Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2015
Brief regering
Nummer: 2014D42874, datum: 2014-11-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.M.J. Ploumen, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2014Z21231:
- Indiener: E.M.J. Ploumen, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Voortouwcommissie: algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2014-11-20 19:00: Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) (Voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2014-11-27 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2016-10-27 13:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van Werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Schriftelijke antwoorden van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 19 november jl.
Vragen van het lid Smaling (SP)
Vraag
Hoe is het nu met totale budgetontwikkeling 2015? Is er extra geld beschikbaar na aanpassing van de berekening van het BNP? Hoe verhoudt zich dit met het halve miljard dat door OS landen wordt misgelopen door belastingontwijking?
Antwoord
De herdefiniëring van het BNP op basis van ESA 2010 heeft niet geresulteerd in extra middelen voor de ODA-begroting, omdat het kabinet heeft besloten deze aanpassing niet door te voeren. Onder artikel 5.2 van de ontwerpbegroting (zie blz. 57) staat nog wel een korting van EUR 183 mln als gevolg van de BNP-ontwikkeling. Deze korting moet nog worden ingevuld in de loop van 2015. Wel heeft het kabinet besloten extra geld voor humanitaire hulp in te zetten via het Relief Fund, ook in 2015.
Vraag
Hoeveel geld gaat er nu naar VN-instellingen en hoe waardeert de minister de verschillende VN-organisaties, zijn bepaalde instellingen effectiever dan anderen en kunnen we dat nog wat strakker trekken?
Antwoord
In onderstaande tabel staan de bijdragen 2015 aan VN-instellingen zoals die nu bekend zijn. Deze hebben grotendeels een algemeen, ongeoormerkt karakter. VN-instellingen zullen daarnaast in 2015 ook geoormerkte bijdragen ontvangen voor de uitvoering van thematische programma’s. De hoogte van deze bijdragen is in veel gevallen nog niet bekend.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
De waardering van het functioneren van de verschillende VN-instellingen vindt z’n weerslag in de zogeheten scorecards. Anderhalf jaar geleden zijn deze scorecards uitvoerig besproken met de Tweede Kamer. In het voorjaar van 2015 vindt een actualisering plaats en zal een nieuwe set scorecards worden gepubliceerd. De resultaten kunnen leiden tot een aanpassing van de bijdragen, zowel naar beneden voor organisaties die onder de maat presteren, als naar boven voor organisaties die juist goed presteren. Een voorbeeld van neerwaartse bijstelling in het verleden betreft UN Habitat, waar we alleen à la carte nog zaken mee doen.
Vraag
Is de minister op de hoogte van het werk van UNHCR in Turkije/Koerdistan? Hoe goed kan UNHCR haar werk doen? Is samenwerking met lokale gemeenten en lokale organisaties mogelijk?
Antwoord
VN hulporganisaties als UNHCR contracteren in toenemende mate (lokale) NGO's in moeilijke situaties zoals in de conflicten in het Midden-Oosten. Deze manier van werken draagt bij om de hulp daar aan te laten komen waar deze het hardst nodig is.
Over het algemeen verloopt dit naar tevredenheid. De inzet in Turkije inclusief het Koerdische gedeelte is hier een goed voorbeeld van.
Daarnaast organiseert UNHCR jaarlijks NGO consultaties waar ongeveer 200 NGO's aan deelnemen.
Vraag
Kan de minister aangeven hoeveel geld van het DGGF is er tot nu toe besteed? Als dat nog nul is, kan dat geld via andere kanalen worden ingezet?
Antwoord
Voor de verschillende onderdelen van het DGGF is een groot aantal aanvragen in behandeling. Daarbij biedt het DGGF maatwerk dat past bij de financieringsbehoefte van ondernemers. Dit proces is in volle gang, maar vergt tijd en zorgvuldigheid onder andere wegens de samenwerking met andere financiële partijen. Sinds de start van het DGGF is duidelijk geworden dat de belangstelling voor het fonds groot is. Meer dan 100 ondernemers en investeringsfondsen toonden in de eerste 3 maanden hun belangstelling voor het DGGF. Met enkelen tientallen van deze groep zijn we nu in onderhandeling over financiering van hun activiteiten. Het gaat in veel gevallen om bedrijven en investeringsfondsen die willen investeren in of exporteren naar Afrika. Gegeven de grote belangstelling voor het DGGF verwachten wij volledige uitputting van de middelen in 2015.
Vraag
Kunnen we een level playing field creëren voor organisaties als Oneworld en Viceversa? De een krijgt nu subsidie en de ander niet.
Antwoord
OneWorld en ViceVersa verschillen qua doel en doelgroep. ViceVersa is de facto het vakblad voor deze sector in Nederland. OneWorld gaat meer over mondiale ontwikkelingen en duurzaamheid en richt zich op een breder publiek: de Nederlandse samenleving.
Zoals vermeld in de brief aan de Kamer van 6 juni jl. (kenmerk 33625, nr. 113) heb ik besloten de lopende subsidierelatie met de NCDO – uitgever van OneWorld – te beëindigen, met inachtneming van een transitieperiode tot uiterlijk eind 2017.
