[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Wet op het kindgebonden budget, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet studiefinanciering 2000 en enige andere wetten in verband met hervorming en versobering van de kindregelingen (Wet hervorming kindregelingen)

Eindtekst

Nummer: 2015D05684, datum: 2015-02-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z16447:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

11 maart 2014

Wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Wet op het kindgebonden
budget, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet
studiefinanciering 2000 en enige andere wetten in verband met hervorming
en versobering van de kindregelingen (Wet hervorming kindregelingen)

GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
kindregelingen te hervormen en te versoberen teneinde het stelsel te
vereenvoudigen, de arbeidsparticipatie te verhogen en
inkomensondersteuning te bieden waar die het hardste nodig is;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ARTIKEL 01 AANPASSINGSWET ALGEMENE WET INKOMENSAFHANKELIJKE REGELINGEN

In hoofdstuk 2, artikel I, elfde lid, van de Aanpassingswet Algemene wet
inkomensafhankelijke regelingen wordt “indien hij in een
berekeningsjaar recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting als bedoeld
in artikel 8.15 van de Wet inkomstenbelasting 2001” vervangen door:
indien hij in een berekeningsjaar voorafgaand aan het berekeningsjaar
2015 recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting, bedoeld in artikel
8.15 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zoals dat luidde op 31 december
2014, of in een berekeningsjaar vanaf het berekeningsjaar 2015 recht
heeft op de verhoging van het kindgebonden budget, bedoeld in artikel 2,
zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget,.

Artikel I Algemene Kinderbijslagwet

De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

1. De verzekerde heeft overeenkomstig de bepalingen van deze wet recht
op kinderbijslag voor een kind dat jonger is dan 18 jaar en dat:

a. tot zijn huishouden behoort, of

b. door hem wordt onderhouden.

2. De verzekerde heeft voor een kind van 16 of 17 jaar slechts recht op
kinderbijslag indien:

a. de verzekerde heeft voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in de
artikelen 2, eerste lid, en 4a, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969,
dan wel daarvan op grond van die wet is vrijgesteld;

b. het kind als leerling of deelnemer van een met een school of
instelling als bedoeld in artikel 4a van de Leerplichtwet 1969
vergelijkbare inrichting van onderwijs buiten Nederland staat
ingeschreven en deze inrichting geregeld bezoekt, dan wel met
overeenkomstige toepassing van de vrijstellingsgronden van die wet van
die verplichting is vrijgesteld;

c. het kind een startkwalificatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel f,
van de Leerplichtwet 1969 heeft behaald; of

d. het kind een school of instelling als bedoeld in onderdeel b heeft
afgerond op vergelijkbare wijze als bedoeld in onderdeel c.

3. Het niet voldoen aan de verplichtingen, bedoeld in het tweede lid,
onderdeel a, blijkt uit een daartoe strekkende mededeling van het
college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het kind
woont.

4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met
betrekking tot het tweede en derde lid.

5. Onverminderd het tweede lid heeft de verzekerde slechts recht op
kinderbijslag voor een kind van 16 of 17 jaar indien het inkomen van dat
kind niet meer bedraagt dan een bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur te bepalen bedrag. Bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het
inkomen van het kind. 

	6. Het bedrag aan kinderbijslag, bedoeld in artikel 12, eerste en
tweede lid, wordt verdubbeld indien de verzekerde per kalenderkwartaal
een bijdrage levert aan het onderhoud van het kind die meer bedraagt dan
een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen bedrag en
het kind, bedoeld in het eerste lid, niet tot het huishouden van de
verzekerde noch als eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind tot het
huishouden van een ander behoort:

	a. in verband met ziekte of gebreken van het kind; of

	b. in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding aan
een school of instelling in de zin van artikel 1, onder b of c, van de
Leerplichtwet 1969 waar het kind staat ingeschreven of in verband met
het volgen van onderwijs, genoemd in artikel 4a, eerste lid, van de
Leerplichtwet 1969 waar het kind overeenkomstig artikel 4a, eerste lid,
van de Leerplichtwet 1969 staat ingeschreven of in verband met het
volgen van onderwijs aan een vergelijkbare inrichting van onderwijs
buiten Nederland waar het kind staat ingeschreven, waarbij:

