[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34126 ARvS inzake Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de herziening van de regeling inzake de meerdaadse samenloop in strafzaken (herziening regeling meerdaadse samenloop in strafzaken)

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de herziening van de regeling inzake de meerdaadse samenloop in strafzaken (herziening regeling meerdaadse samenloop in strafzaken)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2015D01172, datum: 2015-01-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2015Z00545:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W03.14.0229/II	's-Gravenhage, 25 september 2014

Bij Kabinetsmissive van 3 juli 2014, no.2014001297, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de
Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig
gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van
strafrecht in verband met de herziening van de regeling inzake
meerdaadse samenloop in strafzaken (herziening regeling meerdaadse
samenloop in strafzaken), met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel wijzigt de regeling in het Wetboek van Strafrecht (Sr)
die betrekking heeft op de gelijktijdige berechting van meerdere
strafbare feiten (de zogenaamde meerdaadse samenloop). De reden daartoe
is dat de huidige regeling in bepaalde gevallen een beletsel vormt voor
passende bestraffing en niet altijd tot redelijke uitkomsten leidt.

Voorgesteld wordt de regeling van de meerdaadse samenloop op een drietal
onderdelen te herzien: 

voor de gevallen dat iemand voor meerdere feiten gelijktijdig wordt
berecht wordt het bestaande strafmaximum – te weten een derde boven
het hoogste strafmaximum – verhoogd tot de helft boven het hoogste
strafmaximum;

de rechter kan bij meerdaadse samenloop per feit de straf bepalen en
vervolgens voor het totaal Ă©Ă©n straf opleggen;

bij het bepalen van het strafmaximum op grond van artikel 63 Sr, dat
regels geeft ten aanzien van ongelijktijdige berechting van feiten
(situaties waarin iemand na een veroordeling wordt berecht voor een
strafbaar feit dat voor die veroordeling is gepleegd), betrekt de
rechter voortaan niet alle veroordelingen, maar slechts de eerste
onherroepelijke veroordeling.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de mogelijkheid om in
geval van meerdaadse samenloop de straf per feit te bepalen en de
wijziging van de samenloop bij ongelijktijdige berechting. Zij is van
oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk
is.

1.	Straf per feit

Volgens het wetsvoorstel kan de rechter bij het bepalen van de straf
voor een complex van feiten in het vonnis aangeven in welke mate elk van
de strafbare feiten aan de strafoplegging heeft bijgedragen. De straf
kan per feit worden uitgesplitst. Deze bepaling geeft de rechter volgens
de toelichting “een beslismodel in overweging om bij meerdaadse
samenloop de straf per feit te bepalen. Strafbepaling per feit is
daarbij uitgangspunt, waarna wordt gekomen tot het opleggen van Ă©Ă©n
straf”. Hiertoe is volgens de toelichting bijvoorbeeld aanleiding als
slachtoffers gebruik hebben gemaakt van hun spreekrecht of in strafzaken
die de rechtsorde ernstig hebben geschokt. De voorgestelde bepaling was
aanvankelijk dwingend geformuleerd. Na kritische kanttekeningen van de
adviesorganen is deze omgevormd tot een facultatieve bepaling. Niettemin
beoogt ook deze bepaling “in de gevallen die daarvoor in aanmerking
komen een verandering in de aanpak van de straftoemeting bij meerdaadse
samenloop te bewerkstelligen”, aldus de toelichting.

 

De Afdeling merkt op dat de rechter in het voorstel weliswaar de ruimte
behoudt om uitsplitsing van straffen achterwege te laten, maar dat de
voorgestelde bepaling zijn schaduw vooruit werpt. Mede gelet op de in de
toelichting vermelde door de regering beoogde verandering in de
bestaande straftoemetingspraktijk zal de rechter immers in voorkomende
gevallen moeten uitleggen waarom hij van de voorgestelde bevoegdheid
geen gebruik heeft gemaakt. Daartoe zou alleen aanleiding bestaan als de
noodzaak om de bestaande praktijk te veranderen, aannemelijk is gemaakt.
Dat is echter niet het geval. Volgens de Nederlandse Vereniging voor
Rechtspraak (NVvR) is straftoemeting niet gelijk te stellen aan een al
dan niet afgetopte optelsom van de straf per bewezen feit.
Straftoemeting per feit, een gegeven waarmee de rechtspraak ervaring
heeft opgedaan als het gaat om de bestraffing van overtredingen, komt
niet overeen met de wijze waarop de uiteindelijk op te leggen sanctie
bij de afdoening van ernstiger misdrijfzaken wordt vastgesteld door de
rechter. De Afdeling merkt op dat niet is gebleken dat deze praktijk
problematisch is. Voor zover in voorkomende gevallen een feitgerichte
benadering niettemin wenselijk is, heeft de rechter op dit moment al
daarvoor de ruimte. De Raad voor de Rechtspraak (RvdR) heeft erop
gewezen dat dit in de huidige praktijk in bepaalde gevallen ook gebeurt.


