[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn begrotingsbehandeling Binnenlandse Zaken

Brief regering

Nummer: 2014D40191, datum: 2014-11-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2014Z19868:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Vragen van het lid Raak, A.A.G.M. van (SP)

Vraag
Was de aangekondigde bezuiniging achteraf bezien niet onverantwoord? Kan de minister verzekeren dat de AIVD nu voldoende mensen en middelen heeft?

Antwoord
Het dreigingsbeeld is sinds de start van dit kabinet in 2012 verslechterd. Het kabinet heeft daarom in juni jl. besloten om het budget van de AIVD met € 25 mln. structureel te verhogen. In het debat met uw Kamer op 3 juli jl. is gesproken over de bezuinigingen op de AIVD. Naar aanleiding van de motie Schouw/Van Toorenburg (Kamerstukken II 2013/14, 30 977, nr. 105) heb ik de Algemene Rekenkamer (ARK) verzocht om een onderzoek uit te voeren naar de effecten van de bezuinigingen op de organisatie en het werk van de AIVD. Het onderzoek gaat binnenkort van start. Het streven van de ARK is het rapport bij de verantwoording over 2014 naar de Tweede Kamer te sturen. Ik wacht de uitkomst van dit onderzoek af.

De AIVD doet wat nu redelijkerwijs moet gebeuren. Met de extra middelen wordt de onderzoekscapaciteit versterkt. Zo nodig worden prioriteiten gesteld en capaciteit vrijgemaakt (intern en extern). Indien de omstandigheden wijzigen, zal ik dit opnieuw bezien.

Vraag
Hoe kan de kennis van de Expertgroep klokkenluiders in de toekomst blijvend worden benut. Zij krijgen nu € 62.500 subsidie. Vindt de minister dat hiermee goed werk wordt verricht? Kan de subsidie met een jaar worden verlengd?

Antwoord
Mede op verzoek van de Tweede Kamer heb ik op 25 april 2013 aan de Expertgroep Klokkenluiders een eenmalige subsidie verleend voor een aantal te verrichten activiteiten in de jaren 2013 en 2014. Het ging hierbij om onderzoeksactiviteiten op basis van eigen casuïstiek en om kennisuitwisseling met het Adviespunt Klokkenluiders en de Onderzoeksraad Integriteit Overheid. Ook ging het om symposiumactiviteiten.

Uit het feit dat ik een aantal activiteiten van de Expertgroep subsidieer, mag u opmaken dat het werk van de Expertgroep er toe doet. Ik heb waardering voor hun inzet om het klokkenluidersbeleid in Nederland te verbeteren en te versterken.

De subsidie was bedoeld voor een aantal activiteiten in 2013 en 2014 en is dus geen zogenaamde instandhoudingssubsidie voor de organisatie. Deze activiteiten zijn afgerond. Voorstelbaar is dat de Expertgroep opnieuw een subsidieverzoek indient voor te verrichten nieuwe activiteiten in 2015. Indien dit het geval is, zal ik dit verzoek welwillend bezien.

Vraag
Kan de minister uitleggen waarom bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de externe inhuur zo ruim boven de Roemernorm zit?

Antwoord
Op 24 april 2014 heb ik de Tweede Kamer vooraf geïnformeerd over de geraamde externe inhuur 2014 (Tweede Kamer, 2013-2014, 33 750, nr. 55) conform het principe 'comply or explain’.
Het kerndepartement realiseert ruim onder de 10%-norm met een dalende trend. De verwachting voor 2014 ligt rond de 4% en is daarmee fors lager dan de eerder raming. De baten-lastenagentschappen van BZK zijn vraaggestuurde diensten, bijvoorbeeld op het terrein van de rijksbrede dienstverlening. Daarvoor is vaak tijdelijk specifieke expertise nodig evenals een flexibele schil ter opvang van de fluctuerende vraag naar personele capaciteit. Bij het aantrekken van tijdelijk personeel wordt steeds eerst gekeken naar de daadwerkelijke noodzaak van externe inhuur en binnen het Rijk gezocht naar oplossingen. Pas wanneer dat niet lukt wordt gekozen voor externe inhuur.
In het departementale jaarverslag 2014 zal ik ingaan op de definitieve percentages over 2014.

Vraag
Hoe kijkt de minister aan tegen de externe inhuur door provincies? Wat vindt de minister van het amendement om de Roemernorm ook voor de provincies te laten gelden?

Antwoord

Het kabinet heeft met de Tweede Kamer afspraken gemaakt over de inhuur van extern personeel bij de ministeries. Er geldt een uitgavennorm van maximaal 10% van de totale personele uitgaven. De norm heeft het karakter van ‘pas toe of leg uit’. Bij overschrijding van de norm dienen de ministers dit in het jaarverslag toe te lichten.

Medeoverheden hebben hierin echter een eigen verantwoordelijkheid. Medeoverheden zijn autonome bestuurslagen die zelf verantwoordelijk zijn voor hun bedrijfsvoering. De bedrijfsvoering wordt gecontroleerd door de gekozen volksvertegenwoordiging van de betreffende overheid. Derhalve zijn medeoverheden zelf verantwoordelijk voor het vervullen van de taken en het invullen van bezuinigingen, en dienen hierin eigen keuzes te maken. Externe inhuur kan in bepaalde situaties nodig zijn om gestelde doelen te realiseren. Dit is afhankelijk van de situatie bij een decentrale overheid, en niet aan mij om te beoordelen.

Hoewel ik het op zichzelf zou ondersteunen als de medeoverheden voor zichzelf een gelijksoortige norm stellen, vind ik het niet passen binnen de bestuurlijke en financiële verhoudingen om een dergelijke norm op te leggen en hen daaraan te gaan houden.

Ik verwijs verder ook naar mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Raak van 3 juni 2014 (Vergaderjaar 2013-2014, 2368).

Vraag
Hoe staat het met de steun aan de zogenaamde ‘BAG’-gemeenten na de herijking van het Gemeentefonds?

Antwoord:
Voor de gemeenten met kazernes en gevangenissen heb ik via een aanpassing van de algemene overgangsregeling van het groot onderhoud aan het gemeentefonds een specifieke oplossing voor 3 jaar uitgewerkt. In de komende decembercirculaire van het Gemeentefonds zullen de exacte berekeningen van deze aanpassing vanaf 2015 worden opgenomen. Een oplossing voor gemeenten met veel studentenflats ben ik op dit moment aan het verkennen met het CBS en het BAG Bronhouders en Afnemersoverleg.

Vraag
Waarom huurt Noord-Holland zoveel meer externen in dan bijvoorbeeld Zuid-Holland?

Antwoord
Dit is mij niet bekend. Medeoverheden hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid. Het is dan ook aan de Provinciale Staten van Noord-Holland om hierover desgewenst vragen te stellen aan Gedeputeerde Staten van hun provincie.

Vraag
Worden Salafistische netwerken in de gaten gehouden? Worden medeoverheden hierover systematisch geïnformeerd?

Antwoord
Ja, de AIVD heeft al vele jaren aandacht voor salafistische netwerken en informeert bijvoorbeeld via open publicaties het openbaar bestuur in Nederland. Zo publiceerde de AIVD 'Weerstand en tegenkracht' in 2009 en 'Lokale jihadistische netwerken in Nederland' in 2010. In de publicatie ‘transformatie van het jihadisme in Nederland’ van juni dit jaar stelt de AIVD dat er sprake is van groei van het salafisme, nadat rond 2010 de AIVD juist stagnatie zag.
Vanzelfsprekend informeert de AIVD in specifieke gevallen de lokale overheid en andere betrokken instanties. Dit kan bijvoorbeeld via ambtsberichten als er mogelijk maatregelen volgen op basis van de verstrekte informatie, maar ook via voorlichting en achtergrondgesprekken.

Vraag
Hoe ziet u het feit van de toename van externe inhuur bij gemeenten als gevolg van de decentralisaties?

Antwoord
De decentralisaties in het sociale domein (jeugd, ondersteuning en participatie) zijn een van de grootste veranderingen in bestuurlijk Nederland in de afgelopen decennia. Deze veranderingen brengen met zich mee dat gemeenten voor grote financiële en inhoudelijke uitdagingen staan. Zij gaan veel van deze uitdagingen in gezamenlijkheid aan; zo werken gemeenten onderling samen om zich voor te bereiden op de nieuwe taken. Hierbij zoeken en vinden ze ook ondersteuning vanuit het Rijk, vanuit de VNG en bijvoorbeeld vanuit het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING). In het licht van deze uitdagingen vind ik het voorstelbaar dat gemeenten in sommige gevallen een beroep moeten doen op extern ingehuurd personeel.

Vraag
De problematiek met betrekking tot Bulgaren was al in april bekend. Waarom is de Tweede Kamer nu pas geïnformeerd?

Antwoord
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (V&J) heeft in de brief van 5 november jl. gemeld dat het gaat om een intern politierapport dat nog onbeantwoorde vragen bevat. De staatssecretaris van V&J zal uw Kamer, in afstemming met mij, hierover zo spoedig mogelijk nader informeren.

Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de Basisregistratie Personen (BRP), zal ik alle aanbevelingen die tot betere registratie leiden serieus onderzoeken.


Vragen van het lid Oosten, F. van (VVD)

Vraag
Welke ruimte en mogelijkheden kan de minister bieden voor een proces waarin provincies zelf aangeven hoe het middenbestuur kan worden vormgegeven? Is een termijn van anderhalf jaar functioneel om provincies zelf het middenbestuur vorm te geven?

Antwoord
Het kabinet heeft in het Regeerakkoord en in de visienota ‘Bestuur in samenhang’ de analyse en uitgangspunten voor een toekomstbestendig provinciaal bestuur beschreven. Daarmee heeft het kabinet een kader geschetst voor verdere verkenning door provincies.

De heer Van Oosten verzoekt de provincies om binnen een periode van anderhalf jaar zelf met initiatieven te komen, het is aan de provincies om zijn verzoek in overweging te nemen.

Vraag
Hoe zorg je ervoor dat de grootste talenten gemotiveerd worden om in het openbaar bestuur actief te worden? Is de minister als hoeder van het openbaar bestuur bereid dit op te pakken?

