Beantwoording vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de behandeling van de begroting Economische Zaken deel Economie en Innovatie
Brief regering
Nummer: 2014D37210, datum: 2014-10-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.G.J. Kamp, minister van Economische Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2014Z18272:
- Indiener: H.G.J. Kamp, minister van Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2014-10-16 15:30: Begroting Economische Zaken (XIII) (voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2014-10-30 10:00: Procedurevergadering. (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2015-05-19 15:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter, Hierbij stuur ik u de antwoorden op een deel van de vragen die aan mij gesteld zijn tijdens de eerste termijn van de behandeling van de begroting Economische Zaken deel Economie en Innovatie in uw Kamer. De vragen die niet zijn beantwoord in het bijgevoegde document zal ik mondeling beantwoorden tijdens mijn eerste termijn. (w.g.) H.G.J. Kamp Minister van Economische Zaken Bijlage: schriftelijke beantwoording van gestelde vragen in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Economische Zaken voor 2015 Hieronder vindt u de beantwoording van een selectie van de gestelde vragen per woordvoerder. De overige gestelde vragen worden mondeling beantwoord. 1. Gesthuizen (SP): De capaciteit van de commissie van experts die is ingesteld in het kader van de Aanbestedingswet is te beperkt. Hoe kijkt de minister daar tegenaan? De Commissie van Aanbestedingsexperts is in april 2013 voor een periode van 2 jaar ingesteld om aan ondernemers en overheden niet-bindend advies te geven naar aanleiding van aanbestedingsklachten. De Commissie is ingericht met een voorzitter en vicevoorzitter die gebruikmaken van experts bij de behandeling van klachten. De Commissie geeft aan dat zij bij de behandeling van klachten voorrang geeft aan klachten in lopende aanbestedingen en dat de gemiddelde doorlooptijd 30 dagen is. Adviezen van de Commissie kunnen vaak binnen de lopende aanbesteding worden afgegeven doordat aanbestedende diensten hun termijnen tijdelijk opschorten. De Commissie signaleert dat het aantal klachten toeneemt en daarmee een groter beroep wordt gedaan op de beschikbare capaciteit van de Commissie. Om die reden is het Ministerie in gesprek met de Commissie om te bezien op welke wijze de Commissie binnen het bestaande budget kan worden ondersteund bij de uitvoering van haar taken. Voor 1 april 2015 wordt geëvalueerd of de Commissie van Aanbestedingsexperts haar doelstellingen heeft bereikt. Daarbij wordt ook gekeken of de wijze waarop de Commissie is ingericht voldoet en of bij voortzetting van de Commissie een meer structurele wijze van financiering kan worden gevonden. Er is momenteel geen specifiek budget voor de Commissie gereserveerd op de begroting van het Ministerie van Economische Zaken (EZ). 2. Gesthuizen (SP): Heeft de minister kennisgenomen van de berichtgeving over de aanbesteding van asielzoekerscentrum Doggershoek door het COA? Wat is daarop de reactie van de minister? Net als alle andere aanbestedende diensten moet het COA de regels uit de Aanbestedingswet volgen, ook bij de opdracht voor de verbouwing van de Doggershoek tot asielzoekerscentrum. In de Aanbestedingswet is, op amendement van uw Kamer, opgenomen dat de aanbestedende dienst een opdracht moet gunnen op basis van economisch meest voordelige inschrijving (EMVI) en niet op laagste prijs. Als een betrokken ondernemer vindt dat het COA de aanbestedingsregels niet correct heeft toegepast, dan kan de ondernemer dat aankaarten bij het klachtenmeldpunt voor aanbestedingen van het COA. Ook kan de klacht voorgelegd worden aan de Commissie van Aanbestedingsexperts voor een niet-bindend advies. Tot slot kan de ondernemer naar de rechter. 3. Gesthuizen (SP): Overhandiging erecode franchise zoals opgesteld door Vakcentrum. Wat is de reactie van de minister op de erecode? Op dit moment wordt met een groot aantal bij franchising betrokken partijen gewerkt aan het opstellen van een gezamenlijke nieuwe franchisecode. U ontvangt op korte termijn een brief over de stand van zaken. 4. Gesthuizen (SP): Fraude leidt tot vele honderden miljoen euro’s schade terwijl de daders in 98% van de gevallen vrijuit gaan. De SP werkt samen met de VVD aan een initiatiefwet acquisitiefraude en de SP pleit voor het instellen van een Nationale Fraudeautoriteit. De SP pleit verder voor het inzetten van een deel van middelen voor TenderNed voor de Nationale Fraudehelpdesk. Graag een reactie van de minister. De aanpak van fraude is een prioriteit van dit kabinet. Uw Kamer heeft eind vorig jaar het rijksbrede actieplan tegen fraude ontvangen dat is ingericht volgens de vier hoofdlijnen: fraudebestendige regelgeving, goed functionerende basisregistraties en een verbeterde informatiepositie, de bestrijding van faciliterende fraudefenomenen en een gerichte aanpak van fraudeurs (TK 2013/14, 17050, nr. 450). De minister van Veiligheid en Justitie heeft aan uw Kamer toegezegd om voor de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie (gepland voor eind november) te reageren op de initiatiefnota van het lid Gesthuizen en het voorstel van het lid Berndsen om een nationale fraudecommissaris aan te stellen. U ontvangt hierover op korte termijn een brief van de minister van Veiligheid en Justitie. Ook de rol van de Kamer van Koophandel op het gebied van fraudebestrijding zal worden vergroot. Belangrijkste maatregel is de uitbreiding van de wettelijke taken van het Handelsregister met bestrijding van malafiditeit in de nieuwe Handelsregisterwet. Door aanpassingen in de gegevens die in het Handelsregister zichtbaar zijn, zullen ondernemers beter kunnen inschatten of voorzichtigheid in het handelen met bepaalde ondernemingen of rechtspersonen op zijn plaats is. 5. Gesthuizen (SP): De SP is van mening dat de toelaatbaarheid van cookiemuren een principieel vraagstuk is waarover de politiek zou moeten gaan. Niet in de laatste plaats omdat bedrijven die zaken doen in, door of met de nieuwe technologieën grote kosten kunnen maken en gebaat zijn bij zekerheid. Kan de minister nogmaals ingaan op de toelaatbaarheid van cookiemuren en het antwoord dat hij gaf bij de plenaire behandeling van de Telecommunicatiewet heroverwegen? Hoe realistisch is het om te verwachten dat er alternatieven zijn – met andere verdienmodellen want zonder tracking – voor lokale vervoersbedrijven, de spoorbedrijven, een bedrijf waarbij een klant vast zit aan een tweejarig contract en nog tal van andere voorbeelden? Graag een reactie van de minister. Zoals is aangegeven bij de behandeling van het voorstel tot wijziging van artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet, geldt in zijn algemeenheid dat het gebruik van cookiemuren is toegestaan. Dat geldt echter als het nieuwe artikel 11.7a straks van kracht is niet voor websites van publiekrechtelijk ingestelde organen. Het gebruik van cookiemuren buiten de overheid is alleen dan niet toegestaan als de internetter zo afhankelijk is van het gebruik van de website dat hij niet meer in vrijheid kan instemmen met het gebruik van cookies. Dit zal in de praktijk moeten worden beoordeeld door de ACM. Er zijn echter wel een paar evidente voorbeelden te geven van situaties waarin de afhankelijkheid van de internetter te groot is om te spreken van een vrije keuze. Bijvoorbeeld het geval dat een internetter een wettelijk recht alleen maar kan uitoefenen door gebruik te maken van de website, zoals een geval waarin de internetter geen toegang kan krijgen tot gezondheidszorg als hij niet van de website gebruik maakt. De door het lid Gesthuizen genoemde voorbeelden van sociale media en reisinformatie (waar veel concurrentie is) zijn echter niet van die duidelijke voorbeelden. Dat betekent dat cookiemuren daar zijn toegestaan tenzij de ACM in een concreet geval tot het oordeel komt dat de afhankelijkheid van de internetter te groot is. Het kabinet ziet geen aanleiding tot heroverweging van dit antwoord en acht het ook niet opportuun om het debat over een reeds door de Tweede Kamer aanvaard wetsvoorstel op dit punt te heropenen. 6. van Veen (VVD): Kan de minister de Kamer informeren over de mogelijkheden om de BMKB-regeling definitief open te stellen voor niet-banken? Momenteel zijn 5 niet-bancaire partijen onder voorwaarden toegelaten tot de BMKB. Aan de hand van de evaluatie van deze pilot zal het kabinet eind 2014 besluiten of de openstelling voor niet banken per begin volgend jaar permanent wordt. 7. van Veen (VVD): Hoe staat het met het fiscaal faciliteren van investeringen van durfkapitaal in startups? In de voortgangsrapportage bedrijvenbeleid (ons kenmerk DGBI / 14165833) is ingegaan op de drie fiscale voorstellen uit de Agenda StartUpNL om startups in staat te stellen gemakkelijker financiers aan zich te binden. Die fiscale voorstellen zijn beoordeeld op basis van reeds bestaande evaluaties naar effectiviteit, doelgroepbereik en budgettaire impact. Daaruit kan worden geconcludeerd dat een vrijstelling van de vermogensrendementsheffing of een durfkapitaalregeling (de voormalige Tante Agaath-regeling) naar verwachting niet zal leiden tot toename van investeringen in startups door informele investeerders of business angels. Daardoor zal doelgroepbereik en effectiviteit beperkt zijn. Van de fiscale durfkapitaalregeling in het VK is nog niets bekend qua effect of doelgroepbereik, maar duidelijk is dat het VK een royale regeling kent bezien naar de fiscale stimulans per investering. Het kabinet volgt de ontwikkelingen in het VK met belangstelling maar is terughoudend met het introduceren van nieuwe fiscale instrumenten, zeker als het gaat om faciliteiten die recentelijk zijn afgeschaft. Verder wijst het kabinet op de bestaande niet-fiscale regelingen die tot doel hebben de toegang tot kapitaal voor startups te verbeteren zoals vroegefasefinanciering en de co-investeringsfaciliteit voor business angels. 8. van Veen (VVD): Hoe staat het met de rol van de overheid als inkoper van innovatie voor ambitieuze ondernemers? Het rijk koopt ruim 12 miljard euro per jaar in, alle andere overheden ongeveer 40 miljard euro per jaar. Innovatie in inkoop is een speerpunt voor de grootste Rijksinkopers, zoals Rijkswaterstaat en het Rijksvastgoedbedrijf. Met het programma “inkoop innovatie urgent” stimuleert het Ministerie van Economische Zaken samen met vertegenwoordigers uit Rijksoverheid, gemeenten, provincies en topsectoren in de regiegroep de overheid en haar opdrachtnemers om meer innovatie uit de markt te halen voor het oplossen van maatschappelijke vragen. Door instrumenten aan te reiken, maar vooral ook door ambitieuze projecten te realiseren. Zo daagt Rijkswaterstaat innovatieve ondernemers uit om te komen met innovatieve oplossingen voor ultrastil wegdek en wil het Rijksvastgoedbedrijf vernieuwende oplossingen voor duurzame verlichting in historische gebouwen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken, het Ministerie van Infrastructuur & Milieu en het Rijksvastgoedbedrijf realiseren bij de verbouwing van de Rijnstraat een nieuwe techniek van Wetsus voor het winnen van grondstoffen uit afvalwater. De innovatieve bedrijven DeSah en Magneto Special Anodes zorgen voor de innovatieve installatie van waterloze toiletten met deze techniek. Een ander voorbeeld is het project “schone bedden “van het Erasmus MC, dat recentelijk de internationale “public procurement of innovation award” van de Europese Commissie heeft gewonnen. Een innovatieve MKB’er - IMS Innovations - won de aanbesteding met een creatieve oplossing, die gebruik maakt van technologie uit de automotive industrie en bestaat uit precisie schoonmaakrobots. Nieuwe projecten zijn toegevoegd, zoals bijvoorbeeld blue energy Katwijk, gericht op het duurzaam ontwikkelen van een centrale waar op de zoet-zout overgang elektriciteit wordt opgewekt. In de marktconsultatie zullen ambitieuze ondernemers worden uitgedaagd om met vernieuwende oplossingen te komen. Op 25 november vindt in Rotterdam een evenement rond mobiliteit plaats met twee marktsessies waarbij aan ambitieuze ondernemers en kennisinstellingen onder meer gevraagd wordt hoe de gemeente Rotterdam ervoor kan zorgen dat transport niet ten koste gaan van de bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid in onze steden. Het programma stimuleert dat mogelijke oplossingen ook met de rijksoverheid en andere grote gemeenten gedeeld wordt. 