De Afdeling merkt voorts op dat voor zover de bepaling de door de
regering beoogde verandering daadwerkelijk bewerkstelligt en de rechter
derhalve vaker zal kiezen voor een feitgerichte benadering, dit ook
praktische gevolgen zal hebben. Straftoemeting per feit zal naar
verwachting leiden tot een meer uitgebreid requisitoir en pleidooi,
verlenging van de behandeltijd en een verzwaring van de werkdruk,
hetgeen niet bijdraagt aan een evenwichtige strafrechtspleging.

De Afdeling adviseert gelet op het vorenstaande van de voorgestelde
wettelijke vastlegging van de rechterlijke bevoegdheid tot het
uitsplitsen van de straf per feit af te zien. 

2.	Samenloop bij ongelijktijdige berechting

De samenloopregeling in het Wetboek van Strafrecht bevat een specifieke
bepaling ten aanzien van ongelijktijdige berechting van feiten. Indien
iemand, nadat hij is veroordeeld, wordt berecht voor een strafbaar feit
dat voor die veroordeling is gepleegd (hierna: nieuw feit), dient de
rechter bij de berechting van het nieuwe strafbare feit onder de huidige
regeling de bij alle eerdere veroordelingen opgelegde straffen van de
verdachte te verdisconteren. Het nieuwe strafbare feit wordt verlaat in
samenloop gebracht met de eerdere veroordeling(en). Dat betekent dat de
maximumstraf naar bestaand recht een derde en volgens het voorstel de
helft boven het hoogste strafmaximum, verminderd met de reeds opgelegde
straffen, beloopt. Artikel 63 Sr fungeert als een strafmaximumbegrenzer;
het strekt ertoe om het maximum van de vrijheidsstraf die de laatste
rechter kan opleggen, te beperken.

	

De Afdeling plaatst de volgende kanttekeningen bij de voorgestelde
regeling.

a.	Rekening houden met straffen voor tussenliggende feiten

Het wetsvoorstel bepaalt dat, rekening houdend met de eerdere (lees:
eerste) veroordeling, de straf wordt bepaald die aan de verdachte wordt
opgelegd. In de toelichting wordt vermeld dat “rechters het totaal aan
opgelegde straffen sinds het plegen van het delict nog steeds [kunnen]
betrekken bij het bepalen van de straf in de later alsnog te berechten
strafzaak”. De Afdeling merkt op dat de toelichting niet strookt met
de tekst van het voorstel, dat bepaalt dat voor het bepalen van de straf
die aan de verdachte wordt opgelegd, rekening wordt gehouden met alleen
de eerste veroordeling.

De Afdeling adviseert de toelichting in overeenstemming te brengen met
de tekst van het voorstel.

b.	Weging oude feiten bij het opleggen van de gezamenlijke straf 

Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat aan de verdachte een zogenaamde
gezamenlijke straf wordt opgelegd, waarin de bij de eerdere veroordeling
opgelegde straf oplost. De rechter bepaalt dan een gezamenlijke straf
voor het thans voorliggende feit Ă©n de reeds berechte feiten in plaats
van – zoals thans het geval is – alleen de straf te bepalen die aan
de verdachte nog kan worden opgelegd voor het te berechten feit.

De NVvR wijst erop dat absorptie van oude straffen in een nieuwe zaak
een uitgebreide bespreking vergt tijdens de behandeling van de nieuwe
strafzaak. Voorts vermeldt de NVvR dat hernieuwde weging van oude
strafzaken complex is en niet alleen op basis van de tekst van het
vonnis of de inhoud van de justitiële documentatie kan worden gedaan.
Hoe de rechter ambtshalve zal overgaan tot absorptie van een oude straf,
is niet zo makkelijk voor te stellen, aldus de NVvR.

