[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg over concept Uitvoeringsbesluit Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)

Regels ter bevordering van de kwaliteit van zorg en de behandeling van klachten en geschillen in de zorg (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg)

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2014D35393, datum: 2014-10-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2014Z13403:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


32 402	Regels ter bevordering van de kwaliteit van zorg en de 

	behandeling van klachten en geschillen in de zorg (Wet

	kwaliteit, klachten en geschillen zorg)  

Nr. 

INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld ------------------

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er
bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te
leggen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de
brief van 14 juli 2014 inzake het concept-Uitvoeringsbesluit Wet
kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)  (Kamerstuk 32 402, nr.
67).

De op 6 oktober 2014 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door
de minister bij brief van ----- toegezonden antwoorden hieronder
afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Lodders

Adjunct-griffier van de commissie,

Clemens

Inhoudsopgave									blz.	

 

A.		Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

I.		Algemeen

1.		Inleiding

2.		Beperking van de toepassing van de wet

3.		Verklaring omtrent het gedrag

4.		Veilige toepassing medische technologie

5.		Interne procedure melden incidenten

6.		Klachtenregelingen

7.		Meldingen 

II.		Artikelsgewijs	

B.		Reactie van de minister

A.		VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES			         

I.		Algemeen

1.		Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
het concept- Uitvoeringsbesluit Wet kwaliteit, klachten en geschillen
zorg (Wkkgz). Genoemde leden hebben hierover nog een aantal vragen en
opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse het
concept-Uitvoeringsbesluit van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen
zorg gelezen en hebben hierover nog enkele vragen. Genoemde leden merken
op dat zij bij herhaling hebben gepleit voor de versterking van de
positie van cliƫnten in de zorg. Cliƫnten en hun naasten hebben recht
op kwalitatief hoogwaardige en goede zorg. Deze leden zijn dan ook blij
dat zij kennis kunnen nemen van dit concept- uitvoeringsbesluit.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat door de opsplitsing van het
oorspronkelijke wetsvoorstel bepaalde onderdelen nog geen invulling
hebben gekregen. Hierbij denken genoemde leden met name aan het
wetsvoorstel over goed bestuur en medezeggenschap. Wanneer kunnen deze
leden dit wetsvoorstel tegemoetzien? Deze leden merken op dat de
wetsbehandeling van de oorspronkelijke Wet cliƫnten rechten zorg
inmiddels enige tijd in beslag neemt en dat er dan ook gewaakt moet
worden voor lacunes in de bescherming van de cliƫnt door dit langdurige
proces. Welk tijdspad hanteert de minister rondom het wetsvoorstel goed
bestuur en medezeggenschap en rondom de wetsaanpassingen van de Wet op
de geneeskundige behandelingsovereenkomst en de aanpassing van de Wet
toelating zorginstellingen? Kan de minister per onderdeel aangeven hoe
het staat met de voorbereiding hiervan en wanneer deze naar de Kamer
gezonden wordt?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het
concept-Uitvoeringsbesluit Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg.
Zij merken op dat het goed is om een stevige klachtenwet te hebben om
mensen rechten te geven wanneer zij benadeeld zijn door zorgverlening.
Tegelijkertijd merken deze leden op dat het natuurlijk niet het enige
mag zijn, voorkomen is beter dan genezen. Dat geldt helemaal met
klachten over of schade van zorgverlening.

De leden van de SP-fractie blijven het een gemiste kans vinden dat de
compensatie die mensen krijgen bij geleden schade een beperkte hoogte
kent. Wanneer men voor het leven beschadigd is,  kan de financiƫle
schade vele malen hoger liggen dan wettelijk genormeerd. 

Genoemde leden merken graag op dat openbaarheid een groot publiek belang
dient, zij vinden daarom dat afhandeling van klachten openbaar moet
worden. 

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur (hierna: AMvB)
behorend bij de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg. Deze leden
maken graag gebruik van de mogelijkheid om de minister hierover enkele
vragen te stellen.

