[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33872, bijgewerkt t/m nr. 11 (2e NvW d.d. 29 april 2015)

Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2015D00150, datum: 2014-12-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z02873:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 11 (TweedeNvW d.d. 29/04/2015)



	33 872	Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
(verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht aan te vullen met bepalingen gericht
op kwaliteitsbevordering en versterkte samenwerking in de uitvoering van
taken en bevoegdheden inzake in het bijzonder de omgevingsvergunning en
de handhaving van het bepaalde bij of krachtens enkele wetten op het
gebied van het omgevingsrecht met als doel de resultaten van het proces
van kwaliteitsbevordering en versterkte samenwerking wettelijk te borgen
en daarmee de fragmentatie en de vrijblijvendheid in de samenwerking
verder te beperken.

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1, eerste lid, wordt in de alfabetische rangschikking
ingevoegd: omgevingsdienst: dienst als bedoeld in artikel 5.3, eerste
lid;. 

B

Het opschrift van hoofdstuk 5 komt te luiden:

Hoofdstuk 5. Uitvoering en handhaving

C

In artikel 5.1 wordt “met betrekking tot de handhaving” telkens
vervangen door: op de uitvoering en handhaving.

D

In artikel 5.2a, tweede lid, wordt “zijn de artikelen” vervangen
door: de artikelen.

E 

	Paragraaf 5.2 komt te luiden:

§ 5.2 Kwaliteitsbevordering en samenwerking

Artikel 5.3 

	1. Gedeputeerde staten en burgemeester en wethouders van de gemeenten
die behoren tot een regio als bedoeld in artikel 8 van de Wet
veiligheidsregio’s of tot een kring van daartoe bij regeling van Onze
Minister en van Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen
gemeenten, stellen voor die regio of kring, onderscheidenlijk voor
meerdere regio’s, onderscheidenlijk kringen, een omgevingsdienst in in
het belang van een doelmatige en doeltreffende uitvoering en handhaving
van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten door gedeputeerde
staten en burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten. 

	2. Het werkgebied van een omgevingsdienst komt overeen met het
werkgebied van een of meer regio’s als bedoeld in artikel 8 van de Wet
veiligheidsregio’s of met het grondgebied van een kring van aangewezen
gemeenten als bedoeld in het eerste lid.

	3. Een omgevingsdienst is ingesteld als openbaar lichaam, als bedoeld
in artikel 8, eerste lid, juncto artikel 52, eerste lid, van de Wet
gemeenschappelijke regelingen door gedeputeerde staten en burgemeester
en wethouders van de betrokken gemeenten, en juncto artikel 74, eerste
lid, van die wet, indien waterschappen mede een omgevingsdienst
instellen. 

	4. Bij algemene maatregel van bestuur worden taken aangewezen die in
ieder geval in het verband van een omgevingsdienst worden uitgevoerd.  

Taken met betrekking tot categorieën inrichtingen:

	a. waarvoor ingevolge artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels zijn
gesteld in verband met de beheersing van gevaren van zware ongevallen
waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, of 

	b. waartoe een installatie voor industriële activiteiten als bedoeld
in bijlage I, categorie 4, van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies
(PbEU L334) behoort, worden uitsluitend door bij die maatregel
aangewezen omgevingsdiensten uitgevoerd.

Artikel 5.4 

	1. Om een goede kwaliteit van de uitvoering en handhaving van het
bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten door omgevingsdiensten te
waarborgen, 

	a. stellen provinciale staten, gehoord Onze Minister en het College van
procureurs-generaal, bij verordening regels over de uitvoering en
handhaving van de taken, bedoeld in artikel 5.3, vierde lid, eerste en
tweede volzin, die in opdracht van gedeputeerde staten worden
uitgevoerd, en

	b. stelt de gemeenteraad, gehoord gedeputeerde staten, bij verordening
regels over de uitvoering en handhaving van de taken, bedoeld in artikel
5.3, vierde lid, eerste volzin, niet zijnde taken als bedoeld in de
tweede volzin, die in opdracht van burgemeester en wethouders worden
uitgevoerd.

	2. Gedeputeerde staten dragen er zorg voor dat de regels, bedoeld in
het eerste lid, onder a, uniform zijn voor de taken, bedoeld in artikel
5.3, vierde lid, tweede volzin, op het niveau van de met die taken
belaste omgevingsdiensten. Gedeputeerde staten en burgemeester en
wethouders dragen er zorg voor dat de regels voor de taken, bedoeld in
artikel 5.3, vierde lid, eerste volzin, niet zijnde taken als bedoeld in
de tweede volzin, uniform zijn op het niveau van de met die taken
belaste omgevingsdienst.

