indien degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering
in dienstbetrekking arbeid als bedoeld in het eerste lid verricht of
heeft verricht, wordt het loon geacht te zijn genoten in het
aangiftetijdvak waarover de werkgever of de inhoudingsplichtige van dat
loon opgave heeft gedaan. 

	2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

	3. Het in het eerste lid, aanhef, genoemde tijdvak van vijf jaar vangt
aan op de eerste dag waarop het eerste lid, onderdeel a of b, is
toegepast. Indien diegene die recht heeft op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering en ten aanzien van wie het eerste lid,
onderdeel a of b, is toegepast andere arbeid gaat verrichten, dan vangt
een nieuw tijdvak als bedoeld in het eerste lid aan op de eerste dag dat
de arbeidsongeschiktheidsuitkering vanwege het verrichten van die andere
arbeid wordt vastgesteld door toepassing van het eerste lid, onderdeel a
of b.

	3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	9. Bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid, bedoeld in
het eerste lid, kan loon niet meer dan eenmaal in aanmerking worden
genomen.

F

In artikel 3:59, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van
de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.

G

Artikel 3:75, derde lid, komt te luiden:

3. Het bedrag, genoemd in het tweede lid, wordt jaarlijks per 1 januari
gewijzigd overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel
10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het gewijzigde bedrag wordt
door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

ARTIKEL XVI. WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING ZELFSTANDIGEN

De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt
gewijzigd:

0A

In de artikelen 54, derde lid, 54a, vijfde lid, en 67h wordt “Wet werk
en bijstand” vervangen door: Participatiewet.

A

Artikel 55b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “de ontvanger van een
arbeidsongeschiktheidsverzekering” vervangen door: de ontvanger van
een arbeidsongeschiktheidsuitkering.

2. In het vierde lid wordt “schort uit Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen” vervangen door: schort het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Aa

	Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot het derde
tot en met zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

	2. Indien degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering
in dienstbetrekking arbeid als bedoeld in het eerste lid verricht of
heeft verricht, wordt het loon geacht te zijn genoten in het
aangiftetijdvak waarover de werkgever of de inhoudingsplichtige van dat
loon opgave heeft gedaan. 

	2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

	3. Het in het eerste lid, aanhef, genoemde tijdvak van vijf jaar vangt
aan op de eerste dag waarop het eerste lid, onderdeel a of b, is
toegepast. Indien diegene die recht heeft op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering en ten aanzien van wie het eerste lid,
onderdeel a of b, is toegepast andere arbeid gaat verrichten, dan vangt
een nieuw tijdvak als bedoeld in het eerste lid aan op de eerste dag dat
de arbeidsongeschiktheidsuitkering vanwege het verrichten van die andere
arbeid wordt vastgesteld door toepassing van het eerste lid, onderdeel a
of b.

	3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	8. Bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid, bedoeld in
het eerste lid, kan loon niet meer dan eenmaal in aanmerking worden
genomen.

B

In artikel 65a, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van
de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.

C

Artikel 67i, derde lid, komt te luiden:

3. Het bedrag, genoemd in het tweede lid, wordt jaarlijks per 1 januari
gewijzigd overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel
10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het gewijzigde bedrag wordt
door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

ARTIKEL XVII. WET FINANCIERING SOCIALE VERZEKERINGEN

	De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

00A

In artikel 3 vervalt de zinsnede: , alsmede de financiële middelen voor
het vormen en in stand houden van reserves in deze fondsen,.

0A

In artikel 23, eerste lid, vervalt de zinsnede: , alsmede de financiële
middelen voor het vormen en in stand houden van reserves in deze
fondsen,.

A

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, laatste zin, komt te luiden: Bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur kunnen hieromtrent nadere regels worden
gesteld, waaronder het stellen van voorwaarden ter afbakening van de
verschillende categorieën van werkgevers en werknemers. 

2. Het zesde lid met de volgende tekst vervalt:

6. Het UWV dan wel, indien Onze Minister het percentage heeft
vastgesteld, Onze Minister maakt bekend welk deel van het percentage,
bedoeld in het eerste lid, is gerelateerd aan hetgeen op grond van
artikel 104, eerste lid, onderdelen a en b, onderdeel c, respectievelijk
onderdeel d, ten laste komt van een sectorfonds.

Aa

In artikel 29 vervalt de zinsnede: , alsmede de financiële middelen
voor het vormen en in stand houden van reserves in dat fonds,.

Ab

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede: , alsmede de financiële
middelen voor het vormen en in stand houden van reserves in dat fonds,.

2. In het tweede lid vervalt de zinsnede: , alsmede de financiële
middelen voor het vormen en in stand houden van reserves in de
Werkhervattingskas,.

B

In artikel 38a, eerste lid, wordt “Toeslagenwet, over het loon”
vervangen door “Toeslagenwet en over het loon” en vervalt “en over
het loon van de werknemer van de eigenrisicodrager, op wie artikel 56
van toepassing is”.

C

	Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het vierde lid komt te luiden: 

	4. Alvorens de korting, bedoeld in het eerste lid, wordt toegepast
beschikt de werkgever over een verklaring van het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank, het college van
burgemeester en wethouders of een andere uitkeringsinstantie, dat de
werknemer, bedoeld in het eerste of tweede lid, voorafgaande aan de
datum van aanvang van de dienstbetrekking recht had op een uitkering als
bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, of voldoet aan het tweede lid. 

	2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende: 

	5. De werkgever bewaart de verklaring, bedoeld in het vierde lid, bij
de loonadministratie.

D

Artikel 48a wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde
lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. Alvorens de korting, bedoeld in het eerste lid, wordt toegepast
beschikt de werkgever over:

a. de schriftelijke arbeidsovereenkomst met of de schriftelijke
publiekrechtelijke aanstelling van de werknemer waaruit blijkt dat wordt
voldaan aan het eerste lid, onderdeel d;

b. een verklaring van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
of het college van burgemeester en wethouders dat de werknemer, bedoeld
in het eerste lid, voorafgaande aan de datum van aanvang van de
dienstbetrekking recht had op een uitkering als bedoeld in het eerste
lid, onderdeel a.

2. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

5. De werkgever bewaart de arbeidsovereenkomst of de publiekrechtelijke
aanstelling en de verklaring, bedoeld in het vierde lid, bij de
loonadministratie.

Da

Artikel 90 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel f, wordt “verstrekt op grond van
artikel 44 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten” vervangen
door: verstrekt op grond van de artikelen 43a, 43b of 44 van de Algemene
Wet Bijzondere Ziektekosten.

2. Het derde lid vervalt.

Db

In artikel 112 vervalt de zinsnede: alsmede de middelen benodigd voor
het vormen en in stand houden van een reserve,.

Dc

In artikel 113a vervalt de zinsnede: alsmede de middelen benodigd voor
het vormen en in stand houden van een reserve,.

E

Artikel 117b, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt te luiden:

c. het een WGA-uitkering betreft, toegekend aan een werknemer die uit de
dienstbetrekking waaruit de WGA-uitkering is ontstaan recht had op
ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel d, e,
f of g, van de Ziektewet of op ziekengeld als bedoeld in artikel 29,
tweede lid, onderdelen a, b en c, dat aan een werknemer is toegekend
direct aansluitend op een dienstbetrekking waarin recht op ziekengeld
als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f of g, bestond;. 