2.		Beperking van de toepassing van de wet

Door middel van artikel 2.1 is geregeld dat zorgaanbieders die de
aangewezen zorg leveren, niet gehouden zijn de wettelijke regels over
kwaliteit na te leven en evenmin gehouden zijn te voorzien in een
klachtenregeling en een geschilleninstantie. De leden van de VVD-fractie
vragen op welke wijze wordt geborgd dat bij deze zorgverlening wel
sprake is van voldoende kwaliteit en veiligheid van de geboden zorg.

3.		Verklaring omtrent het gedrag

De VOG-plicht is beperkt tot een aantal specifieke situaties. De leden
van de VVD-fractie vragen wat de sanctie is als de betreffende
zorgverleners zich niet aan deze plicht houden. 

Kan de minister toelichten in hoeverre personen van wie diensten worden
ingekocht via een persoonsgebonden budget (pgb) onder deze VOG-plicht
vallen? Kan de minister daarbij onderscheid maken tussen professionele
zorgverleners (BIG- en niet BIG-geregistreerd) en anderen die diensten
verlenen? 

De solistische werkend zorgverlener valt onder de VOG-plicht als deze
bepaalde vormen van zorg biedt. Heeft degene die deze zorg inkoopt,
bijvoorbeeld via een pgb of een volledig pakket thuis (vpt), een
verantwoordelijkheid in het controleren van de zorgverlener en diens
VOG?

De leden van de SGP-fractie lezen dat de minister ter uitvoering van het
amendement-Van der Staaij (Kamerstuk 32 402, nr. 61), waarin de algemene
VOG-verplichting werd afgeschaft, nu bepaalt dat iedereen die in de
langdurige zorg werkt moet beschikken over een VOG. Genoemde leden zijn
in ieder geval verheugd te lezen in de toelichting dat de
VOG-verplichting niet meer geldt voor werknemers die al in dienst van
een organisatie zijn, maar alleen voor nieuwe medewerkers. Deze leden
vinden het echter opvallend dat dit slechts genoemd wordt in de
toelichting, en niet blijkt uit de concepttekst van de AMvB. Zou deze
tekst niet zodanig moeten worden aangepast dat hieruit direct duidelijk
is dat de VOG-verplichting alleen geldt voor nieuwe medewerkers?

De leden van de SGP-fractie vragen de minister ook of zij van mening is
dat alle deelsectoren in de langdurige zorg, zoals de
gehandicaptensector, de ouderenzorg en de geestelijke gezondheidszorg,
even kwetsbaar zijn, en of daarmee gerechtvaardigd is dat zij alle een
VOG-verplichting krijgen opgelegd. Waarom is niet gekozen voor een
VOG-verplichting voor alleen de sector gehandicaptenzorg, aangezien
werkgevers in de ouderenzorg en de geestelijke gezondheidszorg het
risicobeperkende effect vaak niet vinden opwegen tegen de lasten die een
VOG met zich meebrengt? 

De leden van de SGP-fractie lezen dat de VOG-verplichting ook gaat
gelden voor zorg die is ingekocht met een pgb. Deze leden vragen wie
erop gaat toezien dat solistisch werkende zorgverleners beschikken over
een VOG. Is dat de zorgvragende cliƫnt, of zal dit gebeuren door de
toezichthouder? 

4.		Veilige toepassing medische technologie

De leden van de SGP-fractie hebben aangaande de uitwerking rond de
veilige toepassing van medische technologie nog een aantal vragen. Deze
leden vragen of het wettelijk wel mogelijk is om de definitie medische
technologie te hanteren, aangezien hier meer onder valt dan de in de wet
gedelegeerde ā€˜aan te wijzen apparatuur die bij de zorgverlening wordt
gebruiktā€™ (artikel 8). En zo ja, waarom vindt de minister het
wenselijk om te kiezen voor deze uitbreiding naar medische technologie?