De uitgever van ViceVersa heeft de afgelopen jaren wel indirect overheidssubsidie ontvangen, onder meer via maatschappelijke organisaties betrokken bij het MFS-2 en via de Subsidiefaciliteit voor Burgerschap en Ontwikkelingssamenwerking (SBOS).
Vragen van het lid Leegte (VVD)
Vraag
Hoe staat het met de ontwikkelingen binnen FMO waarbij exporteren en investeren niet meer tegenover elkaar staan? Het gaat dan om exportprojecten die qua inhoud binnen het mandaat van de FMO vallen, maar in Nederland worden uitgevoerd. Graag uw reactie.
Antwoord
FMO heeft als doel een bijdrage te leveren aan de ontplooiing van het bedrijfsleven in opkomende markten en ontwikkelingslanden ten behoeve van economische ontwikkeling en armoedebestrijding. Vanuit deze doelstelling werkt FMO al samen met Nederlandse bedrijven. Zo werkt FMO via de Faciliteit Opkomende Markten – FOM met Nederlandse bedrijven die in OS-landen willen investeren. FMO staat open voor uitbreiding van deze samenwerking, ook voor mogelijkheden ten aanzien van export. Het kabinet staat positief tegenover het exploreren van de mogelijkheden daartoe. Hierbij geldt dat een eventueel voorstel vanuit FMO additioneel en katalyserend is, past binnen het publieke belang van FMO en vanuit het aandeelhoudersperspectief financieel verantwoord is. In dit verband zij verwezen naar de Kamerbrief “Financiering van internationale bedrijfsactiviteiten” die op 19 november 2014 naar de Tweede Kamer is verstuurd.
Vraag
We horen graag van de minister een update over het functioneren van het bedrijfsleveninstrumentarium, zoals dat in gewijzigde vorm na de behandeling van de initiatiefnota van start is gegaan.
Antwoord
Zoals afgesproken voor het zomerreces wordt er gewerkt aan het vergroten van de effectiviteit en toegankelijkheid van het bedrijfsleveninstrumentarium voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Er zijn ook stappen gezet bij de verdere vormgeving van de één loketfunctie bij RVO voor Nederlandse ondernemers die willen ondernemen in het buitenland en daarbij gebruik willen maken van het bedrijfsleveninstrumentarium. Naast informatie en advies wordt met de ondernemer meegedacht over mogelijk gebruik van het instrumentarium. Het één loket bestrijkt het hele instrumentarium van de Nederlandse uitvoeringsorganisaties, dus naast de bij RVO zelf belegde instrumenten ook die van andere organisaties zoals PUM, FMO, CBI en IDH.
In landen waar een ambassade is en waar veel Nederlandse organisaties en bedrijven actief zijn, zoals Ethiopië, Bangladesh, Ghana en Rwanda wordt de synergie in het beleid voor privatesectorontwikkeling vergroot. In deze landen is inmiddels een begin gemaakt met het in kaart brengen van knelpunten en kansen in het ondernemingsklimaat gebruikmakend van analyses van Nederlandse partijen en internationale organisaties als UNCTAD, WBG/IFC, WEF en EU. Ook worden alle door Nederland gefinancierde activiteiten in kaart gebracht. Dit resulteert in een landenspecifiek plan van aanpak voor privatesectorontwikkeling waarbij ambassade, departement, uitvoeringsorganisaties en lokale partners gezamenlijk optrekken, samenwerking centraal staan en zo scherpe keuzes gemaakt kunnen worden om een maximale impact te bereiken. Voor het ontvangende land én Nederland. Eind 2014 zijn dergelijke plannen van aanpak voor minimaal vijf landen beschikbaar.
Vraag
Hoe staat het met het digitale platform waar vraag en aanbod gekoppeld worden?
Antwoord
Vraag en aanbod worden van oudsher bij elkaar gebracht met handelsmissies (zowel inkomend als uitgaand) en matchmaking. In aanvulling daarop is begin dit jaar de één-loket functie bij RVO in het leven geroepen.
Als onderdeel van de één-loket functie ontwikkelt RVO ook landenpagina’s. Naast overzichten van wat er allemaal speelt in het betreffende land worden daar handels- en investeringskansen gedeeld. Voor grote handelslanden als Duitsland en China bestaat dit al, voor ontwikkelingslanden is het werk in uitvoering.
Begin 2015 lanceren we de MKB App, waar dit soort informatie ook direct toegankelijk is via de App.
Het vorige maand gelanceerde platform www.ondernemeninontwikkelingslanden.nl ondersteunt NL-bedrijven verder in hun internationale ambities. Belangrijkste verbetering van het herziene platform is het grote aanbod van kennis en kunde vanuit ruim 25 ontwikkelingsorganisaties, de overheid en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Daarnaast biedt het platform een nieuwe discussieforumfunctie waar vraag en aanbod naar kennis elkaar gemakkelijk kunnen vinden. De samenwerking met VNO-NCW en in het bijzonder MKB Nederland is geïntensiveerd. Zij brengen het platform onder de aandacht bij hun achterban. Door deze veranderingen is de website getransformeerd in een platform waar een breed kennisaanbod gemakkelijk te vinden is, en waar concrete vragen van ondernemers direct beantwoord worden door experts uit verschillende sectoren.