Antwoord
Het is inderdaad van groot belang politieke functies open en aantrekkelijk te houden. Ik zie dat als een brede politieke verantwoordelijkheid. Democratie is afhankelijk van burgers die bereid zijn een politieke of bestuurlijke rol op zich te nemen. Van belang is bij te dragen aan een reëel aanzien van het politieke ambt en daarmee investeren in de bereidheid om actief te participeren in de publieke zaak. Ook door beschikbaarheid voor politieke functies. Ik trek daarin onder andere al actief op met de vereniging van burgemeesters, wethouders en raadsleden, de drie categorieën waterschapsbestuurders en vertegenwoordigers van de commissarissen van de Koning, gedeputeerden en statenleden. En natuurlijk met VNG, IPO, Unie van Waterschappen en AbvakaboFNV.

Op 4 juni jl. heb ik samen met hen besloten tot een interbestuurlijk programma ter verbetering van het aanzien van het politieke ambt. Insteek van het programma is het zoeken en ontwikkelen van een aantal kansrijke activiteiten dat eraan bijdraagt dat burgers zich verbonden voelen met de publieke zaak en bereid zijn zich beschikbaar te (blijven) stellen voor het vervullen van politieke functies. Die acties moeten de burgers bereiken; tegelijkertijd moeten ze worden uitgevoerd door deze bestuurders en politici zelf: zij kennen de waarde van publieke ambten als geen ander en kunnen dus het beste bijdragen aan een verbeterd aanzien van het ambt. De komende maand starten op zes plaatsen in het land Netwerkverkenningen waaraan ruim 160 decentrale politici deelnemen. In gezamenlijkheid met hen wordt gekomen tot een agenda voor een aanpak.

Overigens blijkt uit de Staat van Bestuur 2014 dat de mate waarin het partijen moeite kost om geschikte kandidaten te vinden voor verkiesbare plaatsen is afgenomen van 46,2% in 2006, via 45,7% in 2010 tot 40,1% in 2014. Daarnaast blijkt uit diezelfde bron dat in 2014 12,5% van de partijen heeft overwogen om niet aan de raadsverkiezingen deel te nemen, tegen 18,5% in 2006. Een aandeel dat gestaag daalt (2010: 15,3%). Dit zijn landelijke cijfers, waarvan het voorstelbaar is dat de verschillen in het land groot zijn. ProDemos op mijn instigatie ondersteuning bieden aan gemeentes om burgers enthousiast te maken voor de lokale politiek.

Het Nederlandse openbaar bestuur scoort goed, ook internationaal gezien. Dat neemt niet weg dat ik de zorgen van de VVD steun en dus ook al een aantal trajecten in gang heb gezet om het aanzien van het politieke ambt – en daarmee de aanwas van nieuwe generaties veelbelovende politici – te verbeteren.

Vraag
Langs welke wegen gaat de minister vervolg geven aan de aanbeveling van het rapport van de Raad voor het openbaar bestuur?

Antwoord
De kabinetsreactie op het rapport ‘Hoe hoort het eigenlijk’ is nu in voorbereiding en zal in het voorjaar 2015 aan de Tweede Kamer worden verstuurd. Daarin zal worden aangegeven hoe met de aanbevelingen wordt omgegaan.


Vraag
Is de minister bereid om samen met de VNG een inventarisatie te maken van welke samenwerkingsverbanden er zijn? (context: democratische legitimatie)

Antwoord
Ja, ik ben voornemens in 2015 opnieuw de aantallen samenwerkingsverbanden te inventariseren. Bij de antwoorden op de schriftelijke vragen over de begroting heb ik u overigens geïnformeerd over de aantallen samenwerkingsverbanden over 2012.

De landsdekkende regio-indelingen zijn reeds te vinden in een website die ik in 2012 heb gelanceerd: www.regioatlas.nl

Vraag
Kan de minister meer vertellen over de 'Agenda Stad'? Wat wil de minister daarbij precies? Welke middelen zijn beschikbaar of heeft de minister hiervoor nodig? Hoe is de samenhang geborgd tussen stad en ommeland?

Antwoord
Er is veel aanleiding voor de Agenda Stad, o.a. OESO, het Planbureau voor de Leefomgeving en de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur wijzen er op dat de economische kracht steeds meer in steden en stedelijke regio’s ligt. Het kabinet deelt deze analyse en wil er met een Agenda Stad voor zorgen dat de groei, leefbaarheid en innovatie in Nederlandse steden wordt versterkt.
De Agenda Stad stelt het stedennetwerk centraal. Dit betekent dat wordt geredeneerd vanuit de complementariteit van stad en ommeland. Daarnaast is er ook een aanpak krimpregio’s waar het Rijk vanuit verschillende departementen aan bijdraagt.

De Agenda Stad is er mede op gericht om bestemmingsplannen, bouwprocedures en bestaande investeringsprogramma’s beter bij stedelijke groei aan te laten sluiten. Uiteraard doet het kabinet dit samen met de steden, bedrijven en kennisinstellingen.

  • Het kabinet neemt maatregelen die ervoor zorgen dat de detailhandel sneller kan inspelen op veranderende voorkeuren van het winkelpubliek. Met het oog op de aantrekkelijkheid van binnensteden doen we voorstellen om leegstaande winkelruimten sneller een andere bestemming te geven. Ook nemen we maatregelen om de combinatie van fysieke en online detailhandel te faciliteren. Tevens komt er een Nederlandse gedragscode franchise met een bijbehorende geschillencommissie.

  • Het kabinet wil investeringen bevorderen in aanpassing van de bestaande woningvoorraad, nieuwe woonzorgconcepten en verbouw van verzorgings- en verpleeghuizen. De behoefte aan nieuwe combinaties van wonen en zorg zal immers toenemen door veranderingen in individuele voorkeuren. Met betrokken partijen zal een agenda worden opgesteld om knelpunten in de regelgeving op te ruimen.

  • Het kabinet ondersteunt stedelijke ruimtelijke ontwikkeling door belemmeringen weg te nemen. Zo gaat de Omgevingswet 24 wetten bundelen en zorgt deze ervoor dat projecten sneller uitgevoerd kunnen worden omdat de hoofdregel de proceduretijd verkort van 26 naar 8 weken en er bovendien maar één omgevingsvergunning nodig is.

  • Het kabinet bevordert het gebruik van intelligente transportsystemen om zo bestaande infrastructuur beter te benutten. Ook bevordert het kabinet het slimmer toepassen van beschikbare reisinformatie voor de consument. Er worden proeven opgezet met innovatieve verkeerssystemen, onder andere om ervaring op te doen met zelfrijdende voertuigen.

Samen met de steden en andere partijen (onder andere bedrijven, provincies, wetenschap, maatschappelijke organisaties) zal ik in de komende maanden verkennen welke vraagstukken en oplossingsrichtingen onderdeel moeten zijn van Agenda Stad. In dit gezamenlijke proces ligt de meerwaarde van Agenda Stad. Dit resulteert medio 2015 in een eerste pakket maatregelen Agenda Stad dat ik uiteraard aan uw Kamer zal aanbieden.

Vraag
Ziet de minister de toegevoegde waarde van een samenwerkingsbestuurder? Hoe kijkt de minister aan tegen de mogelijkheid van een experimentenwet die een samenwerkingsbestuurder mogelijk maakt?

Antwoord
Ik ben bereid om de materie uit te zoeken, de verschillende aspecten ervan inzichtelijk te maken en aan de hand ervan een nader standpunt te bepalen. Een van de opties zou kunnen zijn om dit via experimentenwetgeving te verkennen.

Ik kan u alvast melden dat de Gemeentewet in artikel 36a, derde lid, expliciet uitsluit dat dezelfde persoon in meer dan één gemeente wethouder is. Dat houdt verband met het woonplaatsvereiste van de wethouder. Omdat in 2002 ontheffing van dit woonplaatsvereiste voor wethouders van buiten de gemeenteraad mogelijk werd, werd een expliciet verbod in de wet opgenomen. Voor 2002 vloeide die onmogelijkheid voort uit het feit dat de wethouder lid van de raad was en uit dien hoofde ingezetene van de gemeente moest zijn.
Meervoudig wethouderschap vereist dus wetswijziging. Het schrappen van het verbod is echter niet voldoende, want een dergelijke wetswijziging raakt ook aan het woonplaatsvereiste als fundament van het lokaal bestuur.

Hierbij wil ik wel de kanttekening maken dat meervoudig wethouderschap vragen oproept rond de verantwoordingsrelatie met de verschillende gemeenten en de werkbelasting. De onderscheiden gemeenten zullen hun eigen beleidswensen gehonoreerd willen zien. Die zullen van elkaar kunnen verschillen en zelfs met elkaar kunnen concurreren waardoor ze niet allemaal gehonoreerd kunnen worden. Dat kan tot loyaliteitsconflicten bij de wethouder aanleiding geven, maar ook gemakkelijk het vertrouwen vanuit de verschillende raden aantasten. Dat zal tot gevolg hebben dat de betrokken wethouder vaak ter verantwoording zal worden geroepen. Ik zie dus complicaties, terwijl de vraag is of het ook wat kan opleveren.

Ik zal uw Kamer na overleg met de VNG informeren over de bestaande wensen in het veld en de mogelijkheden om experimenten uit te voeren. Dit zal naar verwachting in de zomer van 2015 zijn.


Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag
Wat gaat de minister doen met niet-congruente samenwerkingsverbanden binnen de decentralisaties?

Antwoord:
Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de inrichting van de samenwerkingsverbanden in het kader van de decentralisaties. In de praktijk blijken gemeenten de 3 decentralisaties voor het overgrote deel congruent in te richten (wanneer gekeken wordt naar de buitengrenzen van de regio’s).
Op het terrein van de drie decentralisaties zijn in totaal 30 gemeenten incongruent. Mede op basis van de gesprekken die de ambassadeurs gemeentelijke samenwerking hebben gevoerd, constateer ik dat deze incongruentie in de meeste gevallen goed te verklaren is. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn, zoals de ligging in een grensgebied van verschillende (historische) regio’s (bijvoorbeeld de gemeente Alphen-Chaam) of omdat de jeugdregio op een ander gebied georiënteerd is dan de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld door aansluiting bij het werkgebied van belangrijke aanbieders van jeugdzorg, bijvoorbeeld de gemeente Noordenveld). Ik ben niet voornemens hier nadere actie op te ondernemen.

Vraag
Wat wil de minister gaan doen aan het gegeven dat sommige gemeenten te kennen hebben gegeven dat ze artikel 12 willen worden?