9. van Veen (VVD): Startup-visa zijn vertraagd, en uitgesteld naar einde jaar, maar is begin 2015 nu wel haalbaar? De wijziging van het Vreemdelingenbesluit ligt nu ter advisering bij de Raad van State. Mijn verwachting is dat de regeling HYPERLINK "x-apple-data-detectors://0" op 1 januari daadwerkelijk van start kan gaan. 10. van Veen (VVD): Hoe lang duurt het nog voordat buitenlandse startups specifieke informatie in het Engels op internet kunnen vinden over vestiging in Nederland? EZ heeft een quick scan verricht naar de informatiebehoefte van buitenlandse startups en de beschikbare relevante publieke en private online informatie. Op dit moment bieden de Kamer van Koophandel (publiek), NFIA (publiek) en de Wereldbank Engelstalige informatie aan over ondernemen in Nederland. Dutchbasecamp (privaat met ondersteuning EZ) biedt informatie voor startups die zich in Nederland willen vestigen. Mijn inzet is er op gericht om de relevante publiek en private informatie te bundelen en aan te vullen. Ik wil deze informatie via één aantrekkelijke website begin 2015 beschikbaar maken. 11. van Veen (VVD): De VVD is ook benieuwd welke andere verbeterpunten de minister ziet voor het startup-klimaat. In de brief Ambitieus Ondernemerschap (Kamerstukken 31311, nr 104) is een breed pakket aan verbeterpunten voor het startup-klimaat en bijbehorende maatregelen geschetst. In de voortgangsrapportage bedrijvenbeleid die op 10 oktober 2014 naar de Tweede Kamer is gestuurd (ons kenmerk DGBI/14165833) is de stand van zaken rond de uitvoering van de maatregelen geschetst. Mijn prioriteiten op dit moment zijn het aanstellen van de special envoy startups, het realiseren van de online informatievoorziening, het verbeteren van (de informatie over) financieringsmogelijkheden en het versterken en verbinden van regionale netwerken voor de startups. 12. van Veen (VVD): Kan de minister bij het onderzoek naar de integratie van de WBSO en de RDA ook bekijken hoe de aanvraagprocedure voor deze nieuwe regeling nog laagdrempeliger kan en hoe ondernemers kunnen worden verleid om zelf aanvragen in te dienen? (zodat er minder behoefte aan hulp van externe bureaus is) Net als bij belastingaangiftes of administratieve ondersteuning is het aan de ondernemer om te beoordelen of hij wil werken met een extern bureau voor de WBSO. Het zelf indienen van een WBSO of RDA aanvraag kost menskracht en is niet gratis. De vraag of een bedrijf dit zelf doet of uitbesteedt, is een ‘make or buy’ besluit. Uit de laatste WBSO-evaluatie blijkt wel dat de administratieve lasten voor bedrijven die gebruik maken van een intermediair gemiddeld € 1.000 euro hoger liggen dan voor bedrijven die de aanvraag zelf verzorgen. Dat ruim € 120 mln. van de fiscale middelen verloren zou gaan aan intermediairs is echter niet juist. Op basis van de laatste WBSO-evaluatie uit het jaar 2012 is een schatting dat voor de WBSO in 2015 bij een budget van € 802 miljoen ongeveer €30 mln. aan kosten voor intermediairs zal worden gemaakt. Uit de evaluatie blijkt ook dat de aanvragers die geen intermediair inschakelen, de aanvraag eenvoudig vinden. RVO.nl werkt er dan ook continue aan om te stimuleren dat bedrijven zelf hun aanvraag doen en om het aanvragen van de WBSO en RDA zo eenvoudig mogelijk te maken. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de feedback van aanvragers. Zo wordt bijvoorbeeld het aanvraagprogramma vereenvoudigd en komt er binnenkort een quickscan WBSO/RDA op de website van RVO.nl waarmee bedrijven in enkele minuten kunnen zien of zij in aanmerking komen voor de WBSO/RDA. Tijdens campagnes, voorlichtingsbijeenkomsten en direct contact tussen ondernemers en RVO.nl zal extra worden benadrukt dat het eenvoudig is om zelf WBSO en RDA aan te vragen. Ook bij het onderzoek naar de integratie van WBSO en RDA zal in lijn met de suggestie van het lid van Veen gekeken worden hoe de aanvraagprocedure voor deze nieuwe regeling nog laagdrempeliger kan en hoe ondernemers kunnen worden verleid om zelf aanvragen in te dienen 13. van Veen (VVD): Financiering MKB. Iedereen doet zijn uiterste best en ook provincies en gemeenten laten zich niet onbetuigd. Veel initiatieven, veel versnippering, ik wil de minister vragen te inventariseren welke lokale en provinciale initiatieven er zijn. Graag ook een inventarisatie van de effecten en successen daarvan op de investeringsmogelijkheden voor ondernemers. Het MKB is erbij gebaat dat de instrumenten van Rijk en regio toegankelijk, transparant en efficiënt zijn georganiseerd. Momenteel voeren Rijk en regio overleg over de samenwerking en afstemming van hun inzet op het MKB innovatie-instrumentarium en de dienstverlening aan het MKB. De Tweede Kamer wordt eind dit jaar geïnformeerd over de uitkomsten. Verder is RVO met de Financieringsdesk bezig om de toegankelijkheid en transparantie van de financieringsinstrumenten te vergroten en de uitvoering verder te verbeteren. Het is belangrijk dat ook lokale, provinciale en private initiatieven hieraan gekoppeld kunnen worden. Begin 2015 zullen de eerste effecten hiervan voor het bedrijfsleven merkbaar worden. 14. van Veen (VVD): Klopt het dat banken ondanks de garantiestelling geen krediet willen verlenen en ziet de minister dat in het gebruik van de garantiestellingregelingen? Uit de EIM Financieringsmonitor 2014-I blijkt dat in 2013 54% van de aanvragers van een lening voor ondernemingsfinanciering (wat met name in het mkb veelal bij een bank gebeurd) het gevraagde bedrag volledig heeft gekregen, en dat 38% een volledige weigering heeft gekregen. In het kleinbedrijf (tot 50 werknemers) heeft 44% van de bedrijven het gevraagde bedrag volledig gekregen, en 50% kreeg een volledige afwijzing. Gevraagde leningen worden daarmee in 2013 minder vaak verstrekt dan een jaar daarvoor. Het gebruik van de garantieregelingen van de overheid fluctueert sterk met de economische ontwikkeling. Zo kende de BMKB tijdens het economisch herstel in 2011 een recordbenutting van meer dan € 900 mln. Aanvragen voor starten en uitbreiden, waar het overheidsinstrumentarium primair op gericht is, komen in een laagconjunctuur als de huidige minder voor. Zoals de halfjaarlijkse rapportage inzake de benutting van het EZ-financieringsinstrumentarium van 14 oktober jl. (ons kenmerk DGBI-O /14152225) meldt, ligt de benutting van de garantieregelingen voor (bancair) krediet BMKB en de GO in het eerste half jaar van 2014 op een gelijk niveau als de eerste helft van 2013. Hiermee is in 2013 voor honderden miljoenen krediet mogelijk gemaakt aan duizenden ondernemers. De benutting van vrijwel alle overige financieringsinstrumenten is toegenomen. 15. van Veen (VVD): Plasticol uit Wanroij, 1 van de bedrijven uit de top 100 die ik bezocht vroeg zich hardop af waarom de Oostenrijkse ambassade wel mee wilde gaan naar de belangrijke autoriteiten in het midden oosten terwijl het Nederlandse ambassade personeel meldde dit niet te mogen doen. Slecht voor ons imago, slecht voor de economie De aangenomen motie ‘extra capaciteit voor diplomatie’ zal ook moeten leiden tot een andere attitude en een verbeterde handelspositie voor Nederlandse bedrijven. Graag een reactie van de minister op dit punt. Economische dienstverlening vormt een integraal onderdeel van het bredere takenpakket van het postennetwerk. Ambassades opereren regelmatig ten gunste van het bedrijfsleven, bijvoorbeeld bij het organiseren van zakenpartnerscans of bij het aankaarten van handelsbelemmeringen. De ambassades in het Midden-Oosten zijn hierbij geen uitzonderingen. De enige post in dit gebied waarvoor vooralsnog terughoudendheid geldt voor het aangaan van contacten met de lokale autoriteiten is Teheran. Dit is kabinetsbeleid, ondersteund door een grote meerderheid in de Tweede Kamer. Halverwege 2010 hebben de Europese staatshoofden en regeringsleiders besloten sancties tegen Iran af te kondigen, omdat zij en de Verenigde Staten veronderstelden dat Iran mogelijk kernwapens ontwikkelde. Bovendien heeft de EU vastgesteld dat Iran de mensenrechten niet voldoende respecteert. De sancties waren aanvankelijk erop gericht om de handel in producten die eventueel zouden kunnen worden gebruikt voor het nucleaire programma van Iran, tegen te gaan. Sindsdien zijn de sancties geleidelijk uitgebreid met o.a. export- en importverboden op luchtvaartelektronica, sensors, lasers, en navigatiesystemen, wapens en telecommunicatieapparatuur. 16. van Veen (VVD): Wel wil ik weten welke topsectoren en welke TKI’s succesvol zijn en hoe de minister ervoor gaat zorgen dat een minder presterende topsector verbetert, of zich aanpast. Want het is onbestaanbaar dat geld, beschikbaar voor innovatie, voor de topsectoren, onbenut blijft. In 2013 bleef 50 miljoen euro onbenut bij de TKI toeslag en dit jaar is er nog 67 van de begrote 102 miljoen euro over. Zoals uit de vorige week verstuurde Voortgangsrapportage en Monitor Bedrijvenbeleid blijkt, leiden het bedrijvenbeleid en de topsectorenaanpak tot steeds meer resultaten. De R&D-uitgaven (in 2012 1,97% tegen 1,90% in 2011) stijgen en ook neemt de publiek – private samenwerking tussen ondernemers, onderzoekers en de overheid toe. In 2013 hebben private partijen € 199 miljoen cash bijgedragen aan PPS-projecten in de topsectoren. In totaal gaat er hiermee € 571 miljoen om in de zogenaamde TKI’s, waarmee de streefwaarde van € 500 miljoen gehaald is. Het is zaak deze stijgende lijn vast te houden. Continuïteit van beleid is hierbij van groot belang, zo blijkt ook uit het recente advies van de AWTI die spreekt van een systeemverandering. De kern van het beleid is dat TKI’s en Topsectoren die succesvol zijn/samenwerken meer middelen ontvangen. Voor de private cash-bijdragen legt de overheid immers 25% aan toeslag bij. In de Annex van de monitor bedrijvenbeleid wordt ingegaan op de systematiek en benutting van de TKI toeslag. 17. van Veen (VVD): We zien ook geregeld dat het lukt om zeer hoogwaardige en productieve bedrijven, en dus banen, naar ons land te halen. De VVD zou graag zien dat de minister bij het vestigingsklimaat het onderwerp reshoring betrekt en daar waar mogelijk put uit de 600 miljoen voor de sectorplannen zoals aanwezig bij zijn collega van SZW. Het is immers EZ dat werk maakt van onze economische kansen; De beslissing om bedrijfsactiviteiten wel/niet in Nederland uit te voeren, dan wel activiteiten naar Nederland terug te halen, houdt verband met de aantrekkelijkheid van het Nederlandse vestigingsklimaat waarvoor dit kabinet en in belangrijke mate mijn departement zich sterk maakt. Sectorspecifieke knelpunten en uitdagingen worden daarbij geadresseerd met het topsectorenbeleid, waarin publiek-private samenwerking tussen overheid, kennisinstellingen en het bedrijfsleven centraal staat. Het huidige beleid gericht op versterking van het Nederlandse vestigingsklimaat biedt kansen voor reshoring. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor het recent geïnitieerde Smart Industry-initiatief, een gezamenlijke inspanning van het Ministerie van Economische Zaken, FME-CWM, TNO, VNO-NCW en de Kamers van Koophandel (KvK). Het kabinet ondersteunt initiatieven die bedrijven helpen bij het inzichtelijk maken van de kosten en baten die gepaard gaan met reshoring en zo de kansen ervan voor het bedrijfsleven inzichtelijk maken. Voor nadere toelichting op de visie van het kabinet op reshoring en de wijze waarop dit fenomeen in beleid wordt geadresseerd, verwijs ik u naar de kamerbrief d.d. 19 augustus 2014 (Kamerbrief 2014-0000087388 van de minister van SZW). Een aantrekkelijk ondernemings- en vestigingsklimaat is cruciaal voor het verdienvermogen van Nederland en voor welvaartscreatie en banen. Technologische vernieuwing en innovatie zijn hier belangrijke pijlers voor. Het kabinet zet hier vol op in met het bedrijven- en topsectorenbeleid. We zien dat door nieuwe technologische mogelijkheden, bijvoorbeeld op ICT-gebied, het ook aantrekkelijk kan worden voor bedrijven om productie weer terug te halen naar Nederland. Philips Drachten met de productie van scheerkoppen is hier een goed voorbeeld van. In de brief “Werken aan Groei” heeft het kabinet aangegeven dat het inzet op smart industry, omdat dit tot nieuwe kansen op bedrijvigheid en banen leidt. Uiteindelijk is de afweging waar bedrijven gevestigd worden natuurlijk altijd aan de ondernemers zelf. De overheid heeft een faciliterende rol. Daarbij kunnen de door het lid van Veen genoemde sectorplannen ook een rol spelen in de afweging van bedrijven om bedrijfsactiviteiten terug te halen naar Nederland of in de beslissing om activiteiten al dan niet te verplaatsen naar het buitenland. Het zijn de bedrijven in de sectoren en de regio zelf, dus de sociale partners samen, die de sectorplannen opstellen. Met behulp van de sectorplannen kunnen sectoren of regio’s namelijk zelf de kwaliteit van het personeel verhogen en de beschikbaarheid van goed geschoold personeel vergroten. Dit kan onder andere door op- en omscholing van mensen. De beschikbaarheid van goed geschoold personeel is namelijk ook een belangrijke randvoorwaarde voor de vestiging van bedrijven in Nederland. 