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, onder vervanging van de punt door
een puntkomma aan het slot van onderdeel j, luidende:

k. het ziekengeld betreft als bedoeld in artikel 29, tweede lid,
onderdelen a, b en c, van de Ziektewet toegekend aan een werknemer
direct aansluitend op een dienstbetrekking waarin recht op ziekengeld op
grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f of g, van de Ziektewet
bestond.

Ea

Artikel 120, achtste lid, komt te luiden:

8. Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën,
kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de door het College
zorgverzekeringen, het UWV en de SVB beheerde fondsen betreffende de
onderscheiding van het vermogen van het fonds in verschillende
bestanddelen en de normen tot vaststelling van de omvang van deze
bestanddelen.

F

 	Na artikel 122a wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:

Artikel 122b.	Overgangsrecht wijzigingen premiekortingen

De artikelen 47 en 48a, zoals deze luiden op de dag voorafgaande aan de
inwerkingtreding van artikel XVII, onderdelen C en D, van de Verzamelwet
SZW 2015 blijven van toepassing voor zover de desbetreffende
premiekorting op die dag werd toegepast voor het in dienst hebben van
een werknemer als bedoeld in artikel 47, eerste en tweede lid, of
artikel 48a, eerste lid.

G

Artikel 122g vervalt.

H

In artikel 124 wordt “verplicht desgevraagd aan elkaar” vervangen
door: bevoegd uit eigen beweging en verplicht desgevraagd aan elkaar.

ARTIKEL XVIII. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK
ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

0A

In artikel 5, zevende lid, wordt “Wet werk en bijstand” vervangen
door: Participatiewet.

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, vervalt “niet”.

2. In het vierde lid vervalt “door Onze Minister”.

3. Het vijfde lid komt te luiden:

5. De in het tweede lid, onderdelen 2 en 3, genoemde bedragen worden
gewijzigd met ingang van de dag waarop het netto minimumloon wordt
gewijzigd met het percentage van deze wijziging, zodanig dat deze netto
gelijk zijn aan het netto minimumloon.

4. In het zesde lid wordt “herzien” telkens vervangen door
“gewijzigd” en wordt “herziening” vervangen door
“wijziging”.

5. Het achtste lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op
studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering
2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in
aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die
onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op
grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en
schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in
artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet
educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.

6. Het tiende lid komt te luiden:

10. De gewijzigde bedragen en de dag waarop de wijzigingen ingaan worden
door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

Aa

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Het bedrag, genoemd in het tweede lid, wordt gewijzigd met ingang van
1 januari van elk kalenderjaar, met het percentage waarmee het
prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie over de maand oktober daaraan
voorafgaand afwijkt van het prijsindexcijfer waarop de laatste
vaststelling van het bedrag is gebaseerd.

2. Het achtste lid komt te luiden:

8. Het bedrag, genoemd in het derde lid, wordt gewijzigd met ingang van
de dag waarop het in artikel 31, tweede lid, onderdeel n, van de
Participatiewet genoemde bedrag wordt gewijzigd.

3. Het tiende lid komt te luiden:	

10. Het bedrag, genoemd in het negende lid, wordt gewijzigd met ingang
van de dag waarop het in artikel 31, tweede lid, onderdeel r, van de
Participatiewet genoemde bedrag wordt gewijzigd.

4. Het twaalfde lid komt te luiden:

12. Het bedrag, genoemd in het elfde lid, wordt gewijzigd met ingang van
de dag waarop het in artikel 21, tweede lid, onderdeel z, van de
Participatiewet genoemde bedrag wordt gewijzigd.

5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

13. De gewijzigde bedragen en de dag waarop de wijzigingen ingaan,
worden door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

B

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt “nodigen hem uit binnen een door hen”
wordt vervangen door: nodigt hem uit binnen een door het college.

	2. Het derde lid komt te luiden:

3. Het college herziet een besluit tot toekenning van de uitkering, dan
wel trekt een besluit tot toekenning van de uitkering in, indien het
niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel
13, eerste lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog
bedrag verlenen van uitkering. Onverminderd het elders in deze wet
bepaalde ter zake van herziening of intrekking van een besluit tot
toekenning van uitkering kan het college een besluit tot toekenning van
uitkering herzien of intrekken, indien een gedraging als bedoeld in
artikel 20, tweede lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te
hoog bedrag verlenen van uitkering of anderszins de uitkering ten
onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

C

Artikel 34, eerste lid, komt te luiden:

1. Het college is verantwoordelijk voor:

a. het verlenen van een uitkering aan de gewezen zelfstandige, bedoeld
in artikel 2;

b. het ontwikkelen van beleid ten behoeve van het verrichten van een
tegenprestatie als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel f, en
het uitvoeren ervan, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel
35, eerste lid, onderdeel e.

D

Aan artikel 35 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. het opdragen van een tegenprestatie als bedoeld in artikel 37, eerste
lid, onderdeel f.

E

Aan artikel 37, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel f door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:

g. zich te onthouden van zeer ernstige misdragingen jegens de met de
uitvoering van deze wet belaste personen en instanties tijdens het
verrichten van hun werkzaamheden.

F

	Artikel 59i vervalt.

ARTIKEL XIX. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK
ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:

0A

In artikel 5, veertiende lid, wordt “Wet werk en bijstand” vervangen
door: Participatiewet.

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde en vierde vervalt “door Onze Minister”.

2. Het vijfde lid komt te luiden: 

5. Indien de grondslag, bedoeld in het eerste lid, lager is dan de
grondslag, vastgesteld op grond van het derde en vierde lid, bedraagt de
eerstgenoemde grondslag het maandloon, bedoeld in artikel 1b, tweede
lid, van de Werkloosheidswet, dan wel het maandloon, bedoeld in artikel
13, vierde lid, onderdeel a, van de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen. Deze grondslag wordt gewijzigd op de wijze, bedoeld in
artikel 14, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

3. Het zesde, zevende, tiende en elfde lid vervallen onder vernummering
van het achtste en negende lid tot zesde en zevende lid en het twaalfde
tot en met vijftiende lid tot achtste tot en met elfde lid.

4. In het zevende lid (nieuw) wordt “herzien” telkens vervangen door
“gewijzigd” en wordt “herziening” vervangen door
“wijziging”.

5. Het achtste lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op
studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering
2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in
aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die
onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op
grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en
schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in
artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet
educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.