	1⁰. de verzekerde aantoont dat het kind een bij ministeriële
regeling te bepalen beroepsopleiding volgt of als toptalent op het
gebied van dans en muziek dan wel als topsporter op tenminste
toptalentniveau een bij ministeriële regeling te bepalen school bezoekt
voor het volgen van voortgezet onderwijs waardoor de afstand tussen het
woonadres van de verzekerde of het woonadres van de ander tot wiens
huishouden het kind laatstelijk behoorde en de dichtstbijzijnde
instelling of school waar de beroepsopleiding of het voortgezet
onderwijs wordt aangeboden meer bedraagt dan een bij ministeriële
regeling te bepalen aantal kilometers; of 

	2⁰. de verzekerde een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
te bepalen beroep uitoefent; of

	3˚. de verzekerde of de ander tot wiens huishouden het kind
laatstelijk behoorde in een bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur te bepalen deel van Nederland woont, of de verzekerde aantoont
dat hij of die ander in een gebied buiten Nederland woont waarbij niet
verwacht kan worden dat het kind op basis van openbaar of eigen vervoer
dagelijks heen en weer reist tussen school en het adres van de
verzekerde of die ander; of

4˚. het het kind betreft van de verzekerde, bedoeld in artikel 7b,
vierde lid, onderdelen a en b.	

7. Indien de beroepsopleiding of de school, bedoeld in het zesde lid,
onderdeel b, onder 1°, niet langer is opgenomen in de ministeriële
regeling, bedoeld in het zesde lid, onderdeel b, onder 1°, dan wel
indien gedurende de beroepsopleiding of het voortgezet onderwijs,
bedoeld in het zesde lid, onderdeel b, onder 1°, een gelijke opleiding
of school in die ministeriële regeling wordt opgenomen die valt binnen
de afstand, bedoeld in het zesde lid, onderdeel b, onder 1°, blijft de
verdubbeling van de kinderbijslag, bedoeld in het zesde lid, van
toepassing tot de dag waarop het kind de opleiding of het onderwijs,
bedoeld in het zesde lid, onderdeel b, onder 1°, niet langer volgt.

8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld met betrekking tot het eerste lid, onderdeel b, en het zesde
lid. 

9. Voor de toepassing van dit artikel wordt het kind geacht het
onderwijs of de beroepsopleiding eerst na de vakantie te hebben
beëindigd, indien: 

a. het onderwijs of de beroepsopleiding wordt beëindigd tijdens een
door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de school of
instelling vastgestelde vakantie, dan wel 

b. het onderwijs of de beroepsopleiding wordt afgesloten met een
eindexamen, dat kort voor het begin van de laatste door de Minister van
Cultuur, Onderwijs en Wetenschap, de school of instelling vastgestelde
vakantie van het desbetreffende schooljaar wordt afgelegd.

B

Na artikel 7 wordt, onder vernummering van artikel 7a tot artikel 7aa,
een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a

1. Een verzekerde heeft voor een tot zijn huishouden behorend kind dat
ouder is dan drie jaar, maar dat nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft
bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag,
genoemd in artikel 12, eerste lid, indien het kind is aangewezen op een
bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van
intensieve zorg. 

2. Indien een verzekerde over een kalenderjaar recht heeft gehad op een
verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag op grond van het eerste
lid, en

a. met betrekking tot dat kalenderjaar geen partner heeft als bedoeld in
artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001; of

b. met betrekking tot dat kalenderjaar een partner heeft als bedoeld in
artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de verzekerde of diens
partner in dat kalenderjaar belastbare winst uit een of meer
ondernemingen als bedoeld in artikel 3.2 van de Wet inkomstenbelasting
2001, belastbaar loon als bedoeld in artikel 3.80 van de Wet
inkomstenbelasting 2001 of belastbaar resultaat uit een of meer
werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.90 van de Wet inkomstenbelasting
2001 heeft genoten dat niet meer is dan het bedrag, genoemd in artikel
8.14a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

heeft de verzekerde recht op een extra bedrag aan kinderbijslag over dat
kalenderjaar ten bedrage van € 1.460.