18. van Veen (VVD): Samen met de NFIA doen de Regionale Ontwikkeling Maatschappijen (ROM’s) goed werk, de VVD zou graag zien dat ze meer gaan samenwerken. Als de ROMS’s het goed doen, dan moet het ministerie aangehaakt blijven bij ontwikkelingen van reshoring en bedrijfsvestiging. Daar waar kansen op werkgelegenheid aanwezig zijn, moet EZ actief zijn, moeten procedures versneld worden en provincies geholpen worden bij de bestemmings- en vergunningenproblematiek. De ROM's en het NFIA werken al jaren intensief samen aan (strategische) acquisitie onder andere via het Investor Development programma. Ook werken zij samen via het Nationaal Acquisitie Platform (NAP), een overlegorgaan waarin naast de ROM’s en het NFIA ook andere regionale partijen, als Amsterdam in Business, het WFIA, UtrechtInvest en Rotterdam Partners deelnemen. Bovendien delen de NFIA en de ROM’s informatie via een gedeeld accountmanagementsysteem. Recente resultaten van deze succesvolle samenwerking zijn de vestiging van Google in Noord Groningen; Yili in Wageningen; DocMorris in Heerlen; Yara in Sluiskil; Expedia in Amsterdam en Ausnutria in Heerenveen. 19. Mulder (CDA): Is de minister bereid om het onderzoek naar mobiele bereikbaarheid van het alarmnummer 112 uit te breiden en de Kamer te informeren over mogelijke oplossingen voor meer of volledige dekking (technisch en financieel)? Naast de beschikbaarheid van snel internet wees het lid Mulder op de mobiele bereikbaarheid van het alarmnummer 112. Voor het verzorgen van een mobiel netwerk zijn frequenties nodig. EZ stelt daarvoor zoveel mogelijk frequentieruimte beschikbaar voor mobiele communicatie. In het algemeen kan worden gezegd dat Nederland een hoge mobiele dekking van 99% kent. Op dit moment is niet bekend waar en in welke mate er geen mobiel bereik is van het alarmnummer 112. TNO voert daar op dit moment samen met Agentschap Telecom onderzoek naar uit. Verwachting is dat de resultaten van het onderzoek in december gereed zijn. Het lid Mulder verzocht om dit onderzoek uit te breiden naar oplossingsrichtingen – technisch en financieel – om 100% mobiele dekking te realiseren. Ik acht dat nu niet zinvol. Op basis van het onderzoek kan pas worden gesproken over concrete acties en oplossingen. Die acties en oplossingen zullen met name op lokaal niveau liggen en zullen door operators en lokale overheden moeten worden opgepakt. Daarbij wijs ik er wel alvast op dat 100% mobiele dekking technisch niet realiseerbaar is. Naast omgevingsfactoren en weersomstandigheden, spelen bijvoorbeeld ook type en wijze van gebruik van het mobiele toestel een rol bij de bereikbaarheid. In het onderzoek worden deze factoren die bepalend kunnen zijn voor mobiele dekking van 112 ook meegenomen. 20. Mulder (CDA): EZ moet meer druk zetten op het verminderen van de regeldruk. Volgens Actal zijn er minstens 136 drempels die bepalen of een wet of regel wel of niet op hen van toepassing is. De regelhulpen zouden hier uitkomst kunnen bieden maar wij horen dat het overleg niet vlot. Kan de minister daarop ingaan? Het kabinet is het met Actal eens dat de voorlichting aan ondernemers over drempels in wet- en regelgeving verbeterd kan worden. Dat kan via ondernemersplein.nl, maar ook regelhulpen kunnen hier een bijdrage kunnen leveren. Op verzoek van o.a. VNO-NCW/MKB-Nederland en de betrokken branches wordt er in het kader van het Ondernemingsdossier gewerkt aan het koppelen van zeventien prioritaire regelhulpen die bijdragen aan een merkbare vermindering van de regeldruk. Aansluiting van regelhulpen op het Ondernemingsdossier stelt ondernemers beter in staat om zich te informeren over relevante wet- en regelgeving. De doelstelling is dat deze prioritaire regelhulpen in 2015 beschikbaar zijn voor de gebruikers van het Ondernemingsdossier. Het streven is om tien prioritaire regelhulpen reeds eind 2014 beschikbaar te kunnen stellen conform afspraak. De ondernemers zijn actief betrokken bij de ontwikkeling van de regelhulp. 21. Mulder (CDA): Het CDA wil dat elk ministerie verantwoordelijk wordt voor eigen regeldrukvermindering en pleit voor een kwantitatieve doelstelling voor regeldrukvermindering per ministerie, waarbij de minister van EZ een coördinerende taak heeft en doorzettingsmacht krijgt. Graag een reactie of de minister dit gaat regelen. In het regeerakkoord is een generieke doelstelling van € 2,5 mld regeldrukvermindering voor bedrijven, burgers en bedrijven opgenomen. Departementen dragen daaraan bij en zijn gecommitteerd om die gezamenlijke ambitie te halen. Dat blijkt ook uit de cijfers. Halverwege de kabinetsperiode heeft het kabinet al voor ruim € 2,2 mld aan maatregelen in kaart gebracht. Daarmee is bijna 90% van de regeldrukdoelstelling met maatregelen ingevuld. Daarnaast is in de programmabrief “Goed Geregeld: een verantwoorde vermindering van regeldruk 2012-2017” (Kamerstuk 29 362, nr. 212) de afspraak gemaakt dat departementen onvermijdelijke toenames van regeldruk binnen hun eigen departement compenseren. Het kabinet ziet daarom geen aanleiding voor een departementale doelstelling. In de najaarsrapportage regeldruk die voor het kerstreces verschijnt, wordt de Kamer nader geïnformeren over de voortgang van het regeldrukprogramma. 22. Mulder (CDA): Het CDA mist in de gepresenteerde maatregelen van het kabinet het nieuw leven inblazen van de Tante Agaath-regeling, waarbij bekenden of familie van een ondernemer kapitaal fiscaal aantrekkelijk kunnen investeren. Graag een reactie van de minister hierop en een oproep aan het kabinet op om met een voorstel te komen. Zie het antwoord op vraag 7. 23. Mulder (CDA): De motie van het CDA over de MKB-Innovatiestimulering Topsectoren (MIT-regeling) heeft tot doel dat deze regeling een bijdrage levert aan economische structuurversterking in regio’s met een hoge werkloosheid door innovatieprojecten in het MKB te stimuleren. De minister heeft aangegeven dat hij naast de provincies Limburg en Noord-Brabant snel afspraken gaat maken met de andere provincies over een financiële bijdrage aan de regeling. Kan de minister aangeven hoe ver hij daar inmiddels mee is? Het Ministerie van Economische Zaken is in overleg met de regio’s over de samenwerking bij MKB innovatiestimulering. Gezamenlijke inzet is een eenvoudige en uniforme set aan regelingen waar MKB’ers gemakkelijk voorstellen in kunnen dienen. Het overleg is breder dan de MIT, en gaat ook in op de samenwerking rond MKB innovatie- en ondernemerschapsinstrumenten (inclusief financiering) en dienstverlening aan het MKB. Uw Kamer zal rond de jaarwisseling worden geïnformeerd over de uitkomsten. 24. Mulder (CDA): In de begroting voor 2015 wordt het plafond van de regeling voor scheepsnieuwbouwfinanciering verlaagd. Welke oorzaak heeft het lage verbruik van de regeling? De brancheorganisatie geef aan dat het probleem zit bij de nafinanciering. Hoe kijkt de minister hier tegenaan en kan nafinanciering worden betrokken bij de regeling? Het garantieplafond voor de Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF) wordt met ingang van 2015 verlaagd van € 1 miljard naar € 400 miljoen. Dat hangt samen met het beperkte gebruik van de GSF. In de afgelopen periode heeft branche-organisatie Netherlands Maritime Technology (NMT) op mijn verzoek een inventarisatie gedaan onder haar leden naar de mogelijke oorzaken. Hieruit komen twee hoofdredenen naar voren voor het beperkte gebruik: 1) de behoefte van de maritieme sector is sinds de start van de regeling verschoven van voorfinanciering (financiering voor de bouw door de werf) naar nafinanciering (betalingszekerheid aan afnemerskant); en 2) banken zouden het gebruik van de GSF te weinig stimuleren. Branche-organisatie NMT vraagt om de GSF voorlopig te continueren en een ‘round table’ met overheid, banken en de werven te organiseren over de GSF. EZ zal het initiatief nemen tot nader overleg met de sector én de banken over de regeling en mogelijke aanpassingen die de effectiviteit kunnen vergroten. Daarbij kunnen bovengenoemde en andere onderwerpen aan de orde komen, waaronder de nafinanciering, de ‘pricing’, de bouwperiode en de toegestane orderomvang. De nafinanciering is destijds niet in de regeling opgenomen, omdat er vanuit de scheepswerven vooral behoefte was aan bouwfinanciering en er voor de nafinanciering andere instrumenten beschikbaar zijn, waaronder de Garantieregeling Ondernemingsfinanciering (GO). 25. Mulder (CDA): Het CDA heeft eerder gevraagd naar informatie ten aanzien van de fiscaliteit bij bedrijfsoverdrachten. Hoe wil minister hiermee omgaan? Ondernemers moeten ruimte krijgen om bedrijven te kunnen overdragen. Het onderzoek naar de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de fiscale regelingen die gericht zijn op bedrijfsoverdracht heeft vertraging opgelopen door beperkingen van de beschikbare data. Het kabinet verwacht de resultaten van het onderzoek voor het einde van het jaar te kunnen sturen aan de Tweede Kamer. 26. Mulder (CDA): Het CDA heeft weinig vertrouwen in het Toekomstfonds en pleit ervoor om in plaats daarvan in te zetten op lastenverlichting. Graag een reactie van de minister. Het kabinet kiest voor twee routes. Met het Toekomstfonds wil het kabinet meevallers uit de aardgasbaten beschikbaar laten komen voor onderzoek en innovatie Dat neemt niet weg dat ook het kabinet graag lagere lasten wil, met name op arbeid maar ook voor bedrijven. Zoals aangegeven in de brief van de Staatssecretaris van Financiën over keuzes voor een beter belastingstelsel wil het kabinet graag van gedachten wisselen met uw Kamer over de richting van de hervorming van het belastingstelsel. 27. Vos (PvdA): Kan de minister zorgen voor betere inzet van het kapitaal van pensioenfondsen? Andere landen doen dit beter. Pensioenfondsen zijn, binnen de grenzen van de Pensioenwet, zelf verantwoordelijk voor hun beleggingsbeleid. Tegelijkertijd ziet het kabinet het belang van structurele versterking van de Nederlandse economie. Het kabinet heeft in dat kader met institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen, gesproken over mogelijkheden om meer lange termijn financiering door institutionele beleggers in de Nederlandse economie mogelijk te maken. Dit heeft er concreet al toe geleid dat private partijen op 1 oktober van dit jaar de Nederlandse Investeringsinstelling hebben opgericht. 28. Vos (PvdA): Hoe gaat de minister er voor zorgen dat startende NLse bedrijven die internationaal opereren sneller en effectiever kunnen opschalen i.p.v. dat ze overgenomen worden? De VS weet technologisch vernieuwende bedrijven snel op te schalen (Google, Amazon etc). Wat dhr. Vos beschrijft is niet per se een negatieve ontwikkeling. Nederlandse startups zijn immers gebaat bij internationaal kapitaal en netwerken. Uitwisseling en aansluiting op buitenlandse ecosystemen (kennisnetwerken, grote bedrijven, financiers) is daarom een belangrijk onderdeel van het beleid om startups door te laten groeien. Mooi voorbeeld is het Leidse biotech bedrijf Crucell dat een paar jaar geleden is overgenomen door het Amerikaanse Johnson&Johnson. Door de overname kon het bedrijf R&D in NL blijven doen. Recent voorbeeld is de overname van de Nederlandse startup Sapiens door het Amerikaanse Medtronic voor € 150 mln. Sapiens ontwikkelt een aanpak van de ziekte van Parkinson. Met de overname krijgt Sapiens meer kapitaal om R&D verder uit te bouwen in ons land. Nota bene: dankzij EZ regelingen als het Dutch Venture Initiative kan Sapiens deze stap maken. 29. Vos (PvdA): Wat is de appreciatie van de minister van de British Business Bank? De British Business Bank is een manier waarop de overheid financieringsfaciliteiten kan inzetten om zo het bedrijfsleven goed te bedienen. Het vormt dan ook een inspirerend voorbeeld voor de uitwerking van de maatregel aangekondigd in het Aanvullend Actieplan mkb-financiering[1], om bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een afgebakende ‘Financieringswinkel’ op te richten om de toegankelijkheid en transparantie van de financieringsinstrumenten te vergroten voor ondernemers, intermediairs en financiers en de uitvoering verder te verbeteren. Hierbij zal nauw worden samengewerkt met de Financieringsdesk van KvK en de Ondernemerskredietdesk van MKB-Nederland en de Nederlandse Vereniging van Banken. De ‘Financieringswinkel’ wordt geopend in het eerste kwartaal van 2015. 