[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33966, bijgewerkt t/m nr. 15 (3e NvW d.d. 2 december 2014)

Wijziging van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2014D32282, datum: 2014-12-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 5

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z11563:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 15 (Derde NvW d.d. 2 december 2014) 



	33 966	Wijziging van de Herzieningswet toegelaten instellingen
volkshuisvesting







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de herziene
bepalingen in de Woningwet over toegelaten instellingen en het toezicht
daarop te wijzigen alvorens zij in werking treden;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Indien het bij koninklijke boodschap van 12 mei 2011 ingediende voorstel
van wet, houdende herziening van de regels over toegelaten instellingen
en instelling van een Financiële Autoriteit woningcorporaties
(Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting) (Kamerstukken
32 769) tot wet wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

In het opschrift vervalt: en instelling van een Financiële Autoriteit
woningcorporaties.

B

In de considerans vervalt: en een Financiële Autoriteit
woningcorporaties in te stellen.

C

In artikel I, onderdeel A, wordt artikel 1 van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. In het eerste lid:

a. vervalt de begripsomschrijving van “autoriteit”;

b. wordt in de alfabetische rangschikking een begripsomschrijving
ingevoegd, luidende:

- borgingsvoorziening: door de Staat der Nederlanden gefaciliteerde
voorziening, in het leven geroepen met het oog op het door toegelaten
instellingen kunnen aantrekken van leningen;;

c. wordt in de begripsomschrijving van “compensatie”:

1Âș. in onderdeel a “een daartoe in het bijzonder in het leven
geroepen voorziening die door de Staat der Nederlanden gefaciliteerd
wordt” vervangen door “de borgingsvoorziening”;

2Âș. in onderdeel b “artikel 58, tweede lid” vervangen door
“artikel 57, eerste lid” en 

3Âș. in onderdeel c na “toegelaten instellingen” ingevoegd “of
samenwerkingsvennootschappen”;

d. komt de begripsomschrijving van “diensten van algemeen economisch
belang” te luiden:

- diensten van algemeen economisch belang: diensten van algemeen
economisch belang als bedoeld in:

a. artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie en  

b. het besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011 (PbEU
2012, L 7) betreffende de toepassing van dat lid op staatssteun in de
vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met
het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste
ondernemingen;;

e. wordt in de begripsomschrijving van “gebied van de
volkshuisvesting” de zinsnede “bedoeld in artikel 45, eerste en
tweede lid” vervangen door “bedoeld in het bepaalde bij en krachtens
artikel 45”;

f. wordt in de alfabetische rangschikking een begripsomschrijving
ingevoegd, luidende:

- inkomensgrens: bij algemene maatregel van bestuur voor de toepassing
van de artikelen 45, tweede lid, onderdeel c, en 48, eerste lid, te
bepalen bedrag;;

g. wordt in de alfabetische rangschikking een begripsomschrijving
ingevoegd, luidende:

- juridische scheiding: organisatievorm van een toegelaten instelling,
waarin zij uitsluitend werkzaamheden verricht die behoren tot de
diensten van algemeen economisch belang, en daarnaast uitsluitend een of
meer woningvennootschappen in stand houdt;;

h. wordt in de begripsomschrijving van “Onze Minister” de zinsnede
“van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties” vervangen door
“voor Wonen en Rijksdienst”;

i. vervalt de begripsomschrijving van “rooilijn”;

j. wordt in de begripsomschrijving van “voorziening”:

1Âș. “woongelegenheid” vervangen door “gebouw” en

2Âș. “of het woongerief” vervangen door “, het woongerief of het
gebruiksgemak” en

k. wordt in de alfabetische rangschikking een begripsomschrijving
ingevoegd, luidende:

- wooncoöperatie: wooncoöperatie als bedoeld in artikel 18a;.

2. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede, derde en
vierde lid tot derde, vierde en vijfde lid, een lid ingevoegd, luidend:

2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt
voorts verstaan onder:

- dochtermaatschappij: dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 24a
van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van een toegelaten instelling;

- verbonden onderneming: rechtspersoon of vennootschap:

a. welke een dochtermaatschappij is;

b. in welke een toegelaten instelling deelneemt in de zin van artikel
24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of

c. met welke een toegelaten instelling anderszins een duurzame band
heeft,  waaronder mede wordt begrepen het hebben van stemrechten in de
algemene vergadering van die rechtspersoon;

- woningvennootschap: na bewerkstelliging van een juridische scheiding
overeenkomstig hoofdstuk IV, afdeling 3, paragraaf 5, met een toegelaten
instelling verbonden onderneming;

- samenwerkingsvennootschap: vennootschap onder firma of commanditaire
vennootschap, door een toegelaten instelling overeenkomstig bij algemene
maatregel van bestuur daaromtrent gegeven voorschriften aangegaan met
een of meer andere toegelaten instellingen die alle in dezelfde
gemeenten als die toegelaten instelling feitelijk werkzaam zijn,
behoudens het bepaalde bij en krachtens artikel 21, vijfde lid.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt “die in eigendom van toegelaten
instellingen zijn” vervangen door: die in eigendom zijn van toegelaten
instellingen of met hen verbonden ondernemingen.

4. Na het vierde lid (nieuw) wordt, onder vernummering van het vijfde
lid (nieuw) tot zesde lid, een lid ingevoegd, luidend:

5. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn,
waar daarin sprake is van het vereiste van of voorschriften omtrent
financiële continuïteit van een toegelaten instelling, dat vereiste en
die voorschriften tevens van toepassing op de afzonderlijke onderdelen
van een toegelaten instelling, aan welke baten, lasten, activa en
passiva beschikbaar zijn gesteld voor de uitvoering van de diensten van
algemeen economisch belang welke aan haar zijn opgedragen,
respectievelijk van haar overige werkzaamheden.

Ca

In artikel I, onderdeel B, komt de aanhef te luiden:

Na artikel 18 worden twee hoofdstukken ingevoegd, luidende:.

Cb

In artikel I, onderdeel B, wordt voor hoofdstuk IV van de Woningwet een
hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IIIA. Wooncoöperaties

Artikel 18a

1. Een wooncoöperatie is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
die zich ten doel stelt om haar leden in staat te stellen zelfstandig te
voorzien in het beheer en onderhoud van de door hen bewoonde
woongelegenheden en de direct daaraan grenzende omgeving. Indien die
woongelegenheden zijn gesplitst in appartementsrechten in de zin van
artikel 106 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, betreft dat beheer en
onderhoud uitsluitend die gedeelten van die woongelegenheden, welke zijn
bestemd om door de leden van de wooncoöperatie als afzonderlijk geheel
te worden gebruikt, onverminderd een regeling als bedoeld in artikel 112
lid 4 van dat boek.

2. Eigenaren of huurders van ten minste vijf in elkaars nabijheid
gelegen woongelegenheden die financieel, administratief, bouwtechnisch,
stedenbouwkundig of anderszins een eenheid vormen, kunnen een
wooncoöperatie oprichten.

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften
gegeven omtrent wooncoöperaties.

D

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 19 van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. In het tweede lid:

a. vervalt in de eerste volzin “de autoriteit,”;

b. wordt in de eerste volzin “huurdersorganisaties en
bewonerscommissies, bedoeld” vervangen door “huurdersorganisaties en
bewonerscommissies als bedoeld” en

c. wordt in de tweede volzin “De autoriteit, die colleges, die
organisaties en die commissies” vervangen door: Die colleges,
organisaties en commissies.

2. In het derde lid wordt:

a. in onderdeel d “ingevolge artikel 25, tweede lid, of 30, vijfde
lid, geen lid kunnen zijn van het bestuur respectievelijk de raad van
toezicht” vervangen door “ingevolge het bepaalde bij of krachtens
artikel 25, tweede lid, vierde volzin, of vierde of vijfde lid, of 30,
derde lid, vierde volzin, of zesde of zevende lid, geen lid zouden
moeten respectievelijk kunnen zijn van het bestuur respectievelijk de
raad van toezicht” en

b. in onderdeel e na “onroerende zaken” ingevoegd “of hun
onroerende en infrastructurele aanhorigheden” en “met deze wet”
vervangen door: met het bepaalde bij en krachtens deze wet.   

E

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 20 van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft bij de
behandeling van een beroep tegen een besluit tot intrekking van de
toelating aanvankelijk overeenkomstige toepassing aan artikel 8:52 van
de Algemene wet bestuursrecht en kan nadien overeenkomstige toepassing
geven aan artikel 8:53 van die wet.

2. In het vierde lid wordt:

a. aan het slot van onderdeel b “, of” vervangen door een puntkomma;

b. aan het slot van onderdeel c de punt vervangen door “, of” en

c. na onderdeel c een onderdeel ingevoegd, luidend:

d. op het tijdstip waarop de toegelaten instelling ophoudt te bestaan
als gevolg van een zuivere splitsing als bedoeld in artikel 334a lid 2
van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. 

3. In het vijfde lid wordt “de autoriteit” vervangen door: Onze
Minister of een door hem daartoe aangewezen persoon of instantie.

F

In artikel I, onderdeel B, komt artikel 21 van de Woningwet te luiden:

Artikel 21

1. De toegelaten instelling verbindt zich:

a. uitsluitend met een naamloze vennootschap als bedoeld in artikel 64
van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, indien de statuten van die
naamloze vennootschap uitsluitend aandelen op naam kennen, een
blokkeringsregeling bevatten en niet toelaten dat met medewerking van de
vennootschap certificaten aan toonder worden uitgegeven, en

b. uitsluitend met een besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 175 van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek, indien de statuten van die besloten vennootschap een
blokkeringsregeling bevatten.

2. De toegelaten instelling verbindt zich niet met een rechtspersoon of
vennootschap dan nadat Onze Minister dat op een daartoe strekkend
verzoek van de toegelaten instelling heeft goedgekeurd. Onze Minister
onthoudt in elk geval zijn goedkeuring, indien:

a. naar zijn oordeel de toegelaten instelling of rechtspersoon of
vennootschap niet voldoet of zal voldoen aan het bepaalde bij en
krachtens dit hoofdstuk;

b. de statuten van de rechtspersoon of de akte van de vennootschap met
welke de toegelaten instelling voornemens is zich te verbinden niet
voldoen aan artikel 23 of aan de bij algemene maatregel van bestuur
daaromtrent gegeven voorschriften;

c. overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
daaromtrent te geven voorschriften de financiële continuïteit van de
toegelaten instelling of die rechtspersoon of vennootschap niet
voldoende is gewaarborgd;

d. de toegelaten instelling voornemens is die rechtspersoon of
vennootschap anderszins vermogen te verschaffen dan door middel van het
storten van aandelenkapitaal of het verstrekken van een lening
overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
daaromtrent te geven voorschriften of

e. de toegelaten instelling voornemens is zich in enigerlei opzicht
garant te stellen voor die rechtspersoon of vennootschap.

3. De goedkeuring, bedoeld in het tweede lid, is niet vereist voor een
verbinding van een toegelaten instelling met een
samenwerkingsvennootschap.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere
voorschriften worden gegeven omtrent de bij het verzoek, bedoeld in het
tweede lid, te verstrekken gegevens, de wijze waarop de toegelaten
instelling degenen die een belang hebben bij de verbinding daarbij
betrekt en de gronden waarop Onze Minister die verbinding kan goedkeuren
dan wel zijn goedkeuring daaraan kan onthouden.

5. De toegelaten instelling kan Onze Minister verzoeken om toe te staan
dat een samenwerkingsvennootschap in een andere gemeente feitelijk
werkzaam is dan de gemeenten waarin die toegelaten instelling feitelijk
werkzaam is, op welk verzoek Onze Minister beslist overeenkomstig bij
algemene maatregel van bestuur daaromtrent te geven voorschriften.

G

In artikel I, onderdeel B, worden na artikel 21 van de Woningwet vier
artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 21a

1. De toegelaten instelling verschaft een met haar verbonden onderneming
niet anderszins vermogen dan door middel van het storten van
aandelenkapitaal of het aan die onderneming bij haar oprichting
verstrekken van een lening als bedoeld in artikel 21, tweede lid,
onderdeel d. Zij stelt zich na die oprichting niet in enigerlei opzicht
garant voor die onderneming.

2. De toegelaten instelling verschaft een op het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel I van de Herzieningswet toegelaten
instellingen volkshuisvesting met haar verbonden onderneming geen ander
vermogen dan het vermogen dat zij tot dat tijdstip aan die onderneming
heeft verschaft, en stelt zich niet anderszins voor die onderneming
garant dan zoals zij dat tot dat tijdstip heeft gedaan. De door haar aan
een zodanige onderneming tot dat tijdstip gedane garantstellingen hebben
uitsluitend betrekking op werkzaamheden van die onderneming waarmee voor
dat tijdstip een aanvang is gemaakt, of met betrekking tot welke uit
schriftelijke, uitsluitend op die werkzaamheden betrekking hebbende,
stukken blijkt dat het maken van die aanvang wordt beoogd. Bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden
gegeven omtrent de toepassing van de tweede volzin.