	3. Met het oog op de uniformiteit van de regels, bedoeld in het tweede
lid, dragen de bestuursorganen die zijn belast met de voorbereiding van
die regels, zorg voor de onderlinge afstemming tussen de aangewezen
omgevingsdiensten, als bedoeld in artikel 5.3, vierde lid, tweede
volzin, onderscheidenlijk binnen de omgevingsdienst. 

	4. Bij regeling van Onze Minister kunnen gevallen worden aangewezen,
waarin voldoende zorg is gedragen voor uniformiteit, als bedoeld in het
tweede lid, en afstemming als bedoeld in het derde lid, niet is vereist.

Artikel 5.5

	De betrokken bestuursorganen dragen zorg voor een goede kwaliteit van
de uitvoering en handhaving van het bepaalde bij of krachtens de
betrokken wetten voor andere taken dan de taken, aangewezen bij of
krachtens artikel 5.3, vierde lid. Provinciale staten, onderscheidenlijk
de gemeenteraad, kunnen, gehoord Onze Minister en het College van
procureurs-generaal, onderscheidenlijk gedeputeerde staten, regels
stellen over de uitvoering en handhaving in opdracht van gedeputeerde
staten, onderscheidenlijk van burgemeester en wethouders. 

Artikel 5.6

	1. In opdracht van Onze Minister en Onze betrokken Ministers wordt
iedere drie jaar onderzoek gedaan naar de doeltreffendheid van de regels
bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, en de wijze waarop wordt zorg
gedragen, bedoeld in artikel 5.5.

 	2. Indien naar het oordeel van Onze Minister en Onze betrokken
Ministers komt vast te staan dat de regels, bedoeld in artikel 5.4,
eerste lid, onvoldoende doeltreffend zijn, onderscheidenlijk dat de
zorg, bedoeld in artikel 5.5, onvoldoende doeltreffend is, kunnen die
regels bij algemene maatregel van bestuur worden gesteld. 

	3. Bij de maatregel, bedoeld in het tweede lid, kan worden bepaald dat
de regels slechts gelden in daarbij aangewezen categorieën van
gevallen. De maatregel bevat geen regels over activiteiten als bedoeld
in artikel 2.2.

	4. Bij regeling van Onze Minister kunnen, in overeenstemming met Onze
betrokken Ministers, nadere regels worden gesteld over het bepaalde bij
de maatregel, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5.7

 

	1. Bij algemene maatregel van bestuur worden in het belang van een
doelmatige uitvoering en handhaving van het bepaalde bij of krachtens de
betrokken wetten, regels gesteld over:

	a. een strategische en programmatische uitvoering en handhaving van het
bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten door de betrokken
bestuursorganen;

	b. een onderling afgestemde uitoefening van bevoegdheden met betrekking
tot de uitvoering en handhaving, bedoeld onder a, en de daarmee
samenhangende werkzaamheden tussen de bij de handhaving betrokken
bestuursorganen en de onder hun gezag werkzame toezichthouders alsmede
over de afstemming van deze werkzaamheden op de werkzaamheden van de
instanties die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving van het
bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten;

	c. over de prioriteitstelling bij de uitvoering en handhaving voor
zover die prioriteitstelling van bovenregionaal belang is.

De maatregel bevat geen regels over activiteiten als bedoeld in artikel
2.2. 

	2. Bij regeling van Onze Minister kunnen, in overeenstemming met Onze
betrokken Minister, nadere regels worden gesteld over het bepaalde bij
de maatregel, bedoeld in het eerste lid.

	3. Onze Minister draagt zorg voor de afstemming van de uitvoering van
het bepaalde krachtens het eerste en tweede lid, voor zover die
afstemming naar zijn oordeel van bovenprovinciaal belang is.

Artikel 5.8

 

	1. Onze Minister, Onze betrokken Ministers en de betrokken
bestuursorganen verstrekken aan elkaar en, voor zover deze gegevens
noodzakelijk zijn voor de strafrechtelijke handhaving van het bepaalde
bij of krachtens de betrokken wetten, aan de instanties die belast zijn
met de strafrechtelijke handhaving van die wetten, de gegevens waarover
zij beschikken in verband met de taken, bedoeld in artikel 5.3, vierde
lid.