6. Het elfde lid (nieuw) komt te luiden:

11. De gewijzigde bedragen en de dag waarop de wijzigingen ingaan,
worden door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

Aa

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden: 

4. Het bedrag, genoemd in het tweede lid, wordt gewijzigd met ingang van
de dag waarop het in artikel 31, tweede lid, onderdeel n, van de
Participatiewet genoemde bedrag wordt gewijzigd. Het gewijzigde bedrag,
wordt, samen met de dag waarop de wijzigingen ingaan, door of namens
Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

2. Het zesde lid komt te luiden:

6. Het bedrag, genoemd in het vijfde lid, wordt gewijzigd met ingang van
de dag waarop het in artikel 31, tweede lid, onderdeel r, van de
Participatiewet genoemde bedrag wordt gewijzigd. Het gewijzigde bedrag,
wordt, samen met de dag waarop de wijzigingen ingaan, door of namens
Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

3. Het achtste lid komt te luiden:

8. Het bedrag, genoemd in het zevende lid, wordt gewijzigd met ingang
van de dag waarop het in artikel 31, tweede lid, onderdeel z, van de
Participatiewet genoemde bedrag wordt gewijzigd. Het gewijzigde bedrag,
wordt, samen met de dag waarop de wijzigingen ingaan, door of namens
Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

B

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt “nodigen hem uit binnen een door hen”
wordt vervangen door: nodigt hem uit binnen een door het college.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Het college herziet een besluit tot toekenning van de uitkering, dan
wel trekt een besluit tot toekenning van de uitkering in, indien het
niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel
13, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet
structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het
ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering.
Onverminderd het elders in deze wet bepaalde ter zake van herziening of
intrekking van een besluit tot toekenning van uitkering kan het college
een besluit tot toekenning van uitkering herzien of intrekken, indien
een gedraging als bedoeld in artikel 20, eerste lid, heeft geleid tot
het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering of
anderszins de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is
verleend.

C

Artikel 34, eerste lid, komt te luiden:

1. Het college is verantwoordelijk voor:

a. het verlenen van een uitkering aan de werkloze werknemer, bedoeld in
artikel 2;

b. het ontwikkelen van beleid ten behoeve van het verrichten van een
tegenprestatie als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel f, en
het uitvoeren ervan, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel
35, eerste lid, onderdeel e. 

D

Aan artikel 35 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. het opdragen van een tegenprestatie als bedoeld in artikel 37, eerste
lid, onderdeel f.

E

Aan artikel 37, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel f door een puntkomma een onderdeel toegevoegd,
luidende:

g. zich te onthouden van zeer ernstige misdragingen jegens de met de
uitvoering van deze wet belaste personen en instanties tijdens het
verrichten van hun werkzaamheden.

F

	Artikel 59e vervalt.

ARTIKEL XX. WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN

De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt als volgt
gewijzigd:

A

In artikel 1.1, eerste lid, komt in de begripsomschrijving van
“gastouderopvang” onderdeel c, onder 1, te luiden: op het woonadres
van de gastouder,.

Aa

	Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd: 

	

	1. In het vijfde lid, wordt “Een ouder” vervangen door “Een ouder
of zijn partner” en “artikel 1.6, eerste lid, onderdeel a of b,”
door “artikel 1.6, eerste lid, onderdeel a of b, of derde lid,
onderdeel a,”.

	2. Na het zesde lid worden twee leden toegevoegd:

	7. Indien een ouder of zijn partner in het berekeningsjaar 2015 of 2016
werkloos wordt, behoudt hij in afwijking van het vijfde lid gedurende
zes kalendermaanden dezelfde aanspraak op een kinderopvangtoeslag indien
sprake is van omstandigheden als bedoeld in het vijfde lid.

	8. Dit lid en het zevende lid vervallen met ingang van 1 januari 2017.

B

Artikel 1.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt “premieopslagen, bedoeld in het eerste lid,
zijn” vervangen door: premieopslag, bedoeld in het eerste lid, is.

2. In het derde lid wordt “premieopslagen worden” vervangen door:
premieopslag wordt.

3. In het vierde lid wordt “premieopslagen” vervangen door:
premieopslag.

C

Artikel 1.48 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste zin, en het tweede lid, eerste zin, wordt
“opneming” vervangen door: inschrijving.

2. In het derde lid wordt “voor inschrijving” vervangen door: tot
inschrijving.

3. In het zesde lid wordt “beslissing” vervangen door: beschikking.

D

In artikel 1.48b, derde lid, wordt “geregistreerd” vervangen door:
ingeschreven.

E

Artikel 1.48c vervalt.

F

Artikel 1.61, eerste lid, laatste zin, en artikel 2.19, eerste lid,
laatste zin, komen te luiden: Het college wijst de directeur publieke
gezondheid van de GGD, bedoeld in artikel 14, derde lid, van de Wet
publieke gezondheid, aan als toezichthouder. 

G

Na artikel 1.61 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.61a 

1. Een door Onze Minister aan te wijzen instelling bevordert de
kwaliteit en uniformiteit van de uitvoering van de taak door het college
op grond van deze afdeling.

2. Bij beschikking van Onze Minister wordt een financiële vergoeding
verstrekt aan de instelling, bedoeld in het eerste lid.

H

Na artikel 2.19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.19a 

1. Een door Onze Minister aan te wijzen instelling bevordert de
kwaliteit en uniformiteit van de uitvoering van de taak door het college
op grond van deze afdeling.

2. Bij beschikking van Onze Minister wordt een financiële vergoeding
verstrekt aan de instelling, bedoeld in het eerste lid.

I

Onder verlettering van artikel 3.8i tot artikel 3.8j wordt het met
artikel I, onderdeel AL, van de Wijzigingswet kinderopvang 2013
toegevoegde artikel 3.8h verletterd tot artikel 3.8i.

ARTIKEL XXA. WET MAATREGELEN WET WERK EN BIJSTAND EN ENKELE ANDERE
WETTEN

De Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten wordt
als volgt gewijzigd:

A 

Artikel III, onderdeel A, subonderdeel 3, komt te luiden:

3. Onder vernummering van het achtste lid tot tiende lid, worden twee
leden ingevoegd, luidende: 

8. Tot de personen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden niet
gerekend: 

a. de persoon die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, 

b. de persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste of
tweede graad van de alleenstaande gewezen zelfstandige, die op basis van
een schriftelijke overeenkomst met de alleenstaande gewezen
zelfstandige, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als
verhuurder, huurder, onderverhuurder, onderhuurder, kostgever of
kostganger in dezelfde woning als de alleenstaande gewezen zelfstandige
zijn hoofdverblijf heeft; 

c. de persoon die op basis van een schriftelijke overeenkomst met een
derde, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder,
onderhuurder of kostganger in dezelfde woning als de alleenstaande
gewezen zelfstandige zijn hoofdverblijf heeft, mits hij de overeenkomst
heeft met dezelfde persoon als met wie de gewezen zelfstandige een
schriftelijke overeenkomst heeft, waarbij een commerciële prijs is
overeengekomen, als huurder, onderhuurder of kostganger; en 

d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor hij op enig moment tijdens
dat onderwijs in aanmerking kan komen voor studiefinanciering op grond
van de Wet studiefinanciering 2000, de persoon die onderwijs volgt
waarvoor hij in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming op grond
van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en
schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in
artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet
educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt. 

9. Op verzoek van het college legt de alleenstaande gewezen zelfstandige
de schriftelijke overeenkomst, bedoeld in het achtste lid, onderdeel b
of onderdeel c, over en toont hij de betaling van de commerciële prijs
aan door het overleggen van de bewijzen van betaling. 