3. De toegelaten instelling kan Onze Minister verzoeken om een
ontheffing van een verbod als bedoeld in het eerste of tweede lid, op
welk verzoek Onze Minister beslist overeenkomstig bij algemene maatregel
van bestuur daaromtrent te geven voorschriften.

4. Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing op het
verschaffen van vermogen aan en garantstellingen voor
samenwerkingsvennootschappen.

Artikel 21b

De winst van een met een toegelaten instelling verbonden besloten
vennootschap met beperkte aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 175
van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek komt de aandeelhouders ten goede.
Artikel 216 lid 1 van dat boek is niet van toepassing.

Artikel 21c

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de
categorieën van financiële instellingen aangewezen, met uitsluitend
welke de toegelaten instelling transacties aangaat voor het verrichten
van haar werkzaamheden.

2. Het door een toegelaten instelling aangaan van transacties met een
instelling die behoort tot een categorie als bedoeld in het eerste lid
voor het doen bouwen of verwerven van onroerende zaken of onroerende of
infrastructurele aanhorigheden is niet toegestaan, voor zover daardoor
het totaal van van zodanige instellingen aangetrokken financiële
middelen komt te liggen boven een bij algemene maatregel van bestuur te
bepalen percentage van de overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van de
Wet waardering onroerende zaken aan de onroerende zaken en hun
onroerende en infrastructurele aanhorigheden van de toegelaten
instelling toegekende waarde, vastgesteld overeenkomstig artikel 22,
eerste lid, van die wet.

Artikel 21d

1. De vestiging van een recht van pand of hypotheek op zaken en daarmee
verbonden rechten van een toegelaten instelling of een met haar
verbonden onderneming die samenhangen met werkzaamheden op het gebied
van de volkshuisvesting die niet behoren tot de diensten van algemeen
economisch belang, welke vestiging geschiedt ten behoeve van het met een
instelling die behoort tot een categorie als bedoeld in artikel 21c,
eerste lid, kunnen aangaan van transacties voor het verrichten van
zodanige werkzaamheden, wordt niet door enig beding van derden of een
vestiging van zodanige rechten ten behoeve van derden beperkt. Een
zodanig beding of zodanige vestiging is nietig.

2. De vestiging van een recht van pand of hypotheek op zaken en daarmee
verbonden rechten van een toegelaten instelling die samenhangen met
werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting die behoren tot de
diensten van algemeen economisch belang, welke vestiging geschiedt ten
behoeve van het door de borgingsvoorziening kunnen garanderen van de
door toegelaten instellingen aan te trekken leningen voor het verrichten
van zodanige werkzaamheden, wordt niet beperkt door enig beding van of
een vestiging van zodanige rechten ten behoeve van anderen dan de
borgingsvoorziening of instellingen die behoren tot een categorie als
bedoeld in artikel 21c, eerste lid. Een zodanig beding of zodanige
vestiging is nietig.

3. Bedingen of vestigingen van rechten als bedoeld in het eerste of
tweede lid, die tot stand zijn gekomen voor het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel I van de Herzieningswet toegelaten
instellingen volkshuisvesting blijven van kracht, behoudens hun
nietigheid of vernietigbaarheid ingevolge enig ander wettelijk
voorschrift dan die leden.

H

In artikel 1, onderdeel B, wordt in artikel 22, eerste lid, van de
Woningwet “in dit hoofdstuk” vervangen door: in het bepaalde bij of
krachtens dit hoofdstuk.

I

In artikel I, onderdeel B, komt artikel 23 van de Woningwet te luiden:

Artikel 23

1. In de statuten of de akte van een toegelaten instelling of van een
met haar verbonden onderneming wordt bepaald dat zij uitsluitend of mede
werkzaam is op het gebied van de volkshuisvesting, en wordt dat gebied
omschreven overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens artikel 45.

2. De statuten van een naamloze vennootschap als bedoeld in artikel 64
van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een besloten vennootschap met
beperkte aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 175 van dat boek, met
welke een toegelaten instelling zich verbindt in de zin van artikel 21:

a. bevatten geen bepalingen die afwijken van artikel 89 lid 1 tweede
volzin, 92 lid 1, 105 lid 1, 135 lid 4, 198 lid 1, 201 lid 1 of 245 lid
1 van dat boek;

b. bevatten geen bepalingen als bedoeld in de artikelen 192 lid 1 aanhef
en onder a en 242 lid 1 eerste volzin van dat boek;

c. bepalen dat de voorafgaande goedkeuring van de algemene vergadering
van die naamloze of besloten vennootschap is vereist voor besluiten van
haar bestuur over:

1Âș. dienovereenkomstige aangelegenheden als die, bedoeld in artikel 26,
eerste lid, onderdelen c en i;

2Âș. het oprichten van een dochtermaatschappij of het deelnemen in een
rechtspersoon of vennootschap in de zin van artikel 24c van Boek 2 van
het Burgerlijk Wetboek, en

3Âș. het verstrekken van een lening aan of het zich in enigerlei opzicht
garant stellen voor een dochtermaatschappij of een rechtspersoon of
vennootschap als bedoeld onder 2Âș en

d. bepalen, indien en zolang die naamloze of besloten vennootschap een
dochtermaatschappij van de toegelaten instelling is, dat haar bestuur
zich gedraagt naar de aanwijzingen van de algemene vergadering, welke
bepaling in de statuten van die naamloze vennootschap kan worden beperkt
tot aanwijzingen van die vergadering die de algemene lijnen van het te
voeren beleid op nader in die statuten aangegeven terreinen betreffen.

3. De toegelaten instelling en een met haar verbonden onderneming
behoeft voor de wijziging van haar statuten, respectievelijk wijzigingen
van haar statuten of akte, die betrekking hebben op haar werkzaamheden
op het gebied van de volkshuisvesting, de goedkeuring van Onze Minister,
en legt daartoe elke voorgenomen wijziging respectievelijk zodanige
wijziging aan hem voor.

J

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 25 van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. Na het eerste lid worden, onder vernummering van het tweede tot en
met vijfde lid tot vierde tot en met zevende lid, twee leden ingevoegd,
luidende:

2. Alvorens de raad van toezicht bestuurders die natuurlijke personen
zijn benoemt, verzoekt de toegelaten instelling Onze Minister om zijn
zienswijze op de geschiktheid van die personen voor het lidmaatschap van
het bestuur en de betrouwbaarheid van die personen aan haar kenbaar te
maken. Onze Minister kan binnen vier weken zijn zienswijze aan haar doen
toekomen, welke termijn hij, onder schriftelijke kennisgeving daarvan
aan de toegelaten instelling voor het verstrijken van die termijn,
eenmalig met een door hem daarbij te bepalen termijn van ten hoogste
vier weken kan verlengen. Een benoeming als bedoeld in de eerste volzin
zonder dat Onze Minister daarover een positieve zienswijze heeft
uitgebracht is, indien dat niet het gevolg is van zijn handelen of
nalaten, strijdig met het belang van de volkshuisvesting. Bij algemene
maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven omtrent de
geschiktheid van natuurlijke personen voor het lidmaatschap van het
bestuur en de betrouwbaarheid van die personen. Bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden
gegeven omtrent de toepassing van dit lid.

3. Een bestuurder die een natuurlijke persoon is wordt benoemd voor een
periode van ten hoogste vier jaar, en kan steeds voor een periode van
ten hoogste vier jaar worden herbenoemd.

2. In het vierde lid (nieuw):

a. worden de onderdelen a tot en met f geletterd b tot en met g;

b. wordt na de aanhef een onderdeel ingevoegd, luidend:

a. het lidmaatschap van het bestuur van een andere toegelaten
instelling;;

c. komt onderdeel c (nieuw) te luiden:

c. het lidmaatschap van het bestuur van een andere rechtspersoon of
vennootschap, tenzij die rechtspersoon of vennootschap:

1Âș. een dochtermaatschappij is of

2Âș. op het maatschappelijke belang gerichte werkzaamheden verricht, de
raad van toezicht met dat lidmaatschap heeft ingestemd en, indien van
toepassing, is voldaan aan de door de raad van toezicht daarbij gestelde
voorwaarden;:

d. komt onderdeel d (nieuw) vanaf “die toegelaten instelling” te
luiden “een aanwijzing als bedoeld in artikel 61d is gegeven of een
maatregel als bedoeld in artikel 48, zevende lid, 61g, eerste, tweede of
derde lid, 61h, eerste lid, 104a, eerste lid, 105, eerste lid, of 120b
is opgelegd;”;

e. wordt aan het slot van onderdeel f “, en” vervangen door een
puntkomma;

f. wordt onderdeel g geletterd h en

g. wordt na onderdeel f een onderdeel ingevoegd, luidend:

g. het lidmaatschap van een dagelijks bestuur van een waterschap of van
een orgaan van een organisatie die zich ten doel stelt de belangen van
waterschappen te behartigen en.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt:

a. “van een rechtspersoon of vennootschap met welke een verbinding als
bedoeld in artikel 21 bestaat” vervangen door “van een
dochtermaatschappij of een samenwerkingsvennootschap”;

b. “kan niet daarin worden benoemd” vervangen door “wordt niet
daarin benoemd” en

c. na “ten aanzien waarvan” ingevoegd: , als gevolg van zijn
handelen of nalaten,.

K

In artikel I, onderdeel B, wordt in artikel 26, eerste lid, van de
Woningwet:

a. in de aanhef “behoudens bij algemene maatregel van bestuur bepaalde
gevallen waarin die goedkeuring niet vereist is” vervangen door
“behoudens in bij algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen”;

b. in onderdeel h na “een rechtspersoon” ingevoegd “of
vennootschap”;

c. in onderdeel i na “van onroerende zaken” ingevoegd “en hun
onroerende en infrastructurele aanhorigheden” en “die onroerende
zaken, en” vervangen door “die zaken en aanhorigheden;” en

d. na onderdeel j, onder vervanging van de punt aan het slot daarvan
door “, en”, een onderdeel toegevoegd, luidend:

k. andere, in de statuten bepaalde, voornemens dan die, bedoeld in de
onderdelen a tot en met j.

L

In artikel I, onderdeel B, vervalt artikel 26a van de Woningwet.

M

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 27 van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. In het eerste lid:

a. komt de aanhef te luiden: “Aan de goedkeuring van Onze Minister, op
een daartoe strekkend verzoek van de toegelaten instelling, zijn,
behoudens in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde
gevallen, onderworpen de besluiten van het bestuur omtrent:”;

b. wordt in onderdeel a na “onroerende zaken” ingevoegd “en hun
onroerende en infrastructurele aanhorigheden”;

c. wordt aan het slot van onderdeel a “, en” vervangen door een
puntkomma;

d. wordt onderdeel b geletterd c en

e. wordt na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidend: 

b. het vervreemden door de toegelaten instelling van aandelen in een
dochtermaatschappij en.

2. In de aanhef van het tweede lid wordt na “eerste lid” ingevoegd:
, aanhef en onderdeel a of c,.

3. Het vierde lid komt te luiden:

4. Een besluit als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a of
b, dat wordt genomen of uitgevoerd zonder dat Onze Minister het heeft
goedgekeurd, is nietig.

4. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere
voorschriften worden gegeven omtrent de bij het verzoek, bedoeld in het
eerste lid, te verstrekken gegevens, de wijze waarop Onze Minister
degenen die een belang hebben bij de goedkeuring, bedoeld in dat lid,
daarbij betrekt en de gronden waarop Onze Minister zodanige besluiten
kan goedkeuren dan wel zijn goedkeuring daaraan kan onthouden.

N

In artikel I, onderdeel B, komt artikel 29 van de Woningwet te luiden:

Artikel 29

1. Indien naar het oordeel van het bestuur bij een toegelaten instelling
of een met haar verbonden onderneming de financiële middelen ontbreken
om haar werkzaamheden te kunnen voortzetten, meldt het dat onverwijld
aan Onze Minister en de borgingsvoorziening. Het bestuur stelt voorts
een plan voor financiële sanering van de toegelaten instelling op,
indien de situatie, bedoeld in de eerste volzin, betrekking heeft op of
gevolgen heeft voor het kunnen voortzetten van werkzaamheden als genoemd
en bedoeld in het bepaalde bij en krachtens artikel 47, eerste lid,
onderdelen a tot en met g.

2. Indien naar het oordeel van het bestuur een toegelaten instelling in
enig kalenderjaar niet zal voldoen aan artikel 48, eerste lid, eerste
volzin, meldt het dat onverwijld aan Onze Minister en aan degenen voor
wie toepassing van artikel 48, zevende lid, tweede volzin, overigens
directe gevolgen kan hebben.  