Antwoord
De gemeente Muiden heeft inmiddels een aanvraag voor artikel 12 ingediend voor 2015 en de gemeente Vlissingen is dit voornemens. Gemeenten hebben tot 1 december 2014 de tijd om een aanvraag in te dienen.
Wanneer een gemeente met structurele tekorten te maken krijgt, wordt een gemeente onder preventief toezicht van de provincie geplaatst. Dit heeft de afgelopen jaren goed gewerkt. Het aantal gemeenten dat een beroep heeft gedaan op een aanvullende uitkering is zeer beperkt gebleven. Sinds het begin van deze eeuw doet gemiddeld één gemeente per jaar een beroep op artikel 12, waarmee er per jaar steeds gemiddeld 3 tot 4 gemeenten een artikel 12 uitkering ontvangen, omdat een uitkering altijd een periode van meerdere jaren omvat.
Ik verwijs u verder naar mijn brief van 10 januari 2014 hierover aan uw Kamer (27581 nr. 48) en naar eerdere toezeggingen aan uw Kamer, dat ik eind van dit jaar u een overzicht zal doen toekomen van de bestaande en nieuwe artikel 12-gemeenten, alsmede van de gemeenten die in 2015 onder zogenaamd preventief financieel toezicht van de provincie komen te staan.

Vraag
Het CDA constateert dat grensgemeenten beperkt zijn in het aangaan van samenwerkingsverbanden. Hoe gaat de minister hierop acteren?

Antwoord
Wanneer gemeenten willen samenwerken op wettelijke taken zijn zij primair gehouden aan de landsgrenzen. Overigens heb ik geen signalen dat dit een probleem is. Grensoverschrijdend werken gemeenten en andere overheden aan weerszijden van de grens zo praktisch mogelijk al samen. Dat samenwerken kan ook formeel binnen bijvoorbeeld een Europese Groepering Territoriale Samenwerking (EGTS) of een grensoverschrijdend openbaar lichaam. Dergelijke samenwerking kan gaan over de lokale economie, kinderopvang, infrastructuur, ofwel alle zaken die het deelnemende lokaal bestuur van belang acht en binnen haar competentie ligt. Gemeenten kunnen bovendien, op basis van enkele verdragen, al samenwerkingsverbanden aangaan met gemeenten in Duitsland en België. Ik ben dan ook niet voornemens om op dit onderwerp te acteren.

Vraag
Het CDA constateert dat gemeentelijke belastingen de norm overschrijden. Gaat de minister hierop acteren?

Antwoord
De enige norm die er bestaat op het terrein van de gemeentelijke belastingen is de macronorm onroerende zaakbelasting. In mijn begeleidende brief aan uw Kamer (Tweede Kamer 2014-2015, 34000B, nr. 5) bij het rapport ‘Evaluatie systematiek macronorm onroerende zaakbelasting’ van 15 september jongstleden heb ik u gemeld hoe ik daar mee om ga. De overschrijding van de macronorm OZB in 2014 bedraagt € 11 mln. op landelijk niveau. Hier zal geen sanctie op volgen, omdat het kabinet heeft besloten met het oog op de omvangrijke decentralisaties per 2015 voor dat jaar met een schone lei te beginnen. Voor 2015 is er een nieuwe macronorm OZB vastgesteld. Deze bedraagt 3% over € 3,711 mld.

Vraag
De minister geeft, gelet op de recente opmerkingen van de staatssecretaris van VWS over de problemen bij de inkoop van de jeugdzorg, nog geen goede vorm aan zijn stelselverantwoordelijkheid. Het CDA vraagt om een plan van aanpak.

Antwoord
De staatssecretaris van VWS heeft deze week tijdens de begrotingsbehandeling van het onderdeel Jeugd toegelicht hoe hij gemeenten die achterblijven in de ontwikkelingen op het gebied van de inkoop van jeugdzorg gaat aanspreken. Hij heeft hierbij een interventieladder geschetst die uiteindelijk kan leiden tot indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing door gemeenten.

De gemeenten die achterblijven, krijgen uitgebreide ondersteuning vanuit het Rijk. Dit gebeurt in gezamenlijkheid, bijvoorbeeld met het interdepartementale ondersteuningsteam decentralisaties (OTD) waar ook de VNG in participeert. Ook de door mij opgerichte transitiecommissie sociaal domein adviseert gemeenten over het nemen van de juiste bestuurlijke, organisatorische en financiële maatregelen.

Mocht het uiteindelijk leiden tot een bestuurlijke maatregel zal dit ook in goed overleg met mij plaatsvinden. Ik ben van mening dat er geen behoefte is aan een extra plan van aanpak. De inspanningen van het kabinet vinden in goed overleg plaats en ieders verantwoordelijkheid wordt hierin gerespecteerd.

Vraag
Gaat de minister inzake de ID-problematiek met de Oost Europeanen, de aanbevelingen opvolgen (zoals het registreren van persoonsnummers)? Hoe komt het dat de minister dit incident via RTL heeft gehoord terwijl dit al sinds april bekend is?

Antwoord
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (V&J) heeft in de brief van 5 november jl. gemeld dat het gaat om een intern politierapport dat nog veel onbeantwoorde vragen bevat. De staatssecretaris van V&J zal uw Kamer, in afstemming met mij, hierover nader informeren.


Vragen van het lid Fokke, H. (PvdA)

Vraag
Is de minister bereid G1000 initiatieven uiteindelijk wettelijk te verankeren als aanvulling op de lokale democratie?

Antwoord
Van onderop ontstaat een verscheidenheid aan initiatieven op het vlak van deliberatieve en participatieve democratie. Deze initiatieven zijn waardevol en vullen het bestaande stelsel aan. De kracht van deze initiatieven is juist dat zij van onderop ontstaan.
Ik geef graag ruimte aan democratische vernieuwing en meer zeggenschap voor burgerinitiatieven. Ik geef hier onder andere invulling aan als partner in het G1000 platform. Ook steun ik wetenschappelijk onderzoek naar dit fenomeen. Dit moet inzicht bieden in de effecten en doorwerking van de verschillende G1000-en.
De praktijk is nu nog te jong om al in te kunnen schatten of wettelijke verankering toegevoegde waarde heeft. We weten uit ervaring dat wettelijke verankering ook contraproductief kan werken. De afweging hierover moet zorgvuldig gemaakt worden. Dat neemt niet weg dat ik, meer in den brede en niet alleen ten aanzien van de G1000, bereid ben te onderzoeken of in de Gemeentewet en/of in andere wetgeving een algemene wettelijke basis kan komen voor burgerinitiatieven of, andersom, juist belemmeringen moeten worden weggenomen. Ook hiervoor geldt dat de afweging zorgvuldig gemaakt dient te worden.

Vraag
Wat gaat de minister doen om slapende rekenkamers aan te pakken?

Antwoord
Ik vind het van groot belang dat rekenkamers de doeltreffendheid en doelmatigheid van het door het college gevoerde bestuur onderzoeken. Daarmee dragen zij bij aan het versterken van de controlerende taak van de gemeenteraad. Slapende rekenkamers vind ik onwenselijk, in alle gemeenten moeten rekenkamers onafhankelijk onderzoek kunnen doen.
Ik heb de 15 gemeenten met een (structureel) slapende rekenkamer hierop aangesproken en zij hebben mij bericht over de achtergronden van deze situatie. Deze gemeenten hebben aangegeven dat zij vinden dat zij voldoen aan de Gemeentewet. Zoals de wet voorschrijft hebben ze een verordening op de rekenkamerfunctie. Daar wordt echter geen invulling aan gegeven: er worden geen commissieleden benoemd en geen budget toegekend. Het zijn daarmee rekenkamers op afroep, waarbij de gemeenteraad kan bepalen of er onderzoek nodig is. Dat is echter een onwenselijke situatie want de rekenkamer zou zelf moeten beslissen of onderzoek nodig is. Ook voor deze gemeenten geldt dat zij de rekenkamerfunctie daadwerkelijk invulling moeten geven. Ik zal de betreffende gemeenten informeren over mijn standpunt terzake.

Vraag
Hoe gaat of staat het met het faciliteren van gemeenten die nu aan de slag zijn met de doorontwikkeling van de agenda lokale democratie?

Antwoord
In de agenda lokale democratie, die ik nog dit jaar aan uw Kamer zal aanbieden, ga ik in op de versterking van de lokale democratie.
Te zien is dat de traditionele democratische (formele) structuren worden aangevuld en ingevuld met nieuwe, van onderop bedachte en participatieve initiatieven. Zij vormen een verrijking van onze democratie. Het is nog een zoektocht hoe deze verschillende vormen van democratie zich tot elkaar verhouden. In de agenda lokale democratie staat die zoektocht centraal.
Ik zie hier een rol voor mijzelf: ruimte geven, stimuleren en faciliteren. In de agenda lokale democratie kom ik met concrete plannen op dit terrein. Daarbij valt te denken aan een regeling waarmee ik diverse initiatieven van democratische vernieuwing wil stimuleren. Ik verken daarbij ook de mogelijkheden om naar Deens voorbeeld bij wijze van experiment knellende regels buiten werking te stellen. De looptijd van de regeling is een jaar. Er bestaat daarbij een lokale verantwoordelijkheid om via de experimenten resultaten te boeken. Na afloop van de regeling zal ik de Tweede Kamer informeren over de geleerde lessen en opgedane inzichten.
Verder omarm ik het reeds genoemde initiatief van Grace Tanamal rond buurtrechten, ga ik inventariseren of er knelpunten in regelgeving zitten, ben ik partner in het G1000 platform en steun ik wetenschappelijk onderzoek naar dit fenomeen.
Ik vind het van belang dat de agenda in afstemming met de lokale spelers tot stand komt. Deze afstemming vindt nu plaats.

Vraag
Hoe wordt, gezien de notitie doe-democratie van 1 jaar geleden, de aanpak en uitrol van goede voorbeelden vormgegeven (vergroten inspraak en zeggenschap in de wijk) Zijn er experimenten gestart? Is de minster bereid hier aan mee te werken?

Antwoord
Voorbeelden van maatschappelijke initiatieven worden onder andere verspreid via de site Krachtinnl.nl. Daarnaast worden voorbeelden van de manier waarop gemeenten goed kunnen aansluiten bij maatschappelijk initiatief verspreid via leerkringen die ik samen met de VNG organiseer en ook via de zogenaamde Krachttoer, waarbij verschillende gemeenten gericht worden bezocht om de wisselwerking tussen initiatiefnemers en de desbetreffende gemeente te verbeteren.