Vragen van het lid Mulder (CDA)
Vraag
De nieuwe Europese rekenregels hebben niet geleid tot verhoging van het ODA-budget . Wel komt er een noodhulpfonds van EUR 570 mln. en wordt EUR 375 mln. ter beschikking gesteld voor asielopvang. Klopt het dat wat met de ene hand is weggenomen, met de andere hand wordt teruggegeven?
Antwoord
Het niet compenseren van de ODA-begroting voor de gevolgen van de nieuwe BNP-berekening (ESA 2010) betekent dat de ODA-begroting structureel vanaf 2014 met ongeveer EUR 240 mln. per jaar neerwaarts is gecorrigeerd. Het Noodhulpfonds bedraagt in totaal EUR 570 mln. voor 4 jaar, d.w.z. gemiddeld ca. EUR 140 mln. per jaar. De extra middelen voor asielopvang zijn eenmalig toegekend in 2014.
Vraag
Van de 300 miljoen bezuinigingen op basis van de BNP-korting wordt 100 miljoen gekort bij de speerpunten. Hoeveel juridisch verplicht is blijkt niet uit de begroting; de hoogte van juridische verplichtingen is kwalitatief beschreven. De Kamer kan niet bepalen wat de ruimte is om te amenderen. Een deel van de BNP-korting is nog niet ingevuld. Hoe gaat de minister deze korting invullen?
Antwoord
In de ontwerpbegroting is op artikelniveau aangegeven welk percentage van de begroting juridisch is vastgelegd. In het antwoord op de volgende vraag wordt een onderverdeling per sub-artikel gegeven.
Het resterende deel van de BNP-korting, EUR 183 mln., zal in de loop van 2015 worden ingevuld aan de hand van het tempo van uitputting op de verschillende begrotingsartikelen.
Vraag
Kan de minister verhelderen waar we wel of niet kunnen amenderen in de begroting?
Antwoord
In mijn begroting wordt op artikelniveau aangegeven welk percentage van de begroting juridisch is vastgelegd.
Daarnaast heb ik in de beantwoording op de vragen van de Kamer over mijn begroting bijgaand overzicht gezonden waarin per artikelonderdeel wordt aangegeven welk deel juridisch verplicht is.
Artikel 1 | |||
---|---|---|---|
1.1 | Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen | 75% | |
1.2 | Versterkte Nederlandse Handels-en Investeringspositie en economische naamsbekendheid | 100% | |
1.3 | Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden | 93% | |
1.4 | Dutch Good Growth Fund: intensivering van ontwikkelingsrelevante investeringen en handel met ontwikkelingslanden door het Nederlandse en het lokale bedrijfsleven, met de focus op het MKB en bij uitzondering en onder condities grootbedrijf | 67% | |
Totaal art. 1 | 85% |
Artikel 2 | ||||
---|---|---|---|---|
2.1 | Toename van voedselzekerheid | 91% | ||
2.2 | Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie | 95% | ||
2.3 | Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering | 86% | ||
Totaal art. 2 | 91% |
Artikel 3 | |||
---|---|---|---|
3.1 | Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids | 90% | |
3.2 | Gelijke rechten en kansen voor vrouwen | 88% | |
3.3 | Versterkt maatschappelijk middenveld | 100% | |
3.4 | Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek | 96% | |
Totaal art. 3 | 95% |
Artikel 4 | |||
---|---|---|---|
4.1 | Humanitaire hulp | 90% | |
4.3 | Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie | 92% | |
4.4 | Noodhulpfonds | 0% | |
Totaal art. 4 | 91% |
Artikel 5 | |||
---|---|---|---|
5.1 | Versterkte multilaterale betrokkenheid | 100% | |
5.2 | Overig armoedebeleid | 100% | |
5.3 | Bijdrage aan migratie en ontwikkeling | 100% | |
Totaal art. 5 | 100% |
Vraag
In hoeverre vormt agrarisch beroepsonderwijs onderwerp van gesprek met partnerlanden door ambassades? Kunt u daar voorbeelden van geven?
Antwoord
In verschillende partnerlanden waar we samenwerken in het kader van voedselzekerheid wordt aandacht besteed aan het belang van agrarisch beroepsonderwijs. In bijvoorbeeld Ethiopië vormt dit onderwerp van gesprek met onze counterparts. Niet alleen de Nederlandse overheid, maar ook bedrijven wijzen op de noodzaak van investeringen in het agrarisch beroepsonderwijs. Learn4Work is een voorbeeld van een programma voor het (agrarisch) beroepsonderwijs waar we samen met Nederlandse instellingen aan werken. Dit programma is actief in Ethiopië, Ghana, Kenia, Rwanda en Oeganda. Een belangrijk deel van het programma richt zich op agrarisch beroepsonderwijs.