O

In artikel I, onderdeel B, worden na artikel 29 van de Woningwet twee
artikelen ingevoegd, luidend:

Artikel 29a

1. Het bestuur van de toegelaten instelling of een dochtermaatschappij
doet onverwijld, op diens verzoek of eigener beweging, aan de raad van
toezicht of Onze Minister mededeling van alle feiten en omstandigheden
met betrekking tot welke het voor dat bestuur duidelijk is of
redelijkerwijs duidelijk zou moeten zijn dat zij van invloed kunnen zijn
op enig door hem te nemen besluit omtrent de goedkeuring van enig door
dat bestuur daartoe aan hem ingevolge dit hoofdstuk voorgelegd plan of
voornemen.

2. Het opzettelijk niet voldoen aan het eerste lid is een overtreding.

Artikel 29b

Het bestuur voorziet in het behouden en ontwikkelen van de kennis en de
vaardigheden die met inachtneming van het bij en krachtens deze wet
bepaalde noodzakelijk zijn voor het geschikt blijven van natuurlijke
personen voor het lidmaatschap van het bestuur.

P

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 30 van de Woningwet als volgt
gewijzigd: 

1. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde tot en met
tiende lid tot vierde tot en met elfde lid, een lid ingevoegd, luidend:

3. Alvorens de raad van toezicht commissarissen benoemt, verzoekt de
toegelaten instelling Onze Minister om zijn zienswijze op de
geschiktheid van de betrokken personen voor het lidmaatschap van de raad
van toezicht en de betrouwbaarheid van die personen aan haar kenbaar te
maken. Onze Minister kan binnen vier weken zijn zienswijze aan haar doen
toekomen, welke termijn hij, onder schriftelijke kennisgeving daarvan
aan de toegelaten instelling voor het verstrijken van die termijn,
eenmalig met een door hem daarbij te bepalen termijn van ten hoogste
vier weken kan verlengen. Een benoeming als bedoeld in de eerste volzin
zonder dat Onze Minister daarover een positieve zienswijze heeft
uitgebracht is, indien dat niet het gevolg is van zijn handelen of
nalaten, strijdig met het belang van de volkshuisvesting. Bij algemene
maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven omtrent de
geschiktheid van personen voor het lidmaatschap van de raad van toezicht
en de betrouwbaarheid van die personen. Bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent
de toepassing van dit lid.

2. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

4. Een commissaris wordt benoemd voor een periode van ten hoogste vier
jaar, en kan een maal voor een periode van ten hoogste vier jaar worden
herbenoemd.

3. In het zesde lid (nieuw):

a. komt onderdeel c vanaf “die toegelaten instelling” te luiden
“een aanwijzing als bedoeld in artikel 61d is gegeven of een maatregel
als bedoeld in artikel 48, zevende lid, 61g, eerste, tweede of derde
lid, 61h, eerste lid, 104a, eerste lid, 105, eerste lid, of 120b is
opgelegd;”;

b. wordt in onderdeel f na “gedeputeerde staten” ingevoegd “van
een provincie waar de toegelaten instelling haar woonplaats heeft of
feitelijk werkzaam is,”;

c. wordt aan het slot van onderdeel f “, en” vervangen door een
puntkomma;

d. wordt onderdeel g geletterd h en

e. wordt na onderdeel f een onderdeel ingevoegd, luidend:

g. het lidmaatschap van een dagelijks bestuur van een waterschap waar de
toegelaten instelling haar woonplaats heeft of feitelijk werkzaam is, of
van een orgaan van een organisatie die zich ten doel stelt de belangen
van waterschappen te behartigen, en.

4. In het zevende lid (nieuw) wordt:

a. “van een rechtspersoon of vennootschap met welke een verbinding als
bedoeld in artikel 21 bestaat” vervangen door “van een
dochtermaatschappij”;

b. “kan niet daarin worden benoemd” vervangen door “wordt niet
daarin benoemd” en

c. na “ten aanzien waarvan” ingevoegd: , als gevolg van zijn
handelen of nalaten,.

5. In het negende lid (nieuw) wordt:

a. in onderdeel c “in strijd met dit artikel” vervangen door “in
strijd met het bepaalde bij of krachtens dit artikel” en

b. in onderdeel d “slechts kan besluiten” vervangen door: slechts
besluit.

6. In het tiende lid (nieuw) wordt “achtste lid” vervangen door:
negende lid.

7. Het elfde lid (nieuw) komt te luiden:

11. De statuten bevatten voorschriften omtrent: 

a. de wijze waarop, in geval van ontstentenis of belet van de
commissarissen, voorlopig in de raad van toezicht wordt voorzien en

b. het, door de raad van toezicht onder begeleiding van bij de statuten
te bepalen personen of instanties buiten de toegelaten instelling, met
een bij de statuten te bepalen frequentie van ten minste een maal per
twee jaar beoordelen van het functioneren van die raad.

Q

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 31 van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. De raad van toezicht voorziet in het behouden en ontwikkelen van de
kennis en de vaardigheden die met inachtneming van het bij en krachtens
deze wet bepaalde noodzakelijk zijn voor het geschikt blijven van
personen voor het lidmaatschap van de raad van toezicht.

2. In het vierde lid vervalt: en de autoriteit.

R

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 35 van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede, derde en
vierde lid tot derde, vierde en vijfde lid, een lid ingevoegd, luidend:

2. In de jaarrekening waardeert het bestuur, overeenkomstig bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur daaromtrent te geven nadere
voorschriften, de onroerende zaken en hun onroerende en infrastructurele
aanhorigheden tegen de actuele waarde.

2. In het derde lid (nieuw) vervalt: bedoeld in artikel 49 lid 3 van
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek,.

3. Toegevoegd wordt een lid, luidend:

6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven
omtrent de inrichting van de jaarrekening.

S

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 36 van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. In het derde lid wordt:

a. “aan de artikelen 26, 31, eerste lid, en 35, eerste lid”
vervangen door “aan het bepaalde bij en krachtens de artikelen 26, 31,
eerste en tweede lid, en 35, derde lid” en 

b. “van artikel 30” vervangen door: van het bepaalde bij en
krachtens artikel 30.

2. In het vierde lid wordt “de rechtspersonen en vennootschappen met
welke een verbinding als bedoeld in artikel 21 bestaat” vervangen
door: de met de betrokken toegelaten instelling verbonden ondernemingen,
met uitzondering van de samenwerkingsvennootschappen waarin zij vennote
bij wijze van geldschieting is.

T

In artikel I, onderdeel B, in artikel 36a, vierde lid, van de Woningwet:

a. komt de eerste volzin te luiden “De toegelaten instelling stelt een
overzicht op met verantwoordingsgegevens over het verslagjaar, welk
overzicht mede betrekking heeft op de met haar verbonden
ondernemingen.” en

b. wordt in de tweede volzin “vierde lid” vervangen door: zevende
lid.

U

In artikel I, onderdeel B, wordt in artikel 37, vierde lid, van de
Woningwet “kan niet worden vastgesteld” vervangen door: wordt niet
vastgesteld.

V

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 38 van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt:

a. “aan het college van burgemeester en wethouders van elke
gemeente” vervangen door “aan de colleges van burgemeester en
wethouders van de gemeenten” en

b. “, aan Onze Minister en aan de autoriteit” vervangen door: en aan
Onze Minister.

2. In de aanhef van het tweede lid vervalt: en aan de autoriteit.

3. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt na het
tweede lid een lid ingevoegd, luidend:

3. De toegelaten instelling doet, indien zij van gemeenten als bedoeld
in het eerste lid zienswijzen ontvangt op stukken als bedoeld in
onderdeel a van dat lid, die zienswijzen onverwijld aan Onze Minister
toekomen.

4. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

4. Onze Minister beoordeelt de stukken, bedoeld in het eerste, tweede en
derde lid, en doet zijn oordeel aan de toegelaten instelling en de
betrokken in de aanhef van het eerste lid bedoelde colleges toekomen.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere
voorschriften gegeven omtrent die beoordeling.

W

In artikel I, onderdeel B, wordt in het opschrift van paragraaf 5 van
afdeling 2 van hoofdstuk IV van de Woningwet “Overige” vervangen
door: Verdere.

X

In artikel I, onderdeel B, komt artikel 40 van de Woningwet te luiden:

Artikel 40

De toegelaten instellingen, de samenwerkingsvennootschappen en, voor
zover zij werkzaam zijn op het gebied van de volkshuisvesting, de andere
met toegelaten instellingen verbonden ondernemingen zijn uitsluitend
feitelijk werkzaam in gemeenten in Nederland, in gemeenten in de directe
nabijheid van Nederland of in de openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba.

Y

In artikel I, onderdeel B, wordt in artikel 41, zesde lid, van de
Woningwet “in geval van” vervangen door: met betrekking tot.

Ya

In artikel I, onderdeel B, in artikel 41a van de Woningwet:

a. vervalt in het eerste lid de tweede volzin en

b. wordt in het tweede lid “Bij algemene maatregel van bestuur”
vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

Z

In artikel I, onderdeel B, worden na artikel 41a van de Woningwet drie
artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 41b

1. Onze Minister kan, op verzoek van twee of meer aan elkaar grenzende
gemeenten in Nederland, goedkeuren dat, in afwijking van de artikelen 40
en 41, de in een of meer van die gemeenten feitelijk werkzame toegelaten
instellingen en samenwerkingsvennootschappen in al die gemeenten
feitelijk werkzaam mogen zijn. Het besluit van Onze Minister wordt in de
Staatscourant geplaatst.

2. Onze Minister geeft uitsluitend toepassing aan het eerste lid, indien
de gemeenten, bedoeld in dat lid, in hun verzoek aannemelijk hebben
gemaakt dat zij alle gelegen zijn in hetzelfde vanuit het oogpunt van
het functioneren van de woningmarkt als een geheel te beschouwen gebied.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere
voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van het eerste lid.

Artikel 41c

1. Na toepassing van artikel 41b, eerste lid, maken de toegelaten
instellingen en de samenwerkingsvennootschappen, bedoeld in dat lid, in
andere gemeenten dan die, bedoeld in dat lid, geen aanvang met het doen
bouwen of verwerven van woongelegenheden of aanhorigheden als bedoeld in
artikel 45, tweede lid, onderdeel a, of van gebouwen of aanhorigheden
als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdelen d en g, en verrichten
geen handelingen met het oog op het maken van die aanvang. De eerste
volzin is niet van toepassing op het bouwen van zodanige
woongelegenheden of aanhorigheden ter plaatse van voordien daartoe
gesloopte woongelegenheden of hun onroerende of infrastructurele
aanhorigheden.

2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien en zolang de toegelaten
instellingen of samenwerkingsvennootschappen, bedoeld in artikel 41b,
eerste lid, zich bij hun werkzaamheden in het bijzonder richten op de
huisvesting van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen
categorieën van personen. Andere toegelaten instellingen als bedoeld in
dat lid kunnen Onze Minister verzoeken om een ontheffing van het verbod,
bedoeld in dat lid, op welk verzoek Onze Minister mede ten aanzien van
de betrokken samenwerkingsvennootschappen beslist.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften
worden gegeven omtrent de bij het verzoek, bedoeld in het tweede lid,
tweede volzin, te verstrekken gegevens, de wijze waarop de toegelaten
instelling degenen die een belang hebben bij de in die volzin bedoelde
ontheffing daarbij betrekt en de gronden waarop Onze Minister die
ontheffing kan verlenen of weigeren.

Artikel 41d

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen gebieden als bedoeld in
artikel 41b, tweede lid, worden aangewezen, bij welke aanwijzing artikel
41c van overeenkomstige toepassing is.

AA

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 42 van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. Aan het eerste lid worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: De
eerste volzin is niet van toepassing, zolang die gemeenten geen
bescheiden aan de toegelaten instelling hebben verstrekt, waarin zij op
hoofdlijnen een toegelicht inzicht verschaffen in hun voorgenomen
volkshuisvestingsbeleid, waarover zij met betrekking tot onderwerpen
waarbij andere gemeenten een rechtstreeks belang hebben overleg hebben
gevoerd met die gemeenten. Onze Minister behandelt geschillen tussen
gemeenten en toegelaten instellingen omtrent de bijdragen van toegelaten
instellingen aan het in die gemeenten geldende volkshuisvestingsbeleid.

2. In het tweede lid wordt:

a. “ter voldoening aan het eerste lid” vervangen door “om te
voldoen aan het eerste lid, eerste volzin”:

b. “toepassing geven aan het eerste lid” vervangen door
“toepassing geven aan die volzin” en

c. aan het slot een volzin toegevoegd, luidende: Bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven omtrent de
indicatie van de middelen welke de toegelaten instelling ter uitvoering
van de eerste volzin ter beschikking staan.

AB

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 43 van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt “de rechtspersonen en
vennootschappen met welke een verbinding als bedoeld in artikel 21
bestaat” vervangen door: de met de toegelaten instelling verbonden
ondernemingen.

2. Toegevoegd wordt een lid, luidend:

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven
omtrent de inhoud van het overzicht, bedoeld in het eerste lid.

AC

In artikel I, onderdeel B, wordt in artikel 44, eerste lid, van de
Woningwet “op 1 november” vervangen door: op 1 juli.