Ten aanzien van experimenten kan ik melden dat een programma is gestart, gericht op het opruimen van knelpunten ten aanzien van thema’s als maatschappelijk aanbesteden, aansprakelijkheid, fiscaliteit en regelluwe zones. Deze experimenten bevinden zich nu in de opstartfase. Vanuit mijn ministerie werk ik hier actief aan mee. In de Agenda Lokale Democratie, die ik nog voor het einde van het jaar aan uw Kamer zal sturen, zal ik een bredere aanpak voor experimenteerruimte presenteren.

Vraag
Wat doen de ministers en VNG om de ervaren regeldruk van burgers te verminderen als het gaat om steunen van lokale wijkinspraak?

Antwoord
Een belangrijk deel van de belemmeringen die burgers ervaren bij de wijkinspraak ligt binnen de lokale regelgeving. In de maatwerkaanpak vrijwilligers zijn belemmeringen in de wet- en regelgeving geïnventariseerd en wordt naar oplossingen gezocht. Vanuit EZ, BZK en de VNG is daarnaast het programma ‘Beter en Concreter’ uitgevoerd om de lokale regeldruk terug te dringen. De verantwoordelijkheid voor deze terugdringing ligt bij de gemeenten. Ook in het kader van de decentralisaties en de verdere ontwikkeling van de participatiesamenleving ligt er een belangrijke taak voor gemeenten om onnodige belemmeringen voor actieve burgers weg te nemen. De kabinetsreactie op de motie Slob, welke aan het einde van dit jaar aan uw Kamer gezonden wordt, zal mede stilstaan bij de wijze waarop het kabinet de gemeenten hierbij ondersteunt.

Vraag
Is de minister bereid om, eventueel samen met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters, een onderzoek te doen naar de functie van de burgemeester in de toekomst?

Antwoord
Voor de PvdA hoort bij een grondige discussie over het lokaal bestuur ook een goede discussie over de taak van de burgemeester. De positie van de burgemeester is recent beschreven in het rapport ‘Majesteitelijk en Magistratelijk’, dat ik voor de zomer aan Uw Kamer heb aangeboden. Mijn reactie op dit rapport hoop ik binnenkort te kunnen aanbieden. Ik steun uw insteek: het is zeker van belang ook een goede discussie over de positie van de burgemeester te voeren.

Ik ben dan ook gaarne bereid uw Kamer voor de zomer van 2015, rekening houdend met alle onderzoeken die er dan liggen, een bredere notitie te doen toekomen over de taken en bevoegdheden van burgemeesters. In de notitie zal ik ook ingaan op de relatie tussen taken en bevoegdheden van burgemeesters en de wijze waarop burgemeesters worden benoemd (dan wel zouden kunnen worden benoemd).


Vraag
Gaat kabinet inzetten op krachtige onafhankelijke rekenkamers die zowel op gemeentelijk als op regionaal niveau colleges controleren? Hoe gaat de minister gezamenlijke rekenkamers verder stimuleren?

Antwoord
Het kabinet acht het van groot belang in te zetten op krachtige onafhankelijke rekenkamers, die zowel op gemeentelijk als op regionaal niveau effectief functioneren ten behoeve van de controlefunctie van de diverse gemeenteraden. Dit is belangrijk zeker in het licht van de nieuwe taken die gemeenten vanwege de decentralisaties krijgen en de daarbij horende groei van hun begrotingen.
Nu gemeenten steeds meer gaan samenwerken is het ook belangrijk dat zij op regionaal niveau inzicht hebben in de geldstromen die in gemeenten omgaan. Er is in artikel 81 van de Gemeentewet de mogelijkheid geschapen voor gemeenten om een gemeenschappelijke rekenkamer op te richten. Uit onderzoek uit 2013 blijkt dat 40% van de gemeenten daar reeds gebruik van maakt.
Ik kan in dit kader de vraag om meer gemeenschappelijke rekenkamers goed volgen. Mogelijk is het nodig om de wettelijke bepalingen aan te passen om het goed functioneren van rekenkamers verder te bevorderen. Hier ga ik onderzoek naar doen. Ook zal ik de voordelen van gemeenschappelijke rekenkamers nog eens helder bij gemeenten onder de aandacht brengen. De Nederlandse Vereniging voor Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR) en de VNG zal ik bij dit proces uiteraard betrekken, en ik zal uw Kamer hierover voor het zomerreces 2015 informeren.

Vraag
Integriteit: Is de minister bereid om samen (met de VNG en Raadslid.nu) de aandacht voor integriteit bij raadsleden te vergroten

Antwoord
Ik hecht groot belang aan de integriteit van politieke ambtsdragers. Voor het lokaal bestuur en daarbij dus ook voor de gemeenteraadsleden is een aantal instrumenten voorhanden waarmee gewerkt kan worden aan integriteitsvragen. Het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS) is voor dit doel opgericht. Deze instrumenten worden lokaal ook daadwerkelijk ingezet. 
Ik werk momenteel in nauwe samenwerking met de VNG, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen aan een herziening van de modelgedragscode integriteit politieke ambtsdragers. In de praktijk biedt de handreiking integriteit politiek ambtsdragers, ook een coproductie van BZK en de genoemde koepels, een goed houvast. De VNG en beroepsorganisaties zoals de raadsledenvereniging zijn actief op dit thema, zo is mijn waarneming. In die zin wordt het lokaal bestuur geactiveerd voor integriteitsbevorderende activiteiten.
Ik zie ook een rol weggelegd voor de politieke partijen, aangezien de primaire verantwoordelijkheid voor de werving en selectie van kandidaatvolksvertegenwoordigers daar is belegd. Naar mijn waarneming is integriteit ook daar in toenemende mate een aandachtspunt.


Vragen van het lid Oosenbrug, R.F.A. (PvdA)

Vraag
Wanneer is het eindresultaat wat betreft het open source initiatief 'local box' te verwachten?

Antwoord:
Enkele overheidsorganisaties, waaronder de Tweede Kamer zelf, hebben de aanzet tot ontwikkeling van Localbox gegeven door ieder een deel van het product te maken. Dat is een wijze van samenwerking die in de digitale wereld vrij gewoon is en waar ik positief tegenover sta; het is een interessante en veelbelovende ontwikkeling naar een soort van veilige dropbox, een veilige cloudomgeving voor alle overheden. Vanuit die positieve houding heb ik, net als enkele andere overheidsorganisaties, Localbox dit jaar ook gesteund met een bijdrage die het onder meer mogelijk heeft gemaakt om Localbox te koppelen aan Pleio.nl, de interbestuurlijke samenwerkingsruimte. Ook Pleio.nl is een dergelijk al langer bestaand initiatief van onderop, dat ondertussen ook zeer intensief wordt gebruikt.
Het is moeilijk om aan te geven wanneer Localbox voltooid is. De ontwikkelaars zijn nog volop bezig met nieuwe functionaliteiten en met het robuust maken van Localbox. In kleine kring wordt Localbox overigens al wel gebruikt.

Vraag
Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat gemeenten en provincies ODF gaan gebruiken, want deze staat op de pas-toe-of-leg-uit-lijst van het forum standaardisatie? Hoe kijkt de minister aan tegen open source initiatieven in het Verenigd Koninkrijk?

Antwoord
Ik vind het gebruik van open standaarden bij de digitale overheid van groot belang. De overheid kent een pas-toe-of-leg-uit-lijst die zorgvuldig wordt samengesteld en waarop deze open standaarden staan. ODF (open document format) is één van die open standaarden en daarbij gaat het specifiek om uitwisseling van documenten. Ik wil sterker inzetten op het gebruik van deze open standaarden. Om die reden zijn open standaarden onderdeel van het gezamenlijk wetgevingsproces van EZ, W&R en BZK waarover de minister van EZ, mede namens mij, u per brief van 25 april 2014 heeft ingelicht. Door bepaalde open standaarden te kunnen aan te wijzen, kunnen alle overheden worden verplicht om deze standaarden te gebruiken. Om te voorkomen dat zomaar standaarden worden aangewezen wordt er een zorgvuldige procedure gevolgd waarin de openheid van de standaard wordt getoetst, evenals de bruikbaarheid binnen de overheid.

De Digital Government Office (DGO) van de Britse overheid heeft het Nederlandse model van de aanpak van standaardisatie overgenomen en evenals in Nederland onder meer ODF als open standaard vastgesteld. Tevens streeft de Britse overheid naar meer dwingend gebruik van open source; de Nederlandse overheid kiest voor best source, dat betekent dat open en andere sources gelijke kansen moeten hebben.

Vraag
Wordt de doelstelling gehaald, dat overheidswebsites per 1 januari 2015 aan de 2e versie webrichtlijnen voldoen?

Antwoord
Steeds meer websites voldoen aan de richtlijnen, maar de doelstelling wordt nu nog niet gehaald. Mede daarom heb ik een toegankelijkheidsmonitor laten ontwikkelen, waarmee een deel van de webrichtlijnen automatisch getoetst kan worden en waarin vanaf 2015 de toegankelijkheid van de websites van het Rijk en de medeoverheden wordt bijgehouden. Op basis van de uitkomsten van deze meting zal ik bezien of en zo ja welke maatregelen nodig zijn om overheidswebsites verder te laten voldoen aan de richtlijnen.
Ongeveer 50% van de websites van het Rijk voldoet aan de webrichtlijnen. Dit geldt ook voor een derde van de gemeentelijke websites. Daarbovenop nemen 175 gemeenten deel aan een door het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING), in samenwerking met BZK opgezette campagne, waarin de websites worden getoetst op toegankelijkheidsaspecten en op de website een verklaring wordt gepubliceerd over de toegankelijkheid.

Vraag
Wanneer kan de minister actieve openbaarmaking van onder andere subsidie, inkoop en onderzoeksrapporten en dergelijke realiseren?

Antwoord
Voor onderzoeksrapporten lopen proefprojecten bij de ministeries van OCW en BZK, waarbij rapporten, zodra redelijkerwijs mogelijk, openbaar worden gemaakt. Hierbij wordt een termijn van vier weken aangehouden. De proefprojecten lopen tot en met eind 2014. Na deze periode zullen de proefprojecten worden geëvalueerd.

Steeds meer gemeenten publiceren de financiële data die ze naar het ministerie van BZK en CBS sturen, de zogenaamde Informatie voor Derden (Iv3). In de Iv3 staan gegevens uit de begroting, de kwartaalcijfers en de jaarrekening. Het ministerie werkt samen met de open state foundation om publicatie van data over openbare financiën te stimuleren. Inmiddels hebben 125 gemeenten, 10 provincies en 13 waterschappen hun uitgavendata - waaronder inkoop data – aangeleverd. Voor de rijksbrede inkoopuitgaven loopt er een verkenning om te bezien wat nodig is om deze inzichtelijk te maken.

