[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beantwoording vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de behandeling van de begroting Economische Zaken deel Economie en Innovatie

Brief regering

Nummer: 2014D37210, datum: 2014-10-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2014Z18272:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte Voorzitter,

Hierbij stuur ik u de antwoorden op een deel van de vragen die aan mij
gesteld zijn tijdens de eerste termijn van de behandeling van de
begroting Economische Zaken deel Economie en Innovatie in uw Kamer. De
vragen die niet zijn beantwoord in het bijgevoegde document zal ik
mondeling beantwoorden tijdens mijn eerste termijn.

(w.g.)	H.G.J. Kamp

Minister van Economische Zaken



Bijlage: schriftelijke beantwoording van gestelde vragen in de eerste
termijn van de behandeling van de begroting van Economische Zaken voor
2015

Hieronder vindt u de beantwoording van een selectie van de gestelde
vragen per woordvoerder. De overige gestelde vragen worden mondeling
beantwoord.

1. Gesthuizen (SP): De capaciteit van de commissie van experts die is
ingesteld in het kader van de Aanbestedingswet is te beperkt. Hoe kijkt
de minister daar tegenaan?

De Commissie van Aanbestedingsexperts is in april 2013 voor een periode
van 2 jaar ingesteld om  aan ondernemers en overheden niet-bindend
advies te geven naar aanleiding van aanbestedingsklachten. De Commissie
is ingericht met een voorzitter en vicevoorzitter die gebruikmaken van
experts bij de behandeling van klachten. De Commissie geeft aan dat zij
bij de behandeling van klachten voorrang geeft aan klachten in lopende
aanbestedingen en dat de gemiddelde doorlooptijd 30 dagen is. Adviezen
van de Commissie kunnen vaak binnen de lopende aanbesteding worden
afgegeven doordat aanbestedende diensten hun termijnen tijdelijk
opschorten. De Commissie signaleert dat het aantal klachten toeneemt en
daarmee een groter beroep wordt gedaan op de beschikbare capaciteit van
de Commissie. Om die reden is het Ministerie in gesprek met de Commissie
om te bezien op welke wijze de Commissie binnen het bestaande budget kan
worden ondersteund bij de uitvoering van haar taken. Voor 1 april 2015
wordt geëvalueerd of de Commissie van Aanbestedingsexperts haar
doelstellingen heeft bereikt. Daarbij wordt ook gekeken of de wijze
waarop de Commissie is ingericht voldoet en of bij voortzetting van de
Commissie een meer structurele wijze van financiering kan worden
gevonden. Er is momenteel geen specifiek budget voor de Commissie
gereserveerd op de begroting van het Ministerie van Economische Zaken
(EZ). 

2. Gesthuizen (SP): Heeft de minister kennisgenomen van de berichtgeving
over de aanbesteding van asielzoekerscentrum Doggershoek door het COA?
Wat is daarop de reactie van de minister?

Net als alle andere aanbestedende diensten moet het COA de regels uit de
Aanbestedingswet volgen, ook bij de opdracht voor de verbouwing van de
Doggershoek tot asielzoekerscentrum. In de Aanbestedingswet is, op
amendement van uw Kamer, opgenomen dat de aanbestedende dienst een
opdracht moet gunnen op basis van economisch meest voordelige
inschrijving (EMVI) en niet op laagste prijs. 

Als een betrokken ondernemer vindt dat het COA de aanbestedingsregels
niet correct heeft toegepast, dan kan de ondernemer dat aankaarten bij
het klachtenmeldpunt voor aanbestedingen van het COA. Ook kan de klacht
voorgelegd worden aan de Commissie van Aanbestedingsexperts voor een
niet-bindend advies. Tot slot kan de ondernemer naar de rechter. 

3. Gesthuizen (SP): Overhandiging erecode franchise zoals opgesteld door
Vakcentrum. Wat is de reactie van de minister op de erecode?

Op dit moment wordt met een groot aantal bij franchising betrokken
partijen gewerkt aan het opstellen van een gezamenlijke nieuwe
franchisecode. U ontvangt op korte termijn een brief  over de stand van
zaken.

4. Gesthuizen (SP): Fraude leidt tot vele honderden miljoen euro’s
schade terwijl de daders in 98% van de gevallen vrijuit gaan. De SP
werkt samen met de VVD aan een initiatiefwet acquisitiefraude en de SP
pleit voor het instellen van een Nationale Fraudeautoriteit. De SP pleit
verder voor het inzetten van een deel van middelen voor TenderNed voor
de Nationale Fraudehelpdesk. Graag een reactie van de minister.

De aanpak van fraude is een prioriteit van dit kabinet. Uw Kamer heeft
eind vorig jaar het rijksbrede actieplan tegen fraude ontvangen dat is
ingericht volgens de vier hoofdlijnen: fraudebestendige regelgeving,
goed functionerende basisregistraties en een verbeterde
informatiepositie, de bestrijding van faciliterende fraudefenomenen en
een gerichte aanpak van fraudeurs (TK 2013/14, 17050, nr. 450). De
minister van Veiligheid en Justitie heeft aan uw Kamer toegezegd om voor
de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie (gepland voor
eind november) te reageren op de initiatiefnota van het lid Gesthuizen
en het voorstel van het lid Berndsen om een nationale fraudecommissaris
aan te stellen. U ontvangt hierover op korte termijn een brief van de
minister van Veiligheid en Justitie.

Ook de rol van de Kamer van Koophandel op het gebied van
fraudebestrijding zal worden vergroot. Belangrijkste maatregel is de
uitbreiding van de wettelijke taken van het Handelsregister met 
bestrijding van malafiditeit in de nieuwe Handelsregisterwet. Door
aanpassingen in de gegevens die in het Handelsregister zichtbaar zijn,
zullen ondernemers beter kunnen inschatten of voorzichtigheid in het
handelen met bepaalde ondernemingen of rechtspersonen op zijn plaats is.


5. Gesthuizen (SP): De SP is van mening dat de toelaatbaarheid van
cookiemuren een principieel vraagstuk is waarover de politiek zou moeten
gaan. Niet in de laatste plaats omdat bedrijven die zaken doen in, door
of met de nieuwe technologieën grote kosten kunnen maken en gebaat zijn
bij zekerheid. Kan de minister nogmaals ingaan op de toelaatbaarheid van
cookiemuren en het antwoord dat hij gaf bij de plenaire behandeling van
de Telecommunicatiewet heroverwegen? Hoe realistisch is het om te
verwachten dat er alternatieven zijn – met andere verdienmodellen want
zonder tracking – voor lokale vervoersbedrijven, de spoorbedrijven,
een bedrijf waarbij een klant vast zit aan een tweejarig contract en nog
tal van andere voorbeelden? Graag een reactie van de minister.

Zoals is aangegeven bij de behandeling van het voorstel tot wijziging
van artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet, geldt in zijn algemeenheid
dat het gebruik van cookiemuren is toegestaan. Dat geldt echter als het
nieuwe artikel 11.7a straks van kracht is niet voor websites van
publiekrechtelijk ingestelde organen. Het gebruik van cookiemuren buiten
de overheid is alleen dan niet toegestaan als de internetter zo
afhankelijk is van het gebruik van de website dat hij niet meer in
vrijheid kan instemmen met het gebruik van cookies. Dit zal in de
praktijk moeten worden beoordeeld door de ACM. Er zijn echter wel een
paar evidente voorbeelden te geven van situaties waarin de
afhankelijkheid van de internetter te groot is om te spreken van een
vrije keuze. Bijvoorbeeld het geval dat een internetter een wettelijk
recht alleen maar kan uitoefenen door gebruik te maken van de website,
zoals een geval waarin de internetter geen toegang kan krijgen tot
gezondheidszorg als hij niet van de website gebruik maakt. De door het
lid Gesthuizen genoemde voorbeelden van sociale media en reisinformatie
(waar veel concurrentie is) zijn echter niet van die duidelijke
voorbeelden. Dat betekent dat cookiemuren daar zijn toegestaan tenzij de
ACM in een concreet geval tot het oordeel komt dat de afhankelijkheid
van de internetter te groot is. Het kabinet ziet geen aanleiding tot
heroverweging van dit antwoord en acht het ook niet opportuun om het
debat over een reeds door de Tweede Kamer aanvaard wetsvoorstel op dit
punt te heropenen.

6. van Veen (VVD): Kan de minister de Kamer informeren over de
mogelijkheden om de BMKB-regeling definitief open te stellen voor
niet-banken?

Momenteel zijn 5 niet-bancaire partijen onder voorwaarden toegelaten tot
de BMKB. Aan de hand van de evaluatie van deze pilot zal het kabinet
eind 2014 besluiten of de openstelling voor niet banken per begin
volgend jaar permanent wordt. 

7. van Veen (VVD): Hoe staat het met het fiscaal faciliteren van
investeringen van durfkapitaal in startups?

In de voortgangsrapportage bedrijvenbeleid (ons kenmerk DGBI / 14165833)
is ingegaan op de drie fiscale voorstellen uit de Agenda StartUpNL om
startups in staat te stellen gemakkelijker financiers aan zich te
binden. Die fiscale voorstellen zijn beoordeeld op basis van reeds
bestaande evaluaties naar effectiviteit, doelgroepbereik en budgettaire
impact. Daaruit kan worden geconcludeerd dat een vrijstelling van de
vermogensrendementsheffing of een durfkapitaalregeling (de voormalige
Tante Agaath-regeling) naar verwachting niet zal leiden tot toename van
investeringen in startups door informele investeerders of business
angels. Daardoor zal doelgroepbereik en effectiviteit beperkt zijn. Van
de fiscale durfkapitaalregeling in het VK is nog niets bekend qua effect
of doelgroepbereik, maar duidelijk is dat het VK een royale regeling
kent bezien naar de fiscale stimulans per investering. Het kabinet volgt
de ontwikkelingen in het VK met belangstelling maar is terughoudend met
het introduceren van nieuwe fiscale instrumenten, zeker als het gaat om
faciliteiten die recentelijk zijn afgeschaft. Verder wijst het kabinet
op de bestaande niet-fiscale regelingen die tot doel hebben de toegang
tot kapitaal voor startups te verbeteren zoals vroegefasefinanciering en
de co-investeringsfaciliteit voor business angels. 

8. van Veen (VVD): Hoe staat het met de rol van de overheid als inkoper
van innovatie voor ambitieuze ondernemers?

Het rijk koopt ruim 12 miljard euro per jaar in, alle andere overheden
ongeveer 40 miljard euro per jaar. Innovatie in inkoop is een speerpunt
voor de grootste Rijksinkopers, zoals Rijkswaterstaat en het
Rijksvastgoedbedrijf. Met het programma “inkoop innovatie urgent”
stimuleert het Ministerie van Economische Zaken samen met
vertegenwoordigers uit Rijksoverheid, gemeenten, provincies en
topsectoren in de regiegroep de overheid en haar opdrachtnemers om meer
innovatie uit de markt te halen voor het oplossen van maatschappelijke
vragen. Door instrumenten aan te reiken, maar vooral ook door ambitieuze
projecten te realiseren. Zo daagt Rijkswaterstaat innovatieve
ondernemers uit om te komen met innovatieve oplossingen voor ultrastil
wegdek en wil het Rijksvastgoedbedrijf vernieuwende oplossingen voor
duurzame verlichting in historische gebouwen. Het Ministerie van
Binnenlandse Zaken, het Ministerie van Infrastructuur & Milieu en het
Rijksvastgoedbedrijf realiseren bij de verbouwing van de Rijnstraat een
nieuwe techniek van Wetsus voor het winnen van grondstoffen uit
afvalwater. De innovatieve bedrijven DeSah en Magneto Special Anodes
zorgen voor de innovatieve installatie van waterloze toiletten met deze
techniek. Een ander voorbeeld is het project “schone bedden “van het
Erasmus MC, dat recentelijk de internationale “public procurement of
innovation award” van de Europese Commissie heeft gewonnen. Een
innovatieve MKB’er - IMS Innovations - won de aanbesteding met een
creatieve oplossing, die gebruik maakt van technologie uit de automotive
industrie en bestaat uit precisie schoonmaakrobots. Nieuwe projecten
zijn toegevoegd, zoals bijvoorbeeld blue energy Katwijk, gericht op het
duurzaam ontwikkelen van een centrale waar op de zoet-zout overgang
elektriciteit wordt opgewekt. In de marktconsultatie zullen ambitieuze
ondernemers worden uitgedaagd om met vernieuwende oplossingen te komen. 

Op 25 november vindt in Rotterdam een evenement rond mobiliteit plaats
met twee marktsessies waarbij aan ambitieuze ondernemers en
kennisinstellingen onder meer gevraagd wordt hoe de gemeente Rotterdam
ervoor kan zorgen dat  transport niet ten koste gaan van de
bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid in onze steden. Het programma
stimuleert dat mogelijke oplossingen ook met de rijksoverheid en andere
grote gemeenten gedeeld wordt. 

9. van Veen (VVD): Startup-visa zijn vertraagd, en uitgesteld naar einde
jaar, maar is begin 2015 nu wel haalbaar?

De wijziging van het Vreemdelingenbesluit ligt nu ter advisering bij de
Raad van State.  Mijn verwachting is dat de regeling   HYPERLINK
"x-apple-data-detectors://0"  op 1 januari  daadwerkelijk van start kan
gaan.  

10. van Veen (VVD): Hoe lang duurt het nog voordat buitenlandse startups
specifieke informatie in het Engels op internet kunnen vinden over
vestiging in Nederland?

EZ heeft een quick scan verricht naar de informatiebehoefte van
buitenlandse startups en de beschikbare relevante publieke en private
online informatie. Op dit moment bieden de Kamer van Koophandel
(publiek), NFIA (publiek) en de Wereldbank Engelstalige informatie aan
over ondernemen in Nederland. Dutchbasecamp (privaat met ondersteuning
EZ) biedt informatie voor startups die zich in Nederland willen
vestigen. Mijn inzet is er op gericht om de relevante publiek en private
informatie te bundelen en aan te vullen. Ik wil deze informatie via
één aantrekkelijke website begin 2015 beschikbaar maken. 