AD

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 44a van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt:

a. in de aanhef “voor 1 februari” vervangen door “voor 15
december”;

b. in de aanhef “en de autoriteit” vervangen door “en de colleges
van burgemeester en wethouders van de gemeenten waar zij feitelijk
werkzaam is”;

c. onderdeel b geletterd c en

d. onderdeel a vervangen door twee onderdelen, luidende:

a. een overeenkomstig bij ministeriële regeling te geven voorschriften
ingericht overzicht omtrent de onderwerpen, bedoeld in artikel 43,
eerste lid, welk overzicht mede betrekking heeft op de met haar
verbonden ondernemingen;

b. indien van toepassing: de op grond van artikel 44, tweede lid,
gemaakte afspraken en.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Onze Minister beoordeelt het overzicht en doet zijn oordeel aan de
toegelaten instelling toekomen. Bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur worden voorschriften gegeven omtrent die beoordeling.

AE

In artikel I, onderdeel B, worden na artikel 44a van de Woningwet twee
artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 44b

1. De toegelaten instelling verstrekt aan de colleges van burgemeester
en wethouders van de gemeenten waar zij feitelijk werkzaam is:

a. gegevens over haar werkzaamheden met betrekking tot de financiering
waarvan een zodanige gemeente zich borg heeft gesteld en

b. andere gegevens, waarvan kennisneming naar het oordeel van die
colleges wenselijk is uit het oogpunt van een goede beoordeling van de
wijze waarop die toegelaten instelling bijdraagt aan of voornemens is
bij te dragen aan de uitvoering van het volkshuisvestingsbeleid dat in
de betrokken gemeenten geldt.

2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien en zolang een gemeente
geen bescheiden aan de toegelaten instelling heeft verstrekt, waarin zij
op hoofdlijnen een toegelicht inzicht verschaft in haar voorgenomen
volkshuisvestingsbeleid, waarover zij met betrekking tot onderwerpen
waarbij andere gemeenten een rechtstreeks belang hebben overleg heeft
gevoerd met die gemeenten.

Artikel 44c

1. Voornemens voor door toegelaten instellingen of
samenwerkingsvennootschappen te verrichten werkzaamheden op het gebied
van de volkshuisvesting die niet behoren tot de diensten van algemeen
economisch belang zijn, behoudens in bij algemene maatregel van bestuur
bepaalde gevallen, op een daartoe strekkend verzoek van de toegelaten
instelling of samenwerkingsvennootschap onderworpen aan de goedkeuring
van Onze Minister. Zij legt daartoe die voornemens aan hem voor, nadat
achtereenvolgens:

a. de gemeenten waar zij feitelijk werkzaam is over zodanige
werkzaamheden waarbij andere gemeenten een rechtstreeks belang hebben
overleg hebben gevoerd met die gemeenten;

b. de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeente waar zij
feitelijk werkzaam is, die het ter uitvoering van het
volkshuisvestingsbeleid dat in die gemeente geldt noodzakelijk achten
dat in die gemeente werkzaamheden als bedoeld in de aanhef worden
verricht, hebben nagegaan, in elk geval door middel van een algemene
bekendmaking langs elektronische weg, of anderen dan toegelaten
instellingen of samenwerkingsvennootschappen zodanige werkzaamheden
wensen te verrichten;

c. die colleges schriftelijk hebben verklaard dat zij de onderdelen a en
b hebben toegepast en daarbij toegelaten instellingen of
samenwerkingsvennootschappen niet hebben bevoordeeld boven anderen die
werkzaamheden als bedoeld in onderdeel a zouden kunnen willen
verrichten;

d. die colleges schriftelijk hebben verklaard dat zij het ter uitvoering
van het volkshuisvestingsbeleid dat in de betrokken gemeenten geldt
noodzakelijk achten dat de toegelaten instelling of
samenwerkingsvennootschap bepaalde zodanige werkzaamheden verricht;

e. die colleges onverwijld na de toepassing van onderdeel b aan de in de
gemeente feitelijk werkzame toegelaten instellingen en
samenwerkingsvennootschappen, de anderen, bedoeld in onderdeel c, en
Onze Minister hebben medegedeeld welke werkzaamheden als bedoeld in de
aanhef naar hun oordeel door toegelaten instellingen of
samenwerkingsvennootschappen zouden moeten worden verricht, vergezeld
van de algemene bekendmaking, bedoeld in onderdeel a, en de
verklaringen, bedoeld in de onderdelen c en d, en onder de mededeling
dat die anderen binnen vier weken nadien hun bezwaren daartegen ter
kennis van Onze Minister kunnen brengen;

f. zij aan degenen, bedoeld in onderdeel e, onverwijld nadien heeft
medegedeeld of zij de werkzaamheden, bedoeld in onderdeel e, wil
verrichten;

g. Onze Minister niet binnen acht weken nadat die colleges toepassing
hebben gegeven aan onderdeel e, wegens het niet voldoen aan artikel 45,
vierde lid, of het ten aanzien van dat lid bepaalde krachtens artikel
45, zesde lid, of naar aanleiding van een bezwaar als bedoeld in
onderdeel e, aan de toegelaten instelling heeft medegedeeld dat zij of
de samenwerkingsvennootschap de werkzaamheden, bedoeld in onderdeel e,
niet mag verrichten;

h. zij de werkzaamheden, bedoeld in onderdeel e, nader heeft uitgewerkt
en

i. zij de borgingsvoorziening in de gelegenheid heeft gesteld haar
zienswijze op die werkzaamheden aan haar kenbaar te maken, en de
borgingsvoorziening haar zienswijze binnen vier weken aan de toegelaten
instelling heeft doen toekomen.

2. De toegelaten instelling of samenwerkingsvennootschap voegt de nadere
uitwerkingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, en de zienswijze,
bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, bij de aan Onze Minister ter
goedkeuring voor te leggen voornemens.

3. Onze Minister kan zijn goedkeuring aan het verrichten van
werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, uitsluitend
onthouden, indien naar zijn oordeel:

a. niet is of wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens het
eerste, tweede of vierde lid of

b. bij het verrichten van die werkzaamheden, met inachtneming van de
zienswijze, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, onvoldoende
financiële middelen beschikbaar zullen zijn om de werkzaamheden van de
toegelaten instelling, genoemd en bedoeld in het bepaalde bij en
krachtens artikel 47, eerste lid, onderdelen a tot en met g, te kunnen
verrichten.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere
voorschriften worden gegeven omtrent de bij het verzoek, bedoeld in de
aanhef van het eerste lid, te verstrekken gegevens, de wijze waarop Onze
Minister degenen die een belang hebben bij de goedkeuring, bedoeld in
die aanhef, daarbij betrekt en de gronden waarop Onze Minister
werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, kan goedkeuren
dan wel zijn goedkeuring daaraan kan onthouden. 

AF

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 45 van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. Onder vernummering van het eerste, tweede en derde lid tot tweede,
derde en vierde lid wordt voor het tweede lid (nieuw) een lid ingevoegd,
luidend:

1. De toegelaten instellingen, de met hen verbonden ondernemingen van
welke zij de enige aandeelhoudster zijn en de
samenwerkingsvennootschappen zijn uitsluitend werkzaam op het gebied van
de volkshuisvesting. Indien een toegelaten instelling een deel van de
aandelen van een met haar verbonden onderneming houdt, is die
onderneming, overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur daaromtrent te geven voorschriften, ten minste naar rato van dat
deel werkzaam op het gebied van de volkshuisvesting.

2. In het tweede lid (nieuw) wordt: 

a. in de aanhef “door een rechtspersoon of vennootschap met welke een
verbinding als bedoeld in artikel 21 bestaat” vervangen door “door
een met haar verbonden onderneming”;

b. in onderdeel c “haar voor permanent verblijf bedoelde” vervangen
door “voor permanent verblijf bedoelde”;

c. in onderdeel c na “woongelegenheden” ingevoegd “en aan leden
van wooncoöperaties aan welke zij zodanige woongelegenheden heeft
vervreemd,” en

d. aan het slot van onderdeel i ingevoegd: , waartoe behoren het
verwerven of slopen van onroerende zaken, indien dat geschiedt met het
oog op het op de grond waar die zaken gelegen zijn verrichten van
werkzaamheden overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de onderdelen
a, d en g, het derde of vierde lid en het zesde lid.

3. In het derde lid (nieuw) wordt:

a. “eerste lid” telkens vervangen door “tweede lid”;

b. na “onderdelen d tot en met h,” ingevoegd “die behoren tot de
diensten van algemeen economisch belang,”;

c. “wijken, buurten of buurtschappen” vervangen door “gebieden”
en

d. “een zodanige wijk, buurt of buurtschap” vervangen door: een
wijk, buurt of buurtschap in een zodanig gebied.

4. Na het derde lid (nieuw) worden, onder vernummering van het vierde
lid (nieuw) tot zesde lid, twee leden ingevoegd, luidende:   

4. Het gebied van de volkshuisvesting omvat de werkzaamheden, genoemd in
het tweede lid, onderdelen a tot en met h, die niet behoren tot de
diensten van algemeen economisch belang, en, voor zover daarmee verband
houdende, de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel i, voor
zover:

a. zij worden verricht in gebieden waar woongelegenheden in eigendom van
toegelaten instellingen gelegen zijn, en voor zover de gebouwen, bedoeld
in de onderdelen d en g van dat lid, een op een wijk, buurt of
buurtschap in een zodanig gebied gerichte functie hebben;    

b. zij worden verricht op bebouwde grond;

c. indien zij door toegelaten instellingen of
samenwerkingsvennootschappen worden verricht op niet bebouwde grond: die
werkzaamheden bijdragen aan de diensten van algemeen economisch belang
welke aan hen ingevolge artikel 47, eerste lid, zijn opgedragen, en

d. indien werkzaamheden als genoemd in het tweede lid, onderdeel g, en,
voor zover daarmee verband houdende, werkzaamheden als bedoeld in het
tweede lid, onderdeel i, door andere met toegelaten instellingen
verbonden ondernemingen worden verricht op niet bebouwde grond: die
werkzaamheden bijdragen aan het verrichten van hun andere werkzaamheden
op het gebied van de volkshuisvesting.

5. Het derde lid, eerste volzin, het vierde lid, aanhef en onderdelen a
en b, en het ten aanzien daarvan bepaalde krachtens het zesde lid, is
niet van toepassing op met toegelaten instellingen verbonden
ondernemingen, met uitzondering van samenwerkingsvennootschappen.

5. In het zesde lid (nieuw) wordt:

a. “eerste lid” vervangen door “tweede lid” en

b. “onderdelen c, d, f, g en h” vervangen door: onderdelen c, d, f,
g en i, en derde en vierde lid.

AG

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 46 van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. In het eerste lid:

a. wordt in de aanhef “artikel II, vierde en vijfde lid, van de
Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting en artikel 50”
vervangen door “het bepaalde bij en krachtens de artikelen 50 en 50a
en artikel II, derde lid, derde en vierde volzin, van de Herzieningswet
toegelaten instellingen volkshuisvesting” en

b. wordt in onderdeel b “artikel 45, eerste lid” telkens vervangen
door: artikel 45, tweede lid.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De toegelaten instelling verhuurt aan ten minste een bij algemene
maatregel van bestuur te bepalen percentage van huishoudens als
eerstbedoeld of laatstbedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Wet op
de huurtoeslag, die in aanmerking komen voor een huurtoeslag in de zin
van die wet, woongelegenheden met een huurprijs van ten hoogste het in
dat lid eerstgenoemde respectievelijk laatstgenoemde bedrag. Bij
algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden
gegeven omtrent de toepassing van de eerste volzin. 