B

Artikel VI, onderdeel A, subonderdeel 3, komt te luiden:

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende: 

10. Tot de personen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden
niet gerekend: 

a. de persoon die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt; 

b. de persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste of
tweede graad van de pensioengerechtigde, die op basis van een
schriftelijke overeenkomst met de pensioengerechtigde, waarbij een
commerciële prijs is overeengekomen, als verhuurder, huurder,
onderverhuurder, onderhuurder, kostgever of kostganger in dezelfde
woning als de pensioengerechtigde zijn hoofdverblijf heeft; 

c. de persoon die op basis van een schriftelijke overeenkomst met een
derde, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder,
onderhuurder of kostganger in dezelfde woning als de pensioengerechtigde
zijn hoofdverblijf heeft, mits hij de overeenkomst heeft met dezelfde
persoon als met wie de pensioengerechtigde een schriftelijke
overeenkomst heeft, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen,
als huurder, onderhuurder of kostganger; en 

d. de persoon die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op
studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering
2000 en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in
aanmerking kan komen voor die studiefinanciering, de persoon die
onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op
grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en
schoolkosten, en de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in
artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet
educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.

11. Op verzoek van de Sociale verzekeringsbank legt de
pensioengerechtigde de schriftelijke overeenkomst, bedoeld in het tiende
lid, onderdeel b of onderdeel c, over en toont hij de betaling van de
commerciële prijs aan door het overleggen van de bewijzen van betaling.

C

Het in artikel VI, onderdeel H, voorgestelde artikel 64a, eerste lid,
van de Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a vervalt onder lettering van de onderdelen b tot en met d
tot a tot en met c.

2. In onderdeel a (nieuw) wordt “in 2016” vervangen door: van 1 juli
2016 tot en met 31 december 2016.

3. Aan het slot wordt de puntkomma vervangen door een punt.

D

Het in artikel IX, onderdeel H, voorgestelde artikel 44d van de
Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a vervalt, onder lettering van de
onderdelen b tot en met d tot a tot en met c.

2. In het eerste lid, onderdeel a (nieuw) wordt “in 2016” vervangen
door: van 1 juli 2016 tot en met 31 december 2016.

3. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde tot en met
zesde lid tot tweede tot en met vijfde lid.

4. In het tweede lid (nieuw) wordt “onderdeel b” vervangen door:
onderdeel a. 

5. In het derde lid (nieuw) wordt “onderdeel c” vervangen door:
onderdeel b.

E

In artikel XVII, eerste lid, wordt “III, onderdelen A en D”
vervangen door: III, onderdelen A en E.

ARTIKEL XXI. WET MELDING COLLECTIEF ONTSLAG   

De Wet melding collectief ontslag wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel e wordt een
onderdeel ingevoegd, luidende:

d. commissie: de commissie, bedoeld in artikel 671a, tweede lid, van
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

2. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Bij ministeriële regeling kunnen categorieën van personen, voor de
toepassing van deze wet, gelijk worden gesteld met werknemers als
bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

B

In artikel 6, eerste en tweede lid, wordt “het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen” vervangen door: Het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen of de commissie.

C 

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De opzegging door de werkgever, behoudens in het geval het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de commissie daarvoor
toestemming heeft verleend met toepassing van artikel 6, tweede en derde
lid, en een op initiatief van de werkgever gesloten
beëindigingsovereenkomst kunnen op verzoek van de werknemer door de
kantonrechter worden vernietigd, indien:

a. de werkgever niet aan de verplichting tot melding heeft voldaan;

b. de werkgever de belanghebbende verenigingen van werknemers en de
ondernemingsraad, niet heeft geraadpleegd; of

c. niet is voldaan aan artikel 5a, eerste lid.

2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. In plaats van de opzegging door de werkgever of de
beëindigingsovereenkomst te vernietigen, kan de kantonrechter op
verzoek van de werknemer aan hem ten laste van de werkgever een billijke
vergoeding toekennen.

3. In het derde lid (nieuw) wordt “eerste lid” vervangen door:
eerste of tweede lid.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt “lid 1” vervangen door: het
eerste of tweede lid.

ARTIKEL XXII. WET MINIMUMLOON EN MINIMUMVAKANTIEBIJSLAG   

Artikel 18p van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt als
volgt gewijzigd:

1. In het derde lid vervalt “ of, bij het ontbreken daarvan, het
sociaal-fiscaalnummer”.

2. Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid wordt een lid
ingevoegd, luidende:

6. Indien aan een werkgever een boete is opgelegd worden de daarvoor in
aanmerking komende verenigingen van werknemers en werkgevers daarvan in
kennis gesteld.

ARTIKEL XXIII. WET MOGELIJKHEID KOOPKRACHTTEGEMOETKOMING OUDERE
BELASTINGPLICHTIGEN

De Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen
wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4 wordt “artikel 3, eerste lid” vervangen door: artikel
3.

B

In artikel 8, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de
onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.

ARTIKEL XXIV. WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt
gewijzigd:

A

In artikel 34, vervallen, onder vernummering van het zevende tot en met
negende lid tot het vijfde tot en met zevende lid, het vijfde en het
zesde lid.

Aa

	In artikel 34a, vierde lid, wordt “artikel 29, negende lid, van die
wet” telkens vervangen door: artikel 29, tiende lid, van die wet.

Ab

	In artikel 34a, vierde lid, wordt “artikel 29, tiende lid, van die
wet” telkens vervangen door: artikel 29, elfde lid, van die wet.

B

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in de aanhef na “een
arbeidsongeschiktheidsuitkering” ingevoegd: in afwijking van artikel
37.

2. Het derde en vierde lid vervallen.

C

In artikel 39b wordt “de artikelen 38, 39 of 39a” vervangen door: de
artikelen 37, 38, 39, 39a en 39c.

D

Na artikel 39b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 39c

1. Ter zake van toeneming van de arbeidsongeschiktheid vindt, in
afwijking van de artikelen 38, 39 en 39a, herziening plaats zodra de
toegenomen arbeidsongeschiktheid 104 weken heeft geduurd, indien ter
zake van deze toegenomen arbeidsongeschiktheid:

a. recht bestaat op ziekengeld op grond van de Ziektewet;

b. uit hoofde van de dienstbetrekking op grond waarvan de werknemer
arbeid behoort te verrichten recht bestaat op loon als bedoeld in
artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel indien het
recht op loon door toepassing van het derde, vijfde, zesde of negende
lid van dat artikel geheel of gedeeltelijk ontbreekt; of

c. recht bestaat op bezoldiging als bedoeld in artikel 76a, eerste lid
van de Ziektewet, dan wel indien het recht op die bezoldiging op grond
van artikel 76a, derde of zevende lid, of artikel 76b, eerste, tweede of
derde lid van de Ziektewet geheel of gedeeltelijk ontbreekt.

2. Voor het bepalen van het tijdvak van 104 weken, bedoeld in het eerste
lid, worden perioden van toegenomen arbeidsongeschiktheid samengeteld,
indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken
opvolgen of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een
periode waarin uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op
grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8 of 3:10, eerste lid, van de Wet
arbeid en zorg wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs
niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak. Bij de
vaststelling van het tijdvak van 104 weken blijven perioden, waarin
uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel
3:7, eerste lid, 3:8, of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg
wordt genoten, buiten beschouwing.

E

In artikel 43d wordt “en 39a” vervangen door “, 39a en 39c” en
wordt “artikel 29, negende lid, van de Ziektewet” vervangen door:
artikel 29, tiende lid, van de Ziektewet.

E0a

	In artikel 43d wordt “artikel 29, tiende lid, van de Ziektewet”
vervangen door: artikel 29, elfde lid, van de Ziektewet.