11. van Veen (VVD): De VVD is ook benieuwd welke andere verbeterpunten
de minister ziet voor het startup-klimaat.

In de brief Ambitieus Ondernemerschap (Kamerstukken 31311, nr 104) is
een breed pakket aan verbeterpunten voor het startup-klimaat en
bijbehorende maatregelen geschetst. In de voortgangsrapportage
bedrijvenbeleid die op 10 oktober 2014 naar de Tweede Kamer is gestuurd
(ons kenmerk DGBI/14165833) is de stand van zaken rond de uitvoering van
de maatregelen geschetst. 

Mijn prioriteiten op dit moment zijn het aanstellen van de special envoy
startups, het realiseren van de online informatievoorziening, het
verbeteren van (de informatie over) financieringsmogelijkheden en het
versterken en verbinden van regionale netwerken voor de startups. 

12. van Veen (VVD): Kan de minister bij het onderzoek naar de integratie
van de WBSO en de RDA ook bekijken hoe de aanvraagprocedure voor deze
nieuwe regeling nog laagdrempeliger kan en hoe ondernemers kunnen worden
verleid om zelf aanvragen in te dienen? (zodat er minder behoefte aan
hulp van externe bureaus is)

Net als bij belastingaangiftes of administratieve ondersteuning is het
aan de ondernemer om te beoordelen of hij wil werken met een extern
bureau voor de WBSO. Het zelf indienen van een WBSO of RDA aanvraag kost
menskracht en is niet gratis. De vraag of een bedrijf dit zelf doet of
uitbesteedt, is een ‘make or buy’ besluit. Uit de laatste
WBSO-evaluatie blijkt wel dat de administratieve lasten voor bedrijven
die gebruik maken van een intermediair gemiddeld € 1.000 euro hoger
liggen dan voor bedrijven die de aanvraag zelf verzorgen. Dat ruim €
120 mln. van de fiscale middelen verloren zou gaan aan intermediairs is
echter niet juist. Op basis van de laatste WBSO-evaluatie uit het jaar
2012 is een schatting dat voor de WBSO in 2015 bij een budget van €
802 miljoen ongeveer €30 mln. aan kosten voor intermediairs zal worden
gemaakt. Uit de evaluatie blijkt ook dat de aanvragers die geen
intermediair inschakelen, de aanvraag eenvoudig vinden. RVO.nl werkt er
dan ook continue aan om te stimuleren dat bedrijven zelf hun aanvraag
doen en om het aanvragen van de WBSO en RDA zo eenvoudig mogelijk te
maken. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de feedback van aanvragers. Zo
wordt bijvoorbeeld het aanvraagprogramma vereenvoudigd en komt er
binnenkort een quickscan WBSO/RDA op de website van RVO.nl waarmee
bedrijven in enkele minuten kunnen zien of zij in aanmerking komen voor
de WBSO/RDA. Tijdens campagnes, voorlichtingsbijeenkomsten en direct
contact tussen ondernemers en RVO.nl zal extra worden benadrukt dat het
eenvoudig is om zelf WBSO en RDA aan te vragen. 

Ook bij het onderzoek naar de integratie van WBSO en RDA zal in lijn met
de suggestie van het lid van Veen gekeken worden hoe de
aanvraagprocedure voor deze nieuwe regeling nog laagdrempeliger kan en
hoe ondernemers kunnen worden verleid om zelf aanvragen in te dienen

13. van Veen (VVD): Financiering MKB. Iedereen doet zijn uiterste best
en ook provincies en gemeenten laten zich niet onbetuigd. Veel
initiatieven, veel versnippering, ik wil de minister vragen te
inventariseren welke lokale en provinciale initiatieven er zijn. Graag
ook een inventarisatie van de effecten en successen daarvan op de
investeringsmogelijkheden voor ondernemers.

Het MKB is erbij gebaat dat de instrumenten van Rijk en regio
toegankelijk, transparant en efficiënt zijn georganiseerd. Momenteel
voeren Rijk en regio overleg over de samenwerking en afstemming van hun
inzet op het  MKB innovatie-instrumentarium en de dienstverlening aan
het MKB. De Tweede Kamer wordt eind dit jaar geïnformeerd over de
uitkomsten. Verder is RVO met de Financieringsdesk bezig om de
toegankelijkheid en transparantie van de financieringsinstrumenten te
vergroten en de uitvoering verder te verbeteren. Het is belangrijk dat
ook lokale, provinciale en private initiatieven hieraan gekoppeld kunnen
worden. Begin 2015 zullen de eerste effecten hiervan voor het
bedrijfsleven merkbaar worden.

14. van Veen (VVD): Klopt het dat banken ondanks de garantiestelling
geen krediet willen verlenen en ziet de minister dat in het gebruik van
de garantiestellingregelingen?

Uit de EIM Financieringsmonitor 2014-I blijkt dat in 2013 54% van de
aanvragers van een lening voor ondernemingsfinanciering (wat met name in
het mkb veelal bij een bank gebeurd) het gevraagde bedrag volledig heeft
gekregen, en dat 38% een volledige weigering heeft gekregen. In het
kleinbedrijf (tot 50 werknemers) heeft 44% van de bedrijven het
gevraagde bedrag volledig gekregen, en 50% kreeg een volledige
afwijzing. Gevraagde leningen worden daarmee in 2013 minder vaak
verstrekt dan een jaar daarvoor. 

Het gebruik van de garantieregelingen van de overheid fluctueert sterk
met de economische ontwikkeling. Zo kende de BMKB tijdens het economisch
herstel in 2011 een recordbenutting van meer dan € 900 mln. Aanvragen
voor starten en uitbreiden, waar het overheidsinstrumentarium primair op
gericht is, komen in een laagconjunctuur als de huidige minder voor. 

Zoals de halfjaarlijkse rapportage inzake de benutting van het
EZ-financieringsinstrumentarium van 14 oktober jl. (ons kenmerk DGBI-O
/14152225) meldt, ligt de benutting van de garantieregelingen voor
(bancair) krediet BMKB en de GO in het eerste half jaar van 2014 op een
gelijk niveau als de eerste helft van 2013. Hiermee is in 2013 voor
honderden miljoenen krediet mogelijk gemaakt aan duizenden ondernemers.
De benutting van vrijwel alle overige financieringsinstrumenten is
toegenomen.

15. van Veen (VVD): Plasticol uit Wanroij, 1 van de bedrijven uit de top
100 die ik bezocht vroeg zich hardop af waarom de Oostenrijkse ambassade
wel mee wilde gaan naar de belangrijke autoriteiten  in het midden
oosten terwijl het Nederlandse ambassade personeel meldde dit niet te
mogen doen. Slecht voor ons imago, slecht voor de economie De aangenomen
motie ‘extra capaciteit voor diplomatie’ zal ook moeten leiden tot
een andere attitude en een verbeterde handelspositie voor Nederlandse
bedrijven. Graag een reactie van de minister op dit punt.

Economische dienstverlening vormt een integraal onderdeel van het
bredere takenpakket van het postennetwerk. Ambassades opereren
regelmatig ten gunste van het bedrijfsleven, bijvoorbeeld bij het
organiseren van zakenpartnerscans of bij het aankaarten van
handelsbelemmeringen. De ambassades in het Midden-Oosten zijn hierbij
geen uitzonderingen. 

De enige post in dit gebied waarvoor vooralsnog terughoudendheid geldt
voor het aangaan van contacten met de lokale autoriteiten is Teheran.
Dit is kabinetsbeleid, ondersteund door een grote meerderheid in de
Tweede Kamer. 

Halverwege 2010 hebben de Europese staatshoofden en regeringsleiders
besloten sancties tegen Iran af te kondigen, omdat zij en de Verenigde
Staten veronderstelden dat Iran mogelijk kernwapens ontwikkelde.
Bovendien heeft de EU vastgesteld dat Iran de mensenrechten niet
voldoende respecteert. De sancties waren aanvankelijk erop gericht om de
handel in producten die eventueel zouden kunnen worden gebruikt voor het
nucleaire programma van Iran, tegen te gaan. Sindsdien zijn de sancties
geleidelijk uitgebreid met o.a. export- en importverboden op
luchtvaartelektronica, sensors, lasers, en navigatiesystemen, wapens en
telecommunicatieapparatuur.

16. van Veen (VVD): Wel wil ik weten welke topsectoren en welke TKI’s
succesvol zijn en hoe de minister ervoor gaat zorgen dat een minder
presterende topsector verbetert, of zich aanpast. Want het is
onbestaanbaar dat geld, beschikbaar voor innovatie, voor de topsectoren,
onbenut blijft. In 2013 bleef 50 miljoen euro onbenut bij de TKI toeslag
en dit jaar is er nog 67 van de begrote 102 miljoen euro over.

Zoals uit de vorige week verstuurde Voortgangsrapportage en Monitor
Bedrijvenbeleid blijkt, leiden het bedrijvenbeleid en de
topsectorenaanpak tot steeds meer resultaten. De R&D-uitgaven (in 2012
1,97% tegen 1,90% in 2011) stijgen en ook neemt de publiek – private
samenwerking tussen ondernemers, onderzoekers en de overheid toe. In
2013 hebben private partijen € 199 miljoen cash bijgedragen aan
PPS-projecten in de topsectoren. In totaal gaat er hiermee € 571
miljoen om in de zogenaamde TKI’s, waarmee de streefwaarde van € 500
miljoen gehaald is. Het is zaak deze stijgende lijn vast te houden.
Continuïteit van beleid is hierbij van groot belang, zo blijkt ook uit
het recente advies van de AWTI die spreekt van een systeemverandering.

De kern van het beleid is dat TKI’s en Topsectoren die succesvol
zijn/samenwerken meer middelen ontvangen. Voor de private cash-bijdragen
legt de overheid immers 25% aan toeslag bij. In de Annex van de monitor
bedrijvenbeleid wordt ingegaan op de systematiek en benutting van de TKI
toeslag. 

17. van Veen (VVD): We zien ook geregeld dat het lukt om zeer
hoogwaardige en productieve bedrijven, en dus banen, naar ons land te
halen. De VVD zou graag zien dat de minister bij het vestigingsklimaat
het onderwerp reshoring betrekt en daar waar mogelijk put uit de 600
miljoen voor de sectorplannen zoals aanwezig bij zijn collega van SZW.
Het is immers EZ dat werk maakt van onze economische kansen;

De beslissing om bedrijfsactiviteiten wel/niet in Nederland uit te
voeren, dan wel activiteiten naar Nederland terug te halen, houdt
verband met de aantrekkelijkheid van het Nederlandse vestigingsklimaat
waarvoor dit kabinet en in belangrijke mate mijn departement zich sterk
maakt. Sectorspecifieke knelpunten en uitdagingen worden daarbij
geadresseerd met het topsectorenbeleid, waarin publiek-private
samenwerking tussen overheid, kennisinstellingen en het bedrijfsleven
centraal staat.

Het huidige beleid gericht op versterking van het Nederlandse
vestigingsklimaat biedt kansen voor reshoring. Dat geldt bijvoorbeeld
ook voor het recent geïnitieerde Smart Industry-initiatief, een
gezamenlijke inspanning van het Ministerie van Economische Zaken,
FME-CWM, TNO, VNO-NCW en de Kamers van Koophandel (KvK).

Het kabinet ondersteunt initiatieven die bedrijven helpen bij het
inzichtelijk maken van de kosten en baten die gepaard gaan met reshoring
en zo de kansen ervan voor het bedrijfsleven inzichtelijk maken. Voor
nadere toelichting op de visie van het kabinet op reshoring en de wijze
waarop dit fenomeen in beleid wordt geadresseerd, verwijs ik u naar de
kamerbrief d.d. 19 augustus 2014 (Kamerbrief 2014-0000087388 van de
minister van SZW). 

Een aantrekkelijk ondernemings- en vestigingsklimaat is cruciaal voor
het verdienvermogen van Nederland en voor welvaartscreatie en banen.
Technologische vernieuwing en innovatie zijn hier belangrijke pijlers
voor. Het kabinet zet hier vol op in met het bedrijven- en
topsectorenbeleid. We zien dat door nieuwe technologische mogelijkheden,
bijvoorbeeld op ICT-gebied, het ook aantrekkelijk kan worden voor
bedrijven om productie weer terug te halen naar Nederland. Philips
Drachten met de productie van scheerkoppen is hier een goed voorbeeld
van. In de brief “Werken aan Groei” heeft het kabinet aangegeven dat
het inzet op smart industry, omdat dit tot nieuwe kansen op
bedrijvigheid en banen leidt. Uiteindelijk is de afweging waar bedrijven
gevestigd worden natuurlijk altijd aan de ondernemers zelf. De overheid
heeft een faciliterende rol. Daarbij kunnen de door het lid van Veen
genoemde sectorplannen ook een rol spelen in de afweging van bedrijven
om bedrijfsactiviteiten terug te halen naar Nederland of in de
beslissing om activiteiten al dan niet te verplaatsen naar het
buitenland. Het zijn de bedrijven in de sectoren en de regio zelf, dus
de sociale partners samen, die de sectorplannen opstellen. Met behulp
van de sectorplannen kunnen sectoren of regio’s namelijk zelf de
kwaliteit van het personeel verhogen en de beschikbaarheid van goed
geschoold personeel vergroten. Dit kan onder andere door op- en
omscholing van mensen. De beschikbaarheid van goed geschoold personeel
is namelijk ook een belangrijke randvoorwaarde voor de vestiging van
bedrijven in Nederland. 

18. van Veen (VVD): Samen met de NFIA doen de Regionale Ontwikkeling
Maatschappijen (ROM’s) goed werk, de VVD zou graag zien dat ze meer
gaan samenwerken. Als de ROMS’s het goed doen, dan moet het ministerie
aangehaakt blijven bij ontwikkelingen van reshoring en
bedrijfsvestiging. Daar waar kansen op werkgelegenheid aanwezig zijn,
moet EZ actief zijn, moeten procedures versneld worden en provincies
geholpen worden bij de bestemmings- en vergunningenproblematiek.