AH

In artikel I, onderdeel B, komt artikel 47 van de Woningwet te luiden:

Artikel 47

1. Als diensten van algemeen economisch belang zijn, behoudens het
bepaalde bij en krachtens de artikelen 50 en 50a en artikel II, derde
lid, derde en vierde volzin van de Herzieningswet toegelaten
instellingen volkshuisvesting, aan de toegelaten instellingen en aan de
samenwerkingsvennootschappen opgedragen: 

a. het huisvesten of doen huisvesten van personen die door hun inkomen
of door andere omstandigheden moeilijkheden ondervinden bij het vinden
van hun passende huisvesting;

b. het doen bouwen en verwerven van voor permanent verblijf bedoelde te
verhuren woongelegenheden met een huurprijs van ten hoogste het in
artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag
genoemde bedrag en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden,
alsmede bezwaren, toewijzen, verhuren, vervreemden en doen slopen van
haar zodanige woongelegenheden en aanhorigheden, daarop vestigen van een
recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik, en overdragen van de
economische eigendom daarvan;

c. het bezwaren, verhuren, vervreemden en doen slopen van voor permanent
verblijf bedoelde te verhuren woongelegenheden die geen zelfstandige
woning zijn als bedoeld in artikel 247 van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek met een huurprijs die hoger is dan het in artikel 13, eerste
lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag genoemde bedrag en hun
onroerende en infrastructurele aanhorigheden, daarop vestigen van een
recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik, en overdragen van de
economische eigendom daarvan;

d. het doen bouwen en verwerven van voor permanent verblijf bedoelde,
anders dan in verband met verhuren toe te wijzen, woongelegenheden en
hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, alsmede het bezwaren,
toewijzen, vervreemden en doen slopen van haar zodanige woongelegenheden
en aanhorigheden, daarop vestigen van een recht van erfpacht, opstal of
vruchtgebruik, en overdragen van de economische eigendom daarvan;

e. de werkzaamheden, genoemd in het bepaalde bij en krachtens artikel
45, tweede lid, onderdelen b en c, en zesde lid, voor zover zij
woongelegenheden als bedoeld in onderdeel b, c of d van dit artikel of
hun onroerende of infrastructurele aanhorigheden betreffen;

f. de bij algemene maatregel van bestuur te bepalen werkzaamheden als
genoemd in het bepaalde bij en krachtens artikel 45, tweede lid,
onderdelen d, e en f, en derde en zesde lid, en

g. de werkzaamheden die noodzakelijkerwijs voortvloeien uit het
verrichten van de werkzaamheden, genoemd en bedoeld in de onderdelen a
tot en met f, waartoe behoren het verwerven of slopen van onroerende
zaken, indien dat geschiedt met het oog op het op de grond waar die
zaken gelegen zijn verrichten van werkzaamheden overeenkomstig het
bepaalde bij en krachtens de onderdelen b, d en f en het vijfde lid.

2. De toegelaten instellingen en de samenwerkingsvennootschappen komt
uitsluitend compensatie toe voor de werkzaamheden, genoemd en bedoeld in
het eerste lid. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere
voorschriften gegeven omtrent de compensatie.

3. De opdracht, bedoeld in het eerste lid, heeft een werkingsduur van 25
jaar. Onze Minister begint uiterlijk vijf jaar voor het einde van die
werkingsduur een onderzoek naar de noodzaak, de doeltreffendheid en de
effecten in de praktijk van die opdracht. Hij rondt dat onderzoek
uiterlijk twee jaar nadien af.

4. Indien, na het verstrijken van de werkingsduur van een opdracht als
bedoeld in het eerste lid, werkzaamheden op het gebied van de
volkshuisvesting niet opnieuw als diensten van algemeen economisch
belang worden opgedragen, blijft het recht op compensatie voor die
werkzaamheden bestaan, indien daarmee voor dat verstrijken een aanvang
is gemaakt, of met betrekking tot welke uit schriftelijke, uitsluitend
op die werkzaamheden betrekking hebbende, stukken blijkt dat het maken
van die aanvang wordt beoogd, en zolang zij als zodanig voortduren. Bij
of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften
worden gegeven omtrent de toepassing van de eerste volzin.

5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden
gegeven omtrent het toepassingsbereik van het eerste lid, onderdeel g.

AI

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 48 van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. In het eerste lid:

a. wordt in de eerste volzin:

1Âș. na “behoudens” ingevoegd “het bepaalde bij en krachtens de
artikelen 50 en 50a en”;   

2Âș. “vierde en vijfde lid” vervangen door “derde lid, derde en
vierde volzin”;

3Âș. “en artikel 50,” vervangen door “, gedurende 25 jaar”;

4Âș. “onderdeel b” vervangen door “onderdelen b en c”;

5Âș. “een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen bedrag”
vervangen door “de inkomensgrens” en

6Âș. aan het slot ingevoegd “, of indien in die woongelegenheden bij
algemene maatregel van bestuur te bepalen categorieën van personen
worden gehuisvest” en

b. worden de tweede, derde en vierde volzin vervangen door een volzin,
luidende: Bij ministeriële regeling worden voorschriften gegeven
omtrent de in verband met de toepassing van de eerste volzin aan de
toegelaten instelling te verstrekken gegevens.

2. Na het eerste lid worden, onder vernummering van het tweede en derde
lid tot vijfde en zesde lid, drie leden ingevoegd, luidende:

2. Indien de toegelaten instelling woongelegenheden als bedoeld in het
eerste lid verhuurt aan of heeft ondergebracht in een rechtspersoon of
vennootschap welke overeenkomsten als bedoeld in dat lid aangaat met
natuurlijke personen, of een rechtspersoon of vennootschap welke
zodanige woongelegenheden verhuurt aan een rechtspersoon of vennootschap
welke zodanige overeenkomsten aangaat, draagt zij er, overeenkomstig bij
algemene maatregel van bestuur daaromtrent te geven nadere
voorschriften, zorg voor dat die rechtspersoon of vennootschap met
betrekking tot die woongelegenheden het bepaalde bij en krachtens dat
lid naleeft, en is de ministeriële regeling, bedoeld in de tweede
volzin van dat lid, van toepassing op de aan die rechtspersoon of
vennootschap te verstrekken gegevens.

3. De toegelaten instelling gaat met betrekking tot haar andere
woongelegenheden dan die, bedoeld in het eerste lid, overeenkomsten van
huur en verhuur aan overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur
daaromtrent te geven voorschriften.

4. De toegelaten instelling gebruikt gegevens met betrekking tot het
huishoudinkomen uitsluitend voor de uitvoering van het eerste en derde
lid, van artikel 45, tweede lid, onderdeel c, voor zover dat onderdeel
op diensten aan leden van wooncoöperaties betrekking heeft, en van
krachtens deze wet gegeven voorschriften, indien die zodanig zijn dat de
hoogte van dat inkomen voor een goede uitvoering daarvan bepalend of
medebepalend is. Zij draagt er zorg voor dat de in het tweede lid
bedoelde rechtspersoon of vennootschap dienovereenkomstig handelt.

3. In het vijfde lid (nieuw), tweede volzin, wordt:

a. “onderdeel b” vervangen door “onderdelen b en c” en

b. na “het eerste lid” ingevoegd: van dit artikel.

4. Na het vijfde lid (nieuw) wordt, onder vernummering van het zesde lid
(nieuw) tot zevende lid, een lid ingevoegd, luidend:

6. De toegelaten instelling gaat gedurende 25 jaar met betrekking tot
gebouwen als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel d, op welke de
algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 47, eerste lid,
onderdeel f, van toepassing is behoudens in bij algemene maatregel van
bestuur bepaalde gevallen slechts overeenkomsten van huur en verhuur aan
met verenigingen of stichtingen die zich blijkens hun statuten
uitsluitend ten doel stellen diensten te leveren of werkzaamheden te
verrichten die zijn gericht op het maatschappelijke belang, of met
overheidsinstellingen.

5. In het zevende lid (nieuw):

a. wordt in de eerste volzin: 

1Âș. “De autoriteit” vervangen door “Onze Minister”;

2Âș. “het eerste lid” vervangen door “het bepaalde bij en
krachtens het eerste tot en  met vierde en zesde lid”;

3Âș. na “heeft nageleefd” ingevoegd “of doen naleven”;

4Âș. “waarbij zij” vervangen door “waarbij hij” en

5Âș. “tweede lid” vervangen door “vijfde lid”;

b. vervalt in de eerste volzin “en Onze Minister” en

c. wordt in de tweede volzin “Zij kan volgens” vervangen door: Hij
kan overeenkomstig.

AJ

In artikel I, onderdeel B, worden na artikel 48 van de Woningwet een
opschrift van een paragraaf en een artikel ingevoegd, luidende:

§ 4. Administratieve scheiding en vermogensscheiding

Artikel 48a

Het bepaalde bij en krachtens deze paragraaf is slechts van toepassing,
indien en zolang de toegelaten instelling geen toepassing geeft aan
artikel 50a.

AK

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 49 van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. In het eerste lid:

a. vervalt de eerste volzin;

b. wordt “Zij houden voorts” vervangen door “De toegelaten
instellingen houden” en

c. wordt “waarmee zij zijn belast” vervangen door: welke aan hen en
aan de samenwerkingsvennootschappen zijn opgedragen.

2. Het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde en vierde lid
tot zesde en zevende lid, vervangen door vier leden, luidende:

2. Toegelaten instellingen die werkzaamheden verrichten welke de handel
tussen lidstaten van de Europese Unie niet op merkbare wijze ongunstig
kunnen beïnvloeden, van welke de totale nettojaaromzet minder dan €
40 miljoen heeft bedragen gedurende twee boekjaren, of ten aanzien van
welke de door hen in enigerlei vorm ontvangen overheidssteun is
vastgesteld ingevolge een open, doorzichtige en niet-discriminerende
procedure houden een zodanige administratie bij dat:

a. de registratie van de lasten en baten van hun verschillende
werkzaamheden gescheiden zijn;

b. alle lasten en baten, op grond van consequent toegepaste en objectief
te rechtvaardigen beginselen inzake kostprijsadministratie, correct
worden toegerekend en

c. de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens welke de
administratie wordt gevoerd, duidelijk zijn vastgelegd.

3. De toegelaten instellingen, bedoeld in de aanhef van het tweede lid,
bewaren de in de onderdelen a, b en c van dat lid bedoelde gegevens
gedurende vijf jaar, gerekend vanaf het einde van het boekjaar waarop de
gegevens betrekking hebben.

4. Indien de Europese Commissie verzoekt om terbeschikkingstelling van
gegevens als bedoeld in het bepaalde bij en krachtens dit artikel,
verstrekken de toegelaten instellingen, bedoeld in de aanhef van het
tweede lid, Onze Minister op diens verzoek binnen de door hem gestelde
termijn de desbetreffende gegevens. Onze Minister doet de gegevens
toekomen aan de Europese Commissie.

5. Het in het tweede lid, aanhef, genoemde bedrag kan bij ministeriële
regeling worden gewijzigd, indien de wijziging voortvloeit uit een
bindend besluit van een instelling van de Europese Unie.

3. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften
gegeven omtrent de wijze van scheiding door de toegelaten instellingen
van baten, lasten, activa en passiva, en omtrent het beschikbaar komen
van financiële middelen voor de uitvoering van de diensten van algemeen
economisch belang welke aan hen en aan de samenwerkingsvennootschappen
zijn opgedragen, respectievelijk van hun overige werkzaamheden.

4. In het zevende lid (nieuw) wordt:

a. “eerste, tweede en derde lid” vervangen door “eerste tot en met
zesde lid” en

b. “behoudens artikel 50” vervangen door: behoudens het bepaalde bij
en krachtens artikel 50 en artikel II, derde lid, derde en vierde
volzin, van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting.

AL

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 50 van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Onze Minister kan op verzoek van een toegelaten instelling bepalen
dat werkzaamheden als genoemd en bedoeld in het bepaalde bij en
krachtens artikel 47, eerste lid, onderdelen b tot en met f, ten aanzien
van een toegelaten instelling of samenwerkingsvennootschap niet behoren
tot de diensten van algemeen economisch belang.

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde lid tot
tweede lid.

3. In het tweede lid (nieuw):

a. worden de onderdelen a tot en met d geletterd b tot en met e;

b. wordt na de aanhef een onderdeel ingevoegd, luidend:

a. is artikel 21d mede van toepassing ten aanzien van die
werkzaamheden;;

c. wordt in de onderdelen c (nieuw) en e (nieuw) na “toegelaten
instelling” ingevoegd “of samenwerkingsvennootschap”;

d. wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel d (nieuw) vervangen
door “en”;

e. vervalt in onderdeel e (nieuw) “in afwijking van artikel 49, eerste
lid, eerste volzin,” en

f. wordt in onderdeel e (nieuw) “die geen diensten van algemeen
economisch belang zijn” vervangen door: die niet behoren tot de
diensten van algemeen economisch belang.

4. Toegevoegd wordt een lid, luidend:

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere
voorschriften worden gegeven omtrent de bij het verzoek, bedoeld in het
eerste lid, te verstrekken gegevens, de wijze waarop Onze Minister
degenen die een belang hebben bij toepassing van dat lid daarbij betrekt
en de gronden waarop Onze Minister dat lid kan toepassen dan wel van die
toepassing kan afzien. 

AM

In artikel I, onderdeel B, wordt na artikel 50 van de Woningwet een
paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 5. Juridische scheiding

Artikel 50a

1. Om een juridische scheiding te bewerkstelligen brengt de toegelaten
instelling haar werkzaamheden die niet behoren tot de diensten van
algemeen economisch belang, en alle daarmee samenhangende baten, lasten,
activa en passiva, overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur te geven voorschriften onder in een of meer
woningvennootschappen. Woningvennootschappen zijn naamloze
vennootschappen als bedoeld in artikel 64 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek of besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid als
bedoeld in artikel 175 van dat boek.

2. De toegelaten instelling stelt een voorstel tot bewerkstelliging van
de juridische scheiding op. Zij kan, overeenkomstig bij algemene
maatregel van bestuur daaromtrent te geven voorschriften, daarin opnemen
dat andere werkzaamheden en daarmee samenhangende baten, lasten, activa
en passiva dan die, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, in een
woningvennootschap worden ondergebracht. Bij toepassing van de tweede
volzin van dit lid is artikel 50, tweede lid, van overeenkomstige
toepassing.