3. Indien een verzekerde of diens partner voldoet aan de voorwaarden,
bedoeld in het tweede lid, en recht heeft op meer dan eenmaal de
verdubbeling van de kinderbijslag, bedoeld in het eerste lid, heeft hij
dan wel zijn partner recht op ten hoogste eenmaal het extra bedrag aan
kinderbijslag, bedoeld in het tweede lid.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.

C

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11

1. Recht op kinderbijslag voor een kind ingevolge deze wet heeft slechts
degene, die op de eerste dag van een kalenderkwartaal verzekerd is dan
wel voldoet aan de voorwaarden van artikel 7c. 

2. Recht op kinderbijslag over een kalenderkwartaal voor een kind
bestaat indien op de eerste dag van dat kalenderkwartaal is voldaan aan
de voorwaarden, bedoeld in artikel 7, en, indien van toepassing, artikel
7a. 

3. In afwijking van het tweede lid is voor het recht op kinderbijslag
over een kalenderkwartaal voor een kind van 16 of 17 jaar het inkomen
van dat kind, bedoeld in artikel 7, vijfde lid, over dat gehele
kalenderkwartaal bepalend.

D 		[Vervallen]

E

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

1. De bedragen, genoemd in de artikelen 7a, tweede lid, en 12, eerste
lid, worden al naar gelang de ontwikkeling van het algemene prijsniveau
verhoogd of verlaagd.

2. Het bedrag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, wordt bij
ministeriële regeling telkens herzien met ingang van 1 januari. Bij een
herziening met ingang van 1 januari wordt dit bedrag verhoogd of
verlaagd met hetzelfde percentage, als waarmede de consumentenprijsindex
over de maand oktober daaraan voorafgaande, naar boven of naar beneden
afwijkt van de consumentenprijsindex, waarop de laatste herziening is
gebaseerd. In afwijking van de eerste zin blijft herziening per 1
januari achterwege, indien de consumentenprijsindex over de maand
oktober daaraan voorafgaande geen afwijking vertoont ten opzichte van de
consumentenprijsindex, waarop de laatste herziening is gebaseerd.

3. Het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid, wordt bij
ministeriële regeling telkens herzien met ingang van 1 januari en 1
juli. Bij een herziening met ingang van 1 januari onderscheidenlijk 1
juli wordt dit bedrag verhoogd of verlaagd met hetzelfde percentage, als
waarmede de consumentenprijsindex over de maand oktober daaraan
voorafgaande onderscheidenlijk over de maand april daaraan voorafgaande,
naar boven of naar beneden afwijkt van de consumentenprijsindex, waarop
de laatste herziening is gebaseerd. In afwijking van de eerste zin
blijft herziening per 1 januari onderscheidenlijk per 1 juli achterwege,
indien de consumentenprijsindex over de maand oktober onderscheidenlijk
over de maand april daaraan voorafgaande geen afwijking vertoont ten
opzichte van de consumentenprijsindex, waarop de laatste herziening is
gebaseerd.

4. Het overeenkomstig het tweede lid en derde lid herziene bedrag treedt
in de plaats van het bedrag, genoemd in artikel 7a, tweede,
respectievelijk artikel 12, eerste lid.

5. Indien daartoe naar Ons oordeel een bijzondere aanleiding bestaat,
kan het bedrag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, of artikel 12, eerste
lid, bij algemene maatregel van bestuur met ingang van een bij die
algemene maatregel van bestuur aan te geven datum worden verhoogd. De op
grond van de vorige zin verhoogde bedragen treden in de plaats van de
bedragen, genoemd in artikel 7a, tweede lid, respectievelijk artikel 12,
eerste lid.

