[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Defensie 2015

Brief regering

Nummer: 2014D41514, datum: 2014-11-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2014Z20509:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Hierbij zend ik u de antwoorden op vragen, gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Defensie op 12 november jongstleden.

DE MINISTER VAN DEFENSIE

J.A. Hennis-Plasschaert

Antwoorden op vragen, gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Defensie op 12 november 2013

1.

Kamerlid: Van Dijk, SP

Zijn de berichten uit de VS juist dat de ingebruikname van de F-35 is uitgesteld?

Nee, er is op dit moment geen sprake van uitstel van de ingebruikname van de F-35 in de Verenigde Staten. De Amerikaanse mariniers beogen onveranderd op 1 juli 2015 hun initiƫle operationele capaciteit (IOC) status te bereiken. Het is echter wel zo dat het motorincident van afgelopen juni tot gevolg heeft gehad dat er geen speling meer zit in de planning van het testprogramma.

2.

Kamerlid: Van Dijk, SP
Is het bericht juist dat de modernisering van de Amerikaanse kernwapens van start is gegaan, zowel voor de F-16 als voor de JSF? Zijn Nederlandse militairen hierbij betrokken?

Het desbetreffende levensduurverlengingsprogramma wordt uitsluitend uitgevoerd door de Amerikaanse overheid. Navo-bondgenoten hebben geen zeggenschap over het onderhoud en modernisering van deze wapens en zijn daarbij ook niet betrokken.

3.

Kamerlid: Van Dijk, SP

Betreft de coulanceregeling ook mensen die zijn getroffen door PX-10?

In het verleden is een coulanceregeling voor PX-10 van kracht geweest. De coulanceregeling die ik op 11 november jl. heb aangekondigd, heeft betrekking op chroomhoudende verf en niet op PX-10.

4.

Kamerlid: Van Dijk, SP

Hoe zit het met betrekking tot het online zetten van stukken en de Archiefwet? Welke plicht heeft Defensie als het gaat om het bewaren van stukken?

De Archiefwet en regelgeving stellen duidelijke eisen aan het bewaren en vernietigen van informatie. De basis hiervoor is de zogenaamde ā€˜selectielijstā€™, waarin vermeld staat welke documenten permanent bewaard moeten blijven en welke na welke termijn vernietigd moeten worden. Defensie beschikt over selectielijsten die volgens de in het Archiefbesluit 1995 vastgelegde procedure zijn vastgesteld.

Ten behoeve van het onderzoek naar het gebruik van chroomhoudende verf zijn stukken afkomstig van verschillende locaties en uit verschillende dossiers verzameld en tot Ć©Ć©n ā€˜dossierā€™ gevormd. Het gaat vooral om stukken uit verschillende bedrijfsprocessen, zoals het onderhoud van materieel, en om rapportages en onderzoeken inzake de veiligheid en gezondheid van werknemers die met bepaalde stoffen werken. De vernietigingstermijn van deze stukken op grond van de vastgestelde selectielijsten was vijf jaar.

In de huidige selectielijst zijn de termijnen voor stukken over het onderhoud van belangrijk materieel gesteld op vernietigen na vijf jaar. De rapportages en onderzoeken inzake de veiligheid en gezondheid van personeel dat met gevaarlijke stoffen werkt, moeten na 40 jaar worden vernietigd.

Het intussen gevormde dossier zal niet worden vernietigd maar voor permanente bewaring in aanmerking komen. Dit gebeurt op basis van de bewaartermijn in de selectielijst inzake stukken over vastgestelde onderzoeksopdrachten, eindrapporten (inclusief de stukken die voor het onderzoek gebruikt zijn), economische, politieke en/of militaire rapportages.

5.

Kamerlid: Van Dijk, SP

Kan de minister reageren op het artikel in Trouw van 10 september met betrekking tot de heer Spijkers?

Met de heer Spijkers is in 2002 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarmee alle geschillen tot een einde werden gebracht. Recent heeft de heer Spijkers bij de Centrale Raad van Beroep een verzoek tot herziening van de uitspraak van 1997 van de Centrale Raad over zijn ontslag ingediend. In augustus jl. heeft de Centrale Raad dit verzoek afgewezen. Er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden vastgesteld die aanleiding tot herziening kunnen geven. Alles overziend is er geen aanleiding om de zaak-Spijkers opnieuw te openen.

6.

Kamerlid: van Dijk, SP

Klopt het dat brigadegeneraal Spijk vanaf 1 april 2013 voor een aantal maanden zowel de functie van voorzitter van de adviescommissie bezwaarschriften had als die van persoonlijk adviseur van de minister? Is het waar dat deze combinatie van functies wettelijk verboden is?

Brigadegeneraal b.d. mr. J.P. Spijk is nooit persoonlijk adviseur van de minister geweest. Hij combineerde van april tot november 2013 de functie van voorzitter van de Commissie advisering bezwaarschriften Defensie met die van Directeur Personeelsbeleid van het ministerie. Omdat die functies niet goed verenigbaar waren, is destijds een plaatsvervangend voorzitter van de Commissie advisering bezwaarschriften benoemd.


7.

Kamerlid: Vuijk, VVD

De VVD krijgt graag herbevestigd dat er geen belemmeringen zijn om de kansen van reservisten waar in de organisatie dan ook te bespreken.

Bijna 5.000 reservisten maken nu al integraal deel uit van de krijgsmacht. De meeste reservisten werken samen met beroepsmilitairen in reguliere eenheden. Een kleiner deel is ingedeeld in een pool. Deze functies worden aangemaakt op basis van de uit te voeren taken en de personele behoefte.

Vanuit hun functies worden de reservisten ingezet voor uiteenlopende taken op alle niveaus binnen Defensie. Aansprekende voorbeelden hiervan zijn de inzet van reservisten in expeditionaire missies, de Nuclear Security Summit, een groot reorganisatieprogramma bij het Commando Landstrijdkrachten en het programma SPEER.

Er is een Bureau Reservist en Samenleving (BReS) in de Bestuursstaf in Den Haag. Het Hoofd BReS onderhoudt als boegbeeld van de reservisten contact met de ambtelijke en politieke leiding. Er zijn dus geen belemmeringen om de kansen van reservisten op welk niveau dan ook te bespreken.

8.

Kamerlid: Vuijk, VVD

Bij financiƫle onderbouwing van de begroting is de goede richting ingeslagen, maar er moet nog wel wat gebeuren. Kan de minister aangeven hoe dit proces loopt en in hoeverre zij er ook van overtuigd is dat in 2017 de financiƫle situatie daadwerkelijk is hersteld?

In de briefĀ van 1 november 2013 (Kamerstuk 33 763, nr. 27) over het inzicht in de kosten en uitgaven van wapensystemen en het plan van aanpak daarvoor, wordt gemeld dat in de Ontwerpbegroting 2015 voor het eerst inzicht wordt geboden in de kosten van wapensystemen, rekening houdend met de organieke indeling van de beleidsartikelen en begrotingseisen. Dat is in bijlage 4.2 bij de Ontwerpbegroting 2015 ook gebeurd. Nu worden vervolgstappen gezet om het inzicht verder te vergroten en de processen en de administratieve systemen van Defensie verder aan te passen.

Zoals de Algemene Rekenkamer signaleert, wordt hier gestaag aan gewerkt. De uitwerking van het plan van aanpak loopt volgens schema, maar kent risicoā€™s en uitdagingen. Het tijdpad is ambitieus in relatie tot de complexiteit. In 2017 moet de levensduurkostensystematiek (LCC-benadering) zijn ingebed in de bedrijfsvoering, plannen en begroting. Daarmee kunnen financiĆ«le ramingen beter worden onderbouwd en verder worden verbeterd.

9.

Kamerlid: Knops, CDA

Er moet ook een deltaplan voor het personeel worden ontwikkeld. Er moet een echte pakketvergelijking komen om recht te doen aan de bijzondere positie van de militair. Het moet een aanzienlijke verbetering van de arbeidsvoorwaarden voor Defensiepersoneel zijn.

Voor Defensie is een goed pakket van arbeidsvoorwaarden essentieel. Vorige week zijn de onderhandelingen met de bonden begonnen. Dit onderhandelingsproces heeft tijd en ruimte nodig. Ik heb de Kamer al eerder toegezegd voor het einde van het jaar, na finale afstemming met de bonden, een brief te sturen over de bijzondere positie van de militair.

10.

Kamerlid: Eijsink, PvdA

Ik vraag de minister te reageren op het conferentiepaper van Clingendael en Defensie: Defence Cooperation in Clusters; Identifying the Next Steps.

Het rapport van het Instituut Clingendael is een verslag van een op 15 oktober jl. gehouden seminar dat is georganiseerd in samenwerking met het ministerie van Defensie. Het seminar had als uitgangspunt te bezien hoe de internationale defensiesamenwerking kan worden versterkt. De noodzaak van versterking van internationale samenwerking wordt inmiddels breed onderkend, en internationale samenwerking vormt zoals bekend een belangrijk element van de nota In het belang van Nederland.

Aan het seminar hebben onder anderen ambtenaren, militairen en wetenschappers uit Belgiƫ, Duitsland en Nederland deelgenomen op persoonlijke titel. De conclusies en aanbevelingen in het rapport vormen een weerslag van de gevoerde discussies. Weliswaar hebben deze conclusies en aanbevelingen geen formele status, maar zij bevatten interessante elementen die zeer nuttig kunnen zijn in de verdere ontwikkeling van internationale samenwerking. Achtereenvolgens ga ik in op de conclusies ten aanzien van parlementen, van samenwerking in clusters en van de rol van EU/EDA en Navo.

Een aantal conclusies betreft de rol van parlementen bij het versterken van de samenwerking. Gesproken is over de wenselijkheid van een meerjarenakkoord in de nationale politiek over Defensie. Een dergelijk akkoord, met zo breed mogelijke parlementaire steun, zou internationale partners zekerheid bieden over de nationale voornemens op defensiegebied. Bij het opstellen van een dergelijk akkoord zou de inbreng van internationale partners, Navo en EU moeten worden betrokken.

Ik beschouw het idee van een meerjarenakkoord met brede politieke steun als waardevol. In mijn brief van 7 november jl. schets ik de aanpak van het kabinet om uitvoering te geven aan de motie-Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 34 000, nr. 23). Het kabinet is van oordeel dat de verdere ontwikkeling van de krijgsmacht moet berusten op een stabiel meerjarig perspectief dat op brede politieke steun kan rekenen, aldus deze brief. Het kabinet zal de Kamer in het voorjaar van 2015 op de hoogte stellen van de uitkomsten van zijn beraadslagingen.

Daarnaast is tijdens het seminar het belang aan de orde geweest van een verdere harmonisering van de defensieplanning van landen die samenwerken in een cluster. Om de kans op succes te vergroten is het beter het aantal partners in een cluster te beperken. Aangezien met verwervingstrajecten vaak een periode van tien tot vijftien jaar is gemoeid, is het zaak met deze trajecten snel te beginnen. Bij de harmonisering van de planning zijn transparantie en een gecoƶrdineerde aanpak noodzakelijk. Bij verwervingstrajecten is het bovendien van belang ook de kosten van instandhouding te bezien, aangezien deze een belangrijk deel vormen van de totale levensduurkosten. Partners in een cluster die tot de integratie van eenheden komen, zouden bovendien hun strategische beleid ten aanzien van militaire inzetopties op elkaar moeten afstemmen, waarbij besluiten over concrete inzet altijd een nationale zaak zullen blijven. Deze elementen samen zouden moeten leiden tot een gemeenschappelijk beleid van deze landen voor defensiesamenwerking. Vier elementen worden hierbij genoemd: clusteroplossingen hebben prioriteit boven nationale oplossingen; deelnemers aan een cluster moeten elkaar als voorkeurspartner benoemen; sturing van bovenaf; en het verzekeren van draagvlak van hoog tot laag in de defensieorganisaties bij de aanvang van samenwerkingsprojecten.