Vraag
Gelden de doelen in de recente Kamerbrief Voedselzekerheid voor 2030 of voor 2050? En in hoeverre is de inzet gericht op de armsten en kleine boeren en worden klimaatdoelen meegenomen?
Antwoord
De kamerbrief over de Nederlandse inzet op voedselzekerheid gaat uit van het internationale kader, met name het post 2015 proces en de SGVN Zero Hunger Challenge. De daarin vervatte doelen om honger en ondervoeding uit te bannen, de landbouwproductiviteit en inkomens van kleine boeren te verhogen en voedselsystemen te verduurzamen gelden voor 2030. Dit laat onverlet dat er ook na 2030 een uitdaging ligt om de groeiende bevolking, van 9 miljard mensen in 2050, duurzaam te blijven voeden. Het beleid zal ook die lange termijn doelstelling in het oog houden.
De Nederlandse inzet beoogt daar een belangrijke bijdrage aan te leveren. Die inzet is vooral gericht op arme groepen, namelijk jonge kinderen die kwetsbaar zijn voor ondervoeding en kleinschalige voedselproducenten die over onvoldoende middelen beschikken om hun bedrijven tot bloei te brengen. Dat zijn tevens de groepen die de gevolgen van klimaatverandering het hardst aan den lijve ondervinden. Activiteiten zullen daarom inzetten op vergroting van de weerbaarheid van deze mensen, die kwetsbaar zijn voor klimatologische en andere schokken. Met het World Food Program wordt op die manier bijvoorbeeld al samengewerkt aan het voorkómen van hongersnoden en met IFAD aan het klimaatresistent maken van de kleinschalige landbouw.
Vragen van het lid Van Laar (PvdA)
Vraag
Wat vindt de minister van het PvdA-voorstel dat Nederland zich internationaal steviger kan inzetten voor transparantie door bedrijven te vragen per land en per project te rapporteren over waar ze hun winsten en belastingen afdragen?
Antwoord
Z.g. Country-by-country rapportage is in Europa al ingevoerd voor mijnbouw- en bosbouwbedrijven. In januari volgen de banken. Country-by-country rapportage betreft Richtlijnen voor Jaarrekeningen en valt daarmee officieel onder het ministerie van Veiligheid en Justitie. In Europees verband is afgesproken in 2018 eerst de ervaringen in bosbouw, mijnbouw en banken sector te evalueren alvorens country-by-country uit te breiden naar andere sectoren. Ik steun uw oproep aan andere bedrijven om deze informatie vrijwillig te verschaffen.
Vraag
Wat vindt de minister van het PvdA-voorstel dat de Nederlandse belastingdienst bedrijven actief kan wijzen op belastingplichten in ontwikkelingslanden?
Antwoord
Eén van de maatregelen die dit jaar door het kabinet zijn genomen, is dat de Belastingdienst verdragspartners spontaan informeert wanneer z.g. dienstverleningslichamen (bedrijven die rentes en royalty’s uit het buitenland ontvangen en aan het buitenland betalen) niet voldoen aan de Nederlandse substance eisen. De partnerstaat kan dan zelf met alle relevante informatie beoordelen of (in het ontwikkelingsland) terecht een beroep is gedaan op de verdragsvoordelen.
Vraag
Het PvdA-initiatief van een centraal aandeelhoudersregister moet sneller worden uitgevoerd, zodat duidelijk is wie belangen heeft bij welk bedrijf. Hoe denkt de minister hier over?
Antwoord
Ik begrijp dat er momenteel gewerkt wordt aan een initiatiefwet door uw Kamer. De verantwoordelijkheid voor het aandeelhoudersregister ligt bij mijn collega van Veiligheid en Justitie. Ik volg het proces rond de initiatiefwet met belangstelling.
Vraag
Belastingen kunnen onderdeel uitmaken van het MVO-beleid. Nederland kan een maatschappelijk verantwoorde belastingstructuur als voorwaarde stellen bij overheidsrelaties met het bedrijfsleven. Hoe denkt de minister hier over?
Antwoord
Ik heb eerder deze maand bij de WRR al een oproep aan bedrijven gedaan om correct belasting te betalen en dan wel daar waar de winst daadwerkelijk wordt gegenereerd. Ook tijdens missies naar ontwikkelingslanden spreek ik met bedrijven over het belang van een goede belastingmoraal. Zoals ik heb gezegd in mijn speech bij de WRR zijn bedrijven die nu nog actief op zoek zijn naar mogelijkheden om belastingen in ontwikkelingslanden te ontwijken zijn mijns inziens de verliezers van morgen.
Vraag
Ontwikkelingslanden kunnen de vrijheid krijgen om zelf exporttarieven en belastingen over grondstoffen vast te stellen, om zo hun zelfredzaamheid te vergroten. Hoe denkt de minister hier over?