Als het gaat om subsidiedata is een groot deel beschikbaar. De Rijksoverheid en lokale overheden stellen steeds meer data beschikbaar op de openbare website Subsidietrekker.nl.

Vraag
Wat is de stand van zaken van het onderzoek naar de mogelijkheden van één digitaal loket waar burgers zaken kunnen doen met de overheid?

Antwoord
Tijdens het Algemeen Overleg over het gebruik van ICT-mogelijkheden door de overheid op 3 april 2013 heb ik aan mevrouw Oosenbrug toegezegd met de VNG te bespreken of we kunnen komen tot één generieke kernwebsite voor gemeenten, waarbij bijvoorbeeld MijnOverheid.nl als uitgangspunt kan dienen en waarbij gemeenten zich kunnen aansluiten. De VNG heeft gemeenten om reacties gevraagd en naar aanleiding daarvan een bijeenkomst georganiseerd met een dertigtal gemeentelijke vertegenwoordigers. Daar zijn verschillende vormen van samenwerking bij gemeentelijke websites aan de orde gekomen, zoals het gebruik van één gezamenlijke website, het gebruik van een gezamenlijk model dat gemeenten individueel toepassen en het gebruiken van gezamenlijke onderdelen, zoals MijnOverheid, binnen individuele websites. Naar aanleiding hiervan zal de VNG mij informeren over de mogelijkheden die de gemeenten zien om met betrekking tot de gemeentelijke website tot een grotere samenwerking te komen. Zodra ik deze reactie ontvangen heb, zal ik de Kamer daarover informeren.


Vragen van het lid Bosma, M. (PVV)

Vraag
Wat vindt de minister van het idee dat de AIVD zelf onderzoek kan doen (Franse systeem), zoals de heer Wilders al in 2003 voorstelde?

Antwoord
De situatie in 2003 is niet de situatie van nu. De samenwerking met de politie, bijvoorbeeld via de Regionale Inlichtingendiensten, is sindsdien sterk verbeterd. De AIVD en politie werken in het kader van het huidige dreigingsbeeld binnen de grenzen van de wet en de gescheiden bevoegdheden intensief samen. Op basis van ambtsberichten van de AIVD worden jihadisten gearresteerd of strafrechtelijke onderzoeken worden opgestart. Ik wijs hierbij ook op de wettelijke mogelijkheden om AIVD-informatie in het strafproces te gebruiken. Ik zie geen noodzaak tot een wijziging van het huidige systeem: er zijn nu geen signalen dat het niet goed zou functioneren. De Commissie Dessens, die de Wiv 2002 heeft geëvalueerd, heeft in haar rapport ook niet opgenomen dat in dit opzicht iets zou moeten veranderen aan de gekozen constitutionele inbedding van de AIVD en zijn relatie tot het opsporingswerk. De commissie heeft zich expliciet gebogen over de bijzondere bevoegdheden van de AIVD, maar heeft daarbij niet geconcludeerd dat de dienst recherchebevoegdheden zou moeten hebben.

Vermenging van opsporings- en inlichtingenwerk acht ik niet wenselijk. In de huidige opzet is doelbewust gekozen om het vergaren van inlichtingen enerzijds en het hanteren van opsporingsbevoegdheden, zoals het arresteren van personen anderzijds, gescheiden te houden. Dit is zo neergelegd in de wet. Zo wordt zoveel als mogelijk voorzien in checks & balances; belangrijk als het gaat om de inbreuk op de privacy van mensen.

Vraag
Hoe kan het dat het kabinet verbaasd is over de nieuwe fraude die door Oost-Europeanen wordt gevoerd?

Antwoord
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (V&J) heeft in de brief van 5 november jl. gemeld dat het gaat om een intern politierapport dat nog onbeantwoorde vragen bevat. De staatssecretaris van V&J zal uw Kamer, in afstemming met mij, hierover nader informeren.

Vraag
Hoeveel kosten al die programma's deradicalisering die in gemeenten worden uitgevoerd? Wat leveren deze programma's op?

Antwoord
De coördinatie met betrekking tot gemeentelijke deradicaliseringprogramma’s maakt onderdeel uit van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme. Middels de voortgangsrapportage wordt uw Kamer op korte termijn over de voortgang van het Actieprogramma geïnformeerd.

Vraag
Heeft de AIVD nog vat op het probleem van Jihadisme?

Antwoord
Het dreigingsbeeld is sinds de start van dit kabinet in 2012 verslechterd. Het kabinet heeft daarom in juni dit jaar besloten om het budget van de AIVD met € 25 mln. structureel te verhogen. In het debat met uw Kamer op 3 juli jl. is gesproken over de bezuinigingen op de AIVD. Naar aanleiding van de motie Schouw/Van Toorenburg (Kamerstukken II 2013/14, 30 977, nr. 105) heb ik de Algemene Rekenkamer verzocht om een onderzoek uit te voeren naar de effecten van de bezuinigingen op de organisatie en het werk van de AIVD. Het onderzoek gaat binnenkort van start. Het streven van de Algemene Rekenkamer is het rapport bij de verantwoording over 2014 naar de Kamer te sturen. Ik wacht de uitkomst van dit onderzoek af.

De AIVD doet wat nu redelijkerwijs moet gebeuren. Met de extra middelen wordt de onderzoekscapaciteit versterkt. Tevens is tijdelijk capaciteit van buiten aangetrokken. Zo nodig worden prioriteiten gesteld en wordt capaciteit vrijgemaakt (intern en extern). Indien de omstandigheden wijzigen, zal ik dit opnieuw bezien.


Vragen van het lid Schouw, A.G. (D66)

Vraag
Waarom voert de regering, als het gaat om het schrappen van de Waterschappen uit de Grondwet, het regeerakkoord niet uit?

Antwoord
Dit kabinet zet niet in op gedwongen schaalvergroting, maar zet waar nuttig en nodig in op herindeling van onderop. Dat geldt ook voor een gedwongen fusie van de waterschappen. De waterschappen zijn zelf op grote schaal gefuseerd. Waren er 50 jaar geleden nog 2600 waterschappen, in 2000 nog 55, sinds 1 januari 2014 zijn dat er 23. Deze ontwikkeling is van onderop tot stand gekomen. De waterschappen zijn daarnaast hard aan de slag, samen met het ministerie van I en M, om de aanbevelingen van de OESO te implementeren. In die context heeft het schrappen van de waterschappen uit de Grondwet voor de minister van I en M en mij geen prioriteit.

Vraag
Is de minister van mening dat de capaciteit van de CTIVD op maat moet worden gebracht? (een verdubbeling)

Antwoord
De Commissie Dessens, die de wet heeft geëvalueerd, heeft aanbevelingen gedaan met betrekking tot het toezicht. Het kabinet heeft hier een reactie op gegeven en deze is besproken met uw Kamer. Momenteel wordt een wetswijziging voorbereid. Dat lijkt me het goede moment verder te spreken over de taken van de CTIVD en de daarbij behorende bezetting.

Vraag
Waarom nu pas voor het eerst berichtgeving over identiteitsfraude? Waarom 6 maanden in de la? Hoe ziet de minister zijn eigen verantwoordelijkheid? Is er actie richting afdeling burgerzaken?

Antwoord
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (V&J) heeft in de brief van 5 november jl. gemeld dat het gaat om een intern politierapport dat nog onbeantwoorde vragen bevat. De staatssecretaris van V&J zal uw Kamer, in afstemming met mij, hierover zo spoedig mogelijk nader informeren.

Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de Basisregistratie Personen (BRP), zal ik alle aanbevelingen die tot betere registratie leiden serieus onderzoeken.

Vraag
Zou de minister zich willen inspannen om te komen tot 1 monitor per departement?

Antwoord
De Tweede Kamer is op 7 juli jl. geïnformeerd over de gezamenlijke (Rijk, VNG en gemeenten) inrichting van de informatievoorziening en de monitoring sociaal domein zoals het Rijk, de VNG en de gemeenten die gezamenlijk voor ogen hebben. In de inrichting van de informatievoorziening en de monitoring voor na 1 januari 2015 wordt stevig ingezet op enkelvoudige uitvraag en meervoudig gebruik van informatie. Het CBS vormt hierbij het gegevensverzamelpunt.

Ook is ingezet op het kunnen bieden van een beeld van de ontwikkelingen die zich voordoen in het gedecentraliseerde sociaal domein als geheel. In dat kader is er één ‘overall monitor sociaal domein’ ontwikkeld. Deze monitor wordt geoperationaliseerd in samenwerking met het SCP en het CBS.

Tot slot geldt dat er nadrukkelijk wordt geïnvesteerd in verdere doorontwikkeling van de informatievoorziening en de monitoring. Inzet is dat in drie jaar wordt toegewerkt van een ‘overall monitor’ met meerdere departementale onderdelen naar daadwerkelijk één monitor en het geheel laten samenvallen van de indicatorenset van de gemeenten met die van het Rijk.

Vraag
Kan de minister meer vertellen over de Agenda Stad?

Antwoord:
Er is veel aanleiding voor de Agenda Stad, o.a. OESO, het Planbureau voor de Leefomgeving en de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur wijzen er op dat de economische kracht steeds meer in steden en stedelijke regio’s ligt. Het kabinet deelt deze analyse en wil er met een Agenda Stad voor zorgen dat de groei, leefbaarheid en innovatie in Nederlandse steden wordt versterkt.
De Agenda Stad stelt het stedennetwerk centraal. Dit betekent dat wordt geredeneerd vanuit de complementariteit van stad en ommeland. Daarnaast is er ook een aanpak krimpregio’s waar het Rijk vanuit verschillende departementen aan bijdraagt.

De Agenda Stad is er mede op gericht om bestemmingsplannen, bouwprocedures en bestaande investeringsprogramma’s beter bij stedelijke groei aan te laten sluiten. Uiteraard doet het kabinet dit samen met de steden, bedrijven en kennisinstellingen.

  • Het kabinet neemt maatregelen die ervoor zorgen dat de detailhandel sneller kan inspelen op veranderende voorkeuren van het winkelpubliek. Met het oog op de aantrekkelijkheid van binnensteden doen we voorstellen om leegstaande winkelruimten sneller een andere bestemming te geven. Ook nemen we maatregelen om de combinatie van fysieke en online detailhandel te faciliteren. Tevens komt er een Nederlandse gedragscode franchise met een bijbehorende geschillencommissie.