6. Indien een verhoging als bedoeld in het vijfde lid samenvalt met een
herziening als bedoeld in het tweede lid of het derde lid, wordt het
bedrag voorafgaande aan de verhoging herzien en geschiedt de herziening,
in afwijking van het tweede lid en derde lid, bij de in het vijfde lid
bedoelde algemene maatregel van bestuur.

7. Hetgeen onder consumentenprijsindex als bedoeld in het tweede en
derde lid wordt verstaan, wordt nader bij algemene maatregel van bestuur
geregeld.

8. Indien het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid, wordt
gewijzigd, worden de uit de toepassing van artikel 12, derde lid, met
betrekking tot dat bedrag voortvloeiende bedragen door Onze Minister
bekendgemaakt in de Staatscourant.

9. Een herziening van de kinderbijslag op grond van dit artikel vindt
plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

10. De Sociale verzekeringsbank betaalt de herziene kinderbijslag,
bedoeld in het negende lid, bij de eerstvolgende betaling van de
kinderbijslag nadat de herziening, bedoeld in het tweede dan wel derde
lid, heeft plaatsgevonden.

F

Artikel 13a komt te luiden:

Artikel 13a

1. In afwijking van artikel 13, tweede lid, wordt het bedrag, genoemd in
artikel 7a, tweede lid, met ingang van 1 januari 2015, niet herzien.

2. Voor de herziening van het bedrag, genoemd in artikel 7a, tweede lid,
met ingang van 1 januari 2016, wordt voor de toepassing van artikel 13,
tweede lid, onder “de consumentenprijsindex, waarop de laatste
herziening is gebaseerd” verstaan: de consumentenprijsindex over de
maand oktober 2014. 

3. In afwijking van artikel 13, derde lid, wordt het bedrag, genoemd in
artikel 12, eerste lid, met ingang van 1 juli 2014, 1 januari 2015 en 1
juli 2015, niet herzien.

4. Voor de herziening van het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid,
met ingang van 1 januari 2016, wordt voor de toepassing van artikel 13,
derde lid, onder “de consumentenprijsindex, waarop de laatste
herziening is gebaseerd” verstaan: de consumentenprijsindex over de
maand april 2015. 

5. Dit artikel vervalt met ingang van 1 juli 2016.

G

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt toegevoegd: De aanvraag om het extra bedrag
aan kinderbijslag, bedoeld in artikel 7a, tweede lid, wordt ingediend
voor 1 december van het kalenderjaar na het kalenderjaar waarover recht
op het extra bedrag aan kinderbijslag bestaat. 

2. Aan het tweede lid wordt toegevoegd: Bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de
verder bij de aanvraag te verstrekken gegevens.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. Het recht op kinderbijslag kan niet vroeger ingaan dan een jaar
voorafgaand aan de eerste dag van het kalenderkwartaal tijdens welk de
aanvraag om kinderbijslag werd ingediend. Het recht op kinderbijslag,
bedoeld in artikel 7a, eerste lid, kan niet vroeger ingaan dan de eerste
dag van het kalenderkwartaal tijdens welk de aanvraag om kinderbijslag
als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, werd ingediend. De Sociale
verzekeringsbank is bevoegd in bijzondere gevallen af te wijken van het
in dit lid bepaalde.

H

In artikel 15a, eerste lid, onderdeel b, wordt “artikel 7, derde
lid” vervangen door: artikel 7, zesde lid.

Ha

Artikel 18, eerste lid, komt te luiden:

1. De Sociale verzekeringsbank betaalt de kinderbijslag en het extra
bedrag aan kinderbijslag, bedoeld in artikel 7a, tweede lid, zo spoedig
mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na afloop van het kwartaal
waarover recht op kinderbijslag bestaat, respectievelijk binnen drie
maanden na indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 14, eerste lid,
tweede zin.