De ROM's en het NFIA werken al jaren intensief samen aan (strategische) 
acquisitie onder andere via het Investor Development programma. Ook
werken zij samen via het Nationaal Acquisitie Platform (NAP), een
overlegorgaan waarin naast de ROM’s en het NFIA ook andere regionale
partijen, als  Amsterdam in Business, het WFIA, UtrechtInvest en
Rotterdam Partners deelnemen. Bovendien delen de NFIA en de ROM’s
informatie via een gedeeld accountmanagementsysteem. Recente resultaten
van deze succesvolle samenwerking zijn de vestiging van Google in Noord
Groningen; Yili in Wageningen; DocMorris in Heerlen; Yara in Sluiskil;
Expedia in Amsterdam en Ausnutria in Heerenveen. 

19. Mulder (CDA): Is de minister bereid om het onderzoek naar mobiele
bereikbaarheid van het alarmnummer 112 uit te breiden en de Kamer te
informeren over mogelijke oplossingen voor meer of volledige dekking
(technisch en financieel)?

Naast de beschikbaarheid van snel internet wees het lid Mulder op de
mobiele bereikbaarheid van het alarmnummer 112. Voor het verzorgen van
een mobiel netwerk zijn frequenties nodig. EZ stelt daarvoor zoveel
mogelijk frequentieruimte beschikbaar voor mobiele communicatie. In het
algemeen kan worden gezegd dat Nederland een hoge mobiele dekking van
99% kent. 

Op dit moment is niet bekend waar en in welke mate er geen mobiel bereik
is van het alarmnummer 112. TNO voert daar op dit moment samen met
Agentschap Telecom onderzoek naar uit. Verwachting is dat de resultaten
van het onderzoek in december gereed zijn. 

Het lid Mulder verzocht om dit onderzoek uit te breiden naar
oplossingsrichtingen – technisch en financieel – om 100% mobiele
dekking te realiseren. Ik acht dat nu niet zinvol. Op basis van het
onderzoek kan pas worden gesproken over concrete acties en oplossingen.
Die acties en oplossingen zullen met name op lokaal niveau liggen en
zullen door operators en lokale overheden moeten worden opgepakt.
Daarbij wijs ik er wel alvast op dat 100% mobiele dekking technisch niet
realiseerbaar is. Naast omgevingsfactoren  en weersomstandigheden,
spelen bijvoorbeeld ook type en wijze van gebruik van het mobiele
toestel  een rol bij de bereikbaarheid. In het onderzoek worden deze
factoren die bepalend kunnen zijn voor mobiele dekking van 112 ook
meegenomen.

20. Mulder (CDA): EZ moet meer druk zetten op het verminderen van de
regeldruk. Volgens Actal zijn er minstens 136 drempels die bepalen of
een wet of regel wel of niet op hen van toepassing is. De regelhulpen
zouden hier uitkomst kunnen bieden maar wij horen dat het overleg niet
vlot. Kan de minister daarop ingaan?

Het kabinet is het met Actal eens dat de voorlichting aan ondernemers
over drempels in wet- en regelgeving verbeterd kan worden. Dat kan via
ondernemersplein.nl, maar ook regelhulpen kunnen hier een bijdrage
kunnen leveren. Op verzoek van o.a. VNO-NCW/MKB-Nederland en de
betrokken branches wordt er in het kader van het Ondernemingsdossier
gewerkt aan het koppelen van zeventien prioritaire regelhulpen die
bijdragen aan een merkbare vermindering van de regeldruk. Aansluiting
van regelhulpen op het Ondernemingsdossier stelt ondernemers beter in
staat om zich te informeren over relevante wet- en regelgeving. De
doelstelling is dat deze prioritaire regelhulpen in 2015 beschikbaar
zijn voor de gebruikers van het Ondernemingsdossier. Het streven is om
tien prioritaire regelhulpen reeds eind 2014 beschikbaar te kunnen
stellen conform afspraak. De ondernemers zijn actief betrokken bij de
ontwikkeling van de regelhulp. 

21. Mulder (CDA): Het CDA wil dat elk ministerie verantwoordelijk wordt
voor eigen regeldrukvermindering en pleit voor een kwantitatieve
doelstelling voor regeldrukvermindering per ministerie, waarbij de
minister van EZ een coördinerende taak heeft en doorzettingsmacht
krijgt. Graag een reactie of de minister dit gaat regelen.

In het regeerakkoord is een generieke doelstelling van € 2,5 mld
regeldrukvermindering voor bedrijven, burgers en bedrijven opgenomen.
Departementen dragen daaraan bij en zijn gecommitteerd om die
gezamenlijke ambitie te halen. Dat blijkt ook uit de cijfers. Halverwege
de kabinetsperiode heeft het kabinet al voor ruim € 2,2 mld aan
maatregelen in kaart gebracht. Daarmee is bijna 90% van de
regeldrukdoelstelling met maatregelen ingevuld. Daarnaast is in de
programmabrief “Goed Geregeld: een verantwoorde vermindering van
regeldruk 2012-2017” (Kamerstuk 29 362, nr. 212) de afspraak gemaakt
dat departementen onvermijdelijke toenames van regeldruk binnen hun
eigen departement compenseren. Het kabinet ziet daarom geen aanleiding
voor een departementale doelstelling. In de najaarsrapportage regeldruk
die voor het kerstreces verschijnt, wordt de Kamer nader geïnformeren
over de voortgang van het regeldrukprogramma.

22. Mulder (CDA): Het CDA mist in de gepresenteerde maatregelen van het
kabinet het nieuw leven inblazen van de Tante Agaath-regeling, waarbij
bekenden of familie van een ondernemer kapitaal fiscaal aantrekkelijk
kunnen investeren. Graag een reactie van de minister hierop en een
oproep aan het kabinet op om met een voorstel te komen. 

Zie het antwoord op vraag 7.

23. Mulder (CDA): De motie van het CDA over de MKB-Innovatiestimulering
Topsectoren (MIT-regeling) heeft tot doel dat deze regeling een bijdrage
levert aan economische structuurversterking in regio’s met een hoge
werkloosheid door innovatieprojecten in het MKB te stimuleren. De
minister heeft aangegeven dat hij naast de provincies Limburg en
Noord-Brabant snel afspraken gaat maken met de andere provincies over
een financiële bijdrage aan de regeling. Kan de minister aangeven hoe
ver hij daar inmiddels mee is?

Het Ministerie van Economische Zaken is in overleg met de regio’s over
de samenwerking bij  MKB  innovatiestimulering. Gezamenlijke inzet is
een eenvoudige en uniforme set aan regelingen waar MKB’ers gemakkelijk
voorstellen in kunnen dienen. Het overleg is breder dan de MIT, en gaat
ook in op de samenwerking rond MKB innovatie- en
ondernemerschapsinstrumenten (inclusief financiering) en dienstverlening
aan het MKB. Uw Kamer zal rond de jaarwisseling worden geïnformeerd
over de uitkomsten. 

24. Mulder (CDA): In de begroting voor 2015 wordt het plafond van de
regeling voor scheepsnieuwbouwfinanciering verlaagd. Welke oorzaak heeft
het lage verbruik van de regeling? De brancheorganisatie geef aan dat
het probleem zit bij de nafinanciering. Hoe kijkt de minister hier
tegenaan en kan nafinanciering worden betrokken bij de regeling?

Het garantieplafond voor de Garantieregeling
Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF) wordt met ingang van 2015 verlaagd
van € 1 miljard naar € 400 miljoen. Dat hangt samen met het beperkte
gebruik van de GSF. 

In de afgelopen periode heeft branche-organisatie Netherlands Maritime
Technology (NMT) op mijn verzoek een inventarisatie gedaan onder haar
leden naar de mogelijke oorzaken. Hieruit komen twee hoofdredenen naar
voren voor het beperkte gebruik: 1) de behoefte van de maritieme sector
is sinds de start van de regeling verschoven van voorfinanciering
(financiering voor de bouw door de werf) naar nafinanciering
(betalingszekerheid aan afnemerskant); en 2) banken zouden het gebruik
van de GSF te weinig stimuleren. Branche-organisatie NMT vraagt om de
GSF voorlopig te continueren en een ‘round table’ met overheid,
banken en de werven te organiseren over de GSF.   

EZ zal het initiatief nemen tot nader overleg met de sector én de
banken over de regeling en mogelijke aanpassingen die de effectiviteit
kunnen vergroten. Daarbij kunnen bovengenoemde en andere onderwerpen aan
de orde komen, waaronder de nafinanciering, de ‘pricing’, de
bouwperiode en de toegestane orderomvang. 

De nafinanciering is destijds niet in de regeling opgenomen, omdat er
vanuit de scheepswerven vooral behoefte was aan bouwfinanciering en er
voor de nafinanciering andere instrumenten beschikbaar zijn, waaronder
de Garantieregeling Ondernemingsfinanciering (GO).

25. Mulder (CDA): Het CDA heeft eerder gevraagd naar informatie ten
aanzien van de fiscaliteit bij bedrijfsoverdrachten. Hoe wil minister
hiermee omgaan? Ondernemers moeten ruimte krijgen om bedrijven te kunnen
overdragen.

Het onderzoek naar de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de
fiscale regelingen die gericht zijn op bedrijfsoverdracht heeft
vertraging opgelopen door beperkingen van de beschikbare data. Het
kabinet verwacht de resultaten van het onderzoek voor het einde van het
jaar te kunnen sturen  aan de Tweede Kamer.

26. Mulder (CDA): Het CDA heeft weinig vertrouwen in het Toekomstfonds
en pleit ervoor om in plaats daarvan in te zetten op lastenverlichting.
Graag een reactie van de minister.

Het kabinet kiest voor twee routes. Met het Toekomstfonds wil het
kabinet meevallers uit de aardgasbaten beschikbaar laten komen voor
onderzoek en innovatie 

Dat neemt niet weg dat ook het kabinet graag lagere lasten wil, met name
op arbeid maar ook voor bedrijven. Zoals aangegeven in de brief van de
Staatssecretaris van Financiën over keuzes voor een beter
belastingstelsel wil het kabinet graag van gedachten wisselen met uw
Kamer over de richting van de hervorming van het belastingstelsel.

27. Vos (PvdA): Kan de minister zorgen voor betere inzet van het
kapitaal van pensioenfondsen? Andere landen doen dit beter.

Pensioenfondsen zijn, binnen de grenzen van de Pensioenwet, zelf
verantwoordelijk voor hun beleggingsbeleid. Tegelijkertijd ziet het
kabinet het belang van structurele versterking van de Nederlandse
economie. Het kabinet heeft in dat kader met institutionele beleggers,
zoals pensioenfondsen, gesproken over mogelijkheden om meer lange
termijn financiering door institutionele beleggers in de Nederlandse
economie mogelijk te maken. Dit heeft er concreet al toe geleid dat
private partijen op 1 oktober van dit jaar de Nederlandse
Investeringsinstelling hebben opgericht.

28. Vos (PvdA): Hoe gaat de minister er voor zorgen dat startende NLse
bedrijven die internationaal opereren sneller en effectiever kunnen
opschalen i.p.v. dat ze overgenomen worden? De VS weet technologisch
vernieuwende bedrijven snel op te schalen (Google, Amazon etc). 

Wat dhr. Vos beschrijft is niet per se een negatieve ontwikkeling.
Nederlandse startups zijn immers gebaat bij internationaal kapitaal en
netwerken. Uitwisseling en aansluiting op buitenlandse ecosystemen
(kennisnetwerken, grote bedrijven, financiers) is daarom een belangrijk
onderdeel van het beleid om startups door te laten groeien.

Mooi voorbeeld is het Leidse biotech bedrijf Crucell dat een paar jaar
geleden is overgenomen door het Amerikaanse Johnson&Johnson. Door de
overname kon het bedrijf R&D in NL blijven doen. 

Recent voorbeeld is de overname van de Nederlandse startup Sapiens door
het Amerikaanse Medtronic voor € 150 mln. Sapiens ontwikkelt een
aanpak van de ziekte van Parkinson. Met de overname krijgt Sapiens meer
kapitaal om R&D verder uit te bouwen in ons land. Nota bene: dankzij EZ
regelingen als het Dutch Venture Initiative kan Sapiens deze stap maken.

29. Vos (PvdA): Wat is de appreciatie van de minister van de British
Business Bank?

De British Business Bank is een manier waarop de overheid
financieringsfaciliteiten kan inzetten om zo het bedrijfsleven goed te
bedienen. Het vormt dan ook een inspirerend voorbeeld voor de uitwerking
van de maatregel aangekondigd in het Aanvullend Actieplan
mkb-financiering[1], om bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO) een afgebakende ‘Financieringswinkel’ op te richten om de
toegankelijkheid en transparantie van de financieringsinstrumenten te
vergroten voor ondernemers, intermediairs en financiers en de uitvoering
verder te verbeteren. Hierbij zal nauw worden samengewerkt met de
Financieringsdesk van KvK en de Ondernemerskredietdesk van MKB-Nederland
en de Nederlandse Vereniging van Banken. De ‘Financieringswinkel’
wordt geopend in het eerste kwartaal van 2015.

30. Vos (PvdA): Energiebesparingsfonds: als een Nederlander daar 10.000
euro wil lenen dan betaalt hij of zij effectief 4,4% rente voor 10 jaar.
Maar een hypothecaire lening kun je inmiddels afsluiten voor de helft
van dat rentepercentage. Is het energiebesparingsfonds opgezet om zo min
mogelijk geld uit te lenen? En alle banen die isolatiebedrijven,
installateurs en bouwvakkers zouden kunnen hebben als dat
energiebesparingsfonds goed werd uitgevoerd zijn er nu niet.

Deze vraag valt onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Wonen
en Rijksdienst en zou wat mij betreft bij diens begrotingsbehandeling
worden besproken. Echter kan er wel een eerste antwoord op uw vraag
worden gegeven. 

Het Nationaal Energiebespaarfonds is, zoals het Woonakkoord vraagt,
opgebouwd met 225 miljoen euro van private financiers (Rabobank en ASN
Bank) en 75 miljoen euro van het Rijk. De deelname van private
financiers zorgt ervoor dat de rente hoger is dan wanneer de overheid
alleen in het fonds zou deelnemen. Dankzij het overheidsgeld in het
fonds en een scherpe prijs van de private partijen is de rente echter
duidelijk lager dan bij andere consumptieve leningen (zonder hypotheek)
van private financiers. De rente is effectief inderdaad 4,4% voor 10
jaar.

