Reactie op brief van de vaste commissie voor Economische Zaken over een klacht met betrekking tot het niet in behandeling nemen van klachten over de werkwijze van de Algemene Inspectiedienst
Brief regering
Nummer: 2014D45593, datum: 2014-12-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A.M. Dijksma, staatssecretaris van Economische Zaken (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2014Z22605:
- Indiener: S.A.M. Dijksma, staatssecretaris van Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2014-12-16 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2014-12-16 16:00: Procedurevergadering. (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2015-12-10 10:00: NVWA (Algemeen overleg), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2015-12-17 14:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 9 december 2014 Hierbij treft u mijn reactie op de brief van de vaste commissie voor Economische Zaken van 26 november jl. over een klacht met betrekking tot het niet in behandeling nemen van klachten over de werkwijze van de Algemene Inspectiedienst. De in de brief bedoelde klachten gaan zowel over de inhoud van besluiten genomen naar aanleiding van overtredingen van de dierenwelzijnswetgeving in 2010, als de werkwijze van de desbetreffende overheidsdiensten en ambtenaren. Met betrekking tot de opgelegde herstelmaatregelen in 2010 hebben betrokkenen niet tijdig bezwaar gemaakt. In een later gevoerde procedure tegen de kosten van de maatregelen heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven het ministerie in het gelijk gesteld. Met betrekking tot de klacht over het functioneren van de overheidsdiensten is na bijna 2 jaar geklaagd. De beoordeling van de feiten heeft geen aanleiding gegeven om af te wijken van de redelijke termijn van een jaar zoals opgenomen in artikel 9.8 van de Algemene wet bestuursrecht. Met betrokkenen is meerdere malen contact opgenomen waarbij hen is geadviseerd om zich te wenden tot de ombudsman. Ook de ombudsman heeft beargumenteerd laten weten de klachten niet in behandeling te nemen. Ik betreur het dat betrokkenen zich niet kunnen vinden in de uiteindelijk genomen besluiten. Van ondernemers mag echter wel worden verwacht dat zij tijdig gebruik maken van de bestaande bezwaar en beroepsprocedures, dan wel dat zij zich met klachten binnen een redelijke termijn wenden tot het bestuursorgaan dat de besluiten heeft genomen. Van een bijzondere situatie aanleiding gevend tot anders handelen uit coulance is mijns inziens in dit geval geen sprake. De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma