Eindtekst
Wijziging van de Gemeentewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester tot de inzet van cameratoezicht
Eindtekst
Nummer: 2015D05620, datum: 2015-02-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2013Z05461:
- Indiener: I.W. Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie
- Medeindiener: R.H.A. Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2013-03-26 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-03-27 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2013-04-25 14:00: Wijziging van de Gemeentewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester tot de inzet van cameratoezicht (33582) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2013-09-11 11:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2014-03-25 18:30: Wijziging van de Gemeentewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester tot de inzet van cameratoezicht (33582) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2014-04-01 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (š origineel)
De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE Generaal zendt bijgaand door haar aangenomen wetsvoorstel aan de Eerste Kamer. De Voorzitter, 1 april 2014 Wijziging van de Gemeentewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester tot de inzet van cameratoezicht VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is wijzigingen aan te brengen in de Gemeentewet ter verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester om in het kader van de handhaving van de openbare orde toezicht te houden in de publieke ruimte; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: ARTIKEL I De Gemeentewet wordt gewijzigd als volgt: A Artikel 151c wordt gewijzigd als volgt: 1. In het eerste lid wordt de zinsnede āte besluiten tot plaatsing van vaste cameraās voor een bepaalde duurā vervangen door: te besluiten om voor een bepaalde duur cameraās in te zetten. 2. De tweede volzin van het eerste lid vervalt. 3. Onder vernummering van het tweede en derde tot derde en vierde lid wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende: 2. De burgemeester besluit met inachtneming van het in de verordening van de raad bepaalde: a. binnen welk gebied, bestaande uit openbare plaatsen of andere voor een ieder toegankelijke plaatsen als bedoeld in het eerste lid, cameraās worden ingezet; b. voor welke duur de gebiedsaanwijzing plaatsvindt. 4. Na het vierde lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, luidende: 5. De burgemeester trekt het besluit, bedoeld in het eerste lid, in zodra de inzet van cameraās niet langer noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde. 5. Het vierde tot en met achtste lid (oud) worden vernummerd tot zesde tot en met tiende lid. 6. In het zesde lid (nieuw) wordt de zinsnede āeen ieder die de desbetreffende openbare plaats betreedtā vervangen door: een ieder die het gebied, bedoeld in het tweede lid, onder a, betreedt. 7. Het achtste lid (nieuw) komt te luiden: 8. Ten behoeve van de handhaving van de openbare orde worden in het kader van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, gegevens verwerkt. 8. In het negende lid (nieuw) wordt de zinsnede ābedoeld in het zesde lidā telkens vervangen door: ābedoeld in het achtste lidā. 9. In het tiende lid, onder a, vervalt het woord: āvasteā. ARTIKEL II 1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. 2. Onze Minister van Veiligheid en Justitie zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. Lasten en bevelen dat deze wet in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministers, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven De Minister van Veiligheid en Justitie, De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, De Minister van Veiligheid en Justitie, De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, PAGE PAGE 1