De gegevens die worden opgevraagd bij het aanvragen van een lening zijn
nodig om te kijken of mensen een lening kunnen dragen. Dat hoort bij de
regels die we in ons land hebben om consumenten te beschermen tegen
overcreditering.

Het Nationaal Energiebespaarfonds is ondergebracht in een private
stichting. Als er binnen de kaders van het Woonakkoord en de financiële
regelgeving verbeteringen mogelijk zijn, kan het bestuur van de
stichting daartoe voorstellen doen aan de drie financiers: Rijk,
Rabobank en ASN Bank. Het bestuur bekijkt momenteel ook hoe het fonds
beter zou kunnen werken.

Het is de verwachting dat het fonds beter gaat lopen als de afspraken
over de gebouwde omgeving in het Energieakkoord zijn uitgevoerd,
inclusief onderdelen als ontzorging, een beter aanbod vanuit de bouw,
het attenderen op de mogelijkheden van energiebesparing via een
voorlichtingscampagne, het toezenden van een voorlopig label aan
eigenaar-bewoners, het inrichten van energieloketten en het geven van
garanties vanuit de bouw op de energiebesparende maatregelen.

31. Vos (PvdA): De regeling opwekking decentrale energie wordt
nauwelijks gebruikt en als iets wel goed werkt, zoals de
salderingsregeling waarmee burgers zonnepanelen op hun dak kunnen
plaatsen, dan zaait de minister ongerustheid door de regeling op losse
schroeven te zetten. Dit heeft gevolgen voor de werkgelegenheid voor
installateurs van zonnepanelen, elektriciens, MKB-ondernemers.

Het lid Vos stelt dat de regeling voor lokale hernieuwbare
energieopwekking (verlaagd tarief energiebelasting) nog nauwelijks
gebruikt wordt. Zoals eerder in de Kamer is aangegeven, kost het
energiecoöperaties de nodige voorbereidingstijd om aanvragen in te
dienen. Het verlaagde tarief van de energiebelasting voor lokale
hernieuwbare energie is per 1 januari jl. ingevoerd. Gelet op de
benodigde voorbereidingstijd van projecten is het niet reëel om te
verwachten dat direct na inwerkingtreding van de regeling veel projecten
een aanvraag indienen en tot uitvoering kunnen worden gebracht. Het
kabinet verwacht dat de komende tijd de benutting van de regeling zal
toenemen. 

Wat betreft de salderingsregeling deelt het kabinet de opvatting dat
hierover onrust gezaaid zou zijn niet. Het kabinet heeft juist
duidelijkheid aangegeven dat de regeling tenminste tot 2020 in stand
blijft, en dat er zonodig na de evaluatie in 2017, een goede
overgangsregeling komt.

32. Vos (PvdA): Van de ECB-loketten (T-LTRO) lijkt het Nederlandse
bankwezen nauwelijks gebruik te willen maken. Waarom laten de
Nederlandse banken gratis geld liggen, dat ze vervolgens tegen een lage
rente uit zouden kunnen lenen aan MKB-bedrijven?

Het TLTRO-instrument maakt het voor Europese banken mogelijk om tegen
gereduceerd tarief geld bij de ECB te lenen voor leningen aan de private
sector. Het instrument verlaagt de financieringskosten van banken ten
opzichte van marktfinanciering. De financieringskosten voor Nederlandse
banken zijn, in tegenstelling tot banken in Zuid Europa, momenteel al
zeer laag door de huidige zeer lage rentestand. Hierdoor is het
financieringsvoordeel van het TLTRO-instrument voor Nederlandse banken
verwaarloosbaar. Daar komt bij dat andere knelpunten, bijvoorbeeld de
financiële positie van het Nederlandse mkb en de conjuncturele
situatie, grotere belemmeringen vormen voor de kredietverlening dan de
financieringskosten. Een monetair instrument kan deze knelpunten niet
wegnemen. Voor Europese landen waar banken wel met hoge
financieringskosten zitten kan dit instrument wel effectief zijn.

33. Vos (PvdA): Bijzondere aandacht verdienen ondernemers in de
economisch gedepriveerde en zwaar getroffen wijken van onze grote
steden. In de Schilderswijk, Amsterdam-West en in andere steden moeten
in nauwe samenwerking met gemeenten nieuwe programma's worden opgezet.
Het Nationaal Actieprogramma voor Rotterdam-Zuid is een goed voorbeeld.
Vooral allochtone ondernemers en werkloze jongeren hebben het in onze
steden zwaar, daarvoor kan de onderuitputting uit de Groeifaciliteit en
andere MKBN-regelingen die door de crisis niet volledig zijn benut
worden ingezet (p.35 begroting EZ).

De garantieregelingen van de overheid, zoals de Groeifaciliteit en de
BMKB, zijn bedoeld om ondernemerschap te stimuleren dat zelfstandig
onvoldoende financiering aan kan trekken, door voor een deel van het
risico een garantie te bieden aan de financier. Uit evaluaties blijkt
dat deze regelingen daarmee leiden tot een toename in de
werkgelegenheid. De garantieregelingen van de overheid, maar ook
initiatieven zoals de mkb-kredieten vanuit Qredits, zijn al toepasbaar
voor allochtone ondernemers en werkloze jongeren met een goed
ondernemingsplan. Daarbij wordt de onbenutte garantieruimte ingezet voor
maatregelen uit het aanvullend actieplan mkb-financiering om het eigen
vermogen in het mkb te versterken en het aanbod te verbreden. 

34. Vos (PvdA): We vragen de minister een actieplan voor de steden met
de meeste werkloosheid: leegstaande kantoor- en winkelpanden - de
detailhandel heeft grote klappen gehad - kunnen vrijhavens van
ondernemerschap worden, gemeenten kunnen extra ondernemersgelden krijgen
uit EZ-fondsen die niet opgebruikt zijn en de meest achtergebleven
gebieden kunnen tijdelijk regelluw worden verklaard, met lokale
belastingvoordelen.

Steden hebben een belangrijke motorfunctie voor de economie. Om deze
motorfunctie van steden in stand te houden is het van belang de
leefbaarheid van steden goed te bewaken. Het Planbureau voor de
Leefomgeving heeft naar aanleiding van een motie van uw Kamer[1])
opdracht gekregen om een analyse te maken van de huidige staat van het
leefklimaat. Het eindrapport verwacht het kabinet eind 2014. Daarnaast
heeft het kabinet het initiatief genomen om met alle betrokken publieke
en private partijen een Retailagenda op te stellen. Het kabinet heeft uw
Kamer daarover op 10 oktober 2014 jl. geïnformeerd (uw kenmerk
2014Z17756).

35. Vos (PvdA): Graag horen wij van de minister hoe hij de enorme
toename van het aantal ondernemers kwalificeert dat als ZZP-er staat
geregistreerd. (p70) Klopt het dat 50% van de jongeren die een baan
heeft geen vaste baan heeft? Hoe kan het aantal vaste banen weer groter
gemaakt worden?

De sterke toename in het aantal Nederlandse zzp’ers vormt onderdeel
van het lopende interdepartementaal beleidsonderzoek dat naar
verwachting in december afgerond zal zijn. 

Uit cijfers van het CBS blijkt dat in de leeftijd 15 tot 25 jaar 644.000
personen werkzaam waren als werknemer. Daarvan hebben 256.000 een vaste
arbeidsrelatie, 388.000 een flexibele arbeidsrelatie (bron: CBS, 2014,
2de kwartaal). Het aandeel flexibele contracten onder jongeren ligt
altijd hoger dan het gemiddelde. Hiervoor zijn twee oorzaken aan te
wijzen. Ten eerste vallen in de leeftijdsklasse 15-25 veel scholieren
die een bijbaantje vervullen waarbij sprake is van een tijdelijk
contract. Ten tweede beginnen veel jongeren hun loopbaan na afronding
van hun opleiding op basis van een tijdelijk contract. Het tijdelijk
contract dient voor velen vervolgens als ‘opstap’ naar een vaste
baan. Het tijdelijk contract heeft dan een ‘screeningsfunctie’, die
bijdraagt aan een goede functionering van de arbeidsmarkt.

Het kabinet heeft, zoals u weet, gesignaleerd dat het vaste contract in
Nederland te vast is, en het flexibele contract te flexibel. De door uw
kamer aangenomen Wet werk en zekerheid pakt deze onbalans aan. Dit zal
leiden tot soepelere transities op de arbeidsmarkt en zodoende ook de
doorstroom van flex naar vast verbeteren. 

36. Vos (PvdA): We willen ook de minister van EZ wijzen op het belang
van G2G participatie van dit kabinet bij strategische
infrastructuurprojecten, zoals in Ethiopie en Kenya. De PvdA wil een
strategischer inzet op projecten die voor onze ondernemers in Aalsmeer,
het Westland, maar voor Schiphol en haven van Rotterdam van cruciaal
belang zijn. Ik vraag de minister om samen met zijn collega van
Buitenlandse Handel in samenwerking met Nederlandse belanghebbende
partijen op dit punt een strategie te ontwikkelen en concreet te
benoemen in welke regio's en met welke projecten het kabinet aan de slag
wil om werkgelegenheid in Nederland zeker te stellen en verder te
stimuleren.

Het kabinet hecht veel waarde aan het scheppen van gunstige
randvoorwaarden voor ondernemen in landen die interessant zijn voor
Nederlandse bedrijven. Goed functionerende en toegankelijke
infrastructuur is één van die randvoorwaarden. Bovendien beoogt het
kabinet met infrastructuurontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden
bij te dragen aan de ontwikkeling van de economieën aldaar en
werkgelegenheid in zowel die landen als in Nederland. Hierbij zijn
zogeheten government-to-government (G2G) relaties van belang.

Het Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling (ORIO) programma,
dat is bedoeld voor de financiering van publieke infrastructuurprojecten
in ontwikkelingslanden, wordt in 2015 verbeterd en omgedoopt tot
Developmentally Relevant Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE). BZ,
EZ, I&M en Financiën werken momenteel dit nieuwe instrument uit op
basis van de uitgangspunten zoals die zijn geformuleerd in de Kamerbrief
(Kamerstukken 33 625, nr. 97) van 25 april jl. de minister van BHOS is
hiervoor de eerstverantwoordelijke bewindspersoon. 

Belangrijke uitgangspunten bij de uitwerking van het nieuwe DRIVE
programma zijn: actieve betrokkenheid van het bedrijfsleven en een meer
gefocuste, geïntegreerde en proactieve aanpak in de geselecteerde
landen. VNO-NCW denkt middels een eigen projectgroep mee over de
uitwerking.

Daarnaast is afgelopen zomer ook het Dutch Good Growth Fund (DGGF)
gestart. Dit fonds ondersteunt Nederlandse mkb'ers en ondernemers in de
opkomende markten en ontwikkelingslanden met de financiering van
ontwikkelingsrelevante, lokale investeringen en export. Ook dit
programma is in nauwe samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven en
de topsectoren in het bijzonder ontwikkeld.

37. Vos (PvdA): In de begroting van EZ wordt wel gesproken over het
belang van een groene bio-based economie (p68), maar de middelen die
daarvoor beschikbaar worden gesteld zijn minimaal. Wij vragen de
minister om de begroting van 2016 een themabegroting te maken over
cleantech, biobased en circulair ondernemerschap in Nederland. Zie ook
Duitsland daar groeit deze sector met 10% per jaar, onze buren zijn
marktleider met een marktaandeel van 14%.

Het kabinet zal bezien op welke wijze de middelen die worden ingezet
voor Groene Groei, waaronder Biobased Economy, zichtbaar gemaakt  kunnen
worden. Het kabinet komt hier komend voorjaar op terug in de
tussenrapportage Groen Groei. 

38. Öztürk (PvdA): McKinsey heeft in de zomer van 2014 een rapport
gepubliceerd over het kleinbedrijf. De minister is op een aantal
aanbevelingen ingegaan maar niet op alle punten. Hoe gaat de minister de
openstaande punten concreet aanpakken en kan de Kamer daarover een
rapportage krijgen?

MCKinsey heeft afgelopen voorjaar in het rapport “Het kleinbedrijf -
Grote motor van Nederland” (Kamerstukken 32637, nr. 47) 10 acties
voorgesteld die bijdragen aan de groei van het kleinbedrijf. Alle door
MCKinsey voorgestelde acties zijn in het Actieplan aanvullende
Mkb-financiering opgepakt. Uitzondering is de actie Marktdata
kleinbedrijf. Inmiddels heeft EZ aan CBS de opdracht gegeven om
informatie te verzamelen over het thema MKB en ondernemerschap.
Daarnaast bevat het MCKinsey rapport een voorstel ten aanzien van de
loondoorbetaling bij ziekte. In de voortgangsbrief bedrijvenbeleid 2014
wordt aangegeven de minister van Sociale Zaken  het onderzoek naar de
knelpunten die werkgevers ervaren bij de loonbetalingsplicht naar de
Tweede Kamer stuurt.

39. Öztürk (PvdA): De PvdA wil de maakindustrie robuuster en
onafhankelijker maken. Kunnen innovatiegelden aan de maakindustrie
worden gekoppeld? Wil de minister extra stimulering inzetten voor de
maakindustrie om producten in Nederland te produceren en hiervoor 125
mln euro inzetten? Is de minister bereid om samen met SZW een Actieplan
Maakindustrie op te stellen, ook met aandacht voor jeugdwerkloosheid in
de regio en groen ondernemerschap en de circulaire economie en daarbij
ook de ROM’s te betrekken?