Artikel 50b

1. De toegelaten instelling bewerkstelligt geen juridische scheiding dan
nadat Onze Minister dat heeft goedgekeurd. Zij doet daartoe het
voorstel, bedoeld in artikel 50a, tweede lid, aan hem toekomen. Onze
Minister neemt binnen twaalf weken na ontvangst van het voorstel een
besluit omtrent de goedkeuring, welke termijn hij, onder schriftelijke
kennisgeving daarvan aan de toegelaten instelling, telkens kan verlengen
met een door hem daarbij te bepalen termijn van ten hoogste zes weken,
van welke verlenging hij kennis geeft voor het verstrijken van de
eerstgenoemde dan wel voor de laatste maal verlengde termijn. 

2. Op een verzoek om goedkeuring van een voorgenomen juridische
scheiding zijn de artikelen 21, eerste lid en tweede lid, tweede volzin,
en 53, tweede lid en derde lid, aanhef en onderdelen a en b, van
overeenkomstige toepassing. 

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere
voorschriften worden gegeven omtrent de bij het voorstel, bedoeld in het
eerste lid, te verstrekken gegevens, de wijze waarop de toegelaten
instelling degenen die een belang hebben bij de juridische scheiding
daarbij betrekt en de gronden waarop Onze Minister die scheiding kan
goedkeuren dan wel zijn goedkeuring daaraan kan onthouden. 

Artikel 50c

1. De toegelaten instelling is terstond na de bewerkstelliging van een
juridische scheiding de enige aandeelhoudster van de
woningvennootschappen.

2. Onze Minister kan, overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur
daaromtrent gegeven voorschriften, bepalen dat de toegelaten instelling
haar aandelen in een woningvennootschap in het openbaar ter overname
aanbiedt.

AN

In artikel I, onderdeel B, wordt in het opschrift voor artikel 51 van de
Woningwet “§ 4” vervangen door: § 6.

AO

In artikel I, onderdeel B, wordt in artikel 51 van de Woningwet
“eerste lid” telkens vervangen door: tweede lid.

AP

In artikel I, onderdeel B, vervalt artikel 52 van de Woningwet.

AQ

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 53 van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ”door het van een of meer andere
rechtspersonen onder algemene titel verkrijgen van hun vermogen”
vervangen door: , indien zij daarbij het vermogen van een of meer andere
rechtspersonen onder algemene titel verkrijgt, of een andere toegelaten
instelling daarbij haar vermogen onder algemene titel verkrijgt.

2. In het derde lid, onderdeel c, wordt “de Nederlandse
Mededingingsautoriteit, bedoeld in artikel 2 van die wet” vervangen
door: de Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste
lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt.

3. Het vierde lid vervalt onder vernummering van het vijfde, zesde en
zevende lid tot  vierde, vijfde en zesde lid.

4. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

4. Onze Minister onthoudt in elk geval zijn goedkeuring aan de
voorgenomen fusie, indien:

a. de verzoekende toegelaten instelling naar zijn oordeel niet
aannemelijk heeft gemaakt dat het belang van de volkshuisvesting met die
fusie beter is gediend dan met andere vormen van samenwerking tussen die
toegelaten instelling en andere rechtspersonen of vennootschappen;

b. naar zijn oordeel de financiële continuïteit van de toegelaten
instelling die uit die fusie zou voortkomen niet voldoende is
gewaarborgd;

c. naar zijn oordeel de toegelaten instelling die uit die fusie zou
voortkomen zou beschikken over een zodanig bedrag aan financiële
middelen dat is aangetrokken van instellingen die behoren tot een
categorie als bedoeld in artikel 21c, eerste lid, dat dat bedrag zou
liggen boven een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen
percentage van de overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van de Wet
waardering onroerende zaken aan de onroerende zaken en hun onroerende en
infrastructurele aanhorigheden van die toegelaten instelling toegekende
waarde, vastgesteld overeenkomstig artikel 22, eerste lid, van die wet,
of

d. het oordeel, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, negatief is.

5. In het vijfde lid (nieuw) wordt “worden nadere voorschriften
gegeven” vervangen door: kunnen nadere voorschriften worden gegeven.

6. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

6. Het tweede lid, derde lid, aanhef en onderdelen a en b, vierde lid,
onderdeel b, en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een
splitsing als bedoeld in artikel 334a van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek die geen juridische scheiding is.

AR

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 53a van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden: Een door Onze Minister
aan te wijzen onafhankelijke instantie draagt er, door daartoe
deskundige instanties aan te wijzen, zorg voor dat ten minste een maal
per vier jaar bij elke toegelaten instelling mede ter plaatse een
onderzoek kan worden verricht naar:.

2. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede, derde en
vierde lid tot derde, vierde en vijfde lid, een lid ingevoegd, luidend:

2. De toegelaten instelling draagt er zorg voor dat het onderzoek,
bedoeld in het eerste lid, door de daartoe door haar te benaderen
deskundige instantie, bedoeld in dat lid, wordt verricht. De kosten van
dat onderzoek komen voor haar rekening.

3. In het derde lid (nieuw) wordt “instantie” vervangen door:
deskundige instantie.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt:

a. “tweede lid” vervangen door “derde lid” en

b. “aan degenen” vervangen door: degenen.

5. In het vijfde lid (nieuw) wordt “als bedoeld in het tweede lid”
vervangen door: als bedoeld in het derde lid.

AS

In artikel I, onderdeel B, in artikel 54, tweede lid, van de Woningwet:

a. wordt aan het slot van onderdeel c ingevoegd “, of is verlaagd naar
aanleiding van een voorstel daartoe als bedoeld in artikel 252b lid 1
van dat boek”;

b. wordt in onderdeel d na “werkzaamheden die” ingevoegd “als
gevolg van toepassing van artikel 50 of 50a, tweede lid, eerste volzin,
of”;

c. wordt in onderdeel d “vierde lid” vervangen door “derde lid,
eerste volzin” en

d. vervalt: of in artikel 50, eerste lid,.

AT

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 55 van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden
gegeven omtrent de kosten van die bedrijfsvoering.

2. De tweede volzin van het derde lid komt te luiden: Die gegevens
worden voor een kalenderjaar niet langer daarin bewaard dan: 

a. voor de toepassing van artikel 45, tweede lid, onderdeel c: tot het
tijdstip dat Onze Minister zijn oordeel, bedoeld in artikel 38, vierde
lid, over de stukken, bedoeld in artikel 38, eerste, tweede en derde
lid, over dat kalenderjaar aan de toegelaten instelling heeft doen
toekomen en

b. voor de toepassing van artikel 48, eerste lid: tot het tijdstip dat
de compensatie over dat kalenderjaar voor werkzaamheden van de
toegelaten instelling die behoren tot de diensten van algemeen
economisch belang onherroepelijk is komen vast te staan, in welk geval
artikel 48, tweede lid, van overeenkomstige toepassing is.

AU

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 55a van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt onder vernummering van het tweede en derde lid
tot eerste en tweede lid.

2. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:

2. Zij stelt daartoe een reglement op, waarin zij in elk geval opneemt
binnen welke grenzen de aan haar financiële beleid en beheer verbonden
risico’s aanvaardbaar zijn, en welk beleid zij beoogt te voeren
ingeval haar financiële continuïteit in gevaar komt of dreigt te
komen. Het reglement heeft mede betrekking op de dochtermaatschappijen
en op de samenwerkingsvennootschappen waarin zij volledig aansprakelijke
vennote is. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden
nadere voorschriften gegeven omtrent de inhoud van het reglement.

AV

In artikel I, onderdeel B, wordt aan artikel 55b van de Woningwet een
lid toegevoegd, luidend:

3. Bij algemene maatregel van bestuur wordt een reglement inzake de
behandeling van klachten omtrent het handelen of nalaten van toegelaten
instellingen aangewezen, dat op alle toegelaten instellingen van
toepassing is.

AW

In artikel I, onderdeel B, komt artikel 56 van de Woningwet te luiden:

Artikel 56

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften
worden gegeven omtrent de betrokkenheid van toegelaten instellingen bij
volkshuisvesting buiten Nederland waarop artikel 40 niet van toepassing
is.

AX

In artikel I, onderdeel B, komt afdeling 4 van hoofdstuk IV van de
Woningwet te luiden:

Afdeling 4. Sanering en projectsteun

Artikel 57

1. Onze Minister kan, overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur te geven voorschriften, subsidies aan toegelaten
instellingen verstrekken:

a. ter bevordering van de financiële sanering van toegelaten
instellingen, indien bij een toegelaten instelling de financiële
middelen ontbreken om haar werkzaamheden te kunnen voortzetten, en
andere maatregelen harerzijds om aan die situatie een einde te maken
niet mogelijk zijn, ontoereikend zijn gebleken of leiden tot het niet
kunnen voortzetten van werkzaamheden als genoemd en bedoeld in het
bepaalde bij en krachtens artikel 47, eerste lid, onderdelen a tot en
met g, welke subsidies worden verstrekt op grond van plannen als bedoeld
in artikel 29, eerste lid, tweede volzin, die Onze Minister heeft
goedgekeurd, of

b. ter tegemoetkoming in de kosten van hun werkzaamheden.

2. Onze Minister verleent ter uitvoering van het eerste lid geen
garanties.

Artikel 58

1. De subsidie, bedoeld in artikel 57, eerste lid, wordt bekostigd uit
de bijdragen, bedoeld in het tweede lid.

2. Elke toegelaten instelling die op 1 januari van een kalenderjaar als
zodanig bestaat, is over dat kalenderjaar een bijdrage aan Onze Minister
verschuldigd. Onze Minister bepaalt de hoogte van de bijdrage
overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
daaromtrent te geven voorschriften.

3. Onze Minister kan, indien hij van oordeel is dat storting van een
bijdrage als bedoeld in het tweede lid niet noodzakelijk is om
uitvoering te geven aan het bepaalde bij en krachtens artikel 57, eerste
lid, voor 1 oktober van het kalenderjaar waarover die bijdrage
verschuldigd zou zijn bepalen dat een zodanige bijdrage niet
verschuldigd is over dat kalenderjaar.

Artikel 59

1. De borgingsvoorziening adviseert Onze Minister op diens verzoek of
eigener beweging omtrent:

a. de goedkeuring van plannen als bedoeld in artikel 29, eerste lid,
tweede volzin;

b. de gevallen waarin naar haar oordeel een sanering als bedoeld in
artikel 57, eerste lid, onderdeel a, noodzakelijk is;

c. de kosten die in een kalenderjaar met zodanige saneringen gemoeid
zijn en

d. de hoogte van het in een kalenderjaar voor die saneringen benodigde,
door toepassing van artikel 58 op te brengen, bedrag.

2. Onze Minister kan het nemen van de besluiten uit hoofde van de
bevoegdheid, genoemd in artikel 57, eerste lid, aanhef en onderdeel a,
en van die, genoemd in artikel 58, tweede lid, tweede volzin, voor zover
die betrekking heeft op het deel van de bijdrage, bedoeld in dat lid,
waaruit subsidies als bedoeld in artikel 57, aanhef en onderdeel a,
worden bekostigd, mandateren aan de borgingsvoorziening.

3. In geval van een mandaat als bedoeld in het tweede lid:

a. oefent de borgingsvoorziening de aan haar gemandateerde bevoegdheden
onafhankelijk uit van haar werkzaamheden met het oog op het door
toegelaten instellingen kunnen aantrekken van leningen;

b. draagt de borgingsvoorziening er zorg voor dat de uitvoering van de
in onderdeel a bedoelde categorieën van werkzaamheden in algemene zin
op elkaar is afgestemd;

c. behoeft de borgingsvoorziening voor wijzigingen van haar statuten,
die betrekking hebben op de aan haar gemandateerde bevoegdheden de
goedkeuring van Onze Minister en legt zij daartoe elke voorgenomen
zodanige wijziging daarvan aan hem voor;

d. past de raad van toezicht artikel 31, vierde lid, mede toe ten
aanzien van de borgingsvoorziening;

e. past de toegelaten instelling artikel 38, eerste lid, mede toe ten
aanzien van de borgingsvoorziening en

f. zijn de artikelen 43, eerste lid, onderdeel c, en 91, eerste lid,
onderdeel d, van de Comptabiliteitswet 2001 van overeenkomstige
toepassing.

4. Voor zover een mandaat als bedoeld in het tweede lid de betrokken
bevoegdheid betreft:

a. is het eerste lid niet van toepassing;

b. is artikel 57, tweede lid, van overeenkomstige toepassing op de
borgingsvoorziening of

c. is, in afwijking van artikel 58, tweede lid, eerste volzin, de
bijdrage, bedoeld in dat lid, verschuldigd aan de borgingsvoorziening.

