[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34138 Adv RvST inzake Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie

Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2015D02244, datum: 2015-01-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2015Z01111:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


No.W03.14.0387/II	's-Gravenhage, 3 december 2014

Bij Kabinetsmissive van 24 oktober 2014, no.2014002048, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij
de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig
gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en
digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie, met
memorie van toelichting.

Het voorstel van wet strekt ertoe het burgerlijk procesrecht in hoger
beroep en cassatie te vereenvoudigen en te digitaliseren en bouwt voort
op een eerder ingediend voorstel dat betrekking heeft op procedures in
eerste aanleg. 

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de
mondelinge behandeling, de mondelinge uitspraak, het griffierecht en de
systematiek van het wetsvoorstel. Zij is van oordeel dat in verband
daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.

1.	Mondelinge behandeling

Naar geldend recht vindt bij verzoekprocedures in hoger beroep standaard
een mondelinge behandeling plaats. Voorgesteld wordt te bepalen dat een
mondelinge behandeling alleen wordt gehouden indien de rechter daartoe
aanleiding ziet of een partij daarom vraagt, naar analogie van de
vorderingsprocedure in hoger beroep. 

Volgens de toelichting is het niet wenselijk om in verzoekprocedures
standaard een mondelinge behandeling voor te schrijven, omdat de
categorie verzoekzaken te divers is. Naast zuivere verzoekzaken zoals op
het terrein van het personen- en familierecht, de schuldsanering van
natuurlijke personen en de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische
ziekenhuizen (BOPZ), waarin het voor de hand ligt om een mondelinge
behandeling te houden, zijn er ook andere ā€“ zoals sommige meer
contentieuze zaken ā€“, waarin een mondelinge behandeling, na de
mondelinge behandeling in eerste aanleg, niets toevoegt, aldus de
toelichting. Daarom wordt bepaald dat in verzoekprocedures in hoger
beroep geen mondelinge behandeling wordt gehouden, tenzij de rechter
daartoe aanleiding ziet of een partij daarom vraagt. 

Het gewicht van de mondelinge behandeling in de civiele procedure heeft
de afgelopen decennia aan betekenis gewonnen. In verzoekprocedures
(beroep en hoger beroep) is de mondelinge behandeling hoofdregel, in
vorderingsprocedures in eerste aanleg idem, en in hoger beroep heeft de
comparitie na aanbrengen ingang gevonden. Ook het wetsvoorstel getuigt
op diverse plaatsen van deze ontwikkeling. 

Zoals de toelichting onderkent, dient in ā€œzuivereā€ verzoekprocedures
mondelinge behandeling in hoger beroep uitgangspunt te zijn, omdat de
feiten in deze zaken vaak onderhevig zijn aan verandering en de rechter
in hoger beroep rekening dient te houden met de laatste ontwikkelingen.
Deze ā€œzuivereā€ verzoekprocedures vertegenwoordigen een belangrijk
deel van de verzoekprocedures. Blijkens het wetsvoorstel eerste aanleg
zal de regering de keuze voor een vorderings- of verzoekprocedure
vooralsnog niet ter discussie stellen. Hierdoor blijft de
ā€˜contentieuzeā€™ verzoekschriftprocedure bestaan. 

In aanmerking genomen dat de regering volgens de toelichting de
bestaande praktijk wil continueren, ontgaat het de Afdeling waarom het
wetsvoorstel wat betreft de mondelinge behandeling bij zuivere
verzoekprocedures in hoger beroep van deze lijn afwijkt en als
uitgangspunt neemt dat in beginsel geen mondelinge behandeling
plaatsvindt. Ook de rechtspraktijk dringt aan op behoud van de huidige
regeling. In de expert-bijeenkomsten en in de consultatiefase is van
verschillende zijden naar voren gebracht dat de regeling voor de
mondelinge behandeling in deze verzoekzaken gehandhaafd dient te
blijven. 

Gelet hierop adviseert de Afdeling in zuivere verzoekzaken en in het
bijzonder de verzoekzaken op het terrein van het personen- en
familierecht, de BOPZ en in schuldsaneringszaken de mondelinge
behandeling in hoger beroep in verzoekprocedures tot uitgangspunt te
nemen, tenzij een partij te kennen geeft daarop geen prijs te stellen,
evenals nu het geval is. De Afdeling adviseert het voorstel aan te
passen.

2. 	Mondelinge uitspraak

Ingevolge het wetsvoorstel is het hof bevoegd mondeling ter zitting
uitspraak te doen bij tussenarresten en uitspraken in kort geding. De
mondelinge uitspraak bestaat uit de beslissing en de gronden van de
beslissing, neergelegd in een proces-verbaal. De verkorte vorm bespaart
de rechter tijd en kosten. De Adviescommissie voor burgerlijk
procesrecht heeft geadviseerd deze mogelijkheid uitsluitend te bieden
voor tussenuitspraken waartegen geen rechtsmiddel openstaat en het
proces-verbaal te beperken tot het dictum. De gronden zouden binnen
veertien dagen moeten worden neergelegd in een schriftelijke uitspraak
(arrest of beschikking), conform de bestaande praktijk. Ook de Raad voor
de Rechtspraak beveelt aan te bepalen dat na de mondelinge uitspraak een
volledig uitgewerkt arrest dient te worden opgesteld. De regering heeft
dit voorstel niet overgenomen, omdat artikel 30p bepaalt dat dictum en
gronden worden opgenomen in het proces-verbaal van de zitting. Indien de
rechter er niet zeker van is dat hij alle gronden duidelijk voor ogen
heeft, kan de conclusie zijn dat deze zaak zich niet leent voor een
mondelinge uitspraak, aldus de toelichting.