  • Het kabinet wil investeringen bevorderen in aanpassing van de bestaande woningvoorraad, nieuwe woonzorgconcepten en verbouw van verzorgings- en verpleeghuizen. De behoefte aan nieuwe combinaties van wonen en zorg zal immers toenemen door veranderingen in individuele voorkeuren. Met betrokken partijen zal een agenda worden opgesteld om knelpunten in de regelgeving op te ruimen.

  • Het kabinet ondersteunt stedelijke ruimtelijke ontwikkeling door belemmeringen weg te nemen. Zo gaat de Omgevingswet 24 wetten bundelen en zorgt deze ervoor dat projecten sneller uitgevoerd kunnen worden omdat de hoofdregel de proceduretijd verkort van 26 naar 8 weken en er bovendien maar één omgevingsvergunning nodig is.

  • Het kabinet bevordert het gebruik van intelligente transportsystemen om zo bestaande infrastructuur beter te benutten. Ook bevordert het kabinet het slimmer toepassen van beschikbare reisinformatie voor de consument. Er worden proeven opgezet met innovatieve verkeerssystemen, onder andere om ervaring op te doen met zelfrijdende voertuigen.

Samen met de steden en andere partijen (onder andere bedrijven, provincies, wetenschap, maatschappelijke organisaties) zal ik in de komende maanden verkennen welke vraagstukken en oplossingsrichtingen onderdeel moeten zijn van Agenda Stad. In dit gezamenlijke proces ligt de meerwaarde van Agenda Stad. Dit resulteert medio 2015 in een eerste pakket maatregelen Agenda Stad dat ik uiteraard aan uw Kamer zal aanbieden.

Vraag
Is de minister bereid problemen van geborgde zetels bij de waterschappen op te lossen?

Antwoord
De regering heeft bij de parlementaire behandeling van de Wet aanpassing waterschapsverkiezingen toegezegd om het systeem van de geborgde zetels te evalueren in het kader van de brede evaluatie van het waterschapsbestel in 2015.

Vraag
Is de minister bereid in iedere gemeente een privacyambtenaar via de VNG te benoemen?

Antwoord:
Ik heb onlangs in een brief de gemeenten geattendeerd op hun verantwoordelijkheden met betrekking tot privacy. Het college moet daarover verantwoording afleggen aan de raad. Voor de toetsing hebben we het College Bescherming Persoonsgegevens. Tot slot is er ook nog de ombudsman die zich over eventuele geschillen kan uitspreken. Ik zie geen noodzaak hier nog een andere functie aan toe te voegen.

Vraag
Wat doet de minister aan het bevorderen van kennis/bewustzijn over mensenrechten?

Antwoord
Het belang van de naleving en bevordering van mensenrechten is ook op decentraal niveau groot. Ik heb dat onderkend in het Nationaal Actieplan Mensenrechten. Kennis en bewustwording zijn essentieel. Dat is primair een taak en verantwoordelijkheid van de gemeenten zelf. Ook anderen dragen daaraan bij, zoals het Netwerk Mensenrechten Lokaal dat op 10 oktober jl. een congres hierover organiseerde. Bij die gelegenheid heb ik de gemeenten aangemoedigd om aandacht te besteden aan de mensenrechtendimensie, bijvoorbeeld door burgers en maatschappelijke organisaties binnen de verschillende gemeenten een platform te bieden, zodat zij zorgen op dit gebied kenbaar kunnen maken en eventueel zelf initiatieven kunnen ontplooien. Vertegenwoordigers van gemeenten hebben hier positief op gereageerd.

Vraag
Kan de studiegroep openbaar bestuur voor de zomer van 2015 met concrete voorstellen komen om de bestuurlijke drukte terug te dringen?

Antwoord
De Studiegroep Openbaar Bestuur wordt ingesteld om te bezien hoe het openbaar bestuur in Nederland zo goed mogelijk kan bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke en economische opgaven. Dit vraagt allereerst om een grondige objectieve en empirische analyse over het huidige functioneren van het openbaar bestuur. De analyse zal uitwijzen welke aanbevelingen in het kader van werkwijze en inrichting noodzakelijk zijn. De opdracht aan de Studiegroep (vgl. de Studiegroep begrotingsruimte) met daarin opgenomen het doel, tijdpad en de leden zal ik de Tweede Kamer binnen afzienbare tijd toesturen.

Vraag
Waarom trekt de minister de Zondagswet niet in? Waarom nu een onderzoek naar het effect van een wet die overbodig is?

Antwoord
De Zondagswet stelt regels voor met name het respecteren van rust rond religieuze bijeenkomsten. Ik vind het belangrijk om rekening te houden met groepen in de samenleving voor wie de Zondagswet een functie vervult, maar ook met wat gemeenten er zelf van vinden. Besluitvorming over wel of niet intrekken van de Zondagswet is dan ook geen simpele kwestie, ook al ligt er een motie met een duidelijke strekking.
Ik wil nu eerst zorgvuldig kijken naar de werking van de Zondagswet in de praktijk, wat de gevolgen zullen zijn van het intrekken van de wet, en hoe dat wordt ervaren, alsmede de grondrechtelijke aspecten en de juridische ruimte van gemeenten om zelf regels te stellen over de zondagsrust, mede in relatie tot bijvoorbeeld de Wet openbare manifestaties en de werking daarvan.

Vraag
Het verzoek aan de minister is het aantal gemeenschappelijke regelingen (2500) de komende 10 jaar te halveren en hiervoor met concrete voorstellen te komen.

Antwoord
Gemeenten zullen samenwerking altijd nodig hebben. Bij de decentralisaties geldt dit bijvoorbeeld voor alle gemeenten, groot of klein. Daarmee is niet gezegd dat er bij het functioneren van samenwerking geen problemen kunnen zijn. Ik vind dat het oordeel over de vraag of door samenwerking de legitimiteit van gemeenten teveel onder druk komt te staan, bij de betrokken gemeenteraden ligt. Wel heb ik, op verzoek van Uw Kamer, deze zomer een advies gevraagd aan de Raad voor het Openbaar Bestuur over de manier waarop de democratische legitimiteit van samenwerking geborgd kan worden. De Raad zal dit advies voor de zomer afronden. Op basis van dit advies wil ik bekijken of er aanleiding is voor nadere maatregelen. Ik deel dan ook niet de wenselijkheid om nu in te zetten op een halvering van het aantal gemeenschappelijke regelingen.

Vraag
Kan de minister toezeggen dat hij iets gaat doen aan de grenseffecttoets, en welke actie hij gaat ondernemen?

Antwoord
In 2013 heeft het kabinet al laten weten geen voorstander te zijn van de invoering van een generieke grenseffectentoets bij de behandeling van wetgeving en nieuw beleid, omdat het kabinet het als een te zwaar middel beschouwt en wat zal leiden tot extra bureaucratie. De grensprovincies hebben mij gevraagd om bij de ministeries te bepleiten dat bij de formulering van nieuwe wet- en regelgeving rekening wordt gehouden met eventuele grenseffecten. Ik zal dat doen.
Het gaat mij er om dat er voldoende bewustwording is van mogelijke ongewenste grenseffecten. Daarbij zijn beleidskeuzes altijd het resultaat van de weging van veel belangen. Eventuele grenseffecten zijn één van die belangen. De ministeries toetsen de eventuele grenseffecten zo nodig intern en ze treffen zo nodig maatregelen.

Vraag

Wat is de reactie van de minister op punt 7 uit de tegenbegroting D66 over fondsvorming APPA?

Antwoord

In de afgelopen periode is er hard gewerkt aan dit dossier. Uitkomst hiervan is dat ik op korte termijn een eerste wetsvoorstel aan de Tweede Kamer ga voorleggen. Bedoeling is om nu eerst de pensioenaanspraken van politieke ambtsdragers op alle punten waarvoor dat nog niet het geval is, te normaliseren en dus gelijk te trekken aan de aanspraken van overheidswerknemers. Dit vergemakkelijkt de overgang naar fondsvorming.

Ik kon dat wetsvoorstel niet eerder indienen omdat het overleg over het aanpassen van de pensioenen van overheidswerknemers aan het nieuwe Witteveenkader pas onlangs is afgerond. Aan de hand van deze aanspraken ga ik het wetsvoorstel opstellen. Deze stap wil ik nu eerst zetten en daarna zal ik in het Kabinet een voorstel voor de waardeoverdracht bespreken. Uiteraard zal ik de Kamer daarover zo spoedig mogelijk informeren.

Over een door Deloitte uitgevoerd feitenonderzoek naar de benodigde en bij decentrale overheden beschikbare gelden voor deze waardeoverdracht heb ik u bij brief van 31 oktober jl. geïnformeerd.


Vragen van het lid Segers, G.J.M. (CU)

Vraag
Kan de minister de toezegging herhalen dat de 3 jarige overgangsregeling voor BAG-gemeenten in de decembercirculaire opgenomen wordt?

Antwoord

Voor de gemeenten met kazernes en gevangenissen heb ik via een aanpassing van de algemene overgangsregeling van het groot onderhoud aan het gemeentefonds een specifieke oplossing voor 3 jaar uitgewerkt. In de komende decembercirculaire zullen de exacte berekeningen van deze aanpassing vanaf 2015 worden opgenomen.

Vraag
Is de AIVD toekomstbestendig? Is de minister bereid om aan te haken bij het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme?

Antwoord
De AIVD doet wat nu redelijkerwijs moet gebeuren. Met de extra middelen wordt de onderzoekscapaciteit versterkt. Zo nodig worden prioriteiten gesteld en capaciteit wordt vrijgemaakt (intern en extern). Indien de omstandigheden wijzigen, zal ik dit opnieuw bezien.

Ja, ik ben reeds nauw betrokken bij de implementatie en de uitvoering van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme. Vanwege mijn verantwoordelijkheid voor de AIVD, maar ook vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het openbaar bestuur. Daarnaast is het ministerie van BZK ook betrokken vanuit haar taken op het gebied van leefbaarheid in wijken.

Vraag
Moet het privacy impact assessment niet wetgevingsbreed plaatsvinden?