In reactie op voornoemd advies vermeldt de toelichting “dat bij een
hernieuwde 

weging van de oude strafzaak voldoende informatie betrokken dient te
worden, bij voorkeur het gehele strafdossier”. Tegelijk dient volgens
de toelichting te worden bedacht dat de weging van de oude strafzaak
niet zo ver gaat dat zij daadwerkelijk gevolgen heeft voor de straf die
voor het oude feit is opgelegd. Die blijft in stand; hij lost slechts op
in de gezamenlijke straf. De rechter kan daarom ook (ambtshalve)
oordelen dat hij voor de bepaling van de gezamenlijke straf voldoende is
geĂŻnformeerd door de tekst van het vonnis of de inhoud van de
justitiële documentatie, aldus de toelichting.

De Afdeling merkt op dat de toelichting onvoldoende helder is over wat
moet worden begrepen onder de ‘hernieuwde weging’ van de oude
strafzaak bij het bepalen van de gezamenlijke straf, aangezien de
toelichting uitdrukkelijk stelt dat het niet de bedoeling is dat de
reeds opgelegde straf wordt veranderd. De Afdeling is van oordeel dat
duidelijkheid over het gegeven of de oude straf al dan niet wordt
herzien in het bijzonder voor de rechtspraktijk van belang is. 

De Afdeling adviseert op het voorgaande in de toelichting in te gaan.

3.	De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele
bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de
Raad van State betreffende no.W03.14.0229/II

In artikel I, in artikel 57, eerste lid, “hebben” vervangen door:
heeft.

In artikel I, artikel 60 vormgeven door een aanhef (“Bij samenloop als
bedoeld in de artikelen 57 en 58 geldt”) en onderverdeling in
onderdelen a, b en c (vergelijk artikel 60 Sr). 

In artikel I, in artikel 63, eerste lid, “tot een onherroepelijke
straf” vervangen door: onherroepelijk tot straf.

	Memorie van toelichting, paragraaf 1. Inleiding.

	De bestaande regeling houdt in dat bij meerdaadse samenloop Ă©Ă©n straf
wordt bepaald en 

	opgelegd, zonder differentiatie per strafbaar feit.

 	Voorgesteld artikel 57, eerste lid, Sr.

	Memorie van toelichting, paragraaf 6.2 Straf per feit.

	Zaken die zich minder goed voor uitsplitsing lenen zijn de ernstige
misdrijfzaken waarbij een maatregel als TBS of ISD wordt opgelegd als
deze een zeer wezenlijk onderdeel van de totale strafrechtelijke reactie
vormt. Memorie van toelichting, paragraaf 6.2 Straf per feit. 

	Advies NVvR d.d. 20 februari 2014, blz. 3. 

	Ten aanzien van samenloop van overtredingen dan wel overtredingen en
misdrijven is dit dwingend voorgeschreven (artikel 62 Sr). 

	Zowel de officier van justitie als de raadsman zullen op feitniveau in
moeten gaan op de hoogte van de bestraffing. 

	Advies NVvR d.d. 20 februari 2014, blz. 3.

 	Artikel 63 Sr.

	NLR, Wetboek van Strafrecht, aant. 5 bij artikel 63. De rechter moet
ingevolge artikel 63 Sr nagaan wat de maximaal op te leggen tijdelijke
gevangenisstraf zou zijn geweest wanneer alle feiten gevoegd zouden zijn
behandeld (het samenloopmaximum). De straftoemetingsruimte is in die
gevallen beperkt tot hetgeen overblijft als op het samenloopmaximum de
eerder opgelegde straf(fen) in mindering worden gebracht. Voorts is de
rechter gebonden aan het strafmaximum dat is gesteld op het nieuwe feit.

	NLR, Wetboek van Strafrecht, aant. 5 bij artikel 63. 

 	Voorgesteld artikel 63, derde lid, Sr.

	Memorie van toelichting, paragraaf 1. Inleiding. Volgens de toelichting
‘biedt de beperking van de aftrek van eerdere veroordelingen de
rechter meer (straf)ruimte om voor het te berechten feit een straf te
bepalen die hij passend en geboden acht. Daarbij kan hij rekening houden
met straffen die zijn opgelegd voor (andere) feiten die voorafgaand aan
de eerste veroordeling zijn begaan, maar daarna zijn bestraft.’

 	Voorgesteld artikel 63, derde lid, Sr.

 	Het voorgestelde artikel 63, derde lid, Sr.

	Advies NVvR d.d. 20 februari 2014, p. 4. 

	Advies NVvR d.d. 20 februari 2014, p. 4. 

	Memorie van toelichting, Artikelsgewijze toelichting op artikel II,
tweede alinea. 

	Memorie van toelichting, Artikelsgewijze toelichting op artikel II,
tweede alinea. 

 PAGE   1 

  PAGE  2 

 PAGE   I 

........................................................................
...........

AAN DE KONING