30. Vos (PvdA): Energiebesparingsfonds: als een Nederlander daar 10.000 euro wil lenen dan betaalt hij of zij effectief 4,4% rente voor 10 jaar. Maar een hypothecaire lening kun je inmiddels afsluiten voor de helft van dat rentepercentage. Is het energiebesparingsfonds opgezet om zo min mogelijk geld uit te lenen? En alle banen die isolatiebedrijven, installateurs en bouwvakkers zouden kunnen hebben als dat energiebesparingsfonds goed werd uitgevoerd zijn er nu niet. Deze vraag valt onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Wonen en Rijksdienst en zou wat mij betreft bij diens begrotingsbehandeling worden besproken. Echter kan er wel een eerste antwoord op uw vraag worden gegeven. Het Nationaal Energiebespaarfonds is, zoals het Woonakkoord vraagt, opgebouwd met 225 miljoen euro van private financiers (Rabobank en ASN Bank) en 75 miljoen euro van het Rijk. De deelname van private financiers zorgt ervoor dat de rente hoger is dan wanneer de overheid alleen in het fonds zou deelnemen. Dankzij het overheidsgeld in het fonds en een scherpe prijs van de private partijen is de rente echter duidelijk lager dan bij andere consumptieve leningen (zonder hypotheek) van private financiers. De rente is effectief inderdaad 4,4% voor 10 jaar. De gegevens die worden opgevraagd bij het aanvragen van een lening zijn nodig om te kijken of mensen een lening kunnen dragen. Dat hoort bij de regels die we in ons land hebben om consumenten te beschermen tegen overcreditering. Het Nationaal Energiebespaarfonds is ondergebracht in een private stichting. Als er binnen de kaders van het Woonakkoord en de financiële regelgeving verbeteringen mogelijk zijn, kan het bestuur van de stichting daartoe voorstellen doen aan de drie financiers: Rijk, Rabobank en ASN Bank. Het bestuur bekijkt momenteel ook hoe het fonds beter zou kunnen werken. Het is de verwachting dat het fonds beter gaat lopen als de afspraken over de gebouwde omgeving in het Energieakkoord zijn uitgevoerd, inclusief onderdelen als ontzorging, een beter aanbod vanuit de bouw, het attenderen op de mogelijkheden van energiebesparing via een voorlichtingscampagne, het toezenden van een voorlopig label aan eigenaar-bewoners, het inrichten van energieloketten en het geven van garanties vanuit de bouw op de energiebesparende maatregelen. 31. Vos (PvdA): De regeling opwekking decentrale energie wordt nauwelijks gebruikt en als iets wel goed werkt, zoals de salderingsregeling waarmee burgers zonnepanelen op hun dak kunnen plaatsen, dan zaait de minister ongerustheid door de regeling op losse schroeven te zetten. Dit heeft gevolgen voor de werkgelegenheid voor installateurs van zonnepanelen, elektriciens, MKB-ondernemers. Het lid Vos stelt dat de regeling voor lokale hernieuwbare energieopwekking (verlaagd tarief energiebelasting) nog nauwelijks gebruikt wordt. Zoals eerder in de Kamer is aangegeven, kost het energiecoöperaties de nodige voorbereidingstijd om aanvragen in te dienen. Het verlaagde tarief van de energiebelasting voor lokale hernieuwbare energie is per 1 januari jl. ingevoerd. Gelet op de benodigde voorbereidingstijd van projecten is het niet reëel om te verwachten dat direct na inwerkingtreding van de regeling veel projecten een aanvraag indienen en tot uitvoering kunnen worden gebracht. Het kabinet verwacht dat de komende tijd de benutting van de regeling zal toenemen. Wat betreft de salderingsregeling deelt het kabinet de opvatting dat hierover onrust gezaaid zou zijn niet. Het kabinet heeft juist duidelijkheid aangegeven dat de regeling tenminste tot 2020 in stand blijft, en dat er zonodig na de evaluatie in 2017, een goede overgangsregeling komt. 32. Vos (PvdA): Van de ECB-loketten (T-LTRO) lijkt het Nederlandse bankwezen nauwelijks gebruik te willen maken. Waarom laten de Nederlandse banken gratis geld liggen, dat ze vervolgens tegen een lage rente uit zouden kunnen lenen aan MKB-bedrijven? Het TLTRO-instrument maakt het voor Europese banken mogelijk om tegen gereduceerd tarief geld bij de ECB te lenen voor leningen aan de private sector. Het instrument verlaagt de financieringskosten van banken ten opzichte van marktfinanciering. De financieringskosten voor Nederlandse banken zijn, in tegenstelling tot banken in Zuid Europa, momenteel al zeer laag door de huidige zeer lage rentestand. Hierdoor is het financieringsvoordeel van het TLTRO-instrument voor Nederlandse banken verwaarloosbaar. Daar komt bij dat andere knelpunten, bijvoorbeeld de financiële positie van het Nederlandse mkb en de conjuncturele situatie, grotere belemmeringen vormen voor de kredietverlening dan de financieringskosten. Een monetair instrument kan deze knelpunten niet wegnemen. Voor Europese landen waar banken wel met hoge financieringskosten zitten kan dit instrument wel effectief zijn. 33. Vos (PvdA): Bijzondere aandacht verdienen ondernemers in de economisch gedepriveerde en zwaar getroffen wijken van onze grote steden. In de Schilderswijk, Amsterdam-West en in andere steden moeten in nauwe samenwerking met gemeenten nieuwe programma's worden opgezet. Het Nationaal Actieprogramma voor Rotterdam-Zuid is een goed voorbeeld. Vooral allochtone ondernemers en werkloze jongeren hebben het in onze steden zwaar, daarvoor kan de onderuitputting uit de Groeifaciliteit en andere MKBN-regelingen die door de crisis niet volledig zijn benut worden ingezet (p.35 begroting EZ). De garantieregelingen van de overheid, zoals de Groeifaciliteit en de BMKB, zijn bedoeld om ondernemerschap te stimuleren dat zelfstandig onvoldoende financiering aan kan trekken, door voor een deel van het risico een garantie te bieden aan de financier. Uit evaluaties blijkt dat deze regelingen daarmee leiden tot een toename in de werkgelegenheid. De garantieregelingen van de overheid, maar ook initiatieven zoals de mkb-kredieten vanuit Qredits, zijn al toepasbaar voor allochtone ondernemers en werkloze jongeren met een goed ondernemingsplan. Daarbij wordt de onbenutte garantieruimte ingezet voor maatregelen uit het aanvullend actieplan mkb-financiering om het eigen vermogen in het mkb te versterken en het aanbod te verbreden. 34. Vos (PvdA): We vragen de minister een actieplan voor de steden met de meeste werkloosheid: leegstaande kantoor- en winkelpanden - de detailhandel heeft grote klappen gehad - kunnen vrijhavens van ondernemerschap worden, gemeenten kunnen extra ondernemersgelden krijgen uit EZ-fondsen die niet opgebruikt zijn en de meest achtergebleven gebieden kunnen tijdelijk regelluw worden verklaard, met lokale belastingvoordelen. Steden hebben een belangrijke motorfunctie voor de economie. Om deze motorfunctie van steden in stand te houden is het van belang de leefbaarheid van steden goed te bewaken. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft naar aanleiding van een motie van uw Kamer[1]) opdracht gekregen om een analyse te maken van de huidige staat van het leefklimaat. Het eindrapport verwacht het kabinet eind 2014. Daarnaast heeft het kabinet het initiatief genomen om met alle betrokken publieke en private partijen een Retailagenda op te stellen. Het kabinet heeft uw Kamer daarover op 10 oktober 2014 jl. geïnformeerd (uw kenmerk 2014Z17756). 35. Vos (PvdA): Graag horen wij van de minister hoe hij de enorme toename van het aantal ondernemers kwalificeert dat als ZZP-er staat geregistreerd. (p70) Klopt het dat 50% van de jongeren die een baan heeft geen vaste baan heeft? Hoe kan het aantal vaste banen weer groter gemaakt worden? De sterke toename in het aantal Nederlandse zzp’ers vormt onderdeel van het lopende interdepartementaal beleidsonderzoek dat naar verwachting in december afgerond zal zijn. Uit cijfers van het CBS blijkt dat in de leeftijd 15 tot 25 jaar 644.000 personen werkzaam waren als werknemer. Daarvan hebben 256.000 een vaste arbeidsrelatie, 388.000 een flexibele arbeidsrelatie (bron: CBS, 2014, 2de kwartaal). Het aandeel flexibele contracten onder jongeren ligt altijd hoger dan het gemiddelde. Hiervoor zijn twee oorzaken aan te wijzen. Ten eerste vallen in de leeftijdsklasse 15-25 veel scholieren die een bijbaantje vervullen waarbij sprake is van een tijdelijk contract. Ten tweede beginnen veel jongeren hun loopbaan na afronding van hun opleiding op basis van een tijdelijk contract. Het tijdelijk contract dient voor velen vervolgens als ‘opstap’ naar een vaste baan. Het tijdelijk contract heeft dan een ‘screeningsfunctie’, die bijdraagt aan een goede functionering van de arbeidsmarkt. Het kabinet heeft, zoals u weet, gesignaleerd dat het vaste contract in Nederland te vast is, en het flexibele contract te flexibel. De door uw kamer aangenomen Wet werk en zekerheid pakt deze onbalans aan. Dit zal leiden tot soepelere transities op de arbeidsmarkt en zodoende ook de doorstroom van flex naar vast verbeteren. 36. Vos (PvdA): We willen ook de minister van EZ wijzen op het belang van G2G participatie van dit kabinet bij strategische infrastructuurprojecten, zoals in Ethiopie en Kenya. De PvdA wil een strategischer inzet op projecten die voor onze ondernemers in Aalsmeer, het Westland, maar voor Schiphol en haven van Rotterdam van cruciaal belang zijn. Ik vraag de minister om samen met zijn collega van Buitenlandse Handel in samenwerking met Nederlandse belanghebbende partijen op dit punt een strategie te ontwikkelen en concreet te benoemen in welke regio's en met welke projecten het kabinet aan de slag wil om werkgelegenheid in Nederland zeker te stellen en verder te stimuleren. Het kabinet hecht veel waarde aan het scheppen van gunstige randvoorwaarden voor ondernemen in landen die interessant zijn voor Nederlandse bedrijven. Goed functionerende en toegankelijke infrastructuur is één van die randvoorwaarden. Bovendien beoogt het kabinet met infrastructuurontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden bij te dragen aan de ontwikkeling van de economieën aldaar en werkgelegenheid in zowel die landen als in Nederland. Hierbij zijn zogeheten government-to-government (G2G) relaties van belang. Het Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling (ORIO) programma, dat is bedoeld voor de financiering van publieke infrastructuurprojecten in ontwikkelingslanden, wordt in 2015 verbeterd en omgedoopt tot Developmentally Relevant Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE). BZ, EZ, I&M en Financiën werken momenteel dit nieuwe instrument uit op basis van de uitgangspunten zoals die zijn geformuleerd in de Kamerbrief (Kamerstukken 33 625, nr. 97) van 25 april jl. de minister van BHOS is hiervoor de eerstverantwoordelijke bewindspersoon. Belangrijke uitgangspunten bij de uitwerking van het nieuwe DRIVE programma zijn: actieve betrokkenheid van het bedrijfsleven en een meer gefocuste, geïntegreerde en proactieve aanpak in de geselecteerde landen. VNO-NCW denkt middels een eigen projectgroep mee over de uitwerking. Daarnaast is afgelopen zomer ook het Dutch Good Growth Fund (DGGF) gestart. Dit fonds ondersteunt Nederlandse mkb'ers en ondernemers in de opkomende markten en ontwikkelingslanden met de financiering van ontwikkelingsrelevante, lokale investeringen en export. Ook dit programma is in nauwe samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven en de topsectoren in het bijzonder ontwikkeld. 37. Vos (PvdA): In de begroting van EZ wordt wel gesproken over het belang van een groene bio-based economie (p68), maar de middelen die daarvoor beschikbaar worden gesteld zijn minimaal. Wij vragen de minister om de begroting van 2016 een themabegroting te maken over cleantech, biobased en circulair ondernemerschap in Nederland. Zie ook Duitsland daar groeit deze sector met 10% per jaar, onze buren zijn marktleider met een marktaandeel van 14%. Het kabinet zal bezien op welke wijze de middelen die worden ingezet voor Groene Groei, waaronder Biobased Economy, zichtbaar gemaakt kunnen worden. Het kabinet komt hier komend voorjaar op terug in de tussenrapportage Groen Groei. 38. Öztürk (PvdA): McKinsey heeft in de zomer van 2014 een rapport gepubliceerd over het kleinbedrijf. De minister is op een aantal aanbevelingen ingegaan maar niet op alle punten. Hoe gaat de minister de openstaande punten concreet aanpakken en kan de Kamer daarover een rapportage krijgen? MCKinsey heeft afgelopen voorjaar in het rapport “Het kleinbedrijf - Grote motor van Nederland” (Kamerstukken 32637, nr. 47) 10 acties voorgesteld die bijdragen aan de groei van het kleinbedrijf. Alle door MCKinsey voorgestelde acties zijn in het Actieplan aanvullende Mkb-financiering opgepakt. Uitzondering is de actie Marktdata kleinbedrijf. Inmiddels heeft EZ aan CBS de opdracht gegeven om informatie te verzamelen over het thema MKB en ondernemerschap. Daarnaast bevat het MCKinsey rapport een voorstel ten aanzien van de loondoorbetaling bij ziekte. In de voortgangsbrief bedrijvenbeleid 2014 wordt aangegeven de minister van Sociale Zaken het onderzoek naar de knelpunten die werkgevers ervaren bij de loonbetalingsplicht naar de Tweede Kamer stuurt. 