Antwoord
De toepassing van privacy impact assessments vindt in beginsel wetgevingsbreed plaats. Er is geen inperking van die toepassing tot bepaalde domeinen of sectoren. In de praktijk kan daar echter op verschillende manieren invulling aan worden gegeven. Dat geldt ook voor de vraag of en de wijze waarop het privacy impact assessment wordt gepubliceerd in een concreet geval. Het instrument van de privacy impact assessments wordt geëvalueerd in 2015.
Voorafgaand aan het AO decentralisaties op 12 december aanstaande waarvoor het onderwerp privacy geagendeerd staat, zal ik uw Kamer de Privacy Impact Assessment voor de drie decentralisaties doen toekomen. Hierin worden duidelijke handvatten geboden aan gemeenten om binnen het bestaande kader op een goede manier de integrale dienstverlening vorm te kunnen geven en gelijktijdig de privacy van burgers te waarborgen.

Vraag
Waarom zijn gemeenten niet geïnformeerd over de incidenten met paspoortfraude?

Antwoord
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (V&J) heeft in de brief van 5 november jl. gemeld dat het gaat om een intern politierapport dat nog onbeantwoorde vragen bevat. De staatssecretaris van V&J zal uw Kamer, in afstemming met mij, hierover nader informeren.

Vraag
Het WMO-verdeelmodel voor de herschikking is onrechtvaardig. Hiertoe heeft de ChristenUnie een motie ingediend. Wat gaat de minister van BZK doen met de motie herschikking verdeelmodel?

Antwoord
De aangenomen motie Slob c.s. beschouwt het kabinet als ondersteuning van beleid. In algemene zin komt een objectieve verdeling tegemoet aan de objectieve kenmerken bij gemeenten en stelt gemeenten in staat om een gelijk voorzieningenniveau te bieden. De verdeling is vrij van historische of regionale beleid- en prijseffecten en is daarmee rechtvaardig.
De Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) stelt dat bij de beoordeling van het model niet de herverdeeleffecten leidend dient te zijn maar de kostenoriëntatie. Het verdeelmodel voor de WMO kent twee onderdelen. Het eerste onderdeel is bedoeld voor alle gemeenten. Dat krijgt de steun van de Rfv: de verdeling is adequaat en de herverdeeleffecten zijn voldoende objectief verklaarbaar en verdedigbaar. Het tweede onderdeel, bedoeld voor de verdeling van de middelen voor beschermd wonen, dat wordt uitgevoerd door centrumgemeenten, adviseert de Rfv niet in te voeren. De Rfv vindt dat het model onvoldoende in staat is de huidige verschillen in kosten bij de centrumgemeenten te verklaren en dit leidt tot onrechtvaardige herverdeeleffecten waarop gemeenten nauwelijks kunnen inspelen.
Medio november 2014 ontvangt het kabinet het advies van de VNG over beide onderdelen. Deze adviezen zal ik met de staatssecretaris van VWS bespreken om daarna een besluit over de invoering te nemen. In ieder geval zal invoering gepaard gaan met een ingroeipad, zodat gemeenten voldoende tijd hebben, om het beleid aan te passen aan het uiteindelijke objectieve budget.

Vraag
Wil de minister in zijn halfjaarlijkse rapportage terugkomen op hoe hij lokale initiatieven steunt? Wat te doen met de bevindingen van motivaction (marktonderzoeksbureau)? Wat te doen met wetgevingsvoorstellen zodat burgerinzet recht in plaats van gunst wordt?

Antwoord
In de praktijk is een grote rijkdom aan initiatieven voor democratische vernieuwing ontstaan. Zoals eerder gesteld wil ik ruimte geven voor deze initiatieven en deze faciliteren. Bijvoorbeeld door knellende wet- en regelgeving te inventariseren en weg te nemen en door een ondersteuningsstructuur te stimuleren waarop initiatiefnemers een beroep kunnen doen.
Ik heb kennisgenomen van het Motivaction-onderzoek waaruit zou blijken dat de steun voor de participatiesamenleving zou afnemen. Dit onderzoek is niet meteen aanleiding om het ingezette kabinetsbeleid te wijzigen.
De vraag raakt ook aan buurtrechten. De ontwikkeling van buurtrechten is een van de manieren om burgers een formeel recht op participatie te geven. Nederland kent een levendige participatieve praktijk. Voortbouwend op deze praktijk zal het ministerie samen met de VNG een traject starten rondom Buurtrechten, waarbij ik pilots van gemeenten faciliteer en het leerproces hierover organiseer, zodat kan worden bezien of het vastleggen van participatierechten meerwaarde heeft voor de praktijk.

Vraag
Is de NCDO (Nationale Commissaris Digitale Overheid) ook betrokken bij het waarborgen van toegang van digibeten tot de digitale overheid?

Antwoord
De Digicommissaris neemt geen taken en verantwoordelijkheden over, maar houdt wel zicht op de ontwikkelingen binnen de verschillende sectoren, als het zijn doelstelling en taakopdracht raakt. Het beleid rond het bevorderen en faciliteren van digivaardigheden is hier een voorbeeld van.

Als minister van BZK ben ik verantwoordelijk voor het beleid om te komen tot een digitale overheid. Digivaardigheid heeft mijn volle aandacht. De verantwoordelijkheid voor de toegankelijkheid voor de dienstverlening ligt primair bij een dienstverlener. Hierbij is de menselijke maat het uitgangspunt, dat ik ondersteun door onder andere het Digitale Hulpplein.

Vraag
Wat gaat de minister doen met de uitkomsten van het onderzoek dat de opkomst bij verkiezingen lager is in heringedeelde gemeenten?

Antwoord
Het op mijn verzoek door het Centraal Planbureau verrichte onderzoek waaraan de vragensteller refereert, is zeer onlangs gepubliceerd. De opkomst bij lokale verkiezingen vertoont in algemene zin een neergaande trend. Daar maak ik mij zorgen over. Zoals eerder toegezegd, zal ik in de Agenda Lokale Democratie, die ik nog dit jaar aan uw Kamer zal sturen, daarop verder ingaan.

Vraag
Slaat de minister met de vuist op tafel als er geld bij moet bij de AIVD?

Antwoord:
Ja.


Vragen van het lid Voortman, L.G.J. (GL)

Vraag
Is de minister bereid om morgen toe te lichten waarom het raadgevend referendum niet al per 1 januari 2015 kan starten?

Antwoord
In de Wet raadgevend referendum is bepaald dat de inwerkingtreding plaatsvindt op de eerste dag van de vierde maand na publicatie in het Staatsblad. Deze publicatie heeft nog niet plaatsgevonden. Dat heeft twee redenen.
Ik heb uw Kamer al eerder gemeld dat het kabinet in ieder geval wacht met de inwerkingtreding van de Wet raadgevend referendum (Wrr) totdat de behandeling van het wetsvoorstel van de leden Fokke, Voortman en Schouw tot reparatie van die wet is afgerond. Dit voorstel is jongstleden dinsdag aangenomen door uw Kamer, de behandeling in de Eerste Kamer moet echter nog beginnen.
Daarnaast vergt de implementatie van de wet nog een aantal maanden voorbereiding. Dit geldt in het bijzonder voor de Kiesraad, die op basis van de Wrr nieuwe taken heeft gekregen, die een ander karakter hebben dan de taken die de Kiesraad nu reeds heeft op grond van de Kieswet. De Kiesraad is druk doende met de voorbereiding hiervan en heeft de afgelopen periode onderzocht hoe de wet op een zorgvuldige én doelmatige wijze kan worden uitgevoerd. De Kiesraad laat in dit kader nu een applicatie ontwikkelen, waarmee de ingediende verzoeken en ondersteuningsverklaringen kunnen worden verwerkt. Ik zal er bij de Kiesraad op aandringen dit zo snel mogelijk te doen. Ik verwijs u in dit kader ook naar mijn brieven van 19 september en 27 oktober 2014 (Tweede Kamer 2014 -2015, 33934, nrs 6 en 9).

Vraag
Is de minister bereid te inventariseren welke gemeenten de zaken op orde hebben met betrekking tot decentralisaties? En wil de minister de best practices bij de gemeenten delen? Wil de minister een overzicht geven van gemeenten waar het financieel mis dreigt te gaan.

Antwoord
De voortgang op de specifieke decentralisaties jeugd, maatschappelijke ondersteuning en participatie wordt gemonitord door de betreffende departementen. Zij hebben uw Kamer hier met enige regelmaat over geïnformeerd.
De Transitiecommissie Sociaal Domein (TSD) heeft tot taak te onderzoeken of gemeenten de noodzakelijke bestuurlijke, organisatorische en financiële maatregelen hebben getroffen om de decentralisaties in het sociaal domein in samenhang te kunnen uitvoeren. Het gaat hierbij onder meer om privacy en financiële weerbaarheid. De TSD zal de betreffende gemeenten op die punten adviseren en hierover aan de regietafel rapporteren. De commissie heeft voor haar werk een zekere mate van vertrouwelijkheid nodig. Het is daarom niet mijn bedoeling om over individuele gemeenten te rapporteren.
Best practices worden reeds gedeeld door het OTD (ondersteuningsteam decentralisaties van de departementen en VNG gezamenlijk) en bijvoorbeeld op de BZK-website Gemeentenvandetoekomst.nl.

Eind van dit jaar zal ik u een overzicht doen toekomen van de bestaande en nieuwe artikel 12-gemeenten, alsmede van de gemeenten die in 2015 onder zogenaamd preventief financieel toezicht van de provincie komen te staan.

Vraag
Is de minister bereid om te onderzoeken of buurtrechten voor meer taken dan alleen WMO kan worden ingevoerd?

Antwoord
Ja. Op dit moment worden er pilots rond lokale buurtrechten uitgevoerd, die breder zijn dan alleen de WMO.

Vraag
Is de minister bereid om zijn brede visie over decentralisaties op te stellen?

Antwoord
Ik heb, mede namens het kabinet, de visie op de decentralisaties in het sociaal domein gegeven in de decentralisatiebrief van februari 2013 (Tweede Kamer 2013 – 2014, 33400 VII, nr 59). Het uitgangspunt van het kabinet is dat de zelfredzaamheid en participatie van de burger maximaal dient te worden gefaciliteerd en gestimuleerd. Tegelijkertijd geldt dat mensen die het echt nodig hebben, kunnen blijven rekenen op de ondersteuning door de overheid.

Vraag
Is de minister bereid te onderzoeken welke gemeenten buurtrechten in hun verordening hebben genomen?

Antwoord
Het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) heeft een actueel overzicht van buurtrechten vervaardigd en dit op de LSA-site geplaatst (zie www.lsabewoners.nl/buurtrechten-en-right-challenge-nl).