E00a

	Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot het
derde tot en met achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

	2. Indien degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering
in dienstbetrekking arbeid als bedoeld in het eerste lid verricht of
heeft verricht, wordt het loon geacht te zijn genoten in het
aangiftetijdvak waarover de werkgever of de inhoudingsplichtige van dat
loon opgave heeft gedaan.

	2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

	3. Het in het eerste lid, aanhef, genoemde tijdvak van vijf jaar vangt
aan op de eerste dag waarop het eerste lid, onderdeel a of b, is
toegepast. Indien diegene die recht heeft op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering en ten aanzien van wie het eerste lid,
onderdeel a of b, is toegepast andere arbeid gaat verrichten, dan vangt
een nieuw tijdvak als bedoeld in het eerste lid aan op de eerste dag dat
de arbeidsongeschiktheidsuitkering vanwege het verrichten van die andere
arbeid wordt vastgesteld door toepassing van het eerste lid, onderdeel a
of b.

	3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	9. Bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid, bedoeld in
het eerste lid, kan loon niet meer dan eenmaal in aanmerking worden
genomen.

Ea

In artikel 52, eerste lid, wordt “de aanvrager of ontvanger van een
arbeidsongeschiktheidsverzekering” vervangen door: de aanvrager of
ontvanger van een arbeidsongeschiktheidsuitkering.

F

In artikel 58, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van
de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.

Fa

Artikel 65l, derde lid, komt te luiden:

3. Het bedrag, genoemd in het tweede lid, wordt jaarlijks per 1 januari
gewijzigd overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel
10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het gewijzigde bedrag wordt
door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

G

Artikel 91e komt te luiden:

Artikel 91e

1. Ten aanzien van de persoon die recht heeft op
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van deze wet en van wie de
eerste dag van de toegenomen arbeidsongeschiktheid is gelegen voor de
inwerkingtreding van artikel XXIV, onderdeel D, van de Verzamelwet SZW
2015, is artikel 39c niet van toepassing. 

2. Voor de toepassing van het eerste lid worden perioden van toegenomen
arbeidsongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een
onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct
voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin uitkering in verband
met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8
of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, tenzij de
ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien
uit dezelfde oorzaak. Bij de vaststelling van het tijdvak van vier weken
blijven perioden, waarin uitkering in verband met zwangerschap of
bevalling op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8, of 3:10, eerste
lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, buiten beschouwing.

ARTIKEL XXV. WET OP DE ECONOMISCHE DELICTEN   

	In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt in
de zinsnede met betrekking tot de Wet op de ondernemingsraden “artikel
36, vijfde lid” vervangen door: 36, vijfde lid.

ARTIKEL XXVI. WET OP DE LOONVORMING

	De Wet op de loonvorming wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel b onder verlettering van
onderdeel c tot onderdeel b.

2. In het derde lid vervalt “, en de Wet inschakeling
werkzoekenden”.

B

In artikel 4, eerste en tweede lid, vervalt “schriftelijk”.

C

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 14 door een komma
wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan worden bepaald dat
dit, in afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden,
tenzij naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden
die zich daartegen verzetten.

ARTIKEL XXVII. WET OP DE ONDERNEMINGSRADEN

De Wet op de ondernemingsraden wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 22, vierde lid, wordt “17 en 18, eerste lid” vervangen
door: artikelen 17 en 18, eerste lid.

B

Artikel 25, eerste lid, onderdeel m, komt te luiden:

m. vaststelling van een regeling met betrekking tot het zelf dragen van
het risico, bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Wet financiering
sociale verzekeringen;.

ARTIKEL XXVIII. WET OP HET ALGEMEEN VERBINDEND EN HET ONVERBINDEND
VERKLAREN VAN BEPALINGEN VAN COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN

Artikel 4, tweede lid, van de Wet op het algemeen verbindend en
onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve
arbeidsovereenkomsten komt te luiden:

2. De indiening van een verzoek tot verbindendverklaring en de inbreng
van bedenkingen als bedoeld in het derde lid geschieden met inachtneming
van de daaromtrent door Onze Minister gegeven voorschriften, waarbij kan
worden bepaald dat de indiening van het verzoek en de inbreng van
bedenkingen uitsluitend langs elektronische weg kunnen geschieden.
Indien Onze Minister bepaalt dat dit uitsluitend langs elektronische weg
kan geschieden, dan kan hij tevens bepalen in welke gevallen dit
uitzondering kan leiden. 

XXVIIIA. WET OP HET KINDGEBONDEN BUDGET

Artikel 3, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget, komt te
luiden:

1. De bedragen, genoemd in de artikelen 1, vierde lid, en 2, tweede,
vierde, vijfde en zesde lid, en het bedrag van het gezamenlijke
toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 2, zevende lid, worden met ingang
van 1 januari van elk kalenderjaar gewijzigd overeenkomstig de
tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet
inkomstenbelasting 2001. De gewijzigde bedragen worden door of namens
Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

ARTIKEL XXVIIIB. WET SOCIALE WERKVOORZIENING

	In de Wet sociale werkvoorziening vervalt artikel 8.

ARTIKEL XXIX. WET OVERGANGSREGELING ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

In artikel 29, eerste lid, van de Wet overgangsregeling
arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt “en 39” vervangen door: , 39
en 39c.

ARTIKEL XXX. WET STRUCTUUR UITVOERINGSORGANISATIE WERK EN INKOMEN

De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt
gewijzigd:

A

Artikel 30b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt “artikel 1 of 10 van Verordening (EEG) nr.
1612/68 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 oktober 1968
betreffende het vrij verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (PbEG
1968, L 257)” vervangen door: artikel 1 van Verordening (EU) nr.
492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011
betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie (PbEU L 141)
of artikel 23 van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en
verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie
en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en
tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG,
73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG
(PbEU L 158).

2. In onderdeel c wordt “Onze Minister voor Immigratie en Asiel”
vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

B

Artikel 32e komt te luiden:

Artikel 32e. Elektronische dienstverlening

1. In het verkeer tussen burgers en het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen wordt, in afwijking van artikel 2:14, eerste
lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een bericht uitsluitend
elektronisch verzonden, tenzij er naar het oordeel van het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen sprake is van groepen
burgers voor wie en berichten of omstandigheden waarvoor communicatie
langs andere dan elektronische weg is aangewezen. 

2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over
de inrichting van de dienstverlening, bedoeld in het eerste lid. 

C

Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt na “het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen” ingevoegd:, de colleges van burgemeester en
wethouders. 

2. “Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen” wordt
vervangen door: Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de
colleges van burgemeester en wethouders. 

D

In artikel 73, tiende lid, wordt “onder haar verantwoordelijkheid
gevoerde administratie” vervangen door: onder zijn
verantwoordelijkheid gevoerde administratie.

E

In artikel 73a, derde lid, wordt “voor de wijze waarop de
gegevensverstrekking plaatsvindt en” vervangen door: de wijze waarop
de gegevensverstrekking plaatsvindt en.