39. Öztürk (PvdA): De PvdA wil de maakindustrie robuuster en onafhankelijker maken. Kunnen innovatiegelden aan de maakindustrie worden gekoppeld? Wil de minister extra stimulering inzetten voor de maakindustrie om producten in Nederland te produceren en hiervoor 125 mln euro inzetten? Is de minister bereid om samen met SZW een Actieplan Maakindustrie op te stellen, ook met aandacht voor jeugdwerkloosheid in de regio en groen ondernemerschap en de circulaire economie en daarbij ook de ROM’s te betrekken? Nederland is nog altijd een industrieland. De maakindustrie is een belangrijke motor voor groei en een belangrijke trekker van economisch herstel. We zien dat de industrie het zeer goed doet en zelfs nog wat beter dan het totaal van de topsectoren. Via het bedrijvenbeleid stimuleert het kabinet de verdere ontwikkeling van maakindustrie op gebied van innovatie, onderwijs, financiering, internationalisering. Uit de Monitor Bedrijvenbeleid 2014 blijkt dat de maakindustrie goed gebruik maakt van het (innovatie)instrumentarium. Onze inzet voor de maakindustrie binnen het topsectorenbeleid is het resultaat van een gezamenlijke aanpak van ondernemers, kennis- en onderwijsinstellingen en overheden. Regionale partners maken hier een integraal onderdeel vanuit. Zo ondersteunen de ROM’s bijvoorbeeld innovatieve industriële starters en groeiers. De maakindustrie binnen de topsectoren draagt ook wezenlijk bij aan de oplossing van maatschappelijke uitdagingen. Of het nu gaat om watermanagement, voedselzekerheid, klimaatverandering, veilige samenleving, circulaire economie of gezondheidszorg. Daarbij heeft de verdergaande digitalisering van de maatschappij niet alleen impact op productie en werkgelegenheid, maar ook op (nieuwe) diensten en verdienmodellen. Daarom is mevrouw Dezentjé gevraagd om samen met een team van bedrijven, kennisinstellingen en de overheid een breed gedragen Smart Industry actie-agenda op te stellen die moet leiden tot nieuwe bedrijvigheid en versterking van de concurrentiepositie van de Nederlandse maakindustrie. Een belangrijk instrument bij de aanpak van de knelpunten op de arbeidsmarkt voor de technische en industriële sectoren zijn de sectorplannen. Voor de zogenoemde sectorplannen is €600 miljoen vrijgemaakt voor de periode 2014/15, waarvan een substantieel deel – een derde – ook wordt benut voor de aanpak Jeugdwerkloosheid. Per medio september 2014 hebben 14 technische sectoren en regio's definitieve goedkeuring gekregen voor hun sectorplan, waaronder sectoren als de metaalbewerking, carrosserie- en installatiebranche en procesindustrie. De goedgekeurde plannen hebben in een aantal gevallen betrekking op een regio, zoals het sectorplan van de arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noord Veluwe. In totaal is voor deze plannen ruim 145 miljoen euro aan cofinanciering toegekend. Met deze initiatieven geeft het kabinet invulling aan uw oproep voor een actief beleid voor de maakindustrie. 40. Öztürk (PvdA): De maakindustrie valt voor een groot deel samen met de ambachtseconomie, maar is breder. Het gaat om circa 40 overwegend kleine tot zeer kleine branches. De PvdA zet in op herwaarderen van perspectiefvol werk en kiest voor techniekonderwijs. Het Meester-gezel-systeem, dat in de ambachtseconomie wordt geïntroduceerd biedt kansen om in de praktijk goed opgeleid te worden tot vakman of-vrouw. Ondernemersvaardigheden moeten een prominentere plek krijgen in het beroepsonderwijs. Graag een reactie van de minister. Onze economie heeft goed opgeleide vakmensen nodig: van elektrotechnicus tot opticiens tot game-ontwikkelaars. We zijn op de goede weg met het verbeteren van kwaliteit van ons beroepsonderwijs, en ondernemersvaardigheden hebben op alle onderwijsniveau’s een prominente plek; EZ en OCW hebben hiervoor de afgelopen jaren met het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen ongeveer 50 miljoen euro ingezet dat tot concrete resultaten heeft geleid: Organiseren van scholingsaanbod ten aanzien van ondernemerschap voor (aankomende) docenten op alle onderwijsniveaus. Een zestal Centres of Entrepreneurship zijn gestart, waarin 8 universiteiten en 8 hogescholen samenwerken, om ondernemerschap in het hoger onderwijs te bevorderen. Verder is er nu de certificeerbare eenheid (CE) ondernemerschap voor het MBO en heeft, in opdracht van het Ministerie van OCW en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vormgeving, de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) het bijzonder kenmerk Ondernemen ontwikkeld. Speciale aandacht is er ook voor de meester-gezel formule: Een specifiek onderdeel van het excellentieprogramma in het mbo van het Ministerie van OCW (waarvoor vanaf 2015 jaarlijks 25 miljoen euro gereserveerd is) is het ontwikkelen van een eigentijdse vorm van de meester-gezel-formule in samenwerking met het bedrijfsleven. Meestertitels worden nu al gebruikt bijvoorbeeld bij goud- en zilversmeden en bij de stukadoors. Een aantal colleges en verschillende roc’s hebben al aangegeven aan de slag te willen gaan met deze formule bij een aantal nieuwe beroepen in de creatieve industrie zoals game design (serious gaming). Ook MKB Nederland is positief over deze ontwikkeling. De toekenning van de titel van meester is en blijft aan de branche. Ook wordt verkend of internationalisering onderdeel kan zijn van dit programma, bijvoorbeeld door deelname aan (internationale) skillswedstrijden . Zo bleek EuroSkills 2014 in de eerste week van oktober een medaillefestijn voor de Nederlandse delegatie van jonge vakmensen. 41. Öztürk (PvdA): Op 25 september jl. vond een rondetafelgesprek met ambachtslieden plaats. Daar kwam naar voren dat het wegvallen van het Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA) een groot probleem is voor de toekomst van de sector. Ambachtslieden kregen data van het HBA die ze nodig hebben om krediet te kunnen krijgen bij banken. Kan de minister garanderen dat kleine branches alle informatie die ze nodig hebben voor krediet ook kunnen krijgen? In het Aanvullend actieplan MKB-financiering van juli 2014 is door het kabinet aangekondigd dat om de kredietverstrekking aan ondernemers te faciliteren de beschikbaarheid van informatie over de kredietwaardigheid van ondernemers via Standard Business Reporting (SBR) wordt verbeterd. Doel hiervan is om de kosten van financiers te verlagen als zij een “kleine” lening willen verstrekken. MKB-ondernemers in de ambachtssector kunnen hiervan profiteren. Recent heeft EZ aan CBS opdracht gegeven om informatie te gaan verzamelen op het thema MKB en ondernemerschap. Binnen dit thema is het de bedoeling dat rekening kan worden gehouden met verfijningen in de cijfers, bijvoorbeeld over de ambachtseconomie. Tot slot kunnen kleine startende ondernemers zoals de kleine ambachtslieden terecht bij Qredits voor een krediet tot € 250.000 als zij een haalbaar ondernemersplan hebben en het krediet niet kunnen verkrijgen bij de bank. Op dit moment hebben 400 ambachtslieden bij Qredits een krediet, dit is ongeveer 8% van de klanten van Qredits. 42. Öztürk (PvdA): Nederland blijft achter in het aantal bedrijfsoverdrachten. Is de minister bereid om hiervoor voor de komende 2 jaar een target te stellen? Op grond van de cijfers in de Global Entrepreneurship Monitor (GEM, 2014) lijkt Nederland relatief minder bedrijfsoverdrachten te hebben dan andere landen. Het is overigens normaal dat het aantal bedrijfsbeëindigingen hoger is dan het aantal bedrijfsoverdrachten. Dat ons land relatief minder bedrijfsoverdrachten kent kan verklaard worden door het in internationale opzicht hoge aantal zzp’ers in Nederland die veelal hun bedrijf niet overdragen maar beëindigen. De Tweede Kamer is per brief van 26 september 2014 geïnformeerd over het onderzoek naar bedrijfsoverdrachten dat in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken is verricht. Daaruit blijkt dat de markt voor bedrijfsoverdrachten goed werkt. Er is voldoende dynamiek, belemmeringen worden overwonnen en jongere generaties geven op eigentijdse wijze vorm aan ondernemerschap. Voor het kleinbedrijf is bedrijfsoverdracht soms lastig omdat kleinbedrijf vaak persoonsgebonden is en financiers kleinere bedrijf risicovoller vinden. Er blijft een rol voor de overheid op het gebied van bedrijfsoverdrachten. Vooral door ondernemers bewust te maken van het belang van een tijdige voorbereiding. Daarom is op het Digitaal Ondernemersplein een module ‘bedrijf stoppen of verkopen’ met relevante informatie voor ondernemers. Ook is het financieringsinstrumentarium van EZ beschikbaar voor de financiering van bedrijfsoverdrachten- en overnames. Zo wordt ongeveer een kwart van de BMKB kredieten ingezet voor bedrijfsovernames. Ook kunnen ondernemers terecht bij Qredits. Ongeveer 5,5% van alle aanvragen bij Qredits heeft betrekking op bedrijfsovernames. 43. Öztürk (PvdA): Allochtone ondernemers zijn de ruggengraat van onze economie, maar hebben te maken met veel belemmeringen en ervaren discriminatie. Is de minister bereid om met deze groep aan tafel te gaan en te kijken naar oplossingen? De monitor vrouwelijk en etnisch ondernemerschap, die door Panteia in 2013 gepubliceerd is, laat zien dat etnische ondernemers vrijwel even goed presteren als autochtone ondernemers. Het etnisch ondernemerschap groeit langzaamaan van 14% in 2007 naar 16,1% in 2012. Er zijn veel succesvolle startups en bedrijven van ondernemers met een andere herkomst. Het ondernemerschap en daarbij het verstrekken van opdrachten en orders is iets tussen private partijen in de markt. Het kabinet heeft geen aanwijzingen (gecheckt bij het Ministerie van SZW, de KvK en VNO-NCW/MKB Nederland) dat etnische ondernemers stelselmatig worden gediscrimineerd. Er is al onderzoek uitgevoerd naar discriminatie. In januari 2014 heeft de minister van SZW, mede namens de minister van BZK, V&J en OCW een SCP onderzoek naar ervaren discriminatie (leeftijd, sexe, sexuele voorkeur, ziekte/handicap, huidskleur, geloof en herkomst) naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken 30950, nr 68). Het blijkt dat vooral discriminatie wordt ervaren bij het zoeken van werk en in de openbare ruimte. Er is daarop in mei 2014 een actieplan arbeidsmarktdiscriminatie door het Ministerie van SZW, BZK, V&J en OCW gelanceerd. Hierin is door het kabinet een voorlichtingscampagne aangekondigd voor najaar 2014. Er zijn diverse mogelijkheden om discriminatie te melden. Hier kan iedereen gebruik van maken. Het kabinet ziet daarom geen directe aanleiding om met deze groep aan tafel te gaan. 44. Graus (PVV): Wat is de economische waarde van zwarte piet? Sinterklaas, maar ook Kerstmis, zorgen jaarlijks voor een impuls aan de speelgoedverkopen en de supermarktomzet. Volgens het CBS schaffen consumenten jaarlijks ongeveer 40 procent van het verkochte speelgoed aan in het laatste kwartaal van het jaar. Het aantal pinbetalingen ligt ook aan het eind van ieder jaar op het hoogste niveau. In december 2013 waren er bijna 250 miljoen pintransacties, waar dit gemiddeld rond de 220 miljoen lag. Bij winkeliers ging het vorig jaar om een extra omzet van ongeveer een half miljard dankzij de Sinterklaasaankopen. Bij online webwinkels betrof het een extra toename van 45% in de vijf weken tot aan Sinterklaas, ook 225 miljoen euro. Eenzelfde procentuele toename werd door PostNL gezien in het aantal bezorgde pakketten ten opzichte van een gemiddelde bezorgweek. Voor verschillende ondernemers pakt het Sinterklaasfeest daarmee positief uit. (N.B. Sinterklaasfeest leidt echter niet tot hogere economische (jaar)groei. Het is immers enkel een verschuiving van consumptie binnen het jaar en tussen bestedingsdoeleinden).” 45. Graus (PVV): Lasten (in het bijzonder vanwege accijnsverhogingen) leveren oneerlijke concurrentiepraktijken op en moeten omlaag. Ook op andere terreinen is sprake van oneerlijke concurrentie, bijvoorbeeld door bouwvakkers uit Oostblok, etc. Graag een reactie van de minister. Als de economische positie van de grensregio bekeken wordt, dan is het van belang dat we verder kijken dan de accijnsverhoging in Nederland alleen. Ten eerste worden motorbrandstoffen door meer zaken beïnvloed. De pompprijzen wisselen dagelijks en de opbouw van de consumentenprijs wordt bepaald door vele factoren. Op sommige dagen is bijvoorbeeld de dieselprijs in Duitsland gelijk aan de prijzen in Nederland en België. Ook kan op veel plaatsen, zeker buiten de rijkswegen, veel goedkoper worden getankt. Daarnaast spelen er ook zaken in de buurlanden die van invloed zijn op de bredere concurrentiepositie van de grensregio’s. Zo kondigt het nieuwe regeerakkoord in België een (nog onbekende) verhoging van de accijns op diesel, de accijns op tabak en een verhoging van de btw op bepaalde diensten aan. Duitsland is voornemens een vignet voor het hoofdwegennet in te voeren. Er spelen veel gedragseffecten in de grensregio’s en het gaat niet alleen over accijnsverschillen tussen landen. Sommige producten zijn in Nederland voordeliger, andere zijn duurder. Zo blijkt uit onderzoek dat Nederlandse supermarkten aanmerkelijk goedkoper zijn dan in België en Duitsland. Belgische supermarkten zijn bijna 15% duurder en Duitse supermarkten bijna 6% duurder. De PVV pleit voor verlaging van de lasten met het oog op de concurrentiepositie van Nederland. Ook het kabinet zet in op lagere lasten, met name op arbeid. Zoals aangegeven in de brief van de staatsecretaris van Financiën over keuzes voor een beter belastingstelsel (Kamerstuk 32140, nr A, d.d. 16 september j.l) wil het kabinet graag in dialoog met uw Kamer over de richting van de hervorming van het belastingstelsel. Waar sprake is van oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden dient dat te worden bestreden. Voor gelijk werk dienen gelijke arbeidsvoorwaarden te gelden. Om schijnconstructies te bestrijden is de brede aanpak-Schijnconstructies ingezet. Uw Kamer is hierover door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geïnformeerd (Kamerstuk 17050, nr 447, d.d. 26 november 2013). 