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere bestuursorganen en
instanties dan die bedoeld in het eerste lid worden aangewezen, die
bevoegd zijn uit eigen beweging en desgevraagd verplicht gegevens
waarover zij beschikken in verband met de taken, bedoeld in artikel 5.3,
vierde lid, te verstrekken aan Onze Minister, Onze betrokken Ministers,
de betrokken bestuursorganen of de instanties die belast zijn met de
strafrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de
betrokken wetten, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor een
doelmatige bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving van het
bepaalde bij of krachtens die wetten.

	3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:

	a. de gevallen waarin in ieder geval voldaan is aan de verplichting,
bedoeld in het eerste lid, tot het verstrekken van gegevens en de wijzen
waarop gegevens als bedoeld in het eerste of tweede lid, worden
verstrekt;

	b. het verwerken van persoonsgegevens, bedoeld in artikel 1, onderdeel
b, van de Wet bescherming persoonsgegevens, door de bestuursorganen,
toezichthouders, omgevingsdiensten en door de krachtens het tweede lid
aangewezen andere organen en instanties, voor zover die gegevens
noodzakelijk zijn voor de strafrechtelijke handhaving van het bepaalde
bij of krachtens de betrokken wetten, en

	c. tussen wie en de wijze waarop de kosten worden verdeeld, die
noodzakelijk verbonden zijn aan het uitvoeren van het bepaalde bij en
krachtens dit artikel.

	4. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de
bestuursorganen en instanties, bedoeld in het eerste en tweede lid,
andere gegevens dan die waarover zij beschikken in verband met de taken,
bedoeld in artikel 5.3, vierde lid, aan elkaar kunnen verstrekken. Op
die gegevens zijn de regels uit het derde lid, onder b en c, van
toepassing.

	5. Bij regeling van Onze Minister kunnen, in overeenstemming met Onze
betrokken Minister, nadere regels worden gesteld over het bepaalde bij
de maatregel, bedoeld in het derde lid en vierde lid.

Artikel 5.9 

	1. Gedeputeerde staten dragen binnen de provincie zorg voor de
coördinatie van de uitvoering door de bevoegde bestuursorganen van het
bepaalde bij of krachtens artikel 5.7. 

	2. Over de kwaliteit en doelmatigheid van de uitvoering en handhaving
van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten, bedoeld in
artikel 5.7, en over de strafrechtelijke handhaving van het bepaalde bij
of krachtens de betrokken wetten, in de betreffende provincie, vindt
regelmatig overleg plaats.

	3. Gedeputeerde staten stellen voor het in het tweede lid bedoelde
overleg een of meer overlegorganen in. Op uitnodiging kunnen andere
instanties, die belast zijn met de handhaving van het bepaalde bij of
krachtens de betrokken wetten, deelnemen aan het overleg.

F

Na artikel 5.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.11

1. De bij besluit van gedeputeerde staten, burgemeester en wethouders of
een ander bestuursorgaan aangewezen, bij een omgevingsdienst werkzame
toezichthouders zijn bevoegd toezicht uit te oefenen op de naleving van
het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten in de regio of kring,
onderscheidenlijk regio’s of kringen, waarvoor die omgevingsdienst is
ingesteld.

2. Onze Minister kan besluiten dat voor door hem aan te wijzen
categorieën van activiteiten de bij een omgevingsdienst werkzame
toezichthouders mede bevoegd zijn buiten de regio of kring toezicht uit
te oefenen op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken
wetten.

G

	In artikel 7.4 wordt “of 5.3” vervangen door: 5.3, vierde lid, 5.6,
tweede lid, 5.7, eerste lid, of 5.8, tweede en derde lid,.

ARTIKEL II 

In de artikelen 113a, tweede lid van de Flora- en Faunawet en 57a,
eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 wordt “Met betrekking
tot de handhaving” vervangen door: Met betrekking tot de kwaliteit van
de uitvoering van taken en bevoegdheden en tot de handhaving. 