5. De borgingsvoorziening wordt, voor zover het haar werkzaamheden,
bedoeld in het eerste lid, en de bevoegdheden, door haar uitgeoefend
krachtens een mandaat als bedoeld in het tweede lid, betreft, bekostigd
uit de bijdragen, bedoeld in artikel 58, tweede lid.

AY

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 61c van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. Het eerste, tweede en derde lid worden, onder vernummering van het
vierde lid tot vijfde lid, vervangen door vier leden, luidende:

1. De toegelaten instellingen en de dochtermaatschappijen staan onder
toezicht van Onze Minister. Tot het uitoefenen van het toezicht behoort:

a. op het volkshuisvestelijke terrein: het risicogericht beoordelen van
de rechtmatigheid van het handelen of nalaten, de prestaties, de
governance en de integriteit van beleid en beheer van de toegelaten
instellingen en de dochtermaatschappijen, en het aan hen doen toekomen
van dat oordeel;

b. op het financiële terrein: het risicogericht beoordelen van het
financiële en administratieve beleid en beheer en de financiële
situatie van de toegelaten instellingen en de dochtermaatschappijen, en
het aan hen doen toekomen van dat oordeel, en

c. het risicogericht beoordelen van het functioneren van de toegelaten
instellingen en de dochtermaatschappijen in het algemeen en het
informeren van de beide kamers der Staten-Generaal over dat oordeel.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald welke
activiteiten voorts behoren tot het uitoefenen van het toezicht.

3. Het toezicht wordt onafhankelijk van de ontwikkeling en de uitvoering
van het rijksbeleid op het terrein van de toegelaten instellingen en de
dochtermaatschappijen uitgeoefend. Onze Minister richt het toezicht
zodanig in, dat aan de eerste volzin kan worden voldaan.   

4. De kosten die gemoeid zijn met de uitoefening van het toezicht,
bedoeld in het eerste lid, en met de ingevolge de artikelen 48, zevende
lid, 61d tot en met 61h, 104a, eerste lid, 105, eerste lid, en 120b
gegeven aanwijzingen en genomen maatregelen, komen, overeenkomstig bij
algemene maatregel van bestuur daaromtrent te geven voorschriften, voor
rekening van de toegelaten instellingen.

2. In het vijfde lid (nieuw) vervalt: of het bestuur van de autoriteit.

AZ

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 61d van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden: 

1. Onze Minister kan in het belang van de volkshuisvesting een
toegelaten instelling of een dochtermaatschappij een aanwijzing geven om
een of meer handelingen te verrichten of na te laten. Een aanwijzing aan
een toegelaten instelling kan betrekking hebben op werkzaamheden van een
dochtermaatschappij of van een samenwerkingsvennootschap waarin zij
volledig aansprakelijke vennote is, in welk geval zij er voor zorgdraagt
dat de dochtermaatschappij of die vennootschap die aanwijzing naleeft.

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde, vierde en
vijfde lid tot  tweede, derde en vierde lid.

3. In het tweede lid (nieuw) vervalt “of tweede” en: of de
autoriteit.

4. In het derde lid (nieuw) wordt “de toegelaten instelling”
vervangen door: de betrokken toegelaten instelling of
dochtermaatschappij.

5. In het vierde lid (nieuw) vervalt ”en kan de autoriteit”, vervalt
telkens “of haar” en vervalt: of de autoriteit respectievelijk Onze
Minister.

BA

In artikel I, onderdeel B, wordt in artikel 61e, eerste lid, van de
Woningwet na “de toegelaten instelling” ingevoegd: of de
dochtermaatschappij.

BB

In artikel I, onderdeel B, in artikel 61f van de Woningwet:

a. vervalt “of de autoriteit”;

b. wordt na “een toegelaten instelling” ingevoegd “of een
dochtermaatschappij” en

c. vervalt: of zij.

BC

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 61g van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. In het eerste lid:

a. wordt in de eerste volzin:

1Âș. na “een toegelaten instelling” ingevoegd “of een
dochtermaatschappij” en 

2Âș. “slechts kan verrichten” vervangen door “slechts verricht”;


b. komt de tweede volzin te luiden “Een gemeente wordt niet als
instantie als bedoeld in de eerste volzin aangewezen.” en

c. wordt aan het slot een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 61d,
eerste lid, tweede volzin, is ten aanzien van een
samenwerkingsvennootschap als bedoeld in die volzin van overeenkomstige
toepassing.

2. In het tweede lid:

a. wordt in de eerste volzin na “een toegelaten instelling”
ingevoegd “of een dochtermaatschappij”;

b. wordt in de tweede volzin “De toegelaten instelling” vervangen
door “Die toegelaten instelling of dochtermaatschappij”;

c. komt de derde volzin te luiden “Een gemeente wordt niet als
instantie als bedoeld in dit lid aangewezen.” en

d. wordt aan het slot een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 61d,
eerste lid, tweede volzin, is ten aanzien van een
samenwerkingsvennootschap als bedoeld in die volzin van overeenkomstige
toepassing.

3. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde en vierde
lid tot vierde en vijfde lid, een lid ingevoegd, luidend:

3. Onze Minister kan, indien een toegelaten instelling of een
dochtermaatschappij niet binnen de in artikel 61e, eerste lid, bedoelde
termijn voldoet aan een aanwijzing als bedoeld in artikel 61d, die de
verplichting inhoudt een reglement als bedoeld in artikel 55a, tweede
lid, op te stellen of te wijzigen, bepalen dat een of meer door hem
aangewezen personen of instanties dat reglement overeenkomstig het
bepaalde bij en krachtens artikel 55a opstellen of wijzigen. Het tweede
lid, tweede en derde volzin, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 61d, eerste lid, tweede volzin, is ten aanzien van een
samenwerkingsvennootschap als bedoeld in die volzin van overeenkomstige
toepassing.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt:

a. “tweede lid” vervangen door “tweede of derde lid”;

b. “de toegelaten instelling” vervangen door “de betrokken
toegelaten instelling of dochtermaatschappij” en

c. “de in de eerste volzin van dat lid bedoelde aanwijzing”
vervangen door: de betrokken aanwijzing.

5. Het vijfde lid (nieuw) vervalt.

BD

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 61h van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt:

a. na “een toegelaten instelling” ingevoegd “of een
dochtermaatschappij”;

b. na “die toegelaten instelling” ingevoegd “of
dochtermaatschappij” en

c. aan het slot een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 61d, eerste
lid, tweede volzin, is ten aanzien van een samenwerkingsvennootschap als
bedoeld in die volzin van overeenkomstige toepassing.

2. In het tweede lid wordt na “toegelaten instelling” ingevoegd: of
dochtermaatschappij.

3. In het derde lid wordt:

a. na “Een toegelaten instelling” ingevoegd “of een
dochtermaatschappij” en

b. “kan niet onder bewind worden gesteld” vervangen door: wordt niet
onder bewind gesteld.

BE

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 61i van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt:

a. na “een toegelaten instelling” ingevoegd “of een
dochtermaatschappij” en

b. “de toegelaten instelling” vervangen door: die toegelaten
instelling of dochtermaatschappij.

2. In het tweede lid wordt “de toegelaten instelling” vervangen
door: de betrokken toegelaten instelling of dochtermaatschappij.

3. In het derde lid wordt na “toegelaten instelling” ingevoegd: of
dochtermaatschappij.

BF

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 61j van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. In het eerste lid:

a. wordt in de eerste volzin na “de toegelaten instelling” ingevoegd
“of de dochtermaatschappij” en

b. vervalt in de tweede volzin: en Fabrieken binnen welker gebied de
toegelaten instelling haar woonplaats heeft.

2. In het tweede lid wordt “de toegelaten instelling” vervangen
door: de betrokken toegelaten instelling of dochtermaatschappij.

BG

In artikel I, onderdeel B, wordt in artikel 61k, eerste lid, van de
Woningwet na “de toegelaten instelling” ingevoegd: of de
dochtermaatschappij.

BH

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 61l van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt:

a. in de eerste volzin “de betrokken toegelaten instelling”
vervangen door “de toegelaten instelling of de dochtermaatschappij”
en

b. in de tweede volzin “de betrokken toegelaten instelling”
vervangen door: die toegelaten instelling of dochtermaatschappij.

2. In het tweede lid wordt “de toelating” vervangen door: de
betrokken toegelaten instelling of dochtermaatschappij.

BI

In artikel I, onderdeel B, in artikel 61la van de Woningwet wordt:

a. in de eerste volzin na “toegelaten instellingen” ingevoegd “en
dochtermaatschappijen” en

b. na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: Het onderzoek bij
een toegelaten instelling kan mede betrekking hebben op een
samenwerkingsvennootschap waarin zij volledig aansprakelijke vennote is.

BJ

In artikel I, onderdeel B, wordt in artikel 61lb van de Woningwet “de
autoriteit en de betrokken raden van toezicht” vervangen door: de
raden van toezicht van de toegelaten instellingen en de besturen van de
dochtermaatschappijen.

BK

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 61m van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: omtrent bij algemene maatregel van bestuur
bepaalde onderwerpen.

2. In de eerste volzin van het tweede lid: 

a. vervalt “de”; 

b. vervalt “, bedoeld in het eerste lid,” en

c. wordt “dat lid” vervangen door: het eerste lid.

3. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde lid tot derde
lid.

4. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

3. Toepassing van het eerste lid leidt niet tot enige beperking voor
Onze Minister om uitvoering en toepassing te geven aan zijn taken en
bevoegdheden, bedoeld in dit hoofdstuk en de artikelen 93, 104a, 105 en
120b.

BL

In artikel I, onderdeel B, komt artikel 61s van de Woningwet te luiden:

Artikel 61s

De voordracht voor een krachtens hoofdstuk IIIA of dit hoofdstuk vast te
stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier
weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is
overgelegd.

BM

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 61t van de Woningwet als volgt
gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “de Commissie van de Europese
Gemeenschap” vervangen door: de Europese Commissie.

2. Het vierde lid vervalt.

BN

Artikel I, onderdeel Da, komt te luiden:

Da

Artikel 93 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde
lid wordt voor het tweede lid (nieuw) een lid ingevoegd, luidend:

1. Met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de
hoofdstukken IIIA en IV bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze
Minister aangewezen ambtenaren.

2. In het derde lid (nieuw) wordt “eerste lid” vervangen door:
eerste en tweede lid.

BO

In artikel I, onderdeel E, in artikel 104a, eerste lid, van de
Woningwet, wordt:

a. “De autoriteit” vervangen door “Onze Minister” en

b. aan het slot een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 61d, eerste
lid, tweede volzin, is ten aanzien van een samenwerkingsvennootschap als
bedoeld in die volzin van overeenkomstige toepassing.

BP

Artikel I, onderdeel F, komt te luiden:

F

Artikel 105 komt te luiden:

Artikel 105

1. Onze Minister kan een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete
opleggen aan een toegelaten instelling of een dochtermaatschappij:

a. ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk IIIA of
IV;

b. ter handhaving van een aanwijzing als bedoeld in artikel 61d of van
een maatregel als bedoeld in artikel 48, zevende lid, 61g, eerste,
tweede of derde lid, of 104a, eerste lid, of

c. naar aanleiding van een plan als bedoeld in artikel 29, eerste lid,
tweede volzin, of 57, eerste lid, onderdeel a, dan wel indien de
toegelaten instelling een zodanig plan niet verstrekt.

2. Artikel 61d, eerste lid, tweede volzin, is ten aanzien van een
samenwerkingsvennootschap als bedoeld in die volzin van overeenkomstige
toepassing.

3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is
vastgesteld voor de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid,
van het Wetboek van Strafrecht.

BQ

Na artikel I, onderdeel F, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Fa

Artikel 120b komt te luiden:

Artikel 120b

1. Onze Minister kan een last onder bestuursdwang of een bestuurlijke
boete opleggen ter zake van een overtreding van het verbod, bedoeld in
artikel 120, tweede lid.

2. Voor een overtreding, begaan door een natuurlijke persoon, bedraagt
de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de
eerste categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van
Strafrecht. Ten aanzien van een overtreding, begaan door een
rechtspersoon, is artikel 105, derde lid, eerste volzin, van
overeenkomstige toepassing.

BR

In artikel Ibis, onderdeel A, wordt “tweede lid” vervangen door:
derde lid.

BS

In artikel IA wordt “Onze Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties” vervangen door: Onze Minister voor Wonen en
Rijksdienst.

BT

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “zesde lid” vervangen door: zevende lid.

2. Het tweede tot en met vijfde lid worden, onder vernummering van het
zesde en zevende lid tot achtste en negende lid, vervangen door zes
leden, luidende:

2. De toegelaten instellingen brengen, behoudens het bepaalde bij en
krachtens het derde tot en met twaalfde lid, hun statuten, reglementen,
rechtsvorm, organisatie en werkzaamheden in het tijdvak dat aanvangt op
het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze wet en eindigt
op 1 januari volgend op het eerste volle kalenderjaar dat na dat
tijdstip is verstreken in overeenstemming met het bepaalde bij en
krachtens de Woningwet als gewijzigd door deze wet. 