Ik herken veel van deze aanbevelingen. Defensie concentreert zich bij de samenwerking op enkele strategische partners waarmee naar verwachting het meeste resultaat is te behalen. Daarvan zijn Duitsland en de Benelux-partners de belangrijkste. Met deze partners heeft Nederland ook een hoogambtelijke overlegstructuur om sturing te geven aan de samenwerking. De defensieplanning vormt bij de samenwerking een belangrijk onderwerp. Momenteel verkent Defensie met Belgiƫ en Duitsland bijvoorbeeld de mogelijkheden voor samenwerking bij de aanschaf van fregatten en mijnenbestrijdingsvaartuigen in het volgende decennium. Ten aanzien van operationele inzet is intensieve politieke en militaire consultatie uiteraard van het grootste belang. Ik juich het daarbij toe dat ook parlementen hierover steeds meer contact hebben. Een deel van de conclusies van het seminar heeft daarop ook betrekking. Het is al jaren praktijk dat buitenlandse operationele inzet van de krijgsmacht vrijwel uitsluitend in enige vorm van internationaal verband plaatsheeft. Wel is het zo dat elk land, ook Nederland, te maken heeft met eigen binnenlandspolitieke omstandigheden en voorwaarden. Het is niet uitgesloten dat het strategische inzetbeleid van partners op termijn steeds meer zal convergeren. Dit zal het mogelijk maken om te komen tot een overkoepelend beleid voor defensiesamenwerking tussen partners, al zal dit wel een kwestie van de lange adem zijn.

Als derde hoofonderwerp is tijdens het seminar gesproken over de rol van het Europese Defensie Agentschap (EDA) en de Navo bij defensiesamenwerking. Het EDA en de Navo zouden hun werkwijzen beter kunnen coƶrdineren en meer rekening kunnen houden met de defensieplannen van de bondgenoten en lidstaten om onrealistische behoeftestellingen te voorkomen. Daarnaast zouden zij de activiteiten van clusters meer kunnen coƶrdineren en ondersteunen, ook om de duplicering van activiteiten door verschillende clusters te voorkomen. Daarvoor is het nodig dat clusters meer informatie verschaffen aan het EDA en de Navo en openheid betrachten over hun activiteiten. De Benelux-partners en Duitsland zouden vertegenwoordigers van het EDA en de Navo kunnen uitnodigen bij hun onderlinge bijeenkomsten en zij zouden deze instanties kunnen informeren over de voortgang van hun samenwerking.

Ik deel de opvatting dat het EDA en de Navo hun ondersteunende rol verder kunnen versterken. Het is van belang dat niet alleen samenwerking binnen, maar ook tussen clusters wordt gestimuleerd. De defensieplannen van de EU, de Navo en van individuele lidstaten en bondgenoten moeten naadloos op elkaar aansluiten. Daarbij gaat het uiteindelijk om het verminderen van de bestaande militaire tekortkomingen in Europa. Het idee om het EDA en de Navo te betrekken bij het overleg tussen de verschillende landen in een cluster, zoals de Benelux of met Duitsland, zal ik bespreken met deze partners.

11.

Kamerlid: Eijsink, PvdA

In de brief over internationale militaire samenwerking van afgelopen vrijdag staan veel opsommingen, maar wat is nu in de tijdsplanning van belang? Wat is nu de planning op dit punt?

Bij de projecten die worden opgesomd in de brief van 7 november jl. over internationale militaire samenwerking gaat het in een groot aantal gevallen om projecten die nog in studie zijn. De financiƫle en juridische aspecten van deze projecten zijn nog niet duidelijk. Ook moet worden bezien of de projecten voldoende doeltreffend en doelmatig zullen zijn. Uiteindelijk zullen alle samenwerkingspartners een eigen besluit moeten nemen over deelneming aan een project, waarbij elk land eigen procedures heeft voor de informatievoorziening aan het parlement. In de studiefase is het daarom vaak nog niet mogelijk om volledige duidelijkheid te geven over afzonderlijke projecten. Als dit wel kan, zal ik de Kamer daarover in de jaarlijkse rapportage over de stand van zaken van internationale militaire samenwerking informeren.

Met betrekking tot enkele van de grotere samenwerkingsprojecten geldt de volgende planning:

  • Marinebouw, in het bijzonder de vervanging van fregatten en mijnenjagers, in de komende tien tot vijftien jaar.

  • De integratie van de luchtruimbewaking met BelgiĆ« zal in 2016 tot stand worden gebracht.

  • De door het Verenigd Koninkrijk geleide Joint Expeditionary Force (JEF) zal in de internationale samenstelling in 2018 volledig operationeel inzetbaar zijn. De mogelijke Nederlandse inbreng wordt onderzocht.

  • Sinds begin 2014 maken Nederlandse en Belgische landmachteenheden gezamenlijk gebruik van het schiet- en oefenterrein in het Duitse Bergen-Hohne, om vanaf 2016 structureel gebruik te maken van een geĆÆntegreerde trainingsagenda.

  • Een door de Benelux geleide EUBG in 2018, waarbij Nederland in het eerste en BelgiĆ« in het tweede half jaar de Force Commander levert, terwijl Nederland het volledige jaar als secretary nation zal optreden.

  • Het Duits-Nederlands legerkorpshoofdkwartier wordt verder ontwikkeld tot Joint Task Force Land hoofdkwartier en is aangeboden als hoofdkwartier aan de Navo voor 2017.

  • Op 12 juni 2014 is de integratie van de 11e Luchtmobiele Brigade in de Division Schnelle KrƤfte geformaliseerd met een plechtigheid in het Duitse Stadtallendorf. Deze geĆÆntegreerde eenheid moet vanaf 2018 volledig operationeel inzetbaar zijn.

12.

Kamerlid: Eijsink, PvdA

De Kamer heeft een brief gekregen over de arbeidsvoorwaarden. Begrijp ik daaruit goed dat we het toch wel over de bijzondere positie van de militair hebben.

Ja, ik kan bevestigen dat het inderdaad de bijzondere positie van de militair betreft. Ik heb de Kamer al eerder toegezegd voor het einde van het jaar met een beschrijving hiervan te komen.

13.

Kamerlid: Eijsink, PvdA

Ik ga er niet mee akkoord dat de beleidsdoorlichting over de veteranen pas in 2017 zal komen. De minister zou de doelstellingen van die doorlichting mogelijk kunnen bezien.

De Veteranenwet is in 2014 in werking getreden. Enkele regelingen die onder de wet in werking worden gesteld, worden op dit moment nog uitgewerkt in uitvoeringsregelingen en zullen vanaf 2015 effectief zijn. Het Landelijk Zorgsysteem Veteranen zal ook pas in 2015 volledig operationeel zijn. In 2015 worden in de Veteranennota de gewenste effecten en de hieraan gekoppelde doelstellingen beschreven. Hierbij wordt de bruikbaarheid van de beschikbare meetsystemen voor de veteranenzorg getoetst. Conform de wet zal de evaluatie in 2016 worden uitgevoerd. De voorgenomen beleidsdoorlichting zal ik hiermee zoveel mogelijk laten samenvallen. Echter, de wet is dan pas kort operationeel waardoor ik verwacht dat niet alle aspecten van het Veteranenbeleid ten volle aan bod kunnen komen.

14.

Kamerlid: Eijsink, PvdA

De uitwerking van de artikelen van de Veteranenwet moet nog komen. Ik verneem graag van de minister op welke wijze en in welk overleg met veteranenorganisaties dit zal plaatsvinden en op welke wijze ook de Kamer daarbij betrokken zal zijn.

Op verschillende niveaus is formeel en informeel overleg gaande met de veteranen over de uitvoering van de Veteranenwet. Het betreft onder meer:

  • Formele regelingen, onder andere de uitvoeringsregeling inkomensvoorziening en de ministeriele regeling reĆ¼niefaciliteiten, worden vastgesteld in het overleg met de centrales van overheidspersoneel.

  • EĆ©n tot twee maal per jaar wordt in de Contactraad Uitvoering Veteranenbeleid (CUV) formeel gesproken over de wijze waarop het beleid van de Veteranenwet vorm krijgt. In de CUV zijn alle betrokken partijen vertegenwoordigd.

  • Via de positie van het Veteranenplatform in de Stuurgroep Veteranenloket zijn de veteranen formeel betrokken bij de aansturing van het Veteranenloket.

  • In het driehoeksoverleg van Defensie met het Veteranenplatform, het Veteraneninstituut en Veteranendag bespreken alle betrokken partijen de wijze waarop erkenning en waardering vorm krijgen.

  • Verder is er regelmatig informeel overleg over allerlei onderwerpen tussen Defensie en het Veteranenplatform.

  • De Kamer wordt jaarlijks geĆÆnformeerd met de Veteranennota.

15.

Kamerlid: Eijsink, PvdA

Ik ga niet akkoord met uitstel van het onderzoek van de basisimplementatie SPEER.

De basisimplementatie ERP (SPEER) zal volgens de huidige planning duren tot halverwege 2015. Direct aansluitend daarop wordt met de evaluatie begonnen. Ik kan niet toezeggen dat die voor het einde van dat jaar zal zijn voltooid.

16.

Kamerlid: Eijsink, PvdA

Ik vraag de minister om diversiteit weer in beeld te brengen.

Diversiteit ā€“ ik spreek liever over inclusiviteit ā€“ ondersteunt de operationele inzet en beĆÆnvloedt op positieve wijze de cultuur bij Defensie. Inclusiviteit maakt ook deel uit van de agenda voor de toekomst van het personeelsbeleid. De komende tijd worden de themaā€™s uit die agenda nader uitgewerkt. Zo komt er bij werving en behoud speciaal aandacht voor vrouwen, allochtonen en ouderen. In de arbeidsmarktcommunicatie wordt de boodschap uitgedragen dat mensen van alle verschillende achtergronden bij de krijgsmacht aanwezig en nodig zijn. Daarnaast zijn er speciale wervingsdagen voor vrouwen.

Het uitdrukkelijk communiceren van gewenste diversiteit heeft in het verleden niet altijd het beoogde effect gehad. De meeste mensen worden liever aangesproken op hun specifieke kwaliteiten en rol binnen een team, dan op hun geslacht of culturele achtergrond. Het heeft meer effect om de wijze van communiceren aan te passen aan de doelgroep. Voorbeelden hiervan zijn:

  • Het gebruik van beeld en tekst waarmee de doelgroep zich direct identificeert. Dus een natuurlijk gebruik van vrouwen en allochtonen in de communicatie.

  • Herkenning van deze doelgroep in normen, waarden en competenties van Defensie.

  • Het werken met rolmodellen.

Tijdens het wetgevingsoverleg Personeel van 3 november jl. heb ik naar voren gebracht dat Defensie onlangs is begonnen met het ā€˜Inclusiviteitsoverleg Defensieā€™. Via dit overleg worden de netwerken binnen Defensie - Multicultureel Netwerk Defensie, Defensie Vrouwen Netwerk, Stichting Homoseksualiteit & Krijgsmacht en Jong Defensie - betrokken bij het personeelsbeleid. Ik vertrouw er op dat dit het inclusiviteitsoverleg nieuwe impulsen zal geven.

17.

Kamerlid: Eijsink, PvdA

Ik wil de minister een reactie vragen op het rapport European Council Conclusions. Dat gaat over de vraag wat we nu al bewerkstelligd hebben naar aanleiding van de Europese Raad van december 2013. Waar staan we op dit moment als het gaat om de Raad van volgend jaar?

Het Europees Parlement heeft in juni jl. het rapport European Council Conclusions gepubliceerd over de voortgang van de maatregelen waartoe de Europese Raad in december 2013 heeft besloten. Sindsdien hebben de ontwikkelingen niet stilgestaan. Hieronder ga ik in op de huidige stand van zaken.

Ten aanzien van de clusters 1 (effectiviteit en zichtbaarheid GVDB) en 2 (capaciteitenversterking) is sinds december 2013 behoorlijke vooruitgang geboekt. De Raad heeft in mei van dit jaar conclusies aangenomen over het implementeren van de geĆÆntegreerde benadering. Deze benadering wordt ook al toegepast bij het plannen en voorbereiden van nieuwe missies en operaties, zoals in OekraĆÆne en de Centraal-Afrikaanse Republiek.