Antwoord
Ontwikkelingslanden hebben al de ruimte zelf hun belastingbeleid m.b.t. grondstoffen te bepalen (hoogte winstbelasting, royalty’s over winningsconsessies etc.). Wel dienen zij zich voor exporttarieven te houden aan internationale WTO regels.
Vraag
Welke mogelijkheden ziet de minister om het Nederlandse belastingbeleid eerlijker, rechtvaardiger en coherenter te maken?
Antwoord
De Nederlandse regering heeft in haar brief aan de Kamer van 30 augustus 2013 over aanpak belastingontwijking een 3-tal unilaterale maatregelen afgekondigd plus het aanbod aan 23 ontwikkelingslanden om anti-misbruik bepalingen in de verdragen op te nemen. Tegelijkertijd hebben wij de capaciteitsopbouw van belastingdiensten in ontwikkelingslanden opgestart. Verdere afspraken moeten internationaal overeengekomen worden omdat voor een goede aanpak van belastingontwijking internationale, wettelijk afdwingbare maatregelen nodig zijn. Hier wordt in OESO/BEPS en EU-kader aan gewerkt.
Vragen van het lid Bosma (PVV)
Vraag
Kan de minister zich vinden in de stelling ‘OS stimuleert corruptie’?
Antwoord
Nee. Er is altijd sprake van een zeker risico bij investeringen van welke aard dan ook. Maar juist om deze reden vindt altijd een beoordeling plaats van de kwaliteit van de uitvoerende organisaties, waarbij risico’s in kaart worden gebracht. Op basis hiervan wordt de afweging gemaakt om een activiteit wel of niet te financieren en of aanvullende maatregelen nodig zijn om het risico op fraude in te perken. Hierbij worden vaak onafhankelijke financiële toezichthouders ingeschakeld die het proces vooraf, tijdens en achteraf controleren. Daarnaast worden binnen artikel 4.3 veiligheid en rechtsorde middelen beschikbaar gesteld voor de bestrijding van corruptie.
Vraag
Gelooft de minister in de klimaat theorie van Al Gore? Waarom gaat er zoveel geld naar klimaatverandering (“klimaatfantasieën”)?
Antwoord
Het recente rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) bevestigt dat met een grote mate van waarschijnlijkheid de mens de belangrijkste oorzaak is voor klimaatverandering. Actie is nodig en mogelijk. Klimaatverandering moet mondiaal aangepakt worden en vereist actie op alle niveaus, van alle landen en van alle betrokken actoren. Als we wachten met het nemen van maatregelen, zullen toekomstige maatregelen duurder zijn en moeilijker te realiseren. Klimaatactie biedt ook kansen voor innovatie en inclusieve groene groei in de gehele wereld, het waarborgt de welvaart en een veilige leefomgeving voor huidige en toekomstige generaties.
Vragen van het lid Sjoerdsma (D66)
Vraag
In 2015 is dat 0,57%. Ik heb een hefboomfonds voorgesteld met als doel dat maatschappelijke organisaties met een kleine bijdrage makkelijk toegang hebben tot andere financiers. De minister heeft gezegd dat deze investering niet rendabel is. Waarom werkt dat wel in Oostenrijk en Zweden? Het ministerie gebruikt al Partos 9001 en IATI, helpt dit niet om de administratieve lasten te verwaarlozen? Het hefboomfonds zou alleen uitkeren bij toegewezen tenders. Ik verzoek de minister om dit te heroverwegen.
Antwoord
In mijn brief aan de Kamer (kenmerk 33625, nr. 134 van 12 november jl.) heb ik u bericht over mijn onderzoek naar de mogelijkheden van het opzetten van een hefboomfonds en mijn overwegingen toegelicht om daar niet toe over te gaan. De budgettaire beperkingen voor een dergelijke faciliteit binnen het budget voor versterking van het maatschappelijk middenveld, de geringe kans op succes tegenover de boven-proportionele administratieve lasten voor het beheer wegen niet op tegen de mogelijke voordelen. De mogelijkheden van de Partos 9001 certificatie of IATI helpen hier maar beperkt bij. Verder heb ik toegelicht dat ook bijdragen via andere fondsen, zoals via de speerpunten, de facto de werking van een hefboom hebben voor maatschappelijke organisaties.
U refereerde naar hefboomfaciliteiten in Oostenrijk en Zweden. Navraag leerde dat in Oostenrijk een vergelijkbaar verzoek voor het opzetten van een hefboomfonds is gedaan, waarbij mijn collega destijds dezelfde redeneerlijn heeft gevolgd om niet tot instelling van een dergelijke faciliteit over te gaan. Zweden heeft eveneens geen aparte hefboomfaciliteit. Voor beide landen geldt dat er een hefboomwerking uitgaat van bestaande programma’s voor samenwerking met maatschappelijke organisaties, net zoals ik schetste voor Nederland.
Vraag
V.w.b. steun aan handel en bedrijven. Ik heb een motie ingediend om alleen steun te verlenen aan bedrijven die OESO-richtlijnen naleven. Graag verheldering over de status van de implementatie.