Nederland is nog altijd een industrieland. De maakindustrie is een
belangrijke motor voor groei en een belangrijke trekker van economisch
herstel.  We zien dat de industrie het zeer goed doet en zelfs nog wat
beter dan het totaal van de topsectoren. Via het bedrijvenbeleid
stimuleert het kabinet de verdere ontwikkeling van maakindustrie op
gebied van innovatie, onderwijs, financiering, internationalisering. Uit
de Monitor Bedrijvenbeleid 2014 blijkt dat de maakindustrie goed gebruik
maakt van het (innovatie)instrumentarium. Onze inzet voor de
maakindustrie binnen het topsectorenbeleid is het resultaat van een
gezamenlijke aanpak van ondernemers, kennis- en onderwijsinstellingen en
overheden. Regionale partners maken hier een integraal onderdeel vanuit.
Zo ondersteunen de ROM’s bijvoorbeeld innovatieve industriële
starters en groeiers. 

De maakindustrie binnen de topsectoren draagt ook wezenlijk bij aan de
oplossing van maatschappelijke uitdagingen. Of het nu gaat om
watermanagement, voedselzekerheid, klimaatverandering, veilige
samenleving, circulaire economie of gezondheidszorg. Daarbij heeft de
verdergaande digitalisering van de maatschappij niet alleen impact op
productie en werkgelegenheid, maar ook op (nieuwe) diensten en
verdienmodellen. Daarom is mevrouw Dezentjé gevraagd om samen met een
team van bedrijven, kennisinstellingen en de overheid een breed gedragen
Smart Industry actie-agenda op te stellen die moet leiden tot nieuwe
bedrijvigheid en versterking van de concurrentiepositie van de
Nederlandse maakindustrie.

Een belangrijk instrument bij de aanpak van de knelpunten op de
arbeidsmarkt voor de technische en industriële sectoren zijn de
sectorplannen. Voor de zogenoemde sectorplannen is €600 miljoen
vrijgemaakt voor de periode 2014/15, waarvan een substantieel deel –
een derde – ook wordt benut voor de aanpak Jeugdwerkloosheid. Per
medio september 2014 hebben 14 technische sectoren en regio's
definitieve goedkeuring gekregen voor hun sectorplan, waaronder sectoren
als de metaalbewerking, carrosserie- en installatiebranche en
procesindustrie. De goedgekeurde plannen hebben in een aantal gevallen
betrekking op een regio, zoals het sectorplan van de arbeidsmarktregio
Stedendriehoek en Noord Veluwe. In totaal is voor deze plannen ruim 145
miljoen euro aan cofinanciering toegekend. Met deze initiatieven geeft
het kabinet invulling aan uw oproep voor een actief beleid voor de
maakindustrie.

40. Öztürk (PvdA): De maakindustrie valt voor een groot deel samen met
de ambachtseconomie, maar is breder. Het gaat om circa 40 overwegend
kleine tot zeer kleine branches. De PvdA zet in op herwaarderen van
perspectiefvol werk en kiest voor techniekonderwijs. Het
Meester-gezel-systeem, dat in de ambachtseconomie wordt geïntroduceerd
biedt kansen om in de praktijk goed opgeleid te worden tot vakman
of-vrouw. Ondernemersvaardigheden moeten een prominentere plek krijgen
in het beroepsonderwijs. Graag een reactie van de minister.

Onze economie heeft goed opgeleide vakmensen nodig: van elektrotechnicus
tot opticiens tot game-ontwikkelaars. We zijn op de goede weg met het
verbeteren van kwaliteit van ons beroepsonderwijs,  en
ondernemersvaardigheden hebben op alle onderwijsniveau’s een
prominente plek; EZ en OCW hebben hiervoor de afgelopen jaren met het
Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen ongeveer 50 miljoen euro ingezet
dat tot concrete resultaten heeft geleid: 

Organiseren van scholingsaanbod ten aanzien van ondernemerschap voor
(aankomende) docenten op alle onderwijsniveaus. 

Een zestal Centres of Entrepreneurship zijn gestart, waarin 8
universiteiten en 8 hogescholen samenwerken, om ondernemerschap in het
hoger onderwijs te bevorderen.

Verder is er nu de certificeerbare eenheid (CE) ondernemerschap voor het
MBO en heeft, in opdracht van het Ministerie van OCW en het Vlaamse
Ministerie van Onderwijs en Vormgeving, de Nederlands Vlaamse
Accreditatie Organisatie (NVAO) het bijzonder kenmerk Ondernemen
ontwikkeld. 

Speciale aandacht is er ook voor de meester-gezel formule: Een specifiek
onderdeel van het excellentieprogramma in het mbo van het Ministerie van
OCW (waarvoor vanaf 2015 jaarlijks 25 miljoen euro gereserveerd is) is
het ontwikkelen van een eigentijdse vorm van de meester-gezel-formule in
samenwerking met het bedrijfsleven. Meestertitels worden nu al gebruikt
bijvoorbeeld bij goud- en zilversmeden en bij de stukadoors. Een aantal
colleges en verschillende roc’s hebben al aangegeven aan de slag te
willen gaan met deze formule bij een aantal nieuwe beroepen in de
creatieve industrie zoals game design (serious gaming). Ook MKB
Nederland is positief over deze ontwikkeling. De toekenning van de titel
van meester is en blijft aan de branche. Ook wordt verkend of
internationalisering onderdeel kan zijn van dit programma, bijvoorbeeld
door deelname aan (internationale) skillswedstrijden . Zo bleek
EuroSkills 2014 in de eerste week van oktober een medaillefestijn voor
de Nederlandse delegatie van jonge vakmensen.

41. Öztürk (PvdA): Op 25 september jl. vond een rondetafelgesprek met
ambachtslieden plaats. Daar kwam naar voren dat het wegvallen van het
Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA) een groot probleem is voor de toekomst
van de sector. Ambachtslieden kregen data van het HBA die ze nodig
hebben om krediet te kunnen krijgen bij banken. Kan de minister
garanderen dat kleine branches alle informatie die ze nodig hebben voor
krediet ook kunnen krijgen?

In het Aanvullend actieplan MKB-financiering van juli 2014 is door het
kabinet aangekondigd dat om de kredietverstrekking aan ondernemers te
faciliteren de beschikbaarheid van informatie over de kredietwaardigheid
van ondernemers via Standard Business Reporting (SBR) wordt verbeterd.
Doel hiervan is om de kosten van financiers te verlagen als zij een
“kleine” lening willen verstrekken. MKB-ondernemers in de
ambachtssector kunnen hiervan profiteren.

Recent heeft EZ aan CBS opdracht gegeven om informatie te gaan
verzamelen op het thema MKB en ondernemerschap. Binnen dit thema is het
de bedoeling dat rekening kan worden gehouden met verfijningen in de
cijfers, bijvoorbeeld over de ambachtseconomie.

Tot slot kunnen kleine startende ondernemers zoals de kleine
ambachtslieden terecht bij Qredits voor een krediet tot € 250.000 als
zij een haalbaar ondernemersplan hebben en het krediet niet kunnen
verkrijgen bij de bank. Op dit moment hebben 400 ambachtslieden bij
Qredits een krediet, dit is ongeveer 8% van de klanten van Qredits. 

42. Öztürk (PvdA): Nederland blijft achter in het aantal
bedrijfsoverdrachten. Is de minister bereid om hiervoor voor de komende
2 jaar een target te stellen?

Op grond van de cijfers in de Global Entrepreneurship Monitor (GEM,
2014) lijkt Nederland relatief minder bedrijfsoverdrachten te hebben dan
andere landen.  Het is overigens normaal dat het aantal
bedrijfsbeëindigingen hoger is dan het aantal bedrijfsoverdrachten. Dat
ons land relatief minder bedrijfsoverdrachten kent kan verklaard worden
door het in internationale opzicht hoge aantal zzp’ers in Nederland
die veelal hun bedrijf niet overdragen maar beëindigen. 

De Tweede Kamer is per brief van 26 september 2014 geïnformeerd over
het onderzoek naar bedrijfsoverdrachten dat in opdracht van het
Ministerie van Economische Zaken is verricht. Daaruit blijkt dat de
markt voor bedrijfsoverdrachten goed werkt. Er is voldoende dynamiek,
belemmeringen worden overwonnen en jongere generaties geven op
eigentijdse wijze vorm aan ondernemerschap. Voor het kleinbedrijf is
bedrijfsoverdracht soms lastig omdat kleinbedrijf vaak persoonsgebonden
is en financiers kleinere bedrijf risicovoller vinden.

Er blijft een rol voor de overheid op het gebied van
bedrijfsoverdrachten. Vooral door ondernemers bewust te maken van het
belang van een tijdige voorbereiding. Daarom is op het Digitaal
Ondernemersplein een module ‘bedrijf stoppen of verkopen’ met
relevante informatie voor ondernemers. Ook is het
financieringsinstrumentarium van EZ beschikbaar voor de financiering van
bedrijfsoverdrachten- en overnames. Zo wordt ongeveer een kwart van de
BMKB kredieten ingezet voor bedrijfsovernames. Ook kunnen ondernemers
terecht bij Qredits. Ongeveer 5,5% van alle aanvragen bij Qredits heeft
betrekking op bedrijfsovernames.

43. Öztürk (PvdA): Allochtone ondernemers zijn de ruggengraat van onze
economie, maar hebben te maken met veel belemmeringen en ervaren
discriminatie. Is de minister bereid om met deze groep aan tafel te gaan
en te kijken naar oplossingen?

De monitor vrouwelijk en etnisch ondernemerschap, die door Panteia in
2013 gepubliceerd is, laat zien dat etnische ondernemers vrijwel even
goed presteren als autochtone ondernemers. Het etnisch ondernemerschap
groeit langzaamaan van 14% in 2007 naar 16,1% in 2012. Er zijn veel
succesvolle startups en bedrijven van ondernemers met een andere
herkomst. 

Het ondernemerschap en daarbij het verstrekken van opdrachten en orders
is iets tussen private partijen in de markt. Het kabinet heeft geen
aanwijzingen (gecheckt bij het Ministerie van SZW, de KvK en VNO-NCW/MKB
Nederland) dat etnische ondernemers stelselmatig worden gediscrimineerd.


Er is al onderzoek uitgevoerd naar discriminatie. In januari 2014 heeft
de minister van SZW, mede namens de minister van BZK, V&J en OCW een SCP
onderzoek naar ervaren discriminatie (leeftijd, sexe, sexuele voorkeur,
ziekte/handicap, huidskleur, geloof en herkomst) naar de Tweede Kamer
gestuurd (Kamerstukken 30950, nr 68). Het blijkt dat vooral
discriminatie wordt ervaren bij het zoeken van werk en in de openbare
ruimte. Er is daarop in mei 2014 een actieplan arbeidsmarktdiscriminatie
door het Ministerie van SZW, BZK, V&J en OCW gelanceerd. Hierin is door
het kabinet een voorlichtingscampagne aangekondigd voor najaar 2014. Er
zijn diverse mogelijkheden om discriminatie te melden. Hier kan iedereen
gebruik van maken.

Het kabinet ziet daarom geen directe aanleiding om met deze groep aan
tafel te gaan.

44. Graus (PVV): Wat is de economische waarde van zwarte piet?

Sinterklaas, maar ook Kerstmis, zorgen jaarlijks voor een impuls aan de
speelgoedverkopen en de supermarktomzet. Volgens het CBS schaffen
consumenten jaarlijks ongeveer 40 procent van het verkochte speelgoed
aan in het laatste kwartaal van het jaar. Het aantal pinbetalingen ligt
ook aan het eind van ieder jaar op het hoogste niveau. In december 2013
waren er bijna 250 miljoen pintransacties, waar dit gemiddeld rond de
220 miljoen lag. Bij winkeliers ging het vorig jaar om een extra omzet
van ongeveer een half miljard dankzij de Sinterklaasaankopen. Bij online
webwinkels betrof het een extra toename van 45% in de vijf weken tot aan
Sinterklaas, ook 225 miljoen euro. Eenzelfde procentuele toename werd
door PostNL gezien in het aantal bezorgde pakketten ten opzichte van een
gemiddelde bezorgweek. Voor verschillende ondernemers pakt  het
Sinterklaasfeest daarmee positief uit. (N.B. Sinterklaasfeest leidt
echter niet tot hogere economische (jaar)groei. Het is immers enkel een
verschuiving van consumptie binnen het jaar en tussen
bestedingsdoeleinden).”

45. Graus (PVV): Lasten (in het bijzonder vanwege accijnsverhogingen)
leveren oneerlijke concurrentiepraktijken op en moeten omlaag. Ook op
andere terreinen is sprake van oneerlijke concurrentie, bijvoorbeeld
door bouwvakkers uit Oostblok, etc. Graag een reactie van de minister.

Als de economische positie van de grensregio bekeken wordt, dan is het
van belang dat we verder kijken dan de accijnsverhoging in Nederland
alleen. Ten eerste worden motorbrandstoffen door meer zaken beïnvloed.
De pompprijzen wisselen dagelijks en de opbouw van de consumentenprijs
wordt bepaald door vele factoren. Op sommige dagen is bijvoorbeeld de
dieselprijs in Duitsland gelijk aan de prijzen in Nederland en België.
Ook kan op veel plaatsen, zeker buiten de rijkswegen, veel goedkoper
worden getankt. Daarnaast spelen er ook zaken in de buurlanden die van
invloed zijn op de bredere concurrentiepositie van de grensregio’s. Zo
kondigt het nieuwe regeerakkoord in België een (nog onbekende)
verhoging van de accijns op diesel, de accijns op tabak en een verhoging
van de btw op bepaalde diensten aan. Duitsland is voornemens een vignet
voor het hoofdwegennet in te voeren. Er spelen veel gedragseffecten in
de grensregio’s en het gaat niet alleen over accijnsverschillen tussen
landen. Sommige producten zijn in Nederland voordeliger, andere zijn
duurder. Zo blijkt uit onderzoek dat Nederlandse supermarkten
aanmerkelijk goedkoper zijn dan in België en Duitsland. Belgische
supermarkten zijn bijna 15% duurder en Duitse supermarkten bijna 6%
duurder.