I

Artikel 41a komt te luiden:

Artikel 41a

1. Artikel 7, derde lid, onderdeel a, onder 1°, zoals dat luidde op de
dag voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van de Wet
hervorming kindregelingen, blijft tot en met 30 september 2015 van
toepassing op het kind dat voor de dag van inwerkingtreding van het in
artikel I, onderdeel A, van de Wet hervorming kindregelingen opgenomen
artikel 7, zesde lid, voor twee kinderen werd geteld.

2. Artikel 7, derde lid, onderdeel a, onder 2°, zoals dat luidde op de
dag voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van de Wet
hervorming kindregelingen, blijft van toepassing tot en met 31 december
2014.

3. Artikel 7, derde lid, onderdeel b, zoals dat luidde op de dag voor
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van de Wet hervorming
kindregelingen blijft van toepassing op het kind dat voor de dag van
inwerkingtreding van het in artikel I, onderdeel A, van de Wet
hervorming kindregelingen opgenomen artikel 7, zesde lid, voor twee
kinderen werd geteld.

4. Dit artikel vervalt twee jaar na zijn inwerkingtreding.

J

Artikel 41b vervalt.

K

Indien het bij koninklijke boodschap van 1 februari 2012 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten in
verband met een andere vormgeving van de exportbeperking in de Algemene
Kinderbijslagwet en het regelen van overgangsrecht voor de situatie van
opzegging of wijziging van een verdrag dan wel een daarmee gelijk te
stellen situatie (Kamerstukken 33 162) tot wet is of wordt verheven en
artikel I, onderdeel B, van die wet later in werking treedt dan artikel
I, onderdeel J, van deze wet, komt artikel I, onderdeel B, van die wet
te luiden:

B

Na artikel 41a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 41b

1. Op de persoon die op grond van een verdrag, de voorlopige toepassing
van een verdrag dan wel een daarmee gelijk te stellen situatie in
afwijking van artikel 7b recht heeft op kinderbijslag en wiens recht op
kinderbijslag uitsluitend zou eindigen als gevolg van de opzegging of
wijziging van dat verdrag, de beëindiging van de voorlopige toepassing
van dat verdrag dan wel de beëindiging van een daarmee gelijk te
stellen situatie, blijft artikel 7b gedurende de eerste twee
kalenderkwartalen vanaf de buitenwerkingtreding van het verdrag, de
inwerkingtreding van de desbetreffende wijziging respectievelijk de
beëindiging van de voorlopige toepassing of de beëindiging van de
daarmee gelijk te stellen situatie buiten toepassing. 

2. Het eerste lid blijft van toepassing zolang het kind op de eerste dag
van de in dat lid bedoelde kalenderkwartalen woont in hetzelfde land als
waar hij op de eerste dag van het daaraan voorafgaande kalenderkwartaal
woonde en de verzekerde blijft voldoen aan de overige voorwaarden voor
het recht op kinderbijslag. 

3. Onze Minister deelt mede ten aanzien van welk land, met inbegrip van
de dag waarop, een verdrag als bedoeld in het eerste lid zodanig is
gewijzigd dat niet langer in afwijking van artikel 7b recht op
kinderbijslag kan bestaan, een verdrag als bedoeld in het eerste lid
buitenwerking is getreden als gevolg van opzegging dan wel de voorlopige
toepassing van een verdrag of een daarmee gelijk te stellen situatie als
bedoeld in het eerste lid is beëindigd.

ARTIKEL II ALGEMENE NABESTAANDENWET

De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, eerste lid, onderdeel b, aanhef, wordt “aan de gewezen
echtgenoot” vervangen door: aan de gewezen echtgenoot of aan een of
meer van zijn kinderen. 

B

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: behoudens het tweede lid,.

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde, vierde en
vijfde lid tot tweede, derde en vierde lid.

3. In het derde lid (nieuw) wordt “het eerste, tweede of derde lid”
vervangen door: het eerste of tweede lid.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt “aan de nabestaande verschuldigde
uitkering tot levensonderhoud van de nabestaande” vervangen door: aan
de nabestaande verschuldigde uitkering tot levensonderhoud van de
nabestaande of een of meer van zijn kinderen. 