F

Artikel 84, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. “27a, vierde lid, en 36, vijfde lid, van de Werkloosheidswet, 33,
vijfde lid, en 45a, vierde lid, van de Ziektewet, 77, vijfde lid, en 91,
vierde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 29a, vierde
lid, en 57, vijfde lid, van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, 48, vierde lid, en 63, vijfde lid,
van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel
2:69, vierde lid, 2:59, vijfde lid, 3:40, vierde lid, en 3:56, vijfde
lid, van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, 14a,
vierde lid, en 20, vijfde lid, van de Toeslagenwet, 17c, vierde lid, en
24, vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet, 17a, vierde lid, en 24,
vijfde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, 39, vierde lid, en 53,
vijfde lid, van de Algemene nabestaandenwet” wordt vervangen door:
27a, negende lid, en 36, zesde lid, van de Werkloosheidswet, 33, zesde
lid, en 45a, negende lid, van de Ziektewet, 77, zesde lid, en 91,
negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 29a,
negende lid, en 57, zesde lid, van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, 48, negende lid, en 63, zesde lid,
van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel
2:59, zesde lid, 2:69, negende lid, 3:40, negende lid, en 3:56, zesde
lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten,
14a, negende lid, en 20, zesde lid, van de Toeslagenwet, 21, negende
lid, en 34, derde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen,
17c, negende lid, en 24, zesde lid, van de Algemene Ouderdomswet, 17a,
achtste lid, en 24, zesde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, 39,
achtste lid, en 53, zesde lid, van de Algemene nabestaandenwet.

2. “Na “53, zesde lid, van de Algemene nabestaandenwet” wordt
ingevoegd: , 18a, achtste lid, 47g, achtste lid, en 60, eerste lid, van
de Participatiewet, 20a, achtste lid, en 27 van de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers, 20a, achtste lid, en 27 van de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen. 

ARTIKEL XXXA. WET VEREENVOUDIGING REGELINGEN UWV

De artikelen I, onderdelen G, H en K, IV, onderdeel A, V en VIIIB van de
Wet vereenvoudiging regelingen UWV vervallen.

ARTIKEL XXXI. WET VERPLICHTE BEROEPSPENSIOENREGELING

De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:

00A

	In artikel 1, eerste lid, in de definitie van
arbeidsongeschiktheidspensioen wordt “artikel 29, vijfde en negende
lid, van de Ziektewet” vervangen door: artikel 29, vijfde en tiende
lid, van de Ziektewet.

0A

	In artikel 1, eerste lid, in de definitie van
arbeidsongeschiktheidspensioen wordt “artikel 29, vijfde en tiende
lid, van de Ziektewet” vervangen door: artikel 29, vijfde en elfde
lid, van de Ziektewet.

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 6, vierde lid,
door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan
worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs
elektronische weg kan geschieden, tenzij naar het oordeel van Onze
Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.

B

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 9, vierde lid,
door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan
worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs
elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze
Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten. 

C

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 13, zesde lid,
door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan
worden bepaald dat de indiening van de aanvragen uitsluitend langs
elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze
Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten. 

D

Aan artikel 16, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij
ministeriële regeling kan worden bepaald dat de indiening van de
zienswijze uitsluitend langs elektronische weg kan plaatsvinden, tenzij
er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die
zich daartegen verzetten. 

E

Artikel 18, tweede lid, komt te luiden:

2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels met betrekking tot de
aanvraag worden gesteld, waarbij voor de indiening van de aanvraag kan
worden bepaald dat deze uitsluitend langs elektronische weg kan
geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van
omstandigheden die zich daartegen verzetten.

F

Artikel 78, achtste lid, komt te luiden:

8. Het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag wordt telkens
gewijzigd met ingang van 1 januari op basis van de
consumentenprijsindex Alle Huishoudens, zoals berekend door het Centraal
Bureau voor de Statistiek. De wijziging wordt bepaald door de
procentuele wijziging die dat indexcijfer over de maand oktober,
voorafgaand aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van de maand
oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Het gewijzigde bedrag wordt
door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

ARTIKEL XXXII. WET VERPLICHTE DEELNEMING IN EEN BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS
2000

De Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt
als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 2, vierde lid,
door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan
worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs
elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze
Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten. 

B

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 10, tweede lid,
door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan
worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs
elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze
Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten. 

C

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 11, zevende lid,
door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij kan
worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs
elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze
Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten. 

D

Artikel 15, tweede lid, komt te luiden:

2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels met betrekking tot de
aanvraag worden gesteld, waarbij voor de indiening van de aanvraag kan
worden bepaald dat deze uitsluitend langs elektronische weg kan
geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van
omstandigheden die zich daartegen verzetten. 

E

Aan artikel 16, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij
ministeriële regeling kan worden bepaald dat de indiening van de
zienswijze uitsluitend langs elektronische weg kan plaatsvinden, tenzij
er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die
zich daartegen verzetten. 

ARTIKEL XXXIII. WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN 

De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:

000A

In artikel 36 wordt onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot
het vijfde en zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

4. Het UWV kan op aanvraag van de werkgever een tegemoetkoming in de
kosten verstrekken, voor zover de werkgever een voorziening als bedoeld
in artikel 35, tweede lid, onderdeel d, of artikel 2:22, tweede lid,
onderdeel d, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten verstrekt aan de persoon met een naar het oordeel van
het UWV structurele functionele beperking, die:

a. een dienstbetrekking, anders dan een dienstbetrekking in de zin van
de Wet sociale werkvoorziening, met de werkgever is aangegaan; of

b. arbeid op een proefplaats verricht, met uitzondering van de persoon,
bedoeld in artikel 34, tweede lid.

000Aa

	In artikel 43, onderdeel b, wordt “artikel 29, tiende lid, van de
Ziektewet” vervangen door: artikel 29, elfde lid, van de Ziektewet.

00A

In artikel 59 worden, onder vernummering van het derde tot en met vijfde
lid tot vijfde tot en met zevende lid, twee leden ingevoegd, luidende:

3. Indien de duur van het arbeidsverleden gelegen voor 2016 niet louter
uitgedrukt wordt in een aantal gehele kalenderjaren, wordt het kwart,
halve of driekwart kalenderjaar geacht gelegen te zijn na 2015.

4. Als de duur van het arbeidsverleden gelegen na 2015 niet louter
uitgedrukt wordt in een aantal gehele kalenderjaren, wordt de duur van
het arbeidsverleden naar beneden afgerond tot gehele kalenderjaren.

0A

Artikel 63a, derde lid, komt te luiden:

3. Het bedrag, genoemd in het tweede lid, wordt jaarlijks per 1 januari
gewijzigd overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel
10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het gewijzigde bedrag wordt
door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

A

Aan artikel 72 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Het UWV kan de in het tweede lid bedoelde bedragen invorderen bij
dwangbevel. 

B

In artikel 79a, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van
de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.

C

Artikel 82, eerste lid, komt te luiden:

1. De eigenrisicodrager draagt gedurende een bij ministeriële regeling
te bepalen periode nadat het recht op een WGA-uitkering is ontstaan, het
risico van de betaling van die uitkering aan de verzekerde, die op de
eerste dag van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd tot hem in
dienstbetrekking stond dan wel arbeidsongeschikt is geworden nadat de
dienstbetrekking met hem is beëindigd en artikel 46 van de Ziektewet
van toepassing is en die ter zake van die ongeschiktheid de wachttijd,
bedoeld in artikel 23, heeft doorlopen, alsmede het risico van betaling
van de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, aan de
rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in dat lid.

D

Aan artikel 83 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Het UWV kan de in het derde lid bedoelde bedragen invorderen bij
dwangbevel.