3. De wijze waarop de toegelaten instellingen toepassing geven aan de
artikelen 49, eerste lid, van de Woningwet en 25b, eerste lid, van de
Mededingingswet, of aan artikel 49, eerste en tweede lid, van de
Woningwet, is onderworpen aan de goedkeuring van Onze Minister. Zij doen
een voorstel daartoe in het tijdvak, bedoeld in het tweede lid, aan hem
toekomen, welk tijdvak Onze Minister op verzoek van een toegelaten
instelling voor het verstrijken daarvan met ten hoogste een jaar kan
verlengen. In dat voorstel kan een voorstel zijn opgenomen om
werkzaamheden als genoemd en bedoeld in artikel 47, eerste lid,
onderdelen b tot en met f, van de Woningwet ten aanzien van de betrokken
toegelaten instelling of samenwerkingsvennootschap niet te laten behoren
tot de diensten van algemeen economisch belang in de zin van artikel 1,
eerste lid, van die wet. Na goedkeuring door Onze Minister van een
voorstel waarop de derde volzin van toepassing is:

a. is artikel 21d van de Woningwet mede van toepassing ten aanzien van
de betrokken werkzaamheden;

b. behoren die werkzaamheden niet tot de werkzaamheden waaraan de
betrokken toegelaten instelling ingevolge artikel 46, aanhef en eerste
lid, onderdeel b, van die wet voorrang geeft;

c. komt de betrokken toegelaten instelling of samenwerkingsvennootschap
geen compensatie in de zin van artikel 1 van die wet toe voor de
betrokken werkzaamheden;

d. is artikel 48 van die wet niet van toepassing op die werkzaamheden en

e. worden de baten, lasten, activa en passiva die zijn verbonden met die
werkzaamheden administratief samengevoegd met die, verbonden met de
overige werkzaamheden van de betrokken toegelaten instelling of
samenwerkingsvennootschap die niet behoren tot de diensten van algemeen
economisch belang in de zin van artikel 1, eerste lid, van die wet.

4. Onze Minister neemt binnen twaalf weken na ontvangst van het
voorstel, bedoeld in het derde lid, een besluit omtrent de goedkeuring
daarvan, welke termijn hij, door schriftelijke kennisgeving daarvan aan
de toegelaten instelling, telkens kan verlengen met een door hem daarbij
te bepalen termijn van ten hoogste zes weken, van welke verlenging hij
kennis geeft voor het verstrijken van de eerstgenoemde dan wel de voor
de laatste maal verlengde termijn. De toegelaten instellingen geven
toepassing aan de artikelen 49, eerste lid, van de Woningwet en 25b,
eerste lid, van de Mededingingswet, of aan artikel 49, eerste en tweede
lid, van de Woningwet, met ingang van 1 januari volgend op het tijdstip
waarop Onze Minister het voorstel, bedoeld in het derde lid, heeft
goedgekeurd. Onze Minister kan op verzoek van een toegelaten instelling
het ingangstijdstip, bedoeld in de tweede volzin, voor dat tijdstip een
jaar later stellen.

5. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing op toegelaten
instellingen die binnen het in het tweede lid bedoelde tijdvak een
voorstel als bedoeld in artikel 50a, tweede lid, van de Woningwet aan
Onze Minister doen toekomen, welk tijdvak Onze Minister op verzoek van
een toegelaten instelling voor het verstrijken daarvan met ten hoogste
een jaar kan verlengen. 

6. De toegelaten instellingen brengen hun dochtermaatschappijen in de
zin van artikel 1, tweede lid, van de Woningwet, onverminderd artikel
21a van die wet, in het tijdvak dat aanvangt op het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel I van deze wet en eindigt op 1 januari
volgend op de eerste twee volle kalenderjaren die na dat tijdstip zijn
verstreken in overeenstemming met het bepaalde bij en krachtens de
Woningwet als gewijzigd door deze wet. Onze Minister kan op verzoek van
een toegelaten instelling het tijdvak, bedoeld in de eerste volzin, voor
het verstrijken daarvan met ten hoogste twee jaar verlengen. De eerste
en tweede volzin zijn niet van toepassing op toegelaten instellingen die
binnen het in de eerste of tweede volzin bedoelde tijdvak toepassing
geven aan artikel 50a van de Woningwet.

7. Het bepaalde bij en krachtens de Woningwet omtrent verbonden
ondernemingen heeft, onverminderd artikel 21a van die wet, geen gevolgen
voor een verbonden onderneming die geen dochtermaatschappij is en die is
voortgekomen uit een afsplitsing als bedoeld in artikel 334a lid 3 van
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij een toegelaten instelling is
betrokken en die heeft plaatsgevonden voor het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel I van deze wet, indien die afsplitsing:

a. ten doel had om een situatie die strijdig was met artikel 70, eerste
lid, van de Woningwet zoals die laatstelijk luidde voor dat tijdstip, en
die tot die afsplitsing was toegestaan, op te heffen, en

b. is goedgekeurd door Onze Minister.

3. Na het zevende lid (nieuw) wordt, onder vernummering van het achtste
lid (nieuw) en negende lid (nieuw) tot negende en tiende lid, een lid
ingevoegd, luidend:

8. Het bepaalde bij en krachtens artikel 21c, eerste lid, van de
Woningwet heeft geen gevolgen voor de transacties die door toegelaten
instellingen voor de inwerkingtreding van artikel I van deze wet zijn
aangegaan met financiële instellingen die niet behoren tot een
categorie als bedoeld in artikel 21c, eerste lid, van de Woningwet voor
het doen bouwen of verwerven van onroerende zaken en onroerende en
infrastructurele aanhorigheden. Voor de toepassing van artikel 21c,
tweede lid, tweede volzin, van de Woningwet worden de in de eerste
volzin bedoelde transacties mede in aanmerking genomen. 

4. In het negende lid (nieuw) wordt “De artikelen 25 en 30 van de
Woningwet hebben geen gevolgen” vervangen door: Het bepaalde bij en
krachtens de artikelen 25 en 30 van de Woningwet heeft geen gevolgen.

5. Na het negende lid (nieuw) worden, onder vernummering van het tiende
lid (nieuw) tot twaalfde lid, twee leden ingevoegd, luidende:

10. Het bepaalde bij en krachtens artikel 44c van de Woningwet heeft
geen gevolgen voor het toegestaan zijn van werkzaamheden als bedoeld in
het eerste lid, onderdeel e, van dat artikel waarmee voor het tijdstip
van inwerkingtreding van artikel I van deze wet een aanvang is gemaakt,
of met betrekking tot welke uit schriftelijke, uitsluitend op die
werkzaamheden betrekking hebbende, stukken blijkt dat het maken van die
aanvang wordt beoogd.

11. Het bepaalde bij en krachtens artikel 45 van de Woningwet heeft geen
gevolgen voor het toegestaan zijn van werkzaamheden van toegelaten
instellingen en van met hen in de zin van artikel 1, tweede lid, van die
wet verbonden ondernemingen, waarmee voor het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel I van deze wet een aanvang is gemaakt, of
met betrekking tot welke uit schriftelijke, uitsluitend op die
werkzaamheden betrekking hebbende, stukken blijkt dat die aanvang wordt
beoogd, en die voor dat tijdstip waren toegestaan of zijn goedgekeurd
ingevolge het bepaalde bij en krachtens de Woningwet zoals die voor dat
tijdstip luidde of blijkens enig daaromtrent door of vanwege Onze
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, Onze Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dan wel Onze Minister genomen
besluit of enige daaromtrent door of vanwege een van die ministers
gedane mededeling.

6. Het twaalfde lid (nieuw) komt te luiden:

12. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften
worden gegeven omtrent de toepassing van het tweede tot en met zevende
lid en tiende en elfde lid.

BU

Artikel III komt te luiden:

ARTIKEL III

1. In het tweede tot en met achtste lid wordt verstaan onder fonds:
Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting, bedoeld in artikel 71 van de
Woningwet zoals die laatstelijk luidde voor het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel I van deze wet.

2. Het fonds wordt opgeheven.

3. Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van
deze wet zijn de bestuursleden van het fonds van rechtswege ontslagen.

4. Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van
deze wet gaan de vermogensbestanddelen van het fonds onder algemene
titel over op Onze Minister, tegen de waarde die blijkt uit de
laatstelijk voor dat tijdstip door het fonds vastgestelde baten- en
lastenrekening.

5. Indien krachtens het vierde lid registergoederen overgaan, doet Onze
Minister een zodanige overgang onverwijld inschrijven in de openbare
registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek. Artikel 24, eerste lid, van dat boek is niet van
toepassing.

6. Op aanvragen om een subsidie als bedoeld in artikel 71a, eerste lid,
onderdeel a, van de Woningwet zoals die laatstelijk luidde voor het
tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze wet, die op dat
tijdstip bij het fonds in behandeling zijn, beslist Onze Minister met
toepassing van het voor dat tijdstip geldende recht. Artikel 59, tweede
lid, van de Woningwet is niet van toepassing op die aanvragen.  

7. In wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij het fonds is
betrokken, treedt met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel I van deze wet Onze Minister in de plaats van het fonds.

8. Het fonds draagt archiefbescheiden betreffende zaken die op het
tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze wet nog niet zijn
afgedaan, onverwijld over aan Onze Minister, voor zover zij niet
overeenkomstig de Archiefwet 1995 naar een archiefbewaarplaats zijn
overgebracht.

BV

In hoofdstuk 3 worden voor artikel IV twee artikelen ingevoegd,
luidende:

ARTIKEL IIIA

In artikel 2 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht:

a. vervalt “Wet balansverkorting geldelijke steun volkshuisvesting,
voor zover het betreft een beschikking” en

b. wordt “Woningwet: artikel 70” vervangen door: Woningwet: artikel
19.

ARTIKEL IIIB

In artikel 5b, vijfde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
wordt “artikel 70” vervangen door: artikel 19.

BW

Artikel V vervalt.

BX

Artikel VI komt te luiden:

ARTIKEL VI

In artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Huisvestingswet 2014 wordt
“artikel 70” vervangen door: artikel 19.

BY

De artikelen X en XI vervallen.

BZ

[vervallen]

CA

Na artikel XII wordt een artikel ingevoegd, luidend:

ARTIKEL XIIA

In artikel 5.13, onderdeel e, van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht wordt “hoofdstukken I tot en met IV” vervangen door:
hoofdstukken I tot en met III.   

CB

Artikel XIVA vervalt.

CC

Artikel XIVB komt te luiden:

ARTIKEL XIVB

In artikel CXXXIV, tweede lid, onderdeel A, van de Wet herziening
gerechtelijke kaart wordt na “arrondissement” ingevoegd: waarin.

CD

Na artikel XIVB wordt een artikel ingevoegd, luidend:

ARTIKEL XIVC

In bijlage 1, onder Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, onder 1, van de Wet normering bezoldiging
topfunctionarissen publieke en semipublieke 

sector wordt “artikel 70” vervangen door: artikel 19.

CE

[vervallen]

CF

Na artikel XV worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XVA

In artikel 1 van de Wet op de economische delicten:

a. wordt in onderdeel 3Âș in de alfabetische rangschikking van de in dat
onderdeel genoemde wetten ingevoegd “de Woningwet, artikel 29a;” en

b. vervalt in onderdeel 4Âș: Wet balansverkorting geldelijke steun
volkshuisvesting, artikel 15;.  

ARTIKEL XVB

1. Aan artikel 27, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag wordt een
volzin toegevoegd, luidende: In afwijking van de eerste volzin wordt het
bedrag, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a (maximale
huurgrens), niet gewijzigd met ingang van 1 januari van drie
opeenvolgende jaren, gedurende een tijdvak van drie jaren dat aanvangt
op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel XVB van de
Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting.

2. Artikel 27, eerste lid, tweede volzin, van de Wet op de huurtoeslag
vervalt met ingang van de eerste dag die volgt op het tijdvak, bedoeld
in het eerste lid.

CG

Artikel XVI komt te luiden:

ARTIKEL XVI 

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 8d wordt “artikel 71a” vervangen door: artikel 57.

B

In artikel 10, eerste lid, onderdeel k, wordt “artikel 71e”
vervangen door: artikel 58. 

CH

De artikelen XVIII en XIX vervallen.

CI

[Vervallen]

CJ

Artikel XXI wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid: 

a. wordt in de eerste volzin “vier jaar” vervangen door “drie
jaar”;

b. wordt in de eerste volzin “hoofdstuk IV” vervangen door “de
hoofdstukken IIIA en IV” en

c. komt de tweede volzin te luiden: De wooncoöperaties, bedoeld in
artikel 18a van de Woningwet, en de toegelaten instellingen, bedoeld in
artikel 19 van die wet, verlenen Onze Minister alle medewerking daarbij.

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding “1.” voor het eerste lid
vervallen.

CK

In artikel XXII vervallen het tweede, derde en vierde lid, alsmede de
aanduiding “1.” voor het eerste lid.

ARTIKEL II

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1