5.		Interne procedure melden incidenten

De leden van de SP-fractie vragen of de omschrijving van het artikel in
hoofdstuk 6  ā€˜Interne procedure melden incidentenā€™ voldoende
duidelijk is met betrekking tot de snelheid. Wat verstaat de minister
onder ā€˜zo snel mogelijkā€™ in artikel 6.1, eerste lid, onderdeel c?
Kan een intern onderzoek openbaar worden gemaakt en onder welke
voorwaarden? Kan iemand die betrokken is bij een incident zwijgplicht
worden opgelegd, en als dit zo is willen deze leden weten of de minister
dat wenselijk vindt. 

6.		Klachtenregelingen

Zorgverleners die worden aangeklaagd hebben binnen het huidige
Wkkgz-voorstel te weinig waarborgen. De  Koninklijke Nederlandsche
Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) heeft in haar brief
van 29 september jl. (referentienummer Hme 13-14305) onder hoofdstuk 7
enkele waarborgen genoemd. De leden van de VVD-fractie vragen of de
minister kan ingaan op deze voorstellen van de KNMG. 

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de invulling van
de eisen waaraan een klachtenregeling in ieder geval dient te voldoen.
Deze leden zijn blij dat er expliciet wordt ingegaan op de gecombineerde
behandeling van klachten, indien een klacht betrekking heeft op zorg die
in samenhang wordt verleend. Zoals de indiener van het betreffende
amendement (Kamerstuk 32 402, nr. 29) ook heeft aangegeven is het
onwenselijk dat iemand, wanneer hij/zij bij verschillende zorgaanbieders
zorg ontvangt en er worden fouten gemaakt, verschillende
klachtenprocedures moet doorgronden. Dit wordt door genoemde leden
ondersteund en daarom zijn zij verheugd met de opmerking dat een
klachtenregeling een gecombineerde behandeling van klachten dient te
waarborgen. De leden van de PvdA-fractie zijn wel teleurgesteld in de
formulering van de overige eisen aan een klachtenregeling. Dit
amendement geeft aan dat er eisen worden gesteld aan een
klachtenregeling en geeft daarbij voorbeelden van deze eisen. Te denken
valt aan de wijze waarop een klacht in behandeling wordt genomen, welke
hulp geboden kan worden bij het opstellen van een klacht, de wijze
waarop een klacht wordt geregistreerd en de wijze waarop met de
informatie van de klager wordt omgegaan. In de huidige uitwerking komen
geen van deze criteria terug, noch worden er andere eisen aan de
klachtenregeling gesteld. De stelling van de minister dat het stellen
van extra regels moeilijk uitvoerbaar is en zorgaanbieders nodeloos zou
beperken in het zoeken naar een bij de situatie passende en effectieve
aanpak, vinden deze leden weinig overtuigend. Dit vinden zij temeer daar
de minister zelf tijdens de plenaire behandeling van dit amendement zich
op het standpunt heeft gesteld dat een ā€˜basisset van eisenā€™ wel
degelijk vastgelegd kan worden. De hierboven en in de toelichting op het
amendement genoemde voorbeelden lijken deze leden bij uitstek een
dergelijke set van basiseisen te vormen en zij vragen dan ook hoe zij de
uitspraken van de minister tijdens de plenaire behandeling van dit
amendement, alsook het oordeel wat zij hierover gaf, dienen te rijmen
met de achterwege blijvende invulling van deze AMvB. Genoemde leden
vragen de minister dan ook om een uitgebreide toelichting op dit punt.
Waarom is er toch voor gekozen deze eisen niet op te nemen in het
uitvoeringsbesluit? Zijn er andere dan de hierboven genoemde eisen
overwogen? Zo ja, waarom zijn die dan niet opgenomen in deze AMvB? Zo
nee, waarom niet? De leden van de PvdA-fractie geven aan dat de
strekking van dit amendement, namelijk dat voorkomen moet worden dat er
een woud aan verschillende klachtenprocedures ontstaat, nog steeds
geldt. Genoemde leden gaan ervan uit dat de minister alsnog naar de
strekking van het amendement gaat handelen; hoe wil zij de strekking van
dit amendement nakomen?