Antwoord
De overheid ondersteunt het Nederlandse bedrijfsleven op buitenlandse markten. De overheid verwacht dat het Nederlandse bedrijfsleven daar maatschappelijk verantwoord zaken doet. Voor alle vormen van steun aan Nederlandse bedrijven voor internationaal ondernemen gelden MVO-voorwaarden, het zogenaamde IMVO kader. Basis van IMVO kader voor alle bedrijfsleveninstrumenten is gelijk, namelijk: OESO-richtlijnen als uitgangspunt. Bedrijven worden verwacht te verklaren dat ze deze kennen en zullen naleven.
Vraag
Is al bekend hoe de 60 miljoen gelden van bh/os die nu in het BIV zitten, worden gespendeerd in 2016?
Antwoord
Met de overheveling naar de defensie begroting gaat het budgethouderschap van het BIV-budget naar het ministerie van Defensie. De afspraken ten aanzien van het BIV, inclusief de integrale besluitvorming, blijven gehandhaafd. Jaarlijks wordt bij Voorjaarsnota EUR 60 mln. overgeheveld naar de begrotingen van BZ en BH&OS. Dit bedrag zal worden besteed aan activiteiten in het kader van de geïntegreerde benadering, dat wil zeggen gericht op veiligheid en stabilisatie die tegelijkertijd ontwikkelingsrelevant zijn en bijdragen aan oplossingen op lange termijn. Concreet gaat het om activiteiten op het gebied van veiligheidssectorhervorming, vredesopbouw, rechtsstaatontwikkeling, capaciteitsopbouw en bescherming van hoge risicoposten. Over de precieze invulling vindt jaarlijks interdepartementale besluitvorming plaats.
Vraag
Is de minister bereid het Libertas fonds nieuw leven in te blazen?
Antwoord
Ik zie het belang om talentvolle jongeren uit fragiele staten te ondersteunen. Een studiebeurs in Nederland kan helpen om ze het onderwijs te geven wat zij verdienen. Het Libertas Fonds was een fonds dat hiervoor gebruikt werd, maar onder verantwoordelijkheid viel van de minister van OCW. Ik zal uw vraag dan ook aan haar doorgeleiden.
Vraag
Ik acht toegang tot producten voor meest kwetsbare groepen voor SRGR van belang. De minister wil het PDP fonds voortzetten, maar het financieringsniveau blijft onduidelijk in haar brief. Welk financieringsniveau heeft de minister hiervoor in gedachten?
Antwoord
Het kabinet heeft het voornemen een nieuw subsidiekader vorm te geven voor Product Development Partnerships, mede op basis van de positieve evaluatie van het nu nog lopende kader. Deze evaluatie is op 19 november gedeeld met de Kamer. Voor dit kader is een bedrag gereserveerd dat op jaarbasis gelijk is aan de voorgaande periode, gemiddeld 15 miljoen euro per jaar. Aangezien productontwikkeling om een lange termijninvestering vraagt, zal de looptijd van het nieuwe fonds 5 tot 6 jaar zijn. Dat is langer dan de looptijd van het huidige fonds. Het kader zal de komende periode verder worden uitgewerkt.
Vragen van het lid Voordewind (CU)
Vraag
Vorig jaar heeft mijn fractie een amendement ingediend op het gebied van Social Protection (onderdeel van het pakket van 50 miljoen). Er zou programmageld vrijgemaakt worden voor het social protection programma van Unicef, maar dat is tot op heden nog niet gebeurd. Kan ik morgen horen dat dit bedrag ook daadwerkelijk wordt vrijgemaakt?
Antwoord
Er is daadwerkelijk een bedrag van Euro 5 miljoen vrijgemaakt voor het UNICEF-programma Expansion and Scale-Up of HIV Sensitive Social Protection in Eastern and Southern Africa. De besprekingen met UNICEF over het programmavoorstel zijn inmiddels afgerond. De bijdrageovereenkomst hiervoor wordt zeer binnenkort aan UNCIEF toegestuurd.
Vraag
Voor wat betreft het Initiatief Duurzame Handel: uit de IOB-evaluatie blijkt dat IDH nog te weinig oplevert voor directe armoedebestrijding en dat sprake is van een onderbesteding. Staat de minister aan mijn zijde als ik zeg dat leefbaar loon een key indicator zou moeten zijn binnen het IDH?
Antwoord
Leefbaar loon is een relevante indicator om de impact te bepalen van inkomensstijging van loonwerkers. In het theeprogramma bijvoorbeeld wordt daar al aan gewerkt. De uitdaging zit erin om ervoor te zorgen dat de veranderingen sector-breed plaats vinden. Bij zelfstandige boeren (small holders) gaat het niet om loon. Daar is het devies: hogere productiviteit, goede kwaliteit en een eerlijke prijs. In overleg met IDH zal ik kijken of een aparte indicator voor leefbaar loon het meest effectieve instrument is om armoedebestrijding te monitoren.