In juni van dit jaar heeft de Raad een EU Maritieme Veiligheidsstrategie aangenomen. Onder Italiaans voorzitterschap wordt nu gewerkt aan een actieplan waarin de uitwerking van deze strategie wordt verwoord. Dit actieplan is voor het einde van het jaar gereed.

Tijdens de RBZ van 18 november a.s. zullen naar verwachting de volgende documenten, die rechtstreeks voortkomen uit taken van de Europese Raad van december 2013, worden aangenomen:

  • Een beleidskader (policy framework) voor langdurige, structurele defensiesamenwerking.

  • Een beleidskader over cyber defence.

  • Een nieuwe Progress Catalogue en een nieuw Capability Development Plan waarin de huidige tekorten zijn opgenomen.

  • Common staff targets voor de projecten satellietcommunicatie (SATCOM) en van afstand bestuurbare vliegtuigen (RPAS).

Ook hiermee worden belangrijke stappen gezet.

De vooruitgang ten aanzien van de gemaakte afspraken over cluster 3 (defensiemarkt en ā€“industrie) is minder zichtbaar, maar staat vermeld in de Roadmap van de Commissie. De Commissie en het EDA zijn in gesprek over de Preparatory Action van de Commissie over defensiegerelateerd onderzoek. Te weinig vooruitgang is geboekt met het bevorderen van toegang voor het midden- en kleinbedrijf tot de defensiemarkt. De Commissie heeft in haar routekaart gemeld dat een adviesorgaan zal worden ingesteld, maar heeft hier nog geen stappen gezet. Ik zal hier tijdens de RBZ nogmaals op aandringen.

De voorbereidingen voor de Europese Raad in juni 2015 gaan nu van start onder leiding van de nieuwe voorzitter van de Europese Raad, Donald Tusk, en de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger (HV), Federica Mogherini. Beiden zijn pas twaalf dagen geleden aangetreden. Maar mevrouw Mogherini heeft al aangekondigd zich niet alleen hard te willen maken voor het buitenlands-en veiligheidsbeleid, maar ook voor het defensiebeleid van de EU.

De Europese Raad in juni 2015 is enerzijds een ijkmoment om te bezien hoe het staat met de uitvoering van de afspraken die gemaakt zijn in december vorig jaar. Maar anderzijds kunnen we ook niet voorbijgaan aan de veranderende veiligheidssituatie in de nabijheid van Europa. De afspraken van december 2013 zijn gemaakt in een andere tijd. Daar moeten we in juni 2015 rekening mee houden. De nieuwe HV heeft al de opdracht om haar visie te geven over deze nieuwe ontwikkelingen. Voor Nederland geldt dat de Internationale Veiligheidsstrategie, de nota In het belang van Nederland, de aanstaande beleidsbrief Internationale Veiligheid en de brief van 7 november jl. naar aanleiding van de motie-Van der Staaij als vertrekpunt dienen voor de Nederlandse standpuntbepaling.

18.

Kamerlid: GĆ¼nal-Gezer, PvdA

Ik vraag aan de minister of zij concreet kan aangeven hoe het bedrijfsleven en de defensie-industrie betrokken worden bij de evaluatie van het DMP.

Defensie zal in samenwerking met de NIDV sessies organiseren waarvoor een representatieve afvaardiging van de industrie zal worden uitgenodigd. Gedurende deze sessies zal de deelnemende bedrijven worden gevraagd naar hun indrukken van het huidige DMP. Ook zal hun worden gevraagd mee te denken over herijkingsvoorstellen en ideeƫn. Defensie zal hierna de uitkomst van deze sessies toetsen op bruikbaarheid en vervolgens betrekken bij de herijking en evaluatie van het DMP.

19.

Kamerlid: GĆ¼nal-Gezer, PvdA

Deelt de minister de mening dat Richtlijn 81 in de praktijk nauwelijks effect heeft in de grotere Europese landen? Hoe zal zij zich er samen met haar collega van Economische Zaken voor inspannen om de toegang van de Nederlandse defensie-industrie tot de Europese markt te verbeteren?

Een open en transparante Europese defensiemarkt met een gelijk speelveld is inderdaad nog geen realiteit. Vooral op het niveau van toeleveranciers levert dit nog belemmeringen op voor toetreding tot de productieketens van de grotere bedrijven. Een gezonde marktwerking is overigens niet iets dat van vandaag op morgen gerealiseerd is. Het is daarom nu nog te vroeg om te stellen dat de richtlijn onvoldoende effect heeft. Mijn collega van Economische Zaken en ik hebben in dit verband de Kamer toegezegd om als smart follower op te treden. Ook zullen wij blijven aandringen op aandacht voor de noodzaak van die Europese markt.

Als smart follower volgt Nederland de ontwikkelingen in Europa op dit vlak op de voet. Andere EU-lidstaten doen dit ook, evenals de Europese Commissie. Mijn ambtgenoot van Economische Zaken en ik zetten ons in voor een open en transparante markt waar grote en kleinere bedrijven uit alle lidstaten gelijke kansen hebben.

20.

Kamerlid: GĆ¼nal-Gezer, PvdA

Mijn fractie is van mening dat systeemleveranties in Nederland zeker niet alleen beperkt moeten blijven tot grote bedrijven. Groeiende en zeer innovatieve mkb-bedrijven wordt geen recht gedaan als het kabinet hen niet als systeemleverancier ziet. Ik hoor graag of de minister dit met ons deelt.

Defensie hanteert de begrippen Original Equipment Manufacturers (OEMā€™s) voor systeemleverancier en Sub Contractors voor toeleveranciers. Deze begrippen hebben doorgaans betrekking op de hoofdwapensystemen, waarbij wordt aangetekend dat de Nederlandse bedrijven vaak toeleveranciers zijn.

Er zijn inderdaad ook innovatieve MKB-bedrijven die systemen leveren en dus systeemleverancier zijn. Een voorbeeld is het ICT-bedrijf Fox IT. Deze bedrijven doen mee met verwervingstrajecten en verkrijgen doorgaans ook opdrachten van Defensie. Er is dus sprake van een definitiekwestie: hoewel OEMā€™s veelal grotere bedrijven zijn, kan het wel degelijk het geval zijn dat innovatieve MKBā€“bedrijven complete systemen leveren. Ik wil er dan ook voor waken de terminologie te arbitrair toe te passen.