In hoofdstuk 7 missen de leden van de SP-fractie bij de borging van de
onafhankelijkheid van de klachtenfunctionaris (artikel 7.1) de sanctie
richting de zorgaanbieder als dit niet het geval is. Kan de minister
aangeven welke sancties er zijn? Ook hier vragen genoemde leden de
minister naar de mogelijkheden om de afhandeling van individuele
klachten openbaar te maken. Vindt de minister ā€“ net als deze leden ā€“
dat de openheid van de zorg geschaad wordt als afhandeling van klachten
niet openbaar gemaakt mag worden? Kan de minister ingaan op het lerende
effect dat kan uitgaan van het openbaar maken van de afhandeling van
klachten?

De leden van de SGP-fractie vragen de minister waarom in artikel 8.10
niet geregeld is dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) naast de
relevante feiten ook de conceptconclusies en de te nemen maatregelen
moet vastleggen in het conceptrapport. Is de minister bereid artikel
8.10 op dit punt aan te passen, zodat zorgaanbieders ook hierop kunnen
reageren richting de Inspectie? Hoe kijkt de minister er tegenaan om de
zorgaanbieder niet alleen de mogelijkheid te geven om schriftelijk te
reageren op het conceptrapport, maar ook de mogelijkheid te geven om
daarover te overleggen met de IGZ? Daarnaast vragen genoemde leden wat
wordt verstaan onder ā€˜wezenlijkā€™ van mening verschillen met de
Inspectie over de relevante feiten. Geeft dit de Inspectie niet te veel
ruimte om meningsverschillen met zorgaanbieders onbenoemd te laten in
het definitieve rapport? Hoe kijkt de minister er tegenaan om in de AMvB
op te nemen dat de zienswijze van de zorgaanbieder als bijlage bij het
IGZ-rapport wordt toegevoegd, zodat de lezer zelf kan beoordelen of er
wezenlijke verschillen van mening zijn? 

7.		Meldingen

De leden van de SP-fractie willen graag weten welke termijnen voor
meldingen (hoofdstuk 8) worden gehanteerd. Waar duidelijk is omschreven
dat de Inspectie na een melding maximaal vier weken de tijd heeft om te
reageren op de melding, is het onduidelijk binnen welke termijn de
zorgaanbieder moet melden bij de Inspectie. Kan de minister per artikel
aangeven welke termijnen zij wil hanteren?

Genoemde leden vragen of in artikel 8.4 opgenomen kan worden dat een
zorgaanbieder aangeeft of er een tuchtprocedure wordt gestart tegen een
zorgverlener die ontslag heeft gekregen op de genoemde gronden. Is de
minister bereid dit op te nemen?

De leden van de SP-fractie zouden graag willen dat in artikel 8.7.2
nader wordt omschreven in welke gevallen een zorgaanbieder eerst zelf
onderzoek mag doen. Is de minister bereid dat te doen? Herinnert de
minister zich haar stellingname tegen eerst intern onderzoek bij een
verdacht overlijden van een patiƫnt of bewoner? Deze leden vinden de
opvatting van de minister onvoldoende terug in dit artikel. Zij merken
voorts op dat de Inspectie geen opschortende werking moet laten uitgaan
van een mogelijk intern onderzoek van een zorgaanbieder. Is de minister
bereid dit goed te verwoorden in de artikelen? Wordt immers nu niet te
veel de suggestie gewekt dat de Inspectie alleen in uitzonderlijke
gevallen eigen onderzoek zal doen? Kan de minister deze suggestie
wegnemen?