46. Graus (PVV): Ook de haven en Schiphol ondervinden last van staatsteun door andere landen. Graag een reactie van de minister. Er zijn onlangs nieuwe Europese richtlijnen voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen uitgekomen. Met betrekking tot zeehavens bepleit het kabinet in Brussel maatregelen om verstoring van het speelveld te voorkomen. Bij concrete vermoedens van ongeoorloofde staatssteun kan overigens eenieder een klacht indienen bij de Europese Commissie op basis waarvan de Commissie kan besluiten een onderzoek te starten. 47. Graus (PVV): Wat vindt de minister van idee van een nationale spaarbank? In de brief over het ‘Aanvullend Actieplan mkb-financiering’ van 8 juli jl. heeft het kabinet aanvullende maatregelen aangekondigd om knelpunten rond financiering van het mkb weg te nemen. Daarbij is aangegeven dat financiering van het bedrijfsleven in eerste instantie een marktactiviteit is. De overheid wil niet op de stoel van financiële aanbieders gaan zitten. Tegelijkertijd kan de overheid wel maatregelen nemen die bijdragen aan een gezond financieringsaanbod. Steeds is daarbij van belang zorgvuldig te kijken waar de markt onvoldoende (snel) tot ontwikkeling komt. Deze insteek betekent ook dat veel maatregelen een tijdelijk karakter hebben en afgebouwd kunnen worden op het moment dat vanuit de markt er voldoende financieringsaanbod voorhanden is. Met dit in gedachten is tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen aangegeven dat bij het aanbieden van het onderzoek naar de effectiviteit van de BMKB-regeling, het kabinet ook in zal gaan op voorstellen voor een nationale investeringsbank, in het verlengde waarvan ook het voorstel van de heer Graus gezien moet worden. 48. Graus (PVV): Wat vindt de minister van idee van bankenlabel? Toezichthouder DNB is verantwoordelijk voor het toezicht op het risicoprofiel van Nederlandse banken. In het toezicht van DNB worden de belangen van spaarders en consumenten meegenomen. Een risicowaardering van banken in de vorm van een label wordt reeds door de markt verzorgd. Financiële instellingen worden door private rating-agencies beoordeeld en van een rating voorzien. Beleggers, maar ook consumenten, kunnen deze ratings naar wens inzien. Ook is in Nederland het depositogarantiestelsel van kracht om de spaartegoeden van Nederlandse spaarders te beschermen waarmee alle spaartegoeden tot 100 duizend euro gegarandeerd zijn als een bank in financiële problemen komt. De laatste jaren zijn er ook acties ondernomen om het vertrouwen in de financiële sector te verbeteren. Zo zijn bankiers inmiddels verplicht om een bankierseed af te leggen. Daarmee is een publiek bankenlabel overbodig. 49. Graus (PVV): Kan de Mini One, die door VDL Nedcar wordt geproduceerd, door de overheid worden ingezet? De overheid dient bij uitgaven boven een bepaalde waarde de Aanbestedingswet 2012 in acht te nemen. Dit is ook het geval indien de overheid de wens heeft om auto’s aan te schaffen. De aanbestedende dienst dient ondernemers op eerlijke en niet-discriminerende wijze te behandelen. Om ondernemers op eerlijke en niet-discriminerende wijze te blijven behandelen is een voorkeursbeleid voor de Mini One niet gewenst. 50. Verhoeven (D66): Volgens het Rathenau Instituut dalen de directe overheidsuitgaven voor R&D van 0,78% van het BPP naar 0,65% BBP in 2018. Daarmee raakt de Lissabon doelstelling van 1% publiek gefinancierd onderzoek in 2020 uit zicht. D66 wil die doelstelling alsnog halen. Wat is de inzet van het kabinet? Met de fiscale instrumenten (WBSO en RDA) stimuleert het kabinet private R&D. Deze instrumenten worden indirecte overheidsuitgaven voor R&D genoemd en samen met de directe uitgaven komen de totale uitgaven uit op 0,80% van het BBP in 2018 (direct 0,65 %, indirect 0,15%). Nederland loopt op dit moment bovendien niet uit de pas met publieke investeringen in R&D. De publieke financiering van R&D in Nederland ligt boven het EU- en OESO-gemiddelde en ook ten opzichte van Duitsland zijn de totale publieke R&D investeringen hoger. De private R&D-uitgaven zijn de afgelopen jaren gestegen en liggen daarmee dicht in de buurt van het EU gemiddelde en gecorrigeerd naar de Nederlandse sectorstructuur zijn de private uitgaven in internationaal perspectief bovengemiddeld. Het kabinet heeft geen aparte doelstelling voor de publieke investeringen, maar heeft als doelstelling dat de publieke en private investeringen in R&D samen in 2020 2,5% van het BBP bedragen. 51. Verhoeven (D66): Van de 6 mrd euro in 2020 voor innovatie wil D66 dat een kwart (1,5 mrd euro) voor fundamenteel onderzoek wordt ingezet. Er is echter sprake van onduidelijke definities, budgetten en geldstromen. Is de definitie van innovatie die de minister gisteren naar de Kamer stuurde voldoende duidelijk en gaat die voor alle ministeries gelden? In de brief geeft de minister aan dat de cijfers van het Rathenau Instituut van innovatie de juiste zijn. Dat betekent dat Nederland de Lissabon-doelstelling niet haalt. Erkent de minister dat? Komen de cijfers van de Algemene Rekenkamer en van Rathenau voortaan wel overeen? Het begrip innovatie is nu duidelijk afgebakend. In de begroting is ook aangegeven wat de reikwijdte is van de verantwoordelijkheid van de minister. Om ervoor te zorgen dat andere ministeries dezelfde definitie hanteren en het aanleveren van gegevens door departementen voor het TWIN (Totale investeringen in Wetenschap en Innovatie) overzicht 2015 daarmee consistent is, geven EZ en het Rathenau Instituut deze en volgende maand gezamenlijk nadere toelichting op de bevindingen van de Algemene Rekenkamer en op het hanteren van het innovatie-begrip. De Algemene Rekenkamer hanteerde bij haar onderzoek geen definitie. Bij het hanteren van dezelfde definitie zou dit tot vergelijkbare cijfers moeten leiden. Het kabinet kent geen Lissabondoelstelling dat in 2020 de publieke investeringen in R&D 1% van het BBP moeten bedragen. De doelstelling die het kabinet heeft gesteld is dat in 2020 de publieke en private investeringen in R&D samen 2,5% van het BBP bedragen. 52. Verhoeven (D66): D66 pleit voor het stimuleren van startups: Door €25 miljoen uit de innovatiebox te benutten voor het Small Enterprise Investment Scheme (SEIS), dat particuliere geldschieters stimuleert te investeren in startups. In het Verenigd Koninkrijk zeer succesvol en de VVD vroeg er eerder ook om. Ook wil D66 een Nederlandse versie van de British Business Bank. Een bekende ‘one stop shop’ waar mkb’ers aankloppen voor matching van hun businessplan en alle bestaande financiële overheidsregelingen. We denken aan een financieringsdesk bij de RVO. Hoe gaat de Minister het ecosysteem voor startups versterken zodat zij in elke fase de juiste ondersteuning en netwerken vinden? Ziet de minister mogelijkheden om samen met steden en regio’s een inhaalslag te maken? 1. Het kabinet volgt de ontwikkelingen in het VK op dit punt met het oog het borgen van de aantrekkelijkheid van het klimaat in Nederland voor startups. Zoals in reactie op een eerder voorstel van het lid Lucas van de VVD ook vermeld is in de Voortgangsrapportage bedrijvenbeleid is geen informatie beschikbaar over de SEIS regeling in het Verenigd Koninkrijk (VK) die een goed beeld geeft van de effectiviteit van de regeling. Verder zijn in Nederland ook niet-fiscale regelingen in het leven geroepen die dezelfde doelgroep bedienen (zie Kamerbrief Aanvullend Actieplan MKB-Financiering van 8 juli 2014 van de Minister van Financiën en de Minister van Economische Zaken). Het kabinet is terughoudend met de introductie van nieuwe fiscale instrumenten. 2. De British Business Bank is een manier waarop de overheid financieringsfaciliteiten efficiënt en effectief kan inzetten om zo het bedrijfsleven goed te bedienen. Deze vormt dan ook een inspirerend voorbeeld voor de uitwerking van de maatregel aangekondigd in het Aanvullend Actieplan mkb-financiering[1], om bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een afgebakende ‘Financieringswinkel’ op te richten (in het eerste kwartaal van 2015) om de toegankelijkheid en transparantie van de financieringsinstrumenten te vergroten voor ondernemers, intermediairs en financiers en de uitvoering verder te verbeteren. Hierbij zal nauw worden samengewerkt met de Financieringsdesk van KvK en de Ondernemerskredietdesk van MKB-Nederland en de Nederlandse Vereniging van Banken. Het kabinet verwacht dat vroeg in 2015 de eerste effecten hiervan voor het bedrijfsleven merkbaar worden. 3. Het Ministerie van EZ voorziet een sterke rol voor steden en regio’s om deze inhaalslag te maken. Het kabinet heeft de ambitie om Nederland op de kaart te zetten als aantrekkelijke plek in Europa voor startup en groei. Deze ambitie kan de overheid echter niet alleen realiseren. Het vereist een geïntegreerde en probleemgerichte aanpak waarbij alle partijen uit het ecosysteem betrokken zijn: financiers, startups, corporates, kennisinstellingen en naast nationaal ook lokale en regionale overheden. 53. Verhoeven (D66): D66 vreest dat de onderhandelingen over het vrijhandelsverdrag met de VS TTIP stilvallen. Wat doet het kabinet om tempo en ambitie in TTIP te houden? De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is binnen het kabinet verantwoordelijk voor TTIP. Uw Kamer heeft 10 september jl. met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van gedachten gewisseld over TTIP. Er is ook een VAO ingepland waar uw Kamer nog met het kabinet hierover van gedachten wisselen. 54. Verhoeven (D66): Toekomstfonds: Wanneer kan de Kamer het plan verwachten voor het inzetten van de 100 mln. euro voor onderzoek in het Toekomstfonds? Worden steden en regionale fondsen betrokken bij de opzet en uitvoering van het Toekomstfonds, gezien het belang van regionale kennis? Ja, het is mijn wens dat bij de financiering van projecten ook gekeken wordt naar aansluiting naar andere financieringsbronnen w.o. regionale fondsen. Tegelijkertijd moet de governance-structuur niet ingewikkeld zijn en moeten de investeringen vanuit de overheid in het innovatieve mkb breed toegankelijk zijn. Het kabinet zal daar rekening mee houden bij de uitwerking ervan. 55. Schouten (CU): Kan de minister er voor zorgen dat de bouw en infra sector beter aansluiting vinden bij topsectoren- en innovatiebeleid? De bouwsector is goed aangesloten op het topsectorenbeleid. Zo is de bouwsector intensief betrokken bij de topsector energie die werkt aan de ontwikkeling van offshore wind energie en verduurzaming van de gebouwde omgeving. Ook werkt de bouw samen met de topsectoren HTSM en logistiek aan slim asfalt. Een derde voorbeeld betreft het initiatief “de Nieuwe Afsluitdijk”, waarbij diverse partijen, waaronder ook de sectoren energie en bouw, gezamenlijk werken aan verduurzaming van de Afsluitdijk. Allemaal activiteiten die ondenkbaar zijn zonder de bouwsector en voor mij voorbeelden zijn waar de topsectorenaanpak goed samengaat met het vinden van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. 56. Schouten (CU): De bouwsector/ infra heeft te maken met vele departementen. Is de minister van Economische Zaken bereid een regierol op zich te nemen voor deze sector? De primaire verantwoordelijkheid voor het beleid voor de bouw (vraag en aanbod op het gebied van woningbouw en utiliteitsbouw) ligt bij het Ministerie voor Wonen en Rijksdienst dat onder meer fungeert als regelgever, vergunningverlener, financier en opdrachtgever. De bouw is uiteraard ook een belangrijke economische sector die de aandacht van het Ministerie van EZ heeft. Mede op initiatief van EZ en in samenwerking met de sector is daarom de Actieagenda Bouw ontwikkeld, waarbij een zelfde werkwijze als in de topsectoren werd gevolgd. Daarnaast werkt EZ met BZK en VNG samen in de Maatwerkaanpak Regeldruk in de bouw. Het Ministerie van Economische Zaken is aanspreekpunt voor de bouw en er is dan ook regelmatig contact met de bouwsector. Maar belangrijker nog is dat de bouwsector volop aansluiting heeft op de topsectoren en de maatschappelijke uitdagingen die worden aangepakt. 