Vragen van het lid Van Ojik (GroenLinks)
Vraag
De BNP-cijfers en de verdeelsleutel voor de afdrachten aan de EU worden gebaseerd op de nieuwe BNP-definitie (ESA 2010). Voor het OS-budget, dat toch gekoppeld is aan het BNP, heeft deze nieuwe definitie echter geen gevolgen. Welke logica zit hierachter?
Antwoord
De invoering van een nieuwe BNP-definitie (ESA2010) heeft geleid tot een opwaartse bijstelling van het BNP. Het kabinet heeft besloten dat deze nieuwe berekeningsmethode geen gevolgen heeft voor de omvang van de ODA-begroting. De hoogte van het ODA-budget blijft echter wel gekoppeld aan de reële economische ontwikkeling.
Vragen van het lid Van der Staaij (SGP)
Vraag
Zou de minister in de partnerlanden willen inventariseren wat voor boeren en andere actoren in voedselwaardenketens de belangrijkste belemmeringen zijn in de juridische en financiële sfeer bij het verkrijgen van toegang tot financiering? En op welke wijze kunnen wij eraan bijdragen die belemmeringen te slechten?
Antwoord
Het is bekend dat een van de belangrijkste belemmeringen voor financiering voor boeren en andere actoren is dat ze niet beschikken over een onderpand, een landtitel, waardoor ze niet kredietwaardig zijn. Mede daarom zetten we in op programma’s ter versterking van kadasters in diverse landen. Zo wordt bijvoorbeeld in Rwanda een programma gesteund waarmee 10 miljoen boeren en boerinnen eigendomsrecht over land krijgen.
Een ander obstakel is het feit dat financiers in ontwikkelingslanden dikwijls niet geneigd zijn leningen te verstrekken, omdat de risico’s als te groot worden gepercipieerd. Daarom ondersteunen we lokale banken om kredieten te verschaffen aan boeren en andere actoren in de voedselwaardenketen, daar waar die banken zelf het risico niet durven te nemen. In Uganda gebeurt dit bijvoorbeeld in samenwerking met de Rabobank. Ook via het DGGF (spoor 2) en de FMO investeren we in versterking van de financiële sector in ontwikkelingslanden.
Vraag
Erkent de minister het capaciteitsprobleem wat betreft de afgifte van exportvergunningen van het ambtelijk apparaat van Buitenlandse Zaken en wat kan er aan gedaan worden?
Antwoord
Het klopt dat er sprake is van een capaciteitsprobleem bij de afgifte van exportvergunningen.
Dat is het gevolg van verschillende factoren. Ten eerste leidt het embargo op Rusland tot een enorme toestroom van vergunningaanvragen voor goederen, die voorheen niet vergunningplichtig waren. Ten tweede worden de vergunningaanvragen voor dual-use goederen steeds complexer, omdat de Nederlandse industrie in deze sector innovatief en technologisch zeer hoogwaardig is. Dit vereist diepgravender onderzoek naar de toepassing en eindgebruiker van dergelijke goederen. Ten derde zijn door problemen bij de automatisering van de Douane in de afgelopen jaren achterstanden ontstaan bij het doorgeleiden van complexe aanvragen aan het ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze problemen zijn grotendeels opgelost, hetgeen ertoe heeft geleid dat een groot aantal vergunningaanvragen tegelijkertijd zijn binnen gekomen bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Ten slotte, is de oploop van de doorlooptijden te herleiden tot minder beschikbare ambtelijke capaciteit, en tot het feit dat voor de beoordeling van exportvergunningen veelal gespecialiseerde medewerkers nodig zijn.
Deels is de oploop van de doorlooptijden dus tijdelijk van aard, en deels meer structureel. Op elk van deze vier terreinen wordt gezocht naar oplossingen, maar de doorlooptijden zullen nog wel enige tijd lang blijven.
Vraag
U heeft eerder een kleine startbijdrage gegeven aan de ‘Global Interfaith WASH Alliance’ (GIWA). De SGP zou verdere steun waarderen om hiermee ook een bijdrage te kunnen leveren aan Ebola-bestrijding. Overweegt de minister verdere steun aan GIWA?
Antwoord
De ‘Global Interfaith Wash Alliance’ (GIWA) heeft startfinanciering (Euro 30.000,-) ontvangen van BZ. We wachten de inhoudelijke rapportage over het gebruik van deze startfinanciering af. Vervolgfinanciering wordt voorlopig niet overwogen in verband met het ontbreken van ruimte op de begroting.
Vragen van het lid Thieme (PvdD)
Vraag
Palmolieproductie en sojaproductie vernietigen het regenwoud. Het kabinet probeert de certificering te regelen door roundtables met het internationale bedrijfsleven (RTRS en RSPO) te organiseren. Maar in de praktijk worden plantages gecertificeerd waarvoor in een eerder stadium bos is gekapt. Een voorbeeld is een plantage op West-Kalimantan bij Sungai Buluh. Door het gebrek aan bos daar, is de rivier nu vervuild en hebben lokale bewoners geen drinkwater meer. Zij kopen drinkwater in plastic flessen. Graag reactie van de Minister hierop.