Bij eigen onderzoek van de Inspectie als vermeld in artikel 8.22 is de
onderzoekstermijn gesteld op vier maanden. Waarom is dit? Is vier
maanden niet erg lang voor de betreffende medewerker, maar ook voor de
mogelijke veiligheidssituatie bij de zorgaanbieder? Kan de minister een
toelichting geven op de termijn en de totstandkoming daarvan?

De leden van de SP-fractie vinden de termijnen om te reageren op een
conceptrapport en de verwerking van de reactie (artikelen 8.25 en 8.26
beide een termijn van vier weken) erg lang. Feitelijk leidt dit ertoe
dat de totstandkoming van een rapport een half jaar duurt. Ziet de
minister mogelijkheden om deze termijnen te verkorten om zodoende de
termijn waarbinnen een rapport klaar is te versnellen? Zo nee, waarom
niet?

De leden van de SGP-fractie constateren dat ter uitvoering van het
amendement-Van der Staaij (Kamerstuk 32 402, nr. 58) in artikel 8.29
nadere regels worden gesteld over de manier waarop de IGZ een
zorgaanbieder mag informeren over ernstig tekortschieten van een
zorgverlener in zijn functioneren. Is de minister bereid hieraan een
extra lid toe te voegen waarin wordt geregeld hoe de zorgaanbieder bij
de IGZ navraag kan doen over eventuele risicoā€™s van het aannemen van
de sollicitant op herhaling van ernstig tekortschieten in zijn
functioneren? 

De leden van de SGP-fractie vragen waarom is gekozen voor de formulering
van vijf kalenderjaren ā€˜voorafgaandeā€™ aan het jaar dat een
zorgverlener is ontslagen. Zou het niet verstandig zijn om ook het
ā€˜lopendeā€™ jaar hierin mee te nemen, omdat recent ontslagen
disfunctionerende zorgverleners anders binnen het jaar alsnog ergens aan
de slag kunnen zonder dat de werkgever zich hierop heeft kunnen
voorbereiden? Is de minister bereid de tekst van de regeling op dit punt
te wijzigen? 

II.		Artikelsgewijs

Artikel 1.1

Door de huidige definitie van niet-geregistreerde zorgverleners vallen
artikel 34- beroepsbeoefenaren niet onder ofwel geregistreerde
zorgverleners, ofwel niet-geregistreerde zorgverleners zoals bedoeld in
de Wkkgz. De leden van de VVD-fractie vragen of de definitie zou kunnen
worden aangepast zodat zij wel onder een van de categorieƫn uit de
Wkkgz vallen.

Artikel 8.1, tweede lid, onderdeel g

De leden van de VVD-fractie vragen wat de rechtspositie is van een
cliƫnt die weigert om zijn of haar persoonsgegevens te overhandigen. 

Artikelen 8.6 en 8.20 

De leden van de VVD-fractie vragen of de minister kan ingaan op de term
ā€˜alle gegevensā€™ die zorgaanbieders en zorgverleners moeten
verstrekken aan de IGZ bij calamiteiten, geweld in de zorgrelatie en
ontslag wegens disfunctioneren. Acht de minister deze term correct, of
is deze term te breed? 

Artikelen  8.13 en 8.14 

De leden van de VVD-fractie vragen wat de mening van de minister is over
het voorstel van een veldpartij dat, volgens hetgeen gebruikelijk is bij
andere verplichte meldingen, de IGZ eerst een conceptrapportage opstelt
waarin de zorgverlener onjuistheden kan corrigeren. Verder vragen deze
leden duidelijkheid over de bewaartermijn van dergelijke door de IGZ
opgestelde rapporten. 

Artikel 8.16

De leden van de VVD-fractie vragen om een toelichting op de
gegevensuitwisseling tussen het Landelijk meldpunt zorg en de IGZ. Welke
informatie wordt doorgespeeld en welke waarborgen bestaan ten aanzien
van de juistheid van deze informatie die wordt doorgespeeld? 

B.		REACTIE VAN DE MINISTER	

	

 PAGE    

 PAGE   1