57. Schouten (CU): Cijfers CBS zijn positief. Topsectoren groeien twee keer zo snel als rest van de economie. Wat is effect van het topsectorenbeleid hierop? Er zijn duidelijke positieve signalen te melden wat betreft het bedrijvenbeleid en de topsectorenaanpak. Deze zijn opgenomen in de Voortgangsrapportage en Monitor bedrijvenbeleid die deze maand aan de Kamer werden gestuurd. Zo geeft het Global Competitiveness Report van het World Economic Forum aan dat Nederland van de 10e naar de 8e plaatst gestegen is wat betreft de pijler innovatie. Daarnaast zijn de private R&D-uitgaven gegroeid: van 1,08% bbp in 2011 naar 1,14% bbp in 2012. Het is nog te vroeg om te kunnen oordelen over het effect van het bedrijvenbeleid en de topsectorenaanpak op de groei van de economie in het algemeen en de topsectoren in het bijzonder. Het beleid is in 2011 van start gegaan en om effecten van het beleid op groei af te kunnen zonderen van andere economische ontwikkelingen zijn meerjarige gegevens nodig. De CBS-cijfers over relatief snelle groei van de topsectoren die deze maand uitkwamen voldoen daarvoor nog niet, maar zijn natuurlijk wel een positief signaal. Het is duidelijk dat de topsectoren van groot belang zijn voor de Nederlandse economie. 58. Schouten (CU): Contractonderzoek uit de WBSO: wat betekent dat voor kleine ondernemers? Kleine ondernemers zijn niet in staat om onderzoekers aan te trekken. Kan de minister hier inzicht in geven? Als een publieke kennisinstelling WBSO ontvangt voor contractonderzoek, dient dit voordeel in principe te worden doorgegeven aan het bedrijf dat de opdracht verleent. Uit twee opeenvolgende evaluaties (2006 en 2012) is echter gebleken dat het voordeel onvoldoende wordt doorgeven. Dit is voor het kabinet aanleiding geweest om contractonderzoek uit de WBSO te halen. Het is dan ook de verwachting dat het effect hiervan op de toegang van bedrijven (klein of groot) tot kennis van onderzoekers zeer beperkt is. Voor het aantrekken van onderzoekers of het inkopen van kennis kunnen kleine ondernemers bovendien gebruik maken van de MIT-regeling waarbij het voordeel direct bij de ondernemer neerslaat. Een onderdeel van de MIT-regeling zijn de kennisvouchers waarmee het voor mkb-ondernemers goedkoper wordt om kennis in te kopen bij een kennisinstelling. Daarnaast kunnen mkb-ondernemers via de MIT-regeling worden ondersteund bij de inhuur van hooggekwalificeerd personeel voor onderzoek, ontwikkeling of innovatie. Tot slot moet opgemerkt worden dat kleine bedrijven ook actief participeren in de gezamenlijke topconsortia voor kennis en innovatie; hierbij zijn ongeveer twee keer zoveel MKB-bedrijven betrokken als in de oude innovatieprogramma’s. 59. Schouten (CU): Na inwerkingtreding van de Aanbestedingswet zijn offertekosten met 34% gestegen. Kunnen de EMVI-criteria niet meer op hoofdlijnen gesteld worden die toetsbaar zijn? Daarnaast zijn ook de klachten over de wet hoog. Kan de minister bezien of de Commissie van Aanbestedingsexperts voldoende middelen heeft en daarnaast initiatief nemen om het aantal klachten of te laten nemen. Met het gebruik van Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI) wordt naast prijs ook kwaliteit meegewogen in een beslissing door de aanbestedende dienst. Vaak zijn bij aanbestedingen op basis van EMVI de offertekosten hoger. De ondernemer moet zowel op prijs als kwaliteit zijn inschrijving onderbouwen in plaats van alleen op prijs. Aanbestedende diensten dienen wel proportionele en heldere gunningscriteria te formuleren. Waarschijnlijk wordt met de vraag gedoeld op zogenaamde schijn EMVI aanbestedingen waarin toch sprake is van laagste prijs. De Commissie van Aanbestedingsexperts en de rechter hebben recent bevestigd dat deze manier van aanbesteden niet is toegestaan. Op dit moment wordt de Aanbestedingswet 2012 geëvalueerd. Daarbij worden zowel de gestelde eisen als het gebruik van het criterium EMVI onderzocht. Zo wordt onderzocht wat de kosten zijn voor een EMVI-aanbesteding voor zowel ondernemers als aanbestedende diensten. Ook zal uitgebreid met belanghebbenden worden gesproken over waar zij knelpunten in de wet zien. Aan de hand van de evaluatie zal worden bekeken of de Aanbestedingswet 2012 aanpassing behoeft. Eventuele aanpassingen hebben uiteraard ook als doel het aantal klachten te verminderen. De Commissie van Aanbestedingsexperts is in april 2013 voor een periode van twee jaar ingesteld om aan ondernemers en overheden niet-bindend advies te geven naar aanleiding van aanbestedingsklachten. De Commissie beoogt daarmee een bijdrage te leveren aan de verbetering van de professionaliteit van de aanbestedingspraktijk en een leereffect teweeg te brengen bij ondernemingen en aanbestedende diensten. Uit het feit dat er klachten worden ingediend, blijkt dat de Commissie voorziet in een behoefte. Voor 1 april 2015 wordt geëvalueerd of de Commissie van Aanbestedingsexperts haar doelstellingen heeft bereikt. Daarbij wordt ook gekeken of de capaciteit toereikend is. 60. Schouten (CU): In de groeibrief wordt ingegaan op de kracht van de steden, maar hoe zit het met de kracht van de regio? Het kabinet onderschrijft de kracht van de regio en maakt daar ook gebruik van. Regionale instrumenten worden ingezet op thema’s die ook in het bedrijvenbeleid van het Rijk spelen, waaronder innovatiestimulering bij het MKB, aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt en internationalisering. In de Agenda Stad zal het kabinet een strategie formuleren om de concurrentiekracht en leefbaarheid van Nederlandse steden te versterken. Daarbij gaat het niet alleen om de stad zelf maar ook om stedelijke regio’s. 61. Schouten (CU): Kan de minister grensoverschrijdende arbeid stimuleren? (o.a. door stages makkelijker te maken? Erkenning diploma’s? Infrastructuur stimuleren? Grensagenda’s opstellen?) Het lid Schouten refereerde aan het initiatief “Twente werkt” waarin onder andere gewerkt wordt om de werkloosheid in grensregio’s te verlagen door grensoverschrijdende arbeid te vergemakkelijken. Het kabinet werkt ook aan het wegnemen van praktische belemmeringen voor grensoverschrijdende arbeid. Zo heb ik vorig jaar tijdens de Duits-Nederlandse regeringsconsultatie in Kleef concrete afspraken gemaakt om grensoverschrijdend ondernemen tussen Nederland en Duitsland te vergemakkelijken. De grensregio’s hebben dus de aandacht van het kabinet. 62. Van Tongeren (GL): GroenLinks pleit voor een duurzaamheidstoets op innovatie: alleen projectaanvragen goedkeuren die ook een bijdrage leveren aan de economische, ecologische of sociale dimensie van duurzaamheid. Kan bijvoorbeeld schaliegas ook innovatiesubsidie krijgen? In het EZ-kaderbesluit is een bepaling opgenomen dat een subsidieregeling alleen wordt vastgesteld indien de subsidiabele activiteiten tevens op enigerlei wijze bijdragen aan een aspect van duurzaamheid. Daarnaast is het mogelijk om bij specifieke subsidieregelingen nadere eisen te stellen aan de wijze van uitvoering van een subsidie-activiteit vanuit het oogpunt van duurzaamheid, zoals de Energie Investeringsaftrek en de SDE+. Een aanvullende duurzaamheidstoets voor innovatieprojecten wordt niet nodig geacht. Ten aanzien van schaliegas is op dit moment sprake van een moratorium op het opsporen en winnen van schaliegas. Een innovatiesubsidie voor schaliegaswinning is nu dus niet aan de orde. Wel is er bij het TKI Gas een programmalijn upstream/tough gas, die zich richt op het vergroten van de kennisbasis, veilige winning en optimalisatie van gaswinning uit moeilijk winbare velden. Voor dit type onderzoek worden in het kader van de topsector energie middelen beschikbaar gesteld. 63. Van Tongeren (GL): Rich blade - een horizontale windmolen op de nok van daken – loopt tegen twee knelpunten aan: (1)bestemmingsplannen staan deze techniek niet toe; (2) onduidelijkheid of saldering is toegestaan. Graag een reactie van de minister. Het opnemen van deze techniek in het bestemmingsplan is aan de betrokken gemeenten. Salderen kan mits aan de voorwaarden wordt voldaan: naast dat het moet gaan om hernieuwbare energie gelden de voorwaarden dat de elektriciteit achter de meter van een kleinverbruikersaansluiting en voor eigen rekening en risico van de verbruiker moet worden opgewekt. 64. Van Tongeren (GL): Het PBL-rapport Balans van de Leefomgeving onderstreept dat innovaties nodig zijn. Het ontwikkelen van duurzame technieken vereist meer aandacht in de topsectoren en in het Energieakkoord. Maatschappelijke uitdagingen komen in de programmering van de topsectoren uitdrukkelijk aan bod. Zo krijgt het thema biobased economy in drie topsectoren veel aandacht. Daarnaast komen duurzame technieken volop aan bod binnen de topsector energie omdat het bijdraagt aan zowel versterking van de sector en werkgelegenheid als versnelling van de energietransitie. Ook in het Energieakkoord is volop ingezet op duurzame technieken. Een voorbeeld is de kostprijsverlaging van wind op zee van 40%, die grotendeels gehaald moet worden met technologische innovatie. De binnen het Energieakkoord afgesproken innovatieregeling DEI (Demonstratie Energie-Innovatie), die sinds 1 juli jl. van kracht is, is daartoe ook ingesteld. Het ontwikkelen van duurzame technieken krijgt in het kabinetsbeleid dan ook de aandacht die het verdient. 65. Van Tongeren (GL): Innovaties gaan heel snel, ook innovaties van wind op land en zee. Nu mag de aansluiting van de windparken op zee maar op één manier. Remt de minister hiermee niet mogelijk de innovatie? Het is wenselijk dat innovaties snel gaan. In het energieakkoord is hier voor wind op zee op ingespeeld door een kostenreductie van 40% af te spreken. Met de nieuwe wettelijke systematiek wordt in een kavelbesluit bepaald waar een windturbinepark gebouwd en geëxploiteerd mag worden en onder welke voorwaarden. De voorwaarden van het kavelbesluit bieden flexibiliteit voor het ontwerp van het windturbinepark. Hiermee wordt aan de projectontwikkelaars maximale ruimte gegeven om te kiezen uit diverse techniekopties binnen de gestelde kaders. Dit biedt maximale kansen voor innovatie. Daarnaast wordt TenneT aangewezen voor de aanleg van het net op zee en daarmee de aansluiting van de windparken. TenneT heeft hierbij de keuze hoe zij het net en de aansluiting vormgeven. Deze keuze in combinatie met de schaalvergroting die het net op zee met zich meebrengt, creëert meer mogelijkheden voor innovatie. Dit heeft ertoe geleid dat TenneT een nieuw innovatief concept heeft kunnen ontwikkelen, waarbij aansluiting en verzamelplatform gecombineerd worden en tegelijk de mogelijkheid wordt gecreëerd om in de toekomst verder weggelegen parken via hetzelfde platform aan te sluiten. De gestandaardiseerde aanpak van TenneT voor de aansluiting is dan ook een resultaat van innovatie en geen belemmering. Daarnaast blijft er voor de projectontwikkelaar maximale flexibiliteit bestaan voor het ontwerp van het windpark. 66. Van Tongeren (GL): Hoeveel innovatie op energieterrein produceren onze universiteiten en hoeveel procent daarvan haalt in Nederland daadwerkelijk de markt? Deze vraag is niet exact te beantwoorden. Op de meeste universiteiten zijn vakgroepen aanwezig waar onderzoek plaatsvindt op het gebied van energie. Naast de bèta-studierichtingen (elektrotechniek, materialen, chemie, bouwkunde, etc) zijn er ook gamma georiënteerde vakgroepen op het gebied van rechten, economie, sociale wetenschappen en zelfs filosofie die betrokken zijn bij energie gerelateerd onderzoek. Voorts is de valorisatie lastig te bepalen, omdat innovatie zelden lineair verloopt. Studies die in enig jaar op een dood spoor belanden, kunnen jaren later ineens weer succesvolle nieuwe inzichten opleveren. Ook technieken die de demonstratiefase overleven kunnen qua business case stranden voor volledige wasdom. 67. Van Tongeren (GL): Hoe staat het met het innovatieve geothermieproject van de TU Delft? Het Ministerie van Economische Zaken heeft een aantal vergunningen en beschikkingen toegekend aan het Delft Aardwarmte Project, zoals de ‘Unieke Kansen Project’-subsidie in 2010 en de SDE+ subsidie in 2013. Het is nu aan de initiatiefnemers van dit project om mede op basis hiervan te beslissen of zij overgaan tot uitvoering van het project. Een finale investeringsbeslissing is mij niet bekend. 68. Van Tongeren (GL): Wat is het verschil tussen ouderwetse economische groei en groene groei? Welk aandeel is nu nog grijs en welk aandeel is groen en in welk tempo groeien we toe naar meer groen? In de duurzaamheidsmonitor die volgend voorjaar met de tussenrapportage groene groei naar de Kamer wordt gezonden, zal het kabinet ingaan op de ontwikkeling van groene groei. 