21.

Kamerlid: GĆ¼nal-Gezer, PvdA

Ik ben nieuwsgierig naar de ontwikkelingen met betrekking tot het Cyber Commando sinds de oprichting. Hoe gaat het nu? Kan de minister wat meer vertellen over de ontwikkelingen en de huidige stand van zaken? Kan zij aangeven hoe zij de Kamer in de komende periode hierover zal informeren?

In 2012 is de Defensie Cyber Strategie aan de Kamer gestuurd (Kamerstuk 33 321, nr. 1). In de afgelopen twee jaar zijn forse stappen gezet om de cybercapaciteiten van Defensie verder te ontwikkelen. In het najaar van 2014 is het Defensie Cyber Commando (DCC) versneld opgericht, waarmee alle speerpunten van de strategie in uitvoering zijn. Het is nu van belang om op deze fundamenten voort te bouwen en de cybercapaciteiten verder in te bedden als integraal onderdeel van het militaire optreden.

Defensie moet bovendien blijven inspelen op de snelle en voortdurende ontwikkeling van het digitale domein. Daarom is een doorontwikkeling van de Defensie Cyber Strategie op zijn plaats. In het algemeen overleg Digitale oorlogsvoering van 26 maart jl. heb ik u toegezegd in februari een doorontwikkeling van de strategie aan de Kamer te zenden. Hieraan wordt op dit moment gewerkt.

De actualisering van de strategie zal de komende jaren richting geven aan de doorontwikkeling van cybercapaciteiten bij Defensie. Defensie zal onder andere investeren in de kennis en deskundigheid van haar personeel op het gebied van cyber, in relevante opleidingen, cyberwapens, detectiesystemen, een cyberlaboratorium en in capaciteit ten behoeve van datavergaring en analyse.

22.

Kamerlid: De Roon, PVV

Defensie moet weer zichtbaar worden. Dit kabinet zegt dat onze militairen onzichtbaar moeten zijn in de publieke ruimte en dat ze hun uniformen niet aan mogen als ze op straat lopen of in het openbaar vervoer zitten. Wij vinden dat een verkeerde keuze.

Op grond van een advies van de beveiligingsautoriteit en vervolgens een nadere uitwerking daarvan, heeft de secretaris-generaal van het ministerie van Defensie op 29 september jl. de defensieonderdelen opdracht gegeven aanvullende beveiligingsmaatregelen te treffen. Een van de voorzorgsmaatregelen is dat militairen tot nader order geen militair uniform dienen te dragen tijdens woon-werkverkeer of in de publieke ruimte als daar om dienstredenen geen noodzaak toe bestaat. Deze maatregelen zijn genomen om het Defensie personeel geen onnodige risicoā€™s te laten lopen.

23.

Kamerlid: De Roon, PVV

Dij de inzet van de F-16ā€™s tegen de Islamitische Staat doemt een probleem op bij de uitzendbescherming van het personeel dat op missie wordt gestuurd. Ik vraag de minister om dit snel op te lossen.

Vanwege de snelle besluitvorming en het feit dat er grotendeels self supporting wordt opgetreden, in combinatie met recente en lopende operaties, is het onvermijdelijk gebleken dat in het eerste detachement voor 35 mensen niet aan de uitzendbescherming kan worden voldaan. Ik heb de Kamer hierover tijdens het algemeen overleg over de ISIS-missie geĆÆnformeerd. Defensie heeft maatregelen genomen om dit zoveel mogelijk te verzachten. Na de eerstvolgende rotatie zal dit probleem zich waarschijnlijk niet meer voordoen. De uitzendbescherming blijft voorop staan, die is er niet voor niets.

24.

Kamerlid: De Roon, PVV

Kan de minister samen met de civiele luchtvaart optrekken om de jeugd weer te enthousiasmeren voor het beroep van piloot.

Defensie werkt al samen met de civiele luchtvaart bij de werving van piloten. Er zijn echter verschillen in de eisen aan een vlieger van een F-16 of een Apache en een vlieger van een civiel vliegtuig. Uitwisseling is daardoor niet altijd mogelijk. Naar aanleiding van berichtgeving over het tekort aan vliegers en over de wervingscampagne is het aantal aanmeldingen vrijwel vertienvoudigd. Om deze aanmeldingen te kunnen verwerken wordt extra keuring- en selectiecapaciteit ingezet. In de laatste twee maanden van dit jaar volgt nog een extra wervingscampagne voor vliegers. De vooruitzichten zijn op dit moment dus verbeterd.

25.

Kamerlid: De Roon, PVV

Onze defensieorganisatie heeft blijkbaar moeite om Russische vliegtuigen goed in de gaten te houden, om daar straaljagers op af te sturen, en heeft ook moeite om Russische schepen in de gaten te houden.

Russische vliegtuigen die zonder transponder vliegen, leveren een gevaar op voor de vliegveiligheid. Zij worden onderschept door onze QRA en tot buiten het Nederlandse verantwoordelijkheidsgebied begeleid. In het specifieke geval van de passage van Russische schepen door de Noordzee was er geen schip van de wacht ter plekke en is de kustwachthelikopter ingezet. Nederland levert een volwaardige bijdrage aan de bondgenootschappelijke beveiliging.

26.

Kamerlid: De Roon, PVV

Verzoek om opheldering over het aantal ex-militairen die als jihadist meevechten in Syriƫ, Irak, Jemen of een van de andere jihadistische trekpleisters. Welke maatregelen wil de minister nemen om te voorkomen dat de kwaadwillenden de Defensieorganisatie gebruiken voor militaire basisvaardigheden? Graag reactie op het eerdere PVV-voorstel dat er geen defensiepersoneel zou moeten worden aangesteld met een dubbele nationaliteit. Ik verwijs naar de opiniepeiling waaruit blijkt dat 90 procent van de Turkse jongeren vindt dat de strijders die het opnemen tegen Assad, helden zijn. Zou dat percentage anders liggen bij de jonge militairen met een Turks paspoort die in onze Defensieorganisatie aanwezig zijn? Op die vraag zou ik graag antwoord willen krijgen.