 

De PVV pleit voor verlaging van de lasten met het oog op de
concurrentiepositie van Nederland. Ook het kabinet zet in op lagere
lasten, met name op arbeid. Zoals aangegeven in de brief van de
staatsecretaris van Financiën over keuzes voor een beter
belastingstelsel (Kamerstuk 32140, nr A, d.d. 16 september j.l) wil het
kabinet graag in dialoog met uw Kamer over de richting van de hervorming
van het belastingstelsel. Waar sprake is van oneerlijke concurrentie op
arbeidsvoorwaarden dient dat te worden bestreden. Voor gelijk werk
dienen gelijke arbeidsvoorwaarden te gelden. Om schijnconstructies te
bestrijden is de brede aanpak-Schijnconstructies ingezet. Uw Kamer is
hierover door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
geïnformeerd (Kamerstuk 17050, nr 447, d.d. 26 november 2013). 

46. Graus (PVV): Ook de haven en Schiphol ondervinden last van
staatsteun door andere landen. Graag een reactie van de minister.

Er zijn onlangs nieuwe Europese richtlijnen voor staatssteun aan
luchthavens en luchtvaartmaatschappijen uitgekomen. Met betrekking tot
zeehavens bepleit het kabinet in Brussel maatregelen om verstoring van
het speelveld te voorkomen. Bij concrete vermoedens van ongeoorloofde
staatssteun kan overigens eenieder een klacht indienen bij de Europese
Commissie op basis waarvan de Commissie kan besluiten een onderzoek te
starten.

47. Graus (PVV): Wat vindt de minister van idee van een nationale
spaarbank?

In de brief over het ‘Aanvullend Actieplan mkb-financiering’ van 8
juli jl. heeft het kabinet aanvullende maatregelen aangekondigd om
knelpunten rond financiering van het mkb weg te nemen. Daarbij is
aangegeven dat financiering van het bedrijfsleven in eerste instantie
een marktactiviteit is. De overheid wil niet op de stoel van financiële
aanbieders gaan zitten. Tegelijkertijd kan de overheid wel maatregelen
nemen die bijdragen aan een gezond financieringsaanbod. Steeds is
daarbij van belang zorgvuldig te kijken waar de markt onvoldoende (snel)
tot ontwikkeling komt. Deze insteek betekent ook dat veel maatregelen
een tijdelijk karakter hebben en afgebouwd kunnen worden op het moment
dat vanuit de markt er voldoende financieringsaanbod voorhanden is. Met
dit in gedachten is tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen
aangegeven dat bij het aanbieden van het onderzoek naar de effectiviteit
van de BMKB-regeling, het kabinet ook in zal gaan op voorstellen voor
een nationale investeringsbank, in het verlengde waarvan ook het
voorstel van de heer Graus gezien moet worden. 

48. Graus (PVV): Wat vindt de minister van idee van bankenlabel?

Toezichthouder DNB is verantwoordelijk voor het toezicht op het
risicoprofiel van Nederlandse banken. In het toezicht van DNB worden de
belangen van spaarders en consumenten meegenomen. Een risicowaardering
van banken in de vorm van een label wordt reeds door de markt verzorgd. 
Financiële instellingen worden door private rating-agencies beoordeeld
en van een rating voorzien. Beleggers, maar ook consumenten, kunnen deze
ratings naar wens inzien.

 

Ook is in Nederland het depositogarantiestelsel van kracht om de
spaartegoeden van Nederlandse spaarders te beschermen waarmee alle
spaartegoeden tot 100 duizend euro gegarandeerd zijn als een bank in
financiële problemen komt. De laatste jaren zijn er ook acties
ondernomen om het vertrouwen in de financiële sector te verbeteren. Zo
zijn bankiers inmiddels verplicht om een bankierseed af te leggen.
Daarmee is een publiek bankenlabel overbodig.

49. Graus (PVV): Kan de Mini One, die door VDL Nedcar wordt
geproduceerd, door de overheid worden ingezet?

De overheid dient bij uitgaven boven een bepaalde waarde de
Aanbestedingswet 2012 in acht te nemen. Dit is ook het geval indien de
overheid de wens heeft om auto’s aan te schaffen. De aanbestedende
dienst dient ondernemers op eerlijke en niet-discriminerende wijze te
behandelen. Om ondernemers op eerlijke en niet-discriminerende wijze te
blijven behandelen is een voorkeursbeleid voor de Mini One niet gewenst.


50. Verhoeven (D66): Volgens het Rathenau Instituut dalen de directe
overheidsuitgaven voor R&D van 0,78% van het BPP naar 0,65% BBP in 2018.
Daarmee raakt de Lissabon doelstelling van 1% publiek gefinancierd
onderzoek in 2020 uit zicht. D66 wil die doelstelling alsnog halen. Wat
is de inzet van het kabinet?

Met de fiscale instrumenten (WBSO en RDA) stimuleert het kabinet private
R&D. Deze instrumenten worden indirecte overheidsuitgaven voor R&D
genoemd en samen met de directe uitgaven komen de totale uitgaven uit op
0,80% van het BBP in 2018 (direct 0,65 %, indirect 0,15%). Nederland
loopt op dit moment bovendien niet uit de pas met publieke investeringen
in R&D. De publieke financiering van R&D in Nederland ligt boven het EU-
en OESO-gemiddelde en ook ten opzichte van Duitsland zijn de totale
publieke R&D investeringen hoger. De private R&D-uitgaven zijn de
afgelopen jaren gestegen en liggen daarmee dicht in de buurt van het EU
gemiddelde en gecorrigeerd naar de Nederlandse sectorstructuur zijn de
private uitgaven in internationaal perspectief bovengemiddeld. Het
kabinet heeft geen aparte doelstelling voor de publieke investeringen,
maar heeft als doelstelling dat de publieke en private investeringen in
R&D samen in 2020 2,5% van het BBP bedragen.

51. Verhoeven (D66): Van de 6 mrd euro in 2020 voor innovatie wil D66
dat een kwart (1,5 mrd euro) voor fundamenteel onderzoek wordt ingezet.
Er is echter sprake van onduidelijke definities, budgetten en
geldstromen. Is de definitie van innovatie die de minister gisteren naar
de Kamer stuurde voldoende duidelijk en gaat die voor alle ministeries
gelden? In de brief geeft de minister aan dat de cijfers van het
Rathenau Instituut van innovatie de juiste zijn. Dat betekent dat
Nederland de Lissabon-doelstelling niet haalt. Erkent de minister dat?
Komen de cijfers van de Algemene Rekenkamer en van Rathenau voortaan wel
overeen?

Het begrip innovatie is nu duidelijk afgebakend. In de begroting is ook
aangegeven wat de reikwijdte is van de verantwoordelijkheid van de
minister. 

Om ervoor te zorgen dat andere ministeries dezelfde definitie hanteren
en het aanleveren van gegevens door departementen voor het TWIN (Totale
investeringen in Wetenschap en Innovatie) overzicht 2015 daarmee
consistent is, geven EZ en het Rathenau Instituut deze en volgende maand
gezamenlijk nadere toelichting op de bevindingen van de Algemene
Rekenkamer en op het hanteren van het innovatie-begrip.

De Algemene Rekenkamer hanteerde bij haar onderzoek geen definitie. Bij
het hanteren van dezelfde definitie zou dit tot vergelijkbare cijfers
moeten leiden. 

Het kabinet kent geen Lissabondoelstelling dat in 2020 de publieke
investeringen in R&D 1% van het BBP moeten bedragen. De doelstelling die
het kabinet heeft gesteld is dat in 2020 de publieke en private
investeringen in R&D samen 2,5% van het BBP bedragen. 

52. Verhoeven (D66): D66 pleit voor het stimuleren van startups:

Door €25 miljoen uit de innovatiebox te benutten voor het Small
Enterprise Investment Scheme (SEIS), dat particuliere geldschieters
stimuleert te investeren in startups. In het Verenigd Koninkrijk zeer
succesvol en de VVD vroeg er eerder ook om.

Ook wil D66 een Nederlandse versie van de British Business Bank. Een
bekende ‘one stop shop’ waar mkb’ers aankloppen voor matching van
hun businessplan en alle bestaande financiële overheidsregelingen. We
denken aan een financieringsdesk bij de RVO. 

Hoe gaat de Minister het ecosysteem voor startups versterken zodat zij
in elke fase de juiste ondersteuning en netwerken vinden? Ziet de
minister mogelijkheden om samen met steden en regio’s een inhaalslag
te maken?

1. Het kabinet volgt de ontwikkelingen in het VK op dit punt met het oog
het borgen van de aantrekkelijkheid van het klimaat in Nederland voor
startups. Zoals in reactie op een eerder voorstel van het lid Lucas van
de VVD ook vermeld is in de Voortgangsrapportage bedrijvenbeleid  is
geen informatie beschikbaar over de SEIS regeling in het Verenigd
Koninkrijk (VK) die een goed beeld geeft van de effectiviteit van de
regeling. Verder zijn in Nederland ook niet-fiscale regelingen in het
leven geroepen die dezelfde doelgroep bedienen (zie Kamerbrief
Aanvullend Actieplan MKB-Financiering van 8 juli 2014 van de Minister
van Financiën en de Minister van Economische Zaken). Het kabinet is
terughoudend met de introductie van nieuwe fiscale instrumenten.

2. De British Business Bank is een manier waarop de overheid
financieringsfaciliteiten efficiënt en effectief kan inzetten om zo het
bedrijfsleven goed te bedienen. Deze vormt  dan ook een inspirerend
voorbeeld voor de uitwerking van de maatregel aangekondigd in het
Aanvullend Actieplan mkb-financiering[1], om bij de Rijksdienst voor
Ondernemend Nederland (RVO) een afgebakende ‘Financieringswinkel’ op
te richten (in het eerste kwartaal van 2015) om de toegankelijkheid en
transparantie van de financieringsinstrumenten te vergroten voor
ondernemers, intermediairs en financiers en de uitvoering verder te
verbeteren. Hierbij zal nauw worden samengewerkt met de
Financieringsdesk van KvK en de Ondernemerskredietdesk van MKB-Nederland
en de Nederlandse Vereniging van Banken. Het kabinet verwacht dat vroeg
in 2015 de eerste effecten hiervan voor het bedrijfsleven merkbaar
worden.

3. Het Ministerie van EZ voorziet een sterke rol voor steden en
regio’s om deze inhaalslag te maken. Het kabinet heeft de ambitie om
Nederland op de kaart te zetten als aantrekkelijke plek in Europa voor
startup en groei. Deze ambitie kan de overheid echter niet alleen
realiseren. Het vereist een geïntegreerde en probleemgerichte aanpak
waarbij alle partijen uit het ecosysteem betrokken zijn: financiers,
startups, corporates, kennisinstellingen en naast nationaal ook lokale
en regionale overheden.  

53. Verhoeven (D66): D66 vreest dat de onderhandelingen over het
vrijhandelsverdrag met de VS TTIP stilvallen. Wat doet het kabinet om
tempo en ambitie in TTIP te houden?

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is
binnen het kabinet verantwoordelijk voor TTIP. Uw Kamer heeft 10
september jl. met de minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking van gedachten gewisseld over TTIP. Er is ook 
een VAO ingepland waar uw Kamer nog met het kabinet hierover van
gedachten wisselen.

54. Verhoeven (D66): Toekomstfonds:

Wanneer kan de Kamer het plan verwachten voor het inzetten van de 100
mln. euro voor onderzoek in het Toekomstfonds? 

Worden steden en regionale fondsen betrokken bij de opzet en uitvoering
van het Toekomstfonds, gezien het belang van regionale kennis?

Ja, het is mijn wens dat bij de financiering van projecten ook gekeken
wordt naar aansluiting naar andere financieringsbronnen w.o. regionale
fondsen. Tegelijkertijd moet de governance-structuur niet ingewikkeld
zijn en moeten de investeringen vanuit de overheid in het innovatieve
mkb breed toegankelijk zijn. Het kabinet zal daar rekening mee houden
bij de uitwerking ervan. 

55. Schouten (CU): Kan de minister er voor zorgen dat de bouw en infra
sector beter aansluiting vinden bij topsectoren- en innovatiebeleid?

De bouwsector is goed aangesloten op het topsectorenbeleid. Zo is de
bouwsector intensief betrokken bij de topsector energie die werkt aan de
ontwikkeling van offshore wind energie en verduurzaming van de gebouwde
omgeving. Ook werkt de bouw samen met de topsectoren HTSM en logistiek
aan slim asfalt. Een derde voorbeeld betreft het initiatief “de Nieuwe
Afsluitdijk”, waarbij diverse partijen, waaronder ook de sectoren
energie en bouw, gezamenlijk werken aan verduurzaming van de
Afsluitdijk. Allemaal activiteiten die  ondenkbaar zijn zonder de
bouwsector en voor mij voorbeelden zijn waar de topsectorenaanpak goed
samengaat met het vinden van oplossingen voor maatschappelijke
uitdagingen.

56. Schouten (CU): De bouwsector/ infra heeft te maken met vele
departementen. Is de minister van Economische Zaken bereid een regierol
op zich te nemen voor deze sector?

De primaire verantwoordelijkheid voor het beleid voor de bouw (vraag en
aanbod op het gebied van woningbouw en utiliteitsbouw) ligt bij het
Ministerie voor Wonen en Rijksdienst dat onder meer fungeert als
regelgever, vergunningverlener, financier en opdrachtgever. De bouw is
uiteraard ook een belangrijke economische sector die de aandacht van het
Ministerie van EZ heeft. Mede op initiatief van EZ en in samenwerking
met de sector is daarom de Actieagenda Bouw ontwikkeld, waarbij een
zelfde werkwijze als in de topsectoren werd gevolgd. Daarnaast werkt EZ
met BZK en VNG samen in de Maatwerkaanpak Regeldruk in de bouw. Het
Ministerie van Economische Zaken is aanspreekpunt voor de bouw en er is
dan ook regelmatig contact met de bouwsector. Maar belangrijker nog is
dat de bouwsector volop aansluiting heeft op de topsectoren en de
maatschappelijke uitdagingen die worden aangepakt. 

57. Schouten (CU): Cijfers CBS zijn positief. Topsectoren groeien twee
keer zo snel als rest van de economie. Wat is effect van het
topsectorenbeleid hierop?