69. Dijkgraaf (SGP): De SGP is van mening dat veel overheden en bedrijven de wettelijke betalingstermijnen niet naleven en is van mening dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) zou moeten ingrijpen. De gedragscodes komen niet goed van de grond. De SGP wil een koppeling met de Mededingingswet. Zo kan de ACM haar tanden erin zetten. Wil de minister hiermee aan de slag? De Mededingingswet is primair gericht op het tegengaan van belemmeringen van de concurrentie op de markt, waardoor consumenten beschermd worden tegen onder andere onterechte prijsverhogingen en verslechteringen van het productaanbod en de kwaliteit. De ACM houdt toezicht op de naleving van deze wet en kan bij geconstateerde overtredingen handhavend optreden, bijvoorbeeld door het opleggen van een bestuurlijke boete. De geschetste situatie met betalingen die langer op zich laten wachten dan de wet toestaat, speelt vooral in de onderlinge onderhandelingen die plaatsvinden tussen individuele ondernemers. Het verbintenissenrecht in het Burgerlijk Wetboek ziet op dergelijke overeenkomsten tussen partijen en geeft partijen de gelegenheid om bij de civiele rechter hun recht te halen. Ondernemers kunnen echter aarzelen om dit, krachtens de wet beschikbare, middel te gebruiken uit vrees de onderlinge verhoudingen met de handelsrelatie te schaden. Met het oog hierop faciliteert het Ministerie van Economische Zaken in een tweetal sectoren pilots met een gedragscode Eerlijke handelspraktijken. Deze gedragscodes Eerlijke handelspraktijken beogen een meer laagdrempelige oplossing te bieden dan een gang naar de rechter. Zij kunnen worden ingezet wanneer een partij de reeds afgesproken betalingstermijn eenzijdig wijzigt, zonder dat de wederpartij daarmee akkoord is gegaan. De belangenorganisaties die betrokken zijn bij de pilots geven aan dat de gedragscode ervoor zorgt dat de aangesloten bedrijven meer aandacht hebben voor goede duurzame verhoudingen met hun handelsrelaties, wat het gemakkelijker maakt voor partijen om elkaar op oneerlijk gedrag aan te spreken. Tijdens een algemeen overleg over Marktwerking, Mededinging en Staatssteun op 19 juni 2014 is met uw Kamer uitgebreid gesproken over de gedragscodes (Kamerstukken II 2013/14, 27 879, nr. 49). Met instemming van uw Kamer is besloten om de evaluatie van de pilots, die was voorzien voor eind dit jaar, een jaar op te schuiven opdat de pilots de kans krijgen om voldoende effectief te zijn. Eind 2014 zal het kabinet een tussenrapportage aan uw Kamer sturen ten aanzien van de werking van de pilots. 70. Dijkgraaf (SGP): De SGP is van mening dat het mededingingsbeleid onvoldoende recht doet aan de sociale en duurzame kant van de economie, zie bijvoorbeeld de garnalenvisserij. Herkent de minister de zorgen van de SGP? Wat gaat de minister hieraan doen? De Beleidsregel mededinging en duurzaamheid biedt de ACM aanwijzingen ten aanzien van de beoordeling van samenwerkingsafspraken in het licht van de Mededingingswet die ten behoeve van duurzaamheid zijn gemaakt. Zo kunnen de voordelen voor de gebruiker in de toekomst meegewogen worden door de ACM. De ACM zal echter blijven opletten of de afspraken de mededinging niet verder beperken dan noodzakelijk is ten aanzien van het te bereiken duurzaamheidsdoel. In het voorbeeld van het beheerplan garnalenvisserij oordeelde de ACM dat de mededingingsbeperkende beheersmaatregelen te ver gaan, omdat de aanbodbeperking een prijsopdrijvend effect heeft en uit onderzoek niet blijkt dat de garnalenstand in gevaar is. 71. Dijkgraaf (SGP): Kritiek van WRR op het bedrijfslevenbeleid. De afgelopen jaren is het budget voor generieke fiscale stimulering van R&D fors toegenomen, in tegenstelling tot het budget voor samenwerking tussen onderzoek, bedrijfsleven en onderwijs. Moet deze wissel niet teruggezet worden? Het kabinet is van mening dat de portfolio van innovatie-instrumenten een afgewogen mix is. Het is juist dat de mix in termen van budgetvolumina de afgelopen jaren is opgeschoven van subsidieprogramma’s en basisfinanciering van kennisinstellingen naar stimuleringsmaatregelen via de fiscaliteit. Dit verlaagt de kosten van speur- en ontwikkelingswerk voor bedrijven. We zien dan ook dat ambitieuze ondernemers die willen innoveren nu meer dan ooit gebruik maken van de WBSO en RDA (bijna 23 duizend, respectievelijk ruim 16 duizend gebruikers). Tevens stijgen de private R&D-uitgaven de laatste jaren (bijvoorbeeld van 1,08% in 2011 naar 1,14% bbp in 2012). Daarnaast kunnen zij meedoen aan publiek-private samenwerkingsprogramma’s van de topconsortia voor kennis en innovatie. Daarbij is rechtvaardig en economisch verstandig dat private partijen zelf een substantieel deel van de projecten financieren (minimaal 40% vanaf 2015), omdat zij daar ook baten aan ontlenen. Zij worden daartoe gestimuleerd met behulp van de TKI-toeslag en de MIT-regeling. In 2013 leverden 1900 bedrijven een financiële bijdrage in PPS-projecten via de aangevraagde TKI-toeslag. Begin 2014 lag dat aantal al op 3.100 en deze stijging is vooral te danken aan het MKB. Voorts voerde in 2013 ook 700 MKB’ers innovatieprojecten uit via de MIT-regeling. Het kabinet vindt dat er een goede balans is tussen generieke fiscale regelingen en budget voor samenwerking in PPS’en en ziet dus geen reden om de instrumentenmix op grote schaal aan te passen. 72. Dijkgraaf (SGP): Een zorgpunt is de haperende doorgroei van startende bedrijven. Een grote barrière is de loondoorbetalingsplicht. De minister van SZW kijkt hiernaar. Ik ga ervan uit dat de minister van EZ hierin meedenkt en aandacht vraagt voor de positie van kleine bedrijven die door willen groeien. Graag een reactie. In het Begrotingsakkoord 2014 is een onderzoek naar de knelpunten voor het mkb van de loondoorbetalingsplicht aangekondigd. Dit onderzoek wordt geleid door SZW, waarbij andere relevante departementen, vanzelfsprekend ook EZ, zijn betrokken. Een van de vragen in het onderzoek is of de loondoorbetalingsplicht het mkb remt om mensen in dienst te nemen. Uw kamer wordt over de uitkomsten van het onderzoek eind 2014 geïnformeerd. 73. Dijkgraaf (SGP): Actal constateert dat de waaier aan drempels in de regelgeving ten faveure van kleinere bedrijven zo groot is dat bedrijven adviseurs in de arm moeten nemen. Dan nog gaat het regelmatig fout. Deze tijd en geld kunnen groeiende bedrijven beter gebruiken. Zet de minister zich in voor meer eenduidige drempels? Het feit dat er in de Nederlandse wetgeving een groot aantal drempels voorkomt, is een uitdrukking van het proportionaliteitsbeginsel. Dat betekent dat het Nederlandse beleid er in veel gevallen op gericht is om kleine ondernemers zoveel mogelijk te ontlasten en waar mogelijk vrijstellingen te geven. Dit staat bekend als het “think small first” principe dat door velen, waaronder ook Actal, bepleit wordt. Het onderzoek van Actal waar het lid Dijkgraaf naar verwijst biedt een aantal nuttige aanknopingspunten om wet- en regelgeving te vereenvoudigen en te harmoniseren. Daar gaat het kabinet mee aan de slag. Een Europese invalshoek is hierbij echter ook van belang, aangezien veel drempels een Europese oorsprong hebben. Ook constateert Actal dat de voorlichting over drempels in wet- en regelgeving beter kan. Met digitale regelhulpen en voorlichting via de website ondernemersplein.nl zet het kabinet daarop in. In de najaarsrapportage regeldruk, die voor het kerstreces naar de Kamer wordt gestuurd, wordt ingegaan op het advies van Actal. 74. Dijkgraaf (SGP): Goed dat de minister met een retailagenda komt. Graag een reactie van de minister op het effect van de koopzondagen voor de kleine winkeliers. De Winkeltijdenwet laat gemeenten vrij om te bepalen of en onder welke voorwaarden zij winkelopening op zondag in de gemeente toestaan. Gemeenten moeten daarbij alle belangen afwegen, ook die van kleine winkeliers. Op dit moment bestaat er geen volledig inzicht in de wijze waarop gemeenten met de mogelijkheid omgaan om winkelopening op zondag toe te staan en hoe daarin de belangen worden afgewogen. Deze aspecten zullen worden meegenomen in de evaluatie van de Winkeltijdenwet die binnen 2 jaar zal worden geëvalueerd. 75. Ouwehand (Partij voor de Dieren): De PvdD gelooft niet dat verdere economische groei mogelijk is zonder schade voor het milieu (groene groei). De manier waarop we nu groeien rust op overuitputting van de aarde. We hebben grenzen van de aarde al ruimschoots overschreden. Graag een reactie van de minister. Het kabinet is zich bewust van het feit dat productie en consumptie negatieve effecten kunnen hebben op onze leefomgeving. Niet voor niets zet het kabinet in op een transitie naar een meer groene economie. Deze transitie vergt een forse inspanning, maar creëert ook kansen op terreinen als drinkwater, schone lucht, schaarse grondstoffen en voedsel. In de groene groeibrief hebben heeft het kabinet acht domeinen geïdentificeerd waar op vergroening ingezet wordt. De innovatiekracht van het bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid is hier hard voor nodig. Het is daarom niet meer dan logisch dat het kabinet inzet op versterken van het concurrentiekracht en het verdienvermogen van Nederland om tegelijkertijd de belasting van het milieu en de afhankelijkheid van fossiele energie en grondstoffen terug te dringen. 76. Ouwehand (Partij voor de Dieren): Welke ondernemer gaat voor: de recreatieve sector in Nederland of de productie door agrariërs? Die zaken kunnen niet samengaan, het een gaat ten koste van het ander. Het door het lid Ouwehand geschetste beeld dat recreatie en agrarische productie niet samen kunnen gaan – zelfs dat het ene ten koste van het ander zou gaan – deel het kabinet allerminst. In bestemmingsplannen leggen gemeenten vast welke bestemming aan gronden wordt toegekend. Soms is die bestemming bouwgrond, soms agrarisch en soms ook toeristisch. Maar in veel gebieden gaan landbouw en toerisme uitstekend samen. Bollentelers en melkveehouders produceren bijvoorbeeld hoogwaardige kwaliteitsproducten die zeer gewild zijn in de wereld. Van Japan tot de Verenigde Staten. En in diezelfde bollenregio komen vele Japanse en Amerikaanse toeristen zich vergapen aan het kleurige landschap. Toerisme en hoogproductieve landbouw gaan in de bollenstreek uitstekend samen. En dat geldt evenzeer voor de veenweidegebieden. In een toeristisch zeer gewild landschap produceren grazende koeien daar melk die aan de basis staat van kwaliteitsproducten die op hun beurt zeer gewild zijn in de wereld. Landbouw en recreatie gaan niet ten koste van elkaar, zoals het lid Ouwehand suggereert, maar kunnen elkaar juist versteken. En doen dat volop. 77. Ouwehand (Partij voor de Dieren): Hoe wordt het geld voor de popsector in de topsector creatief besteed? PvdD wil dat dit niet alleen wordt ingezet voor traditionele spelers maar juist ook voor kleine bandjes. Besteden we het geld effectief genoeg om de kansen van Nederlands talent in het buitenland goed te kunnen benutten De popsector is onderdeel van de topsector creatieve industrie, en maakt goed gebruik van de mogelijkheden van het topsectorenbeleid. Zo is door ID&T en het Ministerie van EZ de Pilot Open House opgezet. Met dit initiatief worden startende ondernemers in de Dance sector gestimuleerd. Ook is de popsector bezig met het opstellen van een innovatieagenda als onderdeel van het topconsortium voor kennis en innovatie (TKI) CLICKNL. Daarbij wordt goed gekeken naar de mogelijkheden in het buitenland. Zo is in 2014, mede op advies van de popsector, de muziekbeurs South by SouthWest (SxSW) in Austin (VS) aangewezen als strategische beurs. Daarmee is de internationale zichtbaarheid van diverse spelers uit de popsector vergroot. Verder is Duitsland in 2015 focusland voor de creatieve industrie. De start van het Duitslandprogramma vindt plaats tijdens Eurosonic/Noorderslag 2015 in Groningen. Ook is er het muziekfestival Reeperbahn in Hamburg. Beide festivals bieden een mooi podium voor talent van eigen bodem. Al deze maatregelen bieden goede kansen voor vernieuwende bedrijven en bands, groot en klein, om hun internationale positie verder te versterken en bekendheid te vergroten. Bijlage bij Kamerstukken II, 32637, nr. 147 [1] Kamerstuk 32637 nr. 147 [1] Verhoeven (Kamerstukken 33750-XIII, nr. 29) Kamerstuk 32637 nr. 147 [1] Kamerstuk 32637 nr. 147 Bureau Bestuursraad Ons kenmerk BBR / 14170317 Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 36 Bureau Bestuursraad Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401 2500 EK Den Haag Factuuradres Postbus 16180 2500 BD Den Haag Overheidsidentificatienr 00000001003214369000 T 070 379 8911 (algemeen) www.rijksoverheid.nl/ez Ons kenmerk BBR / 14170317 Bijlage(n) 1 > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA ’s-GRAVENHAGE Datum 16 oktober 2014 Betreft Beantwoording vragen gesteld bij de behandeling van de begroting deel Economie en Innovatie van het ministerie van Economische Zaken Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 36