Antwoord
Het kabinet steunt de Ronde Tafel voor Duurzame Palmolie (RSPO) en het samenspel van bedrijven en maatschappelijke organisaties dat in dat kader plaatsvindt. Nederland stimuleert het vergroten van de markt voor duurzame producten en helpt bij het vergroten van de capaciteit daar waar nodig, in het bijzonder in Indonesië. Indonesië hanteert een wettelijke, geen vrijwillige standaard, maar er is nog werk op het vlak van nationale institutionele versterking. Ook op dat vlak is Nederland actief in Indonesië. Daarbij wordt aandacht besteed aan de uitdagingen die er zeker nog zijn, ook op het gebied van ontbossing, vervuiling en de gevolgen daarvan voor de lokale bevolking.
Vraag
IOB heeft vastgesteld dat de resultaten op het gebied van duurzaamheid binnen het IDH ernstig achterblijven. De minister kwalificeert de resultaten als bescheiden. Vindt de minister dat ze het eerlijke verhaal vertelt door te zeggen dat het resultaat bescheiden is? Graag reactie.
Antwoord
IOB noemt de resultaten van certificering positief, maar bescheiden. Dat onderschrijf ik in mijn brief: certificering alleen is niet voldoende. Daar zijn de andere donoren van IDH en de deelnemende bedrijven en Ngo’s het ook over eens. De komende jaren moet de aandacht – naast stimuleren van gecertificeerd duurzame productie – gaan naar het verdiepen van impact op armoedebestrijding en milieubehoud. Daarnaast concludeert IOB dat de voortgang van de programma’s achterblijft bij de planning. Dat onderken ik. Dit is te wijten aan enerzijds de weerbarstigheid van de praktijk van ketenverduurzaming en anderzijds aan de onstuimige groei die IDH heeft doorgemaakt. De organisatie is inmiddels professioneler ingericht, waardoor er scherper op de voortgang gestuurd kan worden.
Vraag
Kunnen minimale duurzaamheidscriteria niet alleen voor Initiatief Duurzame Handel worden ingevoerd, maar voor alle belangrijke invoerstromen.
Antwoord
Verduurzaming handelsketens zijn eerder aan de orde geweest in rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en de kabinetsreactie daarop. Met de beoordeling, zoals ook PBL aangeeft, moet rekening worden gehouden met internationale afspraken. Bijvoorbeeld afspraken die binnen de WTO, de EU en de OECD zijn gemaakt. Ook kunnen maatregelen internationaal worden gezien als groen protectionisme. Tot slot geeft ook het PBL aan dat dergelijke maatregelen complex kunnen zijn. Over het algemeen past hier een terughoudende reactie, maar in concrete domeinen kan het soms wel een goed instrument zijn. Bijvoorbeeld zoals is overeengekomen in het Energieakkoord, waar duurzaamheidscriteria zijn opgesteld op het gebied van herkomst van in de elektriciteitsproductie bij te mengen vaste biomassa.
Vraag
Zijn Japanse walvis/dolfijnpraktijken tijdens het recente bezoek aan de orde gesteld? Liggen deze op tafel in de onderhandelingen over een EU-Japans handelsakkoord? Staat de aanpak hiervan in het onderhandelingsmandaat daarvoor?
Antwoord
Wat handelsaspecten betreft is de commerciële import van walvis- en dolfijnproducten in de EU verboden. Dit blijft zo. Het Internationaal Gerechtshof veroordeelde eerder dit jaar de Japanse walvisvangst. Japan houdt zich aan deze uitspraak. Japan beziet weliswaar of en hoe het toch de walvisvaart kan hervatten, maar dan wel conform de regels van de IWC (International Whaling Commission). Eerder dit jaar werden dolfijnen toegevoegd aan het werkterrein van de IWC, met Nederlandse steun.
Nederland blijft aandringen op beëindiging van de walvisvangst en spreekt Japan daarop aan.
In het kader van de lopende onderhandelingen tussen de EU en Japan blijft Nederland aandringen op een stevig duurzaamheidshoofdstuk, waartoe de Commissie mandaat heeft, dat ook als platform kan dienen voor discussie over walvis(-achtigen). Dit komt regelmatig aan de orde in de onderhandelingen.
Vragen van het lid Van Klaveren (Bontes/Van Klaveren)
Vraag
Waarom ontvangt de tweede economie en militaire grootmacht China via de EU nog steeds OS-hulp?
Antwoord
China – zelf in toenemende mate een donor - wordt niet langer beschouwd als een traditionele ontvanger van hulp maar als een strategische partner waarmee de EU op een breed aantal terreinen samenwerkt. Met ingang van de huidige begrotingscyclus (2014-2020) verleent de Europese Unie geen bilaterale ontwikkelingssamenwerking meer aan China. Steun vanuit thematische programma’s van het Ontwikkelingssamenwerkingsinstrument of vanuit het Partnerschap Instrument (non-ODA) is mogelijk – deze steun moet dan een wederzijds belang dienen. Er zijn nog geen bedragen voor China gealloceerd onder deze instrumenten.