Er zijn duidelijke positieve signalen te melden wat betreft het
bedrijvenbeleid en de topsectorenaanpak. Deze zijn opgenomen in de
Voortgangsrapportage en Monitor bedrijvenbeleid die deze maand aan de
Kamer werden gestuurd. Zo geeft het Global Competitiveness Report van
het World Economic Forum aan dat Nederland van de 10e naar de 8e plaatst
gestegen is wat betreft de pijler innovatie. Daarnaast zijn de private
R&D-uitgaven gegroeid: van 1,08% bbp in 2011 naar 1,14% bbp in 2012. 

Het is nog te vroeg om te kunnen oordelen over het effect van het
bedrijvenbeleid en de topsectorenaanpak op de groei van de economie in
het algemeen en de topsectoren in het bijzonder. Het beleid is in 2011
van start gegaan en om effecten van het beleid op groei af te kunnen
zonderen van andere economische ontwikkelingen zijn meerjarige gegevens
nodig. De CBS-cijfers over relatief snelle groei van de topsectoren die
deze maand uitkwamen voldoen daarvoor nog niet, maar zijn natuurlijk wel
een positief signaal. Het is duidelijk dat de topsectoren van groot
belang zijn voor de Nederlandse economie. 

58. Schouten (CU): Contractonderzoek uit de WBSO: wat betekent dat voor
kleine ondernemers? Kleine ondernemers zijn niet in staat om
onderzoekers aan te trekken. Kan de minister hier inzicht in geven?

Als een publieke kennisinstelling WBSO ontvangt voor contractonderzoek,
dient dit voordeel in principe te worden doorgegeven aan het bedrijf dat
de opdracht verleent. Uit twee opeenvolgende evaluaties (2006 en 2012)
is echter gebleken dat het voordeel onvoldoende wordt doorgeven. Dit is
voor het kabinet aanleiding geweest om contractonderzoek uit de WBSO te
halen. Het is dan ook de verwachting dat het effect hiervan op de
toegang van bedrijven (klein of groot) tot kennis van onderzoekers zeer
beperkt is. 

Voor het aantrekken van onderzoekers of het inkopen van kennis kunnen
kleine ondernemers bovendien gebruik maken van de MIT-regeling waarbij
het voordeel direct bij de ondernemer neerslaat. Een onderdeel van de
MIT-regeling zijn de kennisvouchers waarmee het voor mkb-ondernemers
goedkoper wordt om kennis in te kopen bij een kennisinstelling.
Daarnaast kunnen mkb-ondernemers via de MIT-regeling worden ondersteund
bij de inhuur van hooggekwalificeerd personeel voor onderzoek,
ontwikkeling of innovatie. Tot slot moet opgemerkt worden dat kleine
bedrijven ook actief participeren in de gezamenlijke topconsortia voor
kennis en innovatie; hierbij zijn ongeveer twee keer zoveel
MKB-bedrijven betrokken als in de oude innovatieprogramma’s.

59. Schouten (CU): Na inwerkingtreding van de Aanbestedingswet zijn
offertekosten met 34% gestegen. Kunnen de EMVI-criteria niet meer op
hoofdlijnen gesteld worden die toetsbaar zijn? Daarnaast zijn ook de
klachten over de wet hoog. Kan de minister bezien of de Commissie van
Aanbestedingsexperts voldoende middelen heeft en daarnaast initiatief
nemen om het aantal klachten of te laten nemen.

Met het gebruik van Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI)
wordt naast prijs ook kwaliteit meegewogen in een beslissing door de
aanbestedende dienst. Vaak zijn bij aanbestedingen op basis van EMVI de
offertekosten hoger. De  ondernemer moet zowel op prijs als kwaliteit
zijn inschrijving onderbouwen in plaats van alleen op prijs.
Aanbestedende diensten dienen wel proportionele en heldere
gunningscriteria te formuleren. Waarschijnlijk wordt met de vraag
gedoeld op zogenaamde schijn EMVI aanbestedingen waarin toch sprake is
van laagste prijs. De Commissie van Aanbestedingsexperts en de rechter
hebben recent bevestigd dat deze manier van aanbesteden niet is
toegestaan. 

Op dit moment wordt de Aanbestedingswet 2012 geëvalueerd. Daarbij
worden zowel de gestelde eisen als het gebruik van het criterium EMVI
onderzocht. Zo wordt onderzocht wat de kosten zijn voor een
EMVI-aanbesteding voor zowel ondernemers als aanbestedende diensten. Ook
zal uitgebreid met belanghebbenden worden gesproken over waar zij
knelpunten in de wet zien. Aan de hand van de evaluatie zal worden
bekeken of de Aanbestedingswet 2012 aanpassing behoeft. Eventuele
aanpassingen hebben uiteraard ook als doel het aantal klachten te
verminderen. 

De Commissie van Aanbestedingsexperts is in april 2013 voor een periode
van twee jaar ingesteld om aan ondernemers en overheden niet-bindend
advies te geven naar aanleiding van aanbestedingsklachten. De Commissie
beoogt daarmee een bijdrage te leveren aan de verbetering van de
professionaliteit van de aanbestedingspraktijk en een leereffect teweeg
te brengen bij ondernemingen en aanbestedende diensten. Uit het feit dat
er klachten worden ingediend, blijkt dat de Commissie voorziet in een
behoefte. Voor 1 april 2015 wordt geëvalueerd of de Commissie van
Aanbestedingsexperts haar doelstellingen heeft bereikt. Daarbij wordt
ook gekeken of de capaciteit toereikend is.

60. Schouten (CU): In de groeibrief wordt ingegaan op de kracht van de
steden, maar hoe zit het met de kracht van de regio?

Het kabinet onderschrijft de kracht van de regio en maakt daar ook
gebruik van. Regionale instrumenten worden ingezet op thema’s die ook
in het bedrijvenbeleid van het Rijk spelen, waaronder
innovatiestimulering bij het MKB, aansluiting van onderwijs op de
arbeidsmarkt en internationalisering. In de Agenda Stad zal het kabinet
een strategie formuleren om de concurrentiekracht en leefbaarheid van
Nederlandse steden te versterken. Daarbij gaat het niet alleen om de
stad zelf maar ook om stedelijke regio’s.

61. Schouten (CU): Kan de minister grensoverschrijdende arbeid
stimuleren? (o.a. door stages makkelijker te maken? Erkenning
diploma’s? Infrastructuur stimuleren? Grensagenda’s opstellen?)

Het lid Schouten refereerde aan het initiatief “Twente werkt” waarin
onder andere gewerkt wordt om de werkloosheid in grensregio’s te
verlagen door grensoverschrijdende arbeid te vergemakkelijken. Het
kabinet werkt ook aan het wegnemen van praktische belemmeringen voor
grensoverschrijdende arbeid. Zo heb ik vorig jaar tijdens de
Duits-Nederlandse regeringsconsultatie in Kleef concrete afspraken
gemaakt om grensoverschrijdend ondernemen tussen Nederland en Duitsland
te vergemakkelijken.  De grensregio’s hebben dus de aandacht van het
kabinet. 

62. Van Tongeren (GL): GroenLinks pleit voor een duurzaamheidstoets op
innovatie: alleen projectaanvragen goedkeuren die ook een bijdrage
leveren aan de economische, ecologische of sociale dimensie van
duurzaamheid. Kan bijvoorbeeld schaliegas ook innovatiesubsidie krijgen?

In het EZ-kaderbesluit is een bepaling opgenomen dat een
subsidieregeling alleen wordt vastgesteld indien de subsidiabele
activiteiten  tevens op enigerlei wijze bijdragen aan een aspect van
duurzaamheid. Daarnaast is het mogelijk om bij specifieke
subsidieregelingen nadere eisen te stellen aan de wijze van uitvoering
van een subsidie-activiteit vanuit het oogpunt van duurzaamheid, zoals
de Energie Investeringsaftrek en de SDE+. Een aanvullende
duurzaamheidstoets voor innovatieprojecten wordt niet nodig geacht.

Ten aanzien van schaliegas is op dit moment sprake van een moratorium op
het opsporen en winnen van schaliegas. Een innovatiesubsidie voor
schaliegaswinning is nu dus niet aan de orde. Wel is er bij het TKI Gas
een programmalijn upstream/tough gas, die zich richt op het vergroten
van de kennisbasis, veilige winning en optimalisatie van gaswinning uit
moeilijk winbare velden. Voor dit type onderzoek worden in het kader van
de topsector energie middelen beschikbaar gesteld.

63. Van Tongeren (GL): Rich blade - een horizontale windmolen op de nok
van daken – loopt tegen twee knelpunten aan: (1)bestemmingsplannen
staan deze techniek niet toe; (2) onduidelijkheid of saldering is
toegestaan. Graag een reactie van de minister.

Het opnemen van deze techniek in het bestemmingsplan is aan de betrokken
gemeenten. Salderen kan mits aan de voorwaarden wordt voldaan: naast dat
het moet gaan om hernieuwbare energie gelden de voorwaarden dat de
elektriciteit achter de meter van een kleinverbruikersaansluiting en
voor eigen rekening en risico van de verbruiker moet worden opgewekt.

64. Van Tongeren (GL): Het PBL-rapport Balans van de Leefomgeving
onderstreept dat innovaties nodig zijn. Het ontwikkelen van duurzame
technieken vereist meer aandacht in de topsectoren en in het
Energieakkoord.

Maatschappelijke uitdagingen komen in de programmering van de
topsectoren uitdrukkelijk aan bod. Zo krijgt het thema biobased economy
in drie topsectoren veel aandacht. Daarnaast komen duurzame technieken
volop aan bod binnen de topsector energie omdat het bijdraagt aan zowel
versterking van de sector en werkgelegenheid als versnelling van de
energietransitie. Ook in het Energieakkoord is volop ingezet op
duurzame technieken. Een voorbeeld is de kostprijsverlaging van wind op
zee van 40%, die grotendeels gehaald moet worden met technologische
innovatie. De binnen het Energieakkoord afgesproken innovatieregeling
DEI (Demonstratie Energie-Innovatie), die sinds 1 juli jl. van kracht
is, is daartoe ook ingesteld. Het ontwikkelen van duurzame technieken
krijgt in het kabinetsbeleid dan ook de aandacht die het verdient. 

65. Van Tongeren (GL): Innovaties gaan heel snel, ook innovaties van
wind op land en zee. Nu mag de aansluiting van de windparken op zee maar
op één manier. Remt de minister hiermee niet mogelijk de innovatie?

Het is wenselijk dat innovaties snel gaan. In het energieakkoord is hier
voor wind op zee op ingespeeld door een kostenreductie van 40% af te
spreken. Met de nieuwe wettelijke systematiek wordt in een kavelbesluit
bepaald waar een windturbinepark gebouwd en geëxploiteerd mag worden en
onder welke voorwaarden. De voorwaarden van het kavelbesluit bieden
flexibiliteit voor het ontwerp van het windturbinepark. Hiermee wordt
aan de projectontwikkelaars maximale ruimte gegeven om te kiezen uit
diverse techniekopties binnen de gestelde kaders. Dit biedt maximale
kansen voor innovatie.

Daarnaast wordt TenneT aangewezen voor de aanleg van het net op zee en
daarmee de aansluiting van de windparken. TenneT heeft hierbij de keuze
hoe zij het net en de aansluiting vormgeven. Deze keuze in combinatie
met de schaalvergroting die het net op zee met zich meebrengt, creëert
meer mogelijkheden voor innovatie. Dit heeft ertoe geleid dat TenneT een
nieuw innovatief concept heeft kunnen ontwikkelen, waarbij aansluiting
en verzamelplatform gecombineerd worden en tegelijk de mogelijkheid
wordt gecreëerd om in de toekomst verder weggelegen parken via
hetzelfde platform aan te sluiten. De gestandaardiseerde aanpak van
TenneT voor de aansluiting is dan ook een resultaat van innovatie en
geen belemmering. Daarnaast blijft er voor de projectontwikkelaar
maximale flexibiliteit bestaan voor het ontwerp van het windpark.

66. Van Tongeren (GL): Hoeveel innovatie op energieterrein produceren
onze universiteiten en hoeveel procent daarvan haalt in Nederland
daadwerkelijk de markt?

Deze vraag is niet exact te beantwoorden. Op de meeste universiteiten
zijn vakgroepen aanwezig waar onderzoek plaatsvindt op het gebied van
energie. Naast de bèta-studierichtingen (elektrotechniek, materialen,
chemie, bouwkunde, etc) zijn er ook gamma georiënteerde vakgroepen op
het gebied van rechten, economie, sociale wetenschappen en zelfs
filosofie die betrokken zijn bij energie gerelateerd onderzoek.

Voorts is de valorisatie lastig te bepalen, omdat innovatie zelden
lineair verloopt. Studies die in enig jaar op een dood spoor belanden,
kunnen jaren later ineens weer succesvolle nieuwe inzichten opleveren.
Ook technieken die de demonstratiefase overleven kunnen qua business
case stranden voor volledige wasdom.

67. Van Tongeren (GL): Hoe staat het met het innovatieve
geothermieproject van de TU Delft?

Het Ministerie van Economische Zaken heeft een aantal vergunningen en
beschikkingen toegekend aan het Delft Aardwarmte Project, zoals de
‘Unieke Kansen Project’-subsidie in 2010 en de SDE+ subsidie in
2013. Het is nu aan de initiatiefnemers van dit project om mede op basis
hiervan te beslissen of zij overgaan tot uitvoering van het project. Een
finale investeringsbeslissing is mij niet bekend. 

68. Van Tongeren (GL): Wat is het verschil tussen ouderwetse economische
groei en groene groei? Welk aandeel is nu nog grijs en welk aandeel is
groen en in welk tempo groeien we toe naar meer groen?

In de duurzaamheidsmonitor die volgend voorjaar met de tussenrapportage
groene groei naar de Kamer wordt gezonden, zal het kabinet ingaan op de
ontwikkeling van groene groei. 

69. Dijkgraaf (SGP): De SGP is van mening dat veel overheden en
bedrijven de wettelijke betalingstermijnen niet naleven en is van mening
dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) zou moeten ingrijpen. De
gedragscodes komen niet goed van de grond. De SGP wil een koppeling met
de Mededingingswet. Zo kan de ACM haar tanden erin zetten. Wil de
minister hiermee aan de slag?