E

Artikel 84, eerste lid, komt te luiden:

1. De eigenrisicodrager draagt vanaf het moment dat hij
eigenrisicodrager wordt overeenkomstig artikel 82 het risico van
betaling van de WGA-uitkering aan de verzekerde, die op de eerste dag
van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd tot hem in
dienstbetrekking stond dan wel op de dag voorafgaand aan de eerste dag
van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd arbeidsongeschikt is
geworden nadat de dienstbetrekking met hem is beëindigd en artikel 46
van Ziektewet van toepassing is, ook als die wachttijd is ingegaan
vóór de dag waarop deze werkgever eigenrisicodrager werd, alsmede het
risico van betaling van de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74,
eerste lid, aan de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in dat lid.

Ea

Artikel 123c wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 123c. Overgangsrecht in verband
met artikel 59, zesde lid. 

2. Voor de tekst vervalt het cijfer “1.”.

3. “vierde lid” wordt vervangen door “zesde lid”.

F

In artikel 133j. Overgangsrecht in verband met overgang voorzieningen en
subsidie vervalt de tweede volzin.

ARTIKEL XXXIV. WET WERK EN ZEKERHEID

De Wet werk en zekerheid wordt als volgt gewijzigd: 

0A

In artikel IX, onderdeel B, wordt “zevende lid” vervangen door:
vierde lid.

A

Artikel XXII wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt “de artikelen” vervangen door:
artikel.

2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “toestemming van de
arbeidsovereenkomst” vervangen door: toestemming voor opzegging van de
arbeidsovereenkomst.

3. Onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot het derde
tot en met zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Artikel 8 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945,
alsmede artikel 30, zesde lid, van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, zoals deze luidden voor het
tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Ca, van deze wet,
blijven van toepassing op het verzoek van een werkgever om ontheffing op
grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit
Arbeidsverhoudingen 1945 dat door Onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid is ontvangen voor genoemd tijdstip, de daarop te
verlenen ontheffing en maximaal drie verzoeken om aansluitende
verlenging en de daarop te verlenen ontheffingen alsmede op de voor
genoemd tijdstip verleende ontheffing en de daarop gedane verzoeken om
aansluitende verlenging en de daarop te verlenen ontheffingen tot een
maximum van drie ontheffingen.

4. In het derde lid (nieuw) wordt “deze wet” vervangen door: van
deze wet.

	5. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

	7. In afwijking van de artikelen 673 en 673a van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
worden bepaald dat de transitievergoeding geheel of gedeeltelijk niet
verschuldigd is gedurende een bepaalde periode en onder bepaalde
voorwaarden, indien de werknemer wegens de beëindiging van de
arbeidsovereenkomst recht heeft op een vergoeding of voorziening, op
grond van tussen de werkgever of verenigingen van werkgevers en de
werknemer of verenigingen van werknemers voor het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel I, onderdelen V en W, van deze wet gemaakte
afspraken.

B

Artikel XXIIa komt te luiden:

ARTIKEL XXIIa

1. Artikel 628, leden 5 tot en met 7, van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet, blijft van
toepassing op een op die dag geldende collectieve arbeidsovereenkomst of
regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan waarin
toepassing is gegeven aan artikel 628, lid 7, van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor dat
tijdstip, en de arbeidsovereenkomsten waarop deze van toepassing zijn of
worden, voor de duur van de looptijd van de collectieve
arbeidsovereenkomst of regeling, maar ten hoogste gedurende achttien
maanden na die inwerkingtreding.

2. Artikel 628, leden 5 tot en met 7, van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet, blijft van
toepassing op collectieve arbeidsovereenkomsten of regelingen door of
namens daartoe bevoegde bestuursorganen tot en met de dag voor het
tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Ca, van deze wet,
uitsluitend voor zover daarin vanwege buitengewone natuurlijke
omstandigheden als bedoeld in artikel 18 van de Werkloosheidswet
toepassing is gegeven aan de in artikel 628, lid 7, van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek, zoals dat luidde voor het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet opgenomen
afwijkingsmogelijkheid. 

Ba

	Artikel XXIIb wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. Artikel 652 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel
luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I,
onderdeel H, van deze wet blijft van toepassing op een op die dag
geldende collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een
daartoe bevoegd bestuursorgaan waarin toepassing is gegeven aan artikel
652, lid 6, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel
luidde op de dag voor dat tijdstip, en de arbeidsovereenkomsten waarop
deze van toepassing zijn of worden, voor de duur van de looptijd van de
collectieve arbeidsovereenkomst of regeling, maar ten hoogste gedurende
achttien maanden na die inwerkingtreding.

C

Artikel XXIIc komt te luiden: 

ARTIKEL XXIIC

Op arbeidsovereenkomsten die tot stand zijn gekomen voor de
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, onder 1 en 2, blijft
artikel 653, leden 1 en 2, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals
dat luidde op de dag voor dat tijdstip van toepassing en is artikel 653,
lid 3, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat komt te luiden
na dat tijdstip niet van toepassing.

ARTIKEL XXXV. WET ZIEKTEVERZEKERING BES

Artikel 5, eerste lid, van de Wet ziekteverzekering BES komt te luiden:

1. De werknemer die als gevolg van ziekte arbeidsongeschikt is, heeft
recht op een uitkering in geld, ziekengeld genaamd, met ingang van de
derde dag na die van de ziekmelding. Niettemin wordt over de dag van de
ziekmelding en de twee daarop volgende dagen ziekengeld uitgekeerd,
indien naar het oordeel van de behandelende geneeskundige de ziekte
opneming in een ziekeninrichting noodzakelijk maakt. Het ziekengeld
wordt over de bedoelde drie dagen eveneens uitgekeerd, indien de duur
van de ziekte als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak langer dan drie
dagen bedraagt, ook wanneer geen opneming in een ziekeninrichting
noodzakelijk is geweest. Ter zake van eenzelfde ziekteoorzaak vervalt
dit recht bij onafgebroken arbeidsongeschiktheid twee jaar nadien,
indien het betreft een arbeidsovereenkomst aangegaan voor onbepaalde
tijd, ongeacht het voortduren van de arbeidsovereenkomst. Voor een
arbeidsovereenkomst aangegaan voor bepaalde tijd vervalt dit recht na
verloop van de periode waarvoor zij is aangegaan maar uiterlijk twee
jaren na de dag van de ziektemelding wegens eenzelfde ziekteoorzaak en
onafgebroken arbeidsongeschiktheid gedurende deze periode. Indien een
overeenkomst voor bepaalde tijd verlengd wordt, is het bepaalde met
betrekking tot arbeidsovereenkomsten aangegaan voor onbepaalde tijd van
toepassing. In geval van zwangerschap wordt de vrouwelijke arbeider
geacht gedurende de duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof,
bedoeld in artikel 1614ca van het Burgerlijk Wetboek BES,
arbeidsongeschikt te zijn. Voor het bepalen van de onafgebroken
arbeidsongeschiktheid gedurende een periode worden tijdvakken van
ongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van
minder dan vier weken opvolgen.

ARTIKEL XXXVA. WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING

Artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als
volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt “van die wet” vervangen
door: van de Participatiewet.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b wordt “de norm genoemd in artikel 20, eerste lid,
onderdeel c” vervangen door: de norm, bedoeld in artikel 20, derde
lid.

b. In onderdeel d wordt “de norm genoemd in artikel 20, tweede lid,
onderdeel a,” vervangen door: de norm, bedoeld in artikel 20, derde
lid.

c. In onderdeel e wordt “artikel 20, tweede lid, onderdeel b”
vervangen door: artikel 20, tweede lid, onderdeel c.