Uit de toelichting wordt niet duidelijk welke bezwaren er zijn om de
mondelinge uitspraak neer te leggen in een arrest of beschikking, indien
de rechter dat van belang acht. Weliswaar bepaalt artikel 30p dat de
mondelinge uitspraak wordt neergelegd in een proces-verbaal, maar zonder
nadere toelichting valt niet in te zien waarom de rechter (in hoger
beroep) op een mondelinge uitspraak niet een (tussen)arrest of
beschikking binnen veertien dagen zou mogen laten volgen. 

De Afdeling adviseert hierop in de toelichting in te gaan en het
wetsvoorstel zo nodig aan te passen. 

3.	Teruggave griffierecht

Om de mogelijkheid te behouden dat partijen kunnen schikken zonder dat
griffierecht verschuldigd is, heeft de Raad voor de Rechtspraak bepleit
om de termijn voor het indienen van het hoger beroepschrift te
verlengen, dan wel te regelen dat het griffierecht wordt teruggeven als
de zaak wordt ingetrokken voordat de verweerder is verschenen. Een
eventuele terugbetaalregeling kan worden geregeld in de invoeringswet.
Daarom zal in dat kader worden bezien of een terugbetalingsregeling
mogelijk is voor griffierechten, aldus de toelichting. Bij het
wetsvoorstel eerste aanleg is eenzelfde mededeling gedaan. 

Gelet op het feit dat het wetsvoorstel invoeringswet nog niet
beschikbaar is en het antwoord op deze vraag wel van belang is voor de
in de beide voorstellen gehanteerde beroepstermijnen, adviseert de
Afdeling thans aan te geven of bedoelde betalingsregeling zal worden
voorgesteld of niet. 

4. 	Systematiek

Het wetsvoorstel brengt de huidige vierde afdeling ā€˜Hoger beroep tegen
beschikkingenā€™ onder in de achtste titel, omdat de zevende titel
expliciet van toepassing zou zijn verklaard op vorderingen. Strikt
genomen hebben alleen de afdelingen van de zevende titel betrekking
hebben op vorderingszaken; de zevende titel zelf draagt de naam ā€˜hoger
beroepā€™. 

De Afdeling adviseert Ć³f de zevende titel een andere naam te geven, Ć³f
de vierde afdeling van de zevende titel (opnieuw) te wijden aan de
verzoekprocedure.

5.	De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele
bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de
Raad van State betreffende no.W03.14.0387/II

in artikel I, onderdeel B (artikel 332), sub 2, na ā€œderdeā€
toevoegen: lid. 

(de inhoud van) artikel I, onderdelen D en E verwisselen.

in artikel 341 ā€œ het beroepā€ vervangen door: het hoger beroep.

aan artikel 344 (artikel I, onderdeel I) na ā€œartikel 30j,ā€œ
toevoegen: zesde lid. 

in artikel 347, derde lid, (artikel I, onderdeel J) ā€œten hoogsteā€
schrappen.

artikel 357, eerste lid, eerste volzin, en artikel 361a (artikel I,
onderdeel Q, en onderdeel X) als volgt formuleren: In afwijking van
artikel 30q, eerste lid, doet de rechter uitspraak binnen tien weken na
de datum van de mondelinge behandeling, respectievelijk de laatste
proceshandeling.

in artikel I, onderdeel MM ā€œen wordt ā€œartikel 401ā€ vervangen door:
artikel 401bā€ laten vervallen.

aan artikel I, onderdeel UU toevoegen dat aan artikel 408a, eerste lid,
onder a, na ā€œtoelichtingenā€ een komma wordt toegevoegd.

artikel I, onderdeel LLL (artikel 426b) als volgt formuleren: De
verweerder heeft een termijn van drie weken voor het indienen van een
door een advocaat bij de Hoge Raad getekend verweerschrift nadat de
griffier hem heeft bericht over de indiening van het cassatieberoep.
Artikel 276, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op het
bericht van de griffier.

 	Hoge Raad 31 oktober 2014,  ECLI:NL:HR:2014:3076, paragraaf 3.4.2. 

 	Ingevolge artikel 30p van het wetsvoorstel eerste aanleg.

 	Toelichting, paragraaf 4 (termijnen en 7 (adviezen).

 	Kamerstukken II 2014/15, 34 059, nr. 3, blz. 21.

 	Toelichting, artikel I, onderdeel R.

 PAGE   1 

  PAGE  2 

 PAGE   I 

........................................................................
...........

AAN DE KONING