Vraag
Is de minister bereid om bij alle ministeries een inventarisatie te doen naar open data sets?

Antwoord
Alle ministeries worden gevraagd om in kaart te brengen welke data aanwezig zijn, welke daarvan publiek beschikbaar kunnen worden gesteld en wanneer en welke daarvan gesloten blijven en waarom.

Ik streef er naar om in het voorjaar van 2015 een rijksbreed overzicht van beschikbare data te kunnen presenteren op data.overheid.nl.

Vraag
Welke strategische belangen worden er geschaad, indien openbaar wordt hoe vaak de AIVD heeft afgeluisterd?

Antwoord
Het feit dat de AIVD tapt is niet geheim. Deze bevoegdheid staat beschreven in de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2002. Als over een langere periode de aantallen telefoon- en internettaps worden afgezet tegen bekende dreigingen en technologische ontwikkelingen, dan zou daar inzicht in de capaciteit, slagkracht en focus van de inlichtingendienst uit kunnen worden afgeleid. Mensen en organisaties die door de AIVD in de gaten worden gehouden zouden daar dan op in kunnen spelen (strategisch, veiligheidsbewust gedrag). De Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) wordt wel geïnformeerd over de tapstatistieken.

Vraag
Wat doet de minister om te voorkomen dat het geld voor zorg op raakt bij de gemeenten? Is hij bereid om hiervoor een noodfonds te creëren op de begroting?

Antwoord
Burgers kunnen blijven rekenen op zorg en ondersteuning door de gemeenten. In de wetgeving zijn hiervoor voldoende waarborgen opgenomen. De middelen voor de decentralisaties worden verdeeld onder gemeenten via een integratie-uitkering. Gemeenten kunnen de middelen vrij besteden, afgestemd op de lokale problematiek. Op deze manier worden gemeenten optimaal in staat gesteld integraal beleid te voeren. Dit past bij de decentralisatie van deze taken en is een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle uitvoering. Bovendien worden er met het verdeelmodel naar gestreefd de middelen op de juiste wijze, gericht op de kosten die de gemeente heeft, te verdelen. Deze maatregelen borgen dat de middelen voor zorg niet op raken. Daarnaast kan ik via de monitor sociaal domein de komende jaren de ontwikkeling van de uitgaven op macro niveau goed volgen. Mocht er onverhoopt toch een knelpunt ontstaan, kan daarover gesproken worden, maar ik heb daarvoor geen noodpotje en ben ook niet voornemens dit te creëren. Tegelijkertijd constateer ik dat gemeenten zelf in een aantal gevallen reserveringen in hun begrotingen opnemen.

Vraag
Wanneer gaat de minister zijn regierol bij decentralisaties oppakken?

Antwoord
Ik richt mij in mijn coördinerende rol op randvoorwaarden die over de afzonderlijke decentralisaties heen van belang zijn voor het laten slagen van de veranderingen in het sociaal domein. Voorbeelden hiervan zijn: het wegnemen van financiële schotten, verantwoordingslasten beperken, regionale samenwerking congruenter maken, de transitiecommissie sociaal domein die gemeenten adviseert, en de informatiehuishouding van de decentralisaties. Dat doe ik in goed overleg met mijn collega’s in de ministeriele commissie decentralisaties en ook met gemeenten en de VNG aan de regietafel.
Daarnaast ondersteun ik gemeenten bij de voorbereiding op de decentralisaties. Dit doe ik bijvoorbeeld via het ondersteuningsteam decentralisaties (OTD) dat ik samen met de VNG en de betrokken departementen heb opgericht. Het OTD ondersteunt gemeenten bij de voorbereiding op de decentralisaties en wordt zeer gewaardeerd door gemeenten. Een ander voorbeeld is de congressenreeks onder de noemer ‘de decentralisaties dag’. Inmiddels hebben meer dan 3000 mensen deelgenomen en 13 november aanstaande verwacht ik wederom 750 ambtenaren te verwelkomen op een congres over de uitvoeringspraktijk van de decentralisaties.
Tot slot zal ik ook na 1 januari 2015 aandacht houden voor de decentralisaties. Ik zal in overleg met mijn collega’s in het kabinet en met de VNG volgend jaar komen met een Transformatie Agenda. In deze agenda wordt afgestemd en bepaald wat de gezamenlijke inzet dient te zijn voor de komende jaren om te komen van de stelselwijziging (transitie) tot nieuwe manieren van werken en andere verhoudingen en rolverdelingen die ervoor moeten zorgen dat de beoogde effecten van de stelselwijziging ook daadwerkelijk kunnen worden gerealiseerd (transformatie).

Vraag
Wat is de datum dat het kabinet de genoemde open data openbaar gaat maken? Groen Links denkt zelf begin 2015.

Antwoord
Alle ministeries zijn gevraagd om in kaart te brengen welke data aanwezig zijn, welke daarvan publiek beschikbaar kunnen worden gesteld en wanneer en welke daarvan gesloten blijven en waarom.

Ik streef er naar om in het voorjaar van 2015 een rijksbreed overzicht van beschikbare data te kunnen presenteren op data.overheid.nl.


Vragen van het lid Bisschop, R. (SGP)

Vraag
Is de minister bereid zich in te blijven zetten op bescherming van de Joodse bevolkingsgroep gezien de huidige dreiging?

Antwoord
De AIVD zal in het geval van een concrete dreigingsinformatie altijd aanzetten tot handelen om de dreiging te onderkennen of te neutraliseren. Dit geldt ook indien de dreiging uitgaat naar de Joodse gemeenschap. Daarnaast levert de AIVD een bijdrage aan het Stelsel Bewaken en Beveiligen (gecoördineerd door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, NCTV) in de vorm van dreigingsanalyses e.d. De NCTV bepaalt aan de hand van het stelsel of maatregelen nodig zijn in het geval van verhoogde dreiging voor objecten, personen en diensten opgenomen in het Rijksdomein. Personen, objecten of diensten die niet zijn opgenomen in het Rijksdomein, zoals de Joodse gemeenschap, vallen binnen het decentrale stelsel van veiligheidszorg. Het lokale gezag kan dezelfde beveiligingsmaatregelen treffen ten behoeve van personen, objecten of diensten zoals die gelden in het Rijksdomein.

Vraag
Is de minister bereid zich op een enthousiasmerende manier zich in te zetten ten behoeve van de verruiming van het gemeenschappelijk belastinggebied?

Antwoord
Het kabinet heeft op Prinsjesdag aangegeven dat het gaat onderzoeken of en hoe een verruiming van het gemeentelijk belastinggebied vorm en draagvlak kan krijgen. Uiteraard zal ik me hier, samen met de staatssecretaris van Financiën en de VNG voor inzetten.

Vraag
Wat is de bevoegdheid van de coördinerend minister ten opzichte van de gemeenten en andere ministeries bij de decentralisatie? Heeft u hier voldoende aan? Heeft de minister doorzettingskracht?

Antwoord
Ik richt mij binnen mijn coördinerende rol op randvoorwaarden die over de afzonderlijke decentralisaties heen van belang zijn voor het laten slagen van de veranderingen in het sociaal domein. Voorbeelden hiervan zijn: wegnemen van financiële schotten, verantwoordingslasten beperken, goed monitoren van de effecten, regionale samenwerking congruenter maken, en de informatiehuishouding van de decentralisaties.
Concrete activiteiten van mij als coördinerend Minister bij de decentralisaties richten zich zowel op het goed uitwerken van randvoorwaarden aan rijkszijde als het goed voorbereiden van gemeenten. Dat doe ik in goed overleg met mijn collega’s in de ministeriële commissie decentralisaties en ook met gemeenten en de VNG aan de regietafel.
Dat dit goed werkt, blijkt wel uit het feit dat het kabinet ook voor de transformatiefase heeft afgesproken om deze werkwijze voort te zetten en ook de komende periode vooral in goed overleg vorm te geven.


Vragen van het lid Klein, N.P.M. (50PLUS)

Vraag
Zijn provinciale wetten en initiatieven allemaal nodig?

Antwoord
De provincies hebben medebewindtaken, in het bijzonder op het ruimtelijk-economisch domein: onder andere ruimte, infrastructuur, economie en natuur. Op basis daarvan hebben ze de bevoegdheden om zelf beleid en algemeen verbindende voorschriften op te stellen (voorbeeld: verordening voor ruimtelijke ordening). Provincies kunnen zo hun eigen afwegingen maken om de regionale opgaven effectief tegemoet te treden en daarmee invulling te geven aan hun rol als ruimtelijk-economisch gebiedsregisseur. Het debat hierover vindt plaats in de Provinciale Staten.

Vraag
Naar aanleiding van een artikel in Binnenlands Bestuur (d.d. 24 oktober) graag een toelichting van de minister van BZK over 'beetje integer' wat grijs gebied wat betreft integriteit lijkt te impliceren?

Antwoord
Het artikel in Binnenlands Bestuur heeft goed weergegeven hoe ik over integriteit denk. Het kan mensen de verkeerde richting op sturen doordat je voor jezelf vaststelt dat je integer bent en dat het daarmee dus klaar is, dat je niet langer in gesprek hoeft te gaan over het onderwerp. De meeste integriteitsschendingen worden gedaan door mensen die zichzelf als integer beschouwen. Uit de initegriteitsschendingen die voorkomen, blijkt dat het vaak misgaat bij dingen waar iemand – of de organisatie – onvoldoende alert is. Veel beter is het om toe te geven dat er een grijs gebied is. En over dat grijze gebied moet je met elkaar praten. Integriteit is ook niet zwart-wit, omdat normen veranderen in de tijd, en omdat je integriteit kunt bevorderen. Dit was de strekking van het artikel.


Vragen van het lid Klaveren, J.J. van (Groep Bontes/Van Klaveren)

Vraag
Waarom zijn de gemeenten niet eerder geïnformeerd over de identiteitsfraude van Oost-Europeanen?

Antwoord
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (V&J) heeft in de brief van 5 november jl. gemeld dat het gaat om een intern politierapport dat nog onbeantwoorde vragen bevat. De staatssecretaris van V&J zal uw Kamer, in afstemming met mij, hierover nader informeren.

Vraag
Kan de minister een grondwetwijziging voorbereiden waarin de provincies als bestuurslaag worden opgeheven en hiermee ook de Eerste Kamer?

Antwoord
Het kabinet heeft geen voornemens in deze richting.