Iedereen die een militaire functie wil bekleden, ondergaat voorafgaand aan indiensttreding een veiligheidsonderzoek waarbij ook wordt gekeken naar mogelijke radicalisering. Voor zover de MIVD bekend zijn er geen actief dienende militairen die openlijk steun betuigen aan het jihadisme, ongeacht hun afkomst. In mijn eerdere antwoorden op vragen van de leden De Roon en Van Klaveren (13 december 2013, Handelingen TK 2013-2014, aanhangsel nr. 767 ) heb ik inderdaad melding gemaakt van drie ex-militairen die mogelijk als jihadist meevechten in Syriƫ. In het belang van eventuele onderzoeken in dit kader zal ik hierover verder in het openbaar geen uitspraken doen.

27.

Kamerlid: Hachchi, D66

Kan de minister aangeven hoeveel procent van de investeringsverplichtingen voor 2015 al is ingevuld?

Tot en met 12 november 2014 is voor ruim ā‚¬ 500 miljoen aan overeenkomsten aangegaan voor beleidsartikel 6 Investeringen, die in 2015 tot uitgaven leiden. De belangrijkste daarvan zijn:

Naam: Uitgaven in 2015:

Groot Pantserwielvoertuig Boxer ā‚¬ 117 miljoen

Vervanging wielvoertuigen ā‚¬ 65 miljoen

NH-90 ā‚¬ 31 miljoen

Verbetering MK48 torpedo ā‚¬ 20 miljoen

MBMD SMART-L ā‚¬ 16 miljoen

Wetenschappelijk onderzoek ā‚¬ 15 miljoen

F-16 Infrarood geleid wapen ā‚¬ 14 miljoen

Extra SF-satellietcapaciteit ā‚¬ 14 miljoen

Joint Support Ship ā‚¬ 11 miljoen

28.

Kamerlid: Hachchi, D66

De Franse Mistrals die naar Rusland gaan: is dit geen kans voor pooling and sharing in Europa? Is de minister bereid om met haar Franse collega en andere collegaā€™s hierover in overleg te treden?

De Mistral-klasse is een helikoptercarrier. Helikoptercarriers zijn zeker van waarde voor Europa, maar er is geen behoefte aan meer van dergelijke schepen. Frankrijk heeft genoeg helikoptercarriers en ook in de EU is er geen tekort aan deze capaciteit. Pooling & Sharing is vooral gericht op het oplossen van tekorten in Europa.

29.

Kamerlid: Hachchi, D66

Het budget voor de JSF wordt verhoogd, terwijl voorheen altijd werd gezegd: 4,5 miljard en geen cent meer. Maar als ik de PvdA-fractie goed heb beluisterd, gaat dat budget niet verder opgehoogd worden. Ik wil hierop graag een reactie van de minister hebben. Een prijsbijstelling is normaal, maar hoe gaat deze betaald worden?

In de nota In het belang van Nederland is afgesproken dat een taakstellend investeringsbudget is vastgesteld van ā‚¬ 4,5 miljard. Dit bedrag is destijds vastgesteld in prijspeil 2012. Om te voorkomen dat budgetten vanwege de inflatie langzaam worden uitgehold, is het gebruikelijk dat budgetten worden geĆÆndexeerd.

In de nota In het belang van Nederland is dit als volgt verwoord (p. 29): ā€œOm verdringingseffecten bij de vervanging van de F-16 te voorkomen, is het budget voor de vervanging taakstellend ingekaderd. Bovendien is er zowel bij de investeringskosten als bij de exploitatiekosten een risicoreservering van 10 procent gehanteerd. Deze risicoreservering is bedoeld voor niet geraamde kostenstijgingen. De reservering is niet bestemd voor prijs- en loonbijstellingen; deze worden conform de reguliere begrotingssystematiek aangepast.ā€ De aanpassing aan de inflatie zorgt uitsluitend voor behoud van koopkracht, bij overige gelijkblijvende omstandigheden. De aanpassing aan inflatie is dus wezenlijk anders dan prijsstijgingen (of -dalingen) veroorzaakt door ontwerpkeuzes, vertraging, productieprocessen, enzovoorts.

In 2014 heeft het kabinet geen prijsbijstelling uitgekeerd, maar heeft Defensie vanuit de bij Begrotingsakkoord 2013 verkregen extra middelen een reservering gemaakt voor de prijsbijstelling.

30.

Kamerlid: Hachchi, D66

De Rekenkamer zegt dat de inzetbaarheidsdoelstelling van vier Joint Strike Fighters permanent in de lucht niet gehaald zal worden. Ook daarop krijg ik graag een reactie van de minister.

De Algemene Rekenkamer wijst in haar monitoringbrief opnieuw op de berekeningen om met 37 F-35 toestellen langdurig vier toestellen in een missiegebied te kunnen inzetten. In de bestuurlijke reactie op die brief ben ik hierop ingegaan. Met de aanschaf van 37 F-35 toestellen kan de krijgsmacht 24 uur per dag, zeven dagen in de week het Nederlandse luchtruim bewaken en permanent met vier toestellen elders in de wereld een missie uitvoeren.

31.

Kamerlid: Segers, CU

In maart besloot de minister alsnog om Nederlandse uniformen aan te schaffen die kwalitatief beter waren dan uniformen van Chinese makelij. Ik vraag om nadere uitleg. Is de minister het met de CU-fractie eens dat als het gaat om materieel dat extra bescherming biedt aan onze manschappen, Defensie altijd voor het beste materiaal moet gaan?

Defensie verstrekt haar personeel kleding die voldoet aan de operationele eisen. Voor sommige operaties liggen die eisen hoger dan voor andere. Bij de operaties die speciale eenheden de laatste jaren hebben uitgevoerd, bleek er behoefte te bestaan aan een aangepast kledingpakket, geschikt voor extreme omstandigheden. Van dit aangepaste kledingpakket had Defensie een kleine hoeveelheid aangeschaft. Omdat daarvan niet genoeg meer resteerde, is nu een nieuwe partij aangeschaft.