ARTIKEL III

	1. In artikel 63, derde lid, van de Monumentenwet 1988, wordt “is
hoofdstuk 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van
toepassing, met uitzondering van artikel 5.2 en paragraaf 5.5 van die
wet en, indien het een archeologisch monument betreft, met uitzondering
van artikel 5.11 van die wet“ vervangen door: zijn de artikelen 5.7,
5.8, 5.10 tot en met 5.16 en 5.18 tot en met 5.23 van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht van toepassing. Voorts zijn met betrekking tot
de uitvoering en de handhaving van het bepaalde bij of krachtens
hoofdstuk II, paragraaf 2, van deze wet de artikelen 5.3 tot en met 5.9
van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

	2. In de artikelen 95, eerste lid, van de Wet bodembescherming, 148,
eerste lid, van de Wet geluidhinder, 90, eerste lid, van de Wet inzake
de luchtverontreiniging, 18.1a, eerste lid, van de Wet milieubeheer en
7.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening wordt “Met betrekking
tot de handhaving” vervangen door: Met betrekking tot de kwaliteit van
de uitvoering en handhaving. 

ARTIKEL IV

	Artikel 8.6 van de Waterwet komt te luiden:

Artikel 8.6

	Met betrekking tot de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van het
bij of krachtens de hoofdstukken 5 en 6 of krachtens artikel 10.1
bepaalde zijn de artikelen 5.7 en 5.8 van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht van toepassing. 

ARTIKEL V

In de Wet op de economische delicten wordt na artikel 58 een titel
ingevoegd, luidende:

Titel XIa

Van de samenwerking 

Artikel 58a

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang
van een doelmatige handhaving regels worden gesteld over de samenwerking
van de personen en instanties die belast zijn met de opsporing van
economische delicten onderling en met de bestuursorganen die belast zijn
met de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens
de in de artikelen 1 en 1a genoemde wetten.

2. De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen onder meer betrekking
hebben op het volgens een strategie en programma uitoefenen van
bevoegdheden tot opsporing van overtredingen van nader aangeduide
wettelijke voorschriften en de afstemming daarvan met de uitoefening van
bevoegdheden ten behoeve van de bestuursrechtelijke handhaving.

3. Over de uitoefening van de taken en bevoegdheden in het kader van de
samenwerking, bedoeld in het eerste lid, overlegt Onze Minister van
Veiligheid en Justitie regelmatig gezamenlijk met Onze Minister(s) die
het mede aangaat, het openbaar ministerie en de bestuursorganen, bedoeld
in het eerste lid.

ARTIKEL VI

De Woningwet wordt gewijzigd als volgt.

A

In artikel 92, tweede lid, wordt “Met betrekking tot de handhaving”
vervangen door: Met betrekking tot de kwaliteit van de uitvoering van
taken en bevoegdheden en tot de handhaving.

B

Artikel 96 vervalt.

ARTIKEL VII

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 20 augustus 2012 ingediende
voorstel van wet houdende regels ter bescherming van de natuur (Wet
natuurbescherming, 33 348), tot wet is of wordt verheven, en artikel 7.3
van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan,
onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel II van
deze wet, komt artikel II van deze wet te luiden:

ARTIKEL II

In artikel 7.3 van de Wet natuurbescherming wordt “met betrekking tot
de handhaving” vervangen door: met betrekking tot de kwaliteit van de
uitvoering van taken en bevoegdheden en tot de handhaving.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 20 augustus 2012 ingediende
voorstel van wet houdende regels ter bescherming van de natuur (Wet
natuurbescherming, 33 348), tot wet is of wordt verheven, en artikel 7.3
van die wet later in werking treedt dan artikel II van deze wet, wordt
in artikel 7.3, eerste lid, van die wet “met betrekking tot de
handhaving” vervangen door: met betrekking tot de kwaliteit van de
uitvoering van taken en bevoegdheden en tot de handhaving.

ARTIKEL VIII

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu zendt in overeenstemming met
Onze Minister van Veiligheid en Justitie binnen vijf jaar na
inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de
doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL IX

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL X

	1. Artikel 5.3, derde lid, van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht, zoals dat artikel komt te luiden na inwerkingtreding van
deze wet, is niet van toepassing op de Regionale Uitvoeringsdienst
Limburg Noord, de Regionale Uitvoeringsdienst Twente en de Regionale
Uitvoeringsdienst IJsselland, zoals deze waren ingesteld op het tijdstip
van inwerkingtreding van artikel 5.3, derde lid, van deze wet.

	2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid gelden de regels die voor
omgevingsdiensten bij of krachtens de artikelen 5.3 tot en met 5.8 van
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze komen te luiden na
inwerkingtreding van deze wet, zijn gesteld, voor de gemeenten en
provincies die samenwerken in de diensten, genoemd in het eerste lid.

	3. Dit artikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

De Minister van Veiligheid en Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   8