De Mededingingswet is primair gericht op het tegengaan van belemmeringen
van de concurrentie op de markt, waardoor consumenten beschermd worden
tegen onder andere onterechte prijsverhogingen en verslechteringen van
het productaanbod en de kwaliteit. De ACM houdt toezicht op de naleving
van deze wet en kan bij geconstateerde overtredingen handhavend
optreden, bijvoorbeeld door het opleggen van een bestuurlijke boete. 

De geschetste situatie met betalingen die langer op zich laten wachten
dan de wet toestaat, speelt vooral in de onderlinge onderhandelingen die
plaatsvinden tussen individuele ondernemers. Het verbintenissenrecht in
het Burgerlijk Wetboek ziet op dergelijke overeenkomsten tussen partijen
en geeft partijen de gelegenheid om bij de civiele rechter hun recht te
halen. Ondernemers kunnen echter aarzelen om dit, krachtens de wet
beschikbare, middel te gebruiken uit vrees de onderlinge verhoudingen
met de handelsrelatie te schaden. Met het oog hierop faciliteert het
Ministerie van Economische Zaken in een tweetal sectoren pilots met een
gedragscode Eerlijke handelspraktijken. Deze gedragscodes Eerlijke
handelspraktijken beogen een meer laagdrempelige oplossing te bieden dan
een gang naar de rechter. Zij kunnen worden ingezet wanneer een partij
de reeds afgesproken betalingstermijn eenzijdig wijzigt, zonder dat de
wederpartij daarmee akkoord is gegaan. De belangenorganisaties die
betrokken zijn bij de pilots geven aan dat de gedragscode ervoor zorgt
dat de aangesloten bedrijven meer aandacht hebben voor goede duurzame
verhoudingen met hun handelsrelaties, wat het gemakkelijker maakt voor
partijen om elkaar op oneerlijk gedrag aan te spreken. 

Tijdens een algemeen overleg over Marktwerking, Mededinging en
Staatssteun op 19 juni 2014 is met uw Kamer uitgebreid gesproken over de
gedragscodes (Kamerstukken II 2013/14, 27 879, nr. 49). Met instemming
van uw Kamer is besloten om de evaluatie van de pilots, die was voorzien
voor eind dit jaar, een jaar op te schuiven opdat de pilots de kans
krijgen om voldoende effectief te zijn. Eind 2014 zal het kabinet een
tussenrapportage aan uw Kamer sturen ten aanzien van de werking van de
pilots. 

70. Dijkgraaf (SGP): De SGP is van mening dat het mededingingsbeleid
onvoldoende recht doet aan de sociale en duurzame kant van de economie,
zie bijvoorbeeld de garnalenvisserij. Herkent de minister de zorgen van
de SGP? Wat gaat de minister hieraan doen? 

De Beleidsregel mededinging en duurzaamheid biedt de ACM aanwijzingen
ten aanzien van de beoordeling van samenwerkingsafspraken in het licht
van de Mededingingswet die ten behoeve van duurzaamheid zijn gemaakt. Zo
kunnen de voordelen voor de gebruiker in de toekomst meegewogen worden
door de ACM. De ACM zal echter blijven opletten of de afspraken de
mededinging niet verder beperken dan noodzakelijk is ten aanzien van het
te bereiken duurzaamheidsdoel. In het voorbeeld van het beheerplan
garnalenvisserij oordeelde de ACM dat de mededingingsbeperkende
beheersmaatregelen te ver gaan, omdat de aanbodbeperking een
prijsopdrijvend effect heeft en uit onderzoek niet blijkt dat de
garnalenstand in gevaar is.

71. Dijkgraaf (SGP): Kritiek van WRR op het bedrijfslevenbeleid. De
afgelopen jaren is het budget voor generieke fiscale stimulering van R&D
fors toegenomen, in tegenstelling tot het budget voor samenwerking
tussen onderzoek, bedrijfsleven en onderwijs. Moet deze wissel niet
teruggezet worden?

Het kabinet is van mening dat de portfolio van innovatie-instrumenten
een afgewogen mix is. Het is juist dat de mix in termen van
budgetvolumina de afgelopen jaren is opgeschoven van
subsidieprogramma’s en basisfinanciering van kennisinstellingen naar
stimuleringsmaatregelen via de fiscaliteit. Dit verlaagt de kosten van
speur- en ontwikkelingswerk voor bedrijven. We zien dan ook dat
ambitieuze ondernemers die willen innoveren nu meer dan ooit gebruik
maken van de WBSO en RDA (bijna 23 duizend, respectievelijk ruim 16
duizend gebruikers). Tevens stijgen de private R&D-uitgaven de laatste
jaren (bijvoorbeeld van 1,08% in 2011 naar 1,14% bbp in 2012). 

Daarnaast kunnen zij meedoen aan publiek-private
samenwerkingsprogramma’s van de topconsortia voor kennis en innovatie.
Daarbij is rechtvaardig en economisch verstandig dat private partijen
zelf een substantieel deel van de projecten financieren (minimaal 40%
vanaf 2015), omdat zij daar ook baten aan ontlenen. Zij worden daartoe
gestimuleerd met behulp van de TKI-toeslag en de MIT-regeling. 

In 2013 leverden 1900 bedrijven een financiële bijdrage in
PPS-projecten via de aangevraagde TKI-toeslag. Begin 2014 lag dat aantal
al op 3.100 en deze stijging is vooral te danken aan het MKB. Voorts
voerde in 2013 ook 700 MKB’ers innovatieprojecten uit via de
MIT-regeling. Het kabinet vindt dat er een goede balans is tussen
generieke fiscale regelingen en budget voor samenwerking in PPS’en en
ziet dus geen reden om de instrumentenmix op grote schaal aan te passen.


72. Dijkgraaf (SGP): Een zorgpunt is de haperende doorgroei van
startende bedrijven. Een grote barrière is de loondoorbetalingsplicht.
De minister van SZW kijkt hiernaar. Ik ga ervan uit dat de minister van
EZ hierin meedenkt en aandacht vraagt voor de positie van kleine
bedrijven die door willen groeien. Graag een reactie. 

In het Begrotingsakkoord 2014 is een onderzoek naar de knelpunten voor
het mkb van de loondoorbetalingsplicht aangekondigd. Dit onderzoek wordt
geleid door SZW, waarbij andere relevante departementen, vanzelfsprekend
ook EZ, zijn betrokken. Een van de vragen in het onderzoek is of de
loondoorbetalingsplicht het mkb remt om mensen in dienst te nemen. Uw
kamer wordt over de uitkomsten van het onderzoek eind 2014
geïnformeerd.

73. Dijkgraaf (SGP): Actal constateert dat de waaier aan drempels in de
regelgeving ten faveure van kleinere bedrijven zo groot is dat bedrijven
adviseurs in de arm moeten nemen. Dan nog gaat het regelmatig fout. Deze
tijd en geld kunnen groeiende bedrijven beter gebruiken. Zet de minister
zich in voor meer eenduidige drempels?

Het feit dat er in de Nederlandse wetgeving een groot aantal drempels
voorkomt, is een uitdrukking van het proportionaliteitsbeginsel. Dat
betekent dat het Nederlandse beleid er in veel gevallen op gericht is om
kleine ondernemers zoveel mogelijk te ontlasten en waar mogelijk
vrijstellingen te geven. Dit staat bekend als het “think small
first” principe dat door velen, waaronder ook Actal, bepleit wordt.
Het onderzoek van Actal waar het lid Dijkgraaf naar verwijst biedt een
aantal nuttige aanknopingspunten om wet- en regelgeving te
vereenvoudigen en te harmoniseren. Daar gaat het kabinet mee aan de
slag. Een Europese invalshoek is hierbij echter ook van belang,
aangezien veel drempels een Europese oorsprong hebben. Ook constateert
Actal dat de voorlichting over drempels in wet- en regelgeving beter
kan. Met digitale regelhulpen en voorlichting via de website
ondernemersplein.nl zet het kabinet daarop in. In de najaarsrapportage
regeldruk, die voor het kerstreces naar de Kamer wordt gestuurd, wordt
ingegaan op het advies van Actal.

74. Dijkgraaf (SGP): Goed dat de minister met een retailagenda komt.
Graag een reactie van de minister op het effect van de koopzondagen voor
de kleine winkeliers.

De Winkeltijdenwet laat gemeenten vrij om te bepalen of en onder welke
voorwaarden zij winkelopening op zondag in de gemeente toestaan.
Gemeenten moeten daarbij alle belangen afwegen, ook die van kleine
winkeliers. Op dit moment bestaat er geen volledig inzicht in de wijze
waarop gemeenten met de mogelijkheid omgaan om winkelopening op zondag
toe te staan en hoe daarin de belangen worden afgewogen. Deze aspecten
zullen worden meegenomen in de evaluatie van de Winkeltijdenwet die
binnen 2 jaar zal worden geëvalueerd. 

75. Ouwehand (Partij voor de Dieren): De PvdD gelooft niet dat verdere
economische groei mogelijk is  zonder schade voor het milieu (groene
groei). De manier waarop we nu groeien rust op overuitputting van de
aarde. We hebben grenzen van de aarde al ruimschoots overschreden. Graag
een reactie van de minister.

Het kabinet is zich bewust van het feit dat productie en consumptie
negatieve effecten kunnen hebben op onze leefomgeving. Niet voor niets
zet het kabinet in op een transitie naar een meer groene economie. Deze
transitie vergt een forse inspanning, maar creëert ook kansen op
terreinen als drinkwater, schone lucht, schaarse grondstoffen en
voedsel. In de groene groeibrief hebben heeft het kabinet acht domeinen
geïdentificeerd waar op vergroening ingezet wordt. De innovatiekracht
van het bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid is hier hard voor
nodig. Het is daarom niet meer dan logisch dat het kabinet inzet op
versterken van het concurrentiekracht en het verdienvermogen van
Nederland om tegelijkertijd de belasting van het milieu en de
afhankelijkheid van fossiele energie en grondstoffen terug te dringen.

76. Ouwehand (Partij voor de Dieren): Welke ondernemer gaat voor: de
recreatieve sector in Nederland of de productie door agrariërs? Die
zaken kunnen niet samengaan, het een gaat ten koste van het ander. 

Het door het lid Ouwehand geschetste beeld dat recreatie en agrarische
productie niet samen kunnen gaan – zelfs dat het ene ten koste van het
ander zou gaan – deel het kabinet allerminst. In bestemmingsplannen
leggen gemeenten vast welke bestemming aan gronden wordt toegekend. Soms
is die bestemming bouwgrond, soms agrarisch en soms ook toeristisch.
Maar in veel gebieden gaan landbouw en toerisme uitstekend samen.
Bollentelers en melkveehouders produceren bijvoorbeeld hoogwaardige
kwaliteitsproducten die zeer gewild zijn in de wereld. Van Japan tot de
Verenigde Staten. En in diezelfde bollenregio komen vele Japanse en
Amerikaanse toeristen zich vergapen aan het kleurige landschap. Toerisme
en hoogproductieve landbouw gaan in de bollenstreek uitstekend samen. En
dat geldt evenzeer voor de veenweidegebieden. In een toeristisch zeer
gewild landschap produceren grazende koeien daar melk die aan de basis
staat van kwaliteitsproducten die op hun beurt zeer gewild zijn in de
wereld. Landbouw en recreatie gaan niet ten koste van elkaar, zoals het
lid Ouwehand suggereert, maar kunnen elkaar juist versteken. En doen dat
volop.

77. Ouwehand (Partij voor de Dieren): Hoe wordt het geld voor de
popsector in de topsector creatief besteed? PvdD wil dat dit niet alleen
wordt ingezet voor traditionele spelers maar juist ook voor kleine
bandjes. Besteden we het geld effectief genoeg om de kansen van
Nederlands talent in het buitenland goed te kunnen benutten

De popsector is onderdeel van de topsector creatieve industrie, en maakt
goed gebruik van de mogelijkheden van het topsectorenbeleid. Zo is door
ID&T en het Ministerie van EZ de Pilot Open House opgezet. Met dit
initiatief worden startende ondernemers in de Dance sector gestimuleerd.
Ook is de popsector bezig met het opstellen van een innovatieagenda als
onderdeel van het topconsortium voor kennis en innovatie (TKI) CLICKNL.
Daarbij wordt goed gekeken naar de mogelijkheden in het buitenland. Zo
is in 2014, mede op advies van de popsector, de muziekbeurs South by
SouthWest (SxSW) in Austin (VS) aangewezen als strategische beurs.
Daarmee is de internationale zichtbaarheid van diverse spelers uit de
popsector vergroot. Verder is Duitsland in 2015 focusland voor de
creatieve industrie. De start van het Duitslandprogramma vindt plaats
tijdens Eurosonic/Noorderslag 2015 in Groningen. Ook is er het
muziekfestival Reeperbahn in Hamburg. Beide festivals bieden een mooi
podium voor talent van eigen bodem. Al deze maatregelen bieden goede
kansen voor vernieuwende bedrijven en bands, groot en klein, om hun
internationale positie verder te versterken en bekendheid te vergroten. 

 Bijlage bij Kamerstukken II, 32637, nr. 147

[1] Kamerstuk 32637 nr. 147

[1] Verhoeven (Kamerstukken 33750-XIII, nr. 29)

 Kamerstuk 32637 nr. 147

[1] Kamerstuk 32637 nr. 147

Bureau Bestuursraad





Ons kenmerk

BBR / 14170317









	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van   SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT 
36 







Bureau Bestuursraad

Bezoekadres

Bezuidenhoutseweg 73

2594 AC Den Haag

Postadres

Postbus 20401

2500 EK Den Haag

Factuuradres

Postbus 16180

2500 BD Den Haag

Overheidsidentificatienr

00000001003214369000

T	070 379 8911 (algemeen)

www.rijksoverheid.nl/ez



Ons kenmerk 

BBR / 14170317 

Bijlage(n)

1



> Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag



De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Binnenhof 4

2513 AA  ’s-GRAVENHAGE



Datum	16 oktober 2014

Betreft	Beantwoording vragen gesteld bij de behandeling van de begroting
deel Economie en Innovatie van het ministerie van Economische Zaken



	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT 
36