Het spectrum van klimatologische omstandigheden, terrein en operationeel optreden wordt steeds breder. De verwerving van missiespecifieke kleding is complex en bovendien kostbaar. Defensie werkt daarom momenteel aan de vervanging van de generieke gevechtskleding. Het project Defensie Operationeel Kleding Systeem (DOKS) vervult deze behoefte. Komend jaar wordt u hierover nader geĆÆnformeerd.

32.

Kamerlid: Segers, CU

Is de minister bereid te zijner tijd het Zweedse onderzoek naar herinvoering van de dienstplicht naar de Kamer te sturen, dat van commentaar te voorzien en daarbij aan te geven in hoeverre dat onderzoek relevant is voor ons land? Of is de minister zelfs bereid om daarnaar zelfstandig onderzoek te doen en daarbij wellicht samen met collega-ministers ook het idee van een sociale dienstplicht te betrekken?

Om de flexibiliteit op personeelsgebied te vergroten en bovendien de maatschappelijke verankering te versterken, zal in de toekomst slimmer en meer gebruik worden gemaakt van reservisten. Daarmee wordt voor een deel dezelfde effecten bereikt. Een eventuele herinvoering van de dienstplicht zou grote gevolgen hebben voor de inrichting en werkwijze van de krijgsmacht. Zodra ik de beschikking heb over de uitkomsten van het onderzoek in Zweden, zal ik u deze met mijn beoordeling toezenden.

33.

Kamerlid: Dijkgraaf, SGP

Kan de minister aangeven of er voldoende middelen zijn om een goede cao af te kunnen sluiten?

Voor Defensie is een goed pakket van arbeidsvoorwaarden essentieel. Vorige week zijn de onderhandelingen met de bonden begonnen. Dit onderhandelingsproces heeft tijd en ruimte nodig. Het kabinet heeft besloten vanaf 2015 niet meer te korten op de gebruikelijke bijdrage voor de ambtenaren-cao's op grond van het zogenaamde referentiemodel. Er is dus voor 2015 geen nullijn. Dat betekent dat er ruimte is om te spreken over een nieuwe cao en daar ben ik dan ook nu mee begonnen.

34.

Kamerlid: Dijkgraaf, SGP

Ik heb begrepen dat de communicatieapparatuur van het leger niet aansluit op de communicatieapparatuur van politie en brandweer. Het leger moet dan apparatuur van de politie krijgen om te kunnen communiceren. Volgens mij is dat niet goed voor de inzetbaarheid.

Defensie werkt veelvuldig samen met politie en brandweer. Het gezamenlijke communicatiesysteem is C2000. Zowel bij het Commando Landstrijdkrachten als de Koninklijke Marechaussee is C2000-materieel aanwezig. Daarnaast wordt samen met de politie een innovatietraject voorbereid om op basis van open standaarden en met gebruik van civiele middelen beveiligde communicatie en identificatie mogelijk te maken.

35.

Kamerlid: Bontes, Groep Bontes/Van Klaveren

Er moet een einde komen aan de salamitactiek om de Nederlandse defensie stapje voor stapje te integreren in een Europees leger. Zo moet onze Luchtmobiele Brigade niet onder Duits maar onder Nederlands bevel staan.

Van de vorming van een Europees leger, dat wil zeggen een leger dat wordt ingezet op grond van een besluit van een Europese instelling, is geen sprake. Europese landen werken intensief samen op defensiegebied maar elk land beslist zelf over de inzet van de eigen eenheden. Dit is ook het geval bij de Luchtmobiele Brigade na de integratie in de Duits Division Schnelle KrƤfte. Ook na deze integratie blijft de zelfstandige inzet van de Luchtmobiele Brigade mogelijk. De integratie kan echter de inzetbaarheid van de brigade vergroten doordat zij gebruik kan maken van Duitse ondersteunende capaciteiten die in Nederland schaars zijn.

36.

Kamerlid: Van Ojik, GroenLinks

Ik vraag de minister om een brief, waarin zij uiteenzet hoe het kabinet denkt om te gaan met de razendsnelle ontwikkelingen op het gebied van robotisering, welke plannen er zijn, of eventueel niet zijn, en hoe Nederland zich opstelt binnen de internationale organisaties waar over deze robotisering wordt gesproken.

Defensie is zich terdege bewust dat robotisering in toenemende mate ook gevolgen heeft voor de inzet van de krijgsmacht, zoals ook is gemeld in de nota In het belang van Nederland. In dit kader worden ook conferenties zoals Soldier of the Future georganiseerd, waarvan het verslag verscheen in het septembernummer van de Militaire Spectator (2014). Met betrekking tot autonome wapensystemen is het standpunt van de regering niet gewijzigd sinds de brief van 26 november 2013 (Kamerstuk 33750 X, nr. 37) over de oproep van de speciale rapporteur van de Verenigde Naties, Professor Christof Heyns, tot het instellen van een moratorium op de ontwikkeling en het gebruik van autonome wapensystemen. Daarin stelde de regering niet te werken aan autonome wapensystemen en daartoe ook geen plannen te hebben. Tevens hanteert Defensie als leidend beginsel dat alle wapensystemen Ć©n de inzet in een gewapend conflict moeten voldoen aan alle eisen die het internationaal recht stelt. Dit geldt nadrukkelijk dus ook op het gebied van robotisering. Dit standpunt heeft Nederland uitgedragen tijdens de eerste internationale expertbijeenkomst over ā€™dodelijke autonome wapensystemenā€™ die door de Convention on Certain Conventional Weapons (CCW) in mei jl. is georganiseerd.

Deze week neemt de CCW een formeel besluit over het vervolg van deze discussie in 2015. Nederland zal pleiten voor voortzetting van de expertdiscussie. Een belangrijk thema hierbij is de concretisering van het concept ā€˜betekenisvolle menselijke interventieā€™ bij wapensystemen en hoe dat te waarborgen bij toekomstige ontwikkelingen. In het verlengde hiervan is de regering voornemens de AIV advies te vragen over wapensystemen die in toenemende mate over autonome functies beschikken. De Kamer ontvangt hierover vervolgens een brief met de kabinetsreactie.