[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op brief van de vaste commissie voor Economische Zaken over een klacht met betrekking tot het niet in behandeling nemen van klachten over de werkwijze van de Algemene Inspectiedienst

Brief regering

Nummer: 2014D45593, datum: 2014-12-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2014Z22605:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 december 2014

Hierbij treft u mijn reactie op de brief van de vaste commissie voor
Economische Zaken van 26 november jl. over een klacht met betrekking tot
het niet in behandeling nemen van klachten over de werkwijze van de
Algemene Inspectiedienst.

De in de brief bedoelde klachten gaan zowel over de inhoud van besluiten
genomen naar aanleiding van overtredingen van de dierenwelzijnswetgeving
in 2010, als de werkwijze van de desbetreffende overheidsdiensten en
ambtenaren. Met betrekking tot de opgelegde herstelmaatregelen in 2010
hebben betrokkenen niet tijdig bezwaar gemaakt. In een later gevoerde
procedure tegen de kosten van de maatregelen heeft het College van
Beroep voor het bedrijfsleven het ministerie in het gelijk gesteld.  

Met betrekking tot de klacht over het functioneren van de
overheidsdiensten is na bijna 2 jaar geklaagd. De beoordeling van de
feiten heeft geen aanleiding gegeven om af te wijken van de redelijke
termijn van een jaar zoals opgenomen in artikel 9.8 van de Algemene wet
bestuursrecht. Met betrokkenen is meerdere malen contact opgenomen
waarbij hen is geadviseerd om zich te wenden tot de ombudsman. Ook de
ombudsman heeft beargumenteerd laten weten de klachten niet in
behandeling te nemen.  

Ik betreur het dat betrokkenen zich niet kunnen vinden in de
uiteindelijk genomen besluiten. Van ondernemers mag echter wel worden
verwacht dat zij tijdig gebruik maken van de bestaande bezwaar en
beroepsprocedures, dan wel dat zij zich met klachten binnen een
redelijke termijn wenden tot het bestuursorgaan dat de besluiten heeft
genomen. Van een bijzondere situatie aanleiding gevend tot anders
handelen uit coulance is mijns inziens in dit geval geen sprake.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

S.A.M. Dijksma