3. In het derde lid, onderdelen a en b, wordt “22a, vijfde lid,”
vervangen door: 22a, vierde lid. 

4. In het vijfde lid wordt “Wet werk en bijstand” vervangen door:
Participatiewet.

ARTIKEL XXXVI. ZIEKTEWET

De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 29, zevende lid, wordt “overeenkomstig artikel 47, onder
b” vervangen door “overeenkomstig artikel 47, eerste lid, onderdeel
b” en wordt “als inkomen, bedoeld in artikel 47” vervangen door
“als inkomen als bedoeld in artikel 47” en wordt na “met
betrekking tot dagloon” ingevoegd: , maandloon.

Aa

	Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het zevende lid komt te luiden:

	7. Het ziekengeld, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, b, c, en d,
onder 2°, bedraagt 70% van het dagloon van verzekerde. 

2. Onder vernummering van het achtste tot en met het dertiende lid tot
negende tot en met veertiende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

	8. Het ziekengeld, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, onder 1°,
en, in afwijking van het zevende lid, het ziekengeld, bedoeld in het
tweede lid, onderdeel b, indien de verzekering op grond van deze wet is
geëindigd, omdat de voor de verzekerde geldende uitkeringsduur, bedoeld
in artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet, is
verstreken, wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 47, eerste lid,
onderdeel b, van de Werkloosheidswet. Hierbij zijn de bepalingen met
betrekking tot het dagloon, maandloon en inkomen van artikel 1b van de
Werkloosheidswet en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige
toepassing. Bij deze vaststelling blijft artikel 31, tweede lid, buiten
toepassing met dien verstande dat het loon, bedoeld in artikel 30,
tweede lid, aangemerkt wordt als inkomen als bedoeld in artikel 47 van
de Werkloosheidswet.

B

Artikel 30, vijfde lid, komt te luiden:

5. Onder passende arbeid als bedoeld in het eerste lid wordt, gedurende
de eerste periode van zes maanden waarin recht bestaat op ziekengeld,
verstaan arbeid die aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer ziek is
geworden. Na deze periode van zes maanden is alle arbeid die voor de
krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, passend, tenzij
aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard
niet van hem kan worden gevergd. Niet als passend wordt beschouwd arbeid
op grond van een dienstbetrekking als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet
sociale werkvoorziening of arbeid op grond waarvan men niet als
werknemer in de zin van de Werkloosheidswet wordt aangemerkt. Bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld
omtrent het begrip passende arbeid, waarbij tevens wordt bepaald op
welke wijze wordt vastgesteld of arbeid aansluit bij de arbeid waaruit
de werknemer ziek is geworden, alsmede in welke gevallen een periode
waarin een recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet bestaat,
wordt meegeteld bij de vaststelling van de periode, bedoeld in de eerste
zin. 

C

In artikel 34, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van
de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.

D

In artikel 63a wordt onder vernummering van het zevende en achtste lid
tot het achtste en negende lid na het zesde lid een lid ingevoegd,
luidende:

7. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de in het derde,
vierde en vijfde lid bedoelde bedragen invorderen bij dwangbevel. 

E

In artikel 65, eerste lid, onderdeel b, wordt “en 38” vervangen
door:, 38, 39a en 39c.

Ea

	In artikel 86a wordt “artikel 29, twaalfde lid” vervangen door:
artikel 29, dertiende lid.

F

	Artikel 102 komt te luiden:

Artikel 102

	1. De artikelen 15 en 16 en de daarop berustende bepalingen en artikel
29, zevende lid, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de
inwerkingtreding van artikel XXVIII, onderdeel A, van de Wet werk en
zekerheid, blijven van toepassing met betrekking tot de werknemer wiens
eerste dag van werkloosheid op grond van de Werkloosheidswet is gelegen
voor die inwerkingtreding mits het recht op ziekengeld, bedoeld in
artikel 29, tweede lid, is ontstaan voor de omzetting, bedoeld in
artikel 130z, tweede lid, of 130aa, eerste lid, van de Werkloosheidswet.

	2. Artikel 29, achtste lid, is niet van toepassing met betrekking tot
de werknemer wiens eerste dag van werkloosheid op grond van de
Werkloosheidswet is gelegen voor de inwerkingtreding van artikel XXVI,
onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid, mits het recht op ziekengeld,
bedoeld in artikel 29, tweede lid, is ontstaan voor de omzetting,
bedoeld in artikel 130z, tweede lid, of 130aa, eerste lid, van de
Werkloosheidswet.

	3. Dit artikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

ARTIKEL XXXVIA. EENMALIGE AANPASSING BEDRAGEN

1. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan de bedragen,
genoemd in artikel IX, onderdeel Ga, van deze wet eenmalig aanpassen na
de datum van inwerkingtreding van dat artikelonderdeel.

2. Dit artikel vervalt zes maanden na de inwerkingtreding van het
artikelonderdeel, genoemd in het eerste lid.

ARTIKEL XXXVIB. INTREKKING WET PARTICIPATIEBUDGET

	De Wet participatiebudget wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXXVIC. OVERGANGSRECHT IN VERBAND MET INTREKKING WET
PARTICIPATIEBUDGET

	1. Op uitkeringen die zijn verleend of verstrekt aan een college van
burgemeester en wethouders op grond van de Wet participatiebudget voor
het tijdstip van inwerkingtreding van artikel XXXVIB van deze wet
blijven de Wet participatiebudget en de daarop berustende bepalingen
zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de datum van
inwerkingtreding artikel XXXVIB van deze wet, van toepassing. 

	2. Middelen die op grond van artikel 2 of artikel 4 van de Wet
participatiebudget of daarop berustende bepalingen zijn gereserveerd
voor besteding in 2015 met uitzondering van het bedrag dat door Onze
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar is gesteld,
kunnen door het college van burgemeester en wethouders in 2015 vrij
worden besteed binnen de kaders van een integratie-uitkering op grond
van de Financiële-verhoudingswet. Dit gereserveerde bedrag wordt niet
teruggevorderd op de wijze, bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid,
van de Wet participatiebudget, zoals dat artikel luidde op de dag,
bedoeld in het eerste lid.

Artikel XXXVID. WET AANPASSING FINANCIEEL TOETSINGSKADER 

	Indien het bij koninklijke boodschap van 23 juni 2014 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte
beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet
in verband met aanpassing van het financieel toetsingskader voor
pensioenfondsen (Wet aanpassing financieel toetsingskader) (Kamerstukken
33 972) tot wet is of wordt verheven, en artikel II, onderdeel Ka, van
die wet later in werking treedt dan dit artikel, wordt in artikel II,
onderdeel Ka, van die wet onder de aanduiding “Ka” als aanhef
ingevoegd:

	Na artikel 128a wordt een artikel ingevoegd, luidende:.

ARTIKEL XXXVII. INWERKINGTREDING

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en kunnen
terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor
de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden
vastgesteld.

ARTIKEL XXXVIII. CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Verzamelwet SZW 2015.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

 

 

 PAGE    

 PAGE   64