Ba

Aan artikel 26 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Het niet voldoen aan de verplichtingen, bedoeld in het tweede lid,
onderdeel a, blijkt uit een daartoe strekkende mededeling van het
college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het kind
woont.

C

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: bedoeld in artikel 17, eerste lid,.

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde en vierde
lid tot tweede en derde lid. 

3. In het derde lid (nieuw) wordt “het derde lid” vervangen door:
het tweede lid. 

D

In artikel 32, eerste lid, wordt “artikel 17, derde, vierde of vijfde
lid” vervangen door: artikel 17, tweede, derde of vierde lid.

E

In artikel 67, negende lid, wordt “de artikelen 17, derde lid”
vervangen door: de artikelen 17, tweede lid. 

ARTIKEL III ALGEMENE OUDERDOMSWET 

De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 9, eerste en vijfde lid, vervalt onderdeel c, onder
vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt.

B

In de artikelen 9a, derde lid, onderdelen a en b, 17, vierde lid en 50,
onderdeel a, vervalt: of c.

C

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel a, onder verlettering van de
onderdelen b en c tot a en b.

2. In het tweede lid wordt “onderdeel c” telkens vervangen door:
onderdeel b.

ARTIKEL IV TOESLAGENWET

De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel f, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder 1° wordt “artikel 2, eerste of tweede lid” vervangen door:
artikel 2, eerste lid.

2. Onder 2° wordt “artikel 2, derde lid” vervangen door: artikel 2,
tweede lid.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met
zesde lid tot tweede tot en met vijfde lid.

2. In het tweede lid (nieuw) wordt “vierde lid” vervangen door:
derde lid. 

3. In het derde lid (nieuw) wordt “derde lid” vervangen door: tweede
lid. 

C

In artikel 4a, tweede lid, wordt “artikel 2, eerste, tweede of derde
lid” vervangen door: artikel 2, eerste of tweede lid. 

D

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot
tweede lid.

2. In het tweede lid (nieuw) wordt “derde lid” telkens vervangen
door: tweede lid.

E

Artikel 8a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b vervalt onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel
b.

2. In onderdeel b (nieuw) wordt “derde lid” vervangen door: tweede
lid. 

F

Artikel 12a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt: of derde.

2. In het tweede lid vervalt: , of derde lid.

G

In de artikelen 44*, tweede lid, en 44b, tweede lid, wordt “artikel 2,
eerste, tweede of derde lid” vervangen door: artikel 2, eerste of
tweede lid.

ARTIKEL V WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK
ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS 

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel a vervalt: met of zonder kinderen;

b. onderdeel b vervalt onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel
b;

c. in onderdeel b (nieuw) vervalt: zonder kinderen.

2. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. onderdeel a vervalt onder verlettering van de onderdelen b, c en d
tot a, b en c;

b. in de onderdelen a (nieuw), b (nieuw) en c (nieuw) vervalt: zonder
kinderen.

3. Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. onderdelen a en b vervallen onder verlettering van onderdelen c en d
tot a en b;

b. in de onderdelen a (nieuw) en b (nieuw) vervalt: zonder kinderen.

4. In het tiende lid vervalt: en b.

5. In het elfde lid wordt “vierde lid, onderdeel c en d” vervangen
door: vierde lid, onderdelen b en c.

B

In artikel 14, tweede en derde lid, vervalt: of vijfde lid, onderdeel a
of b.

ARTIKEL VI WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK
ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. onderdeel b vervalt onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel
b;

b. in onderdeel b (nieuw) vervalt: zonder kinderen.

2. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. onderdeel b vervalt onder verlettering van onderdeel c tot b; 

b. in onderdeel b (nieuw) vervalt: zonder kinderen.

B

In artikel 14, tweede en derde lid, vervalt: of c.

Artikel VII Wet op het kindgebonden budget

De Wet op het kindgebonden budget wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

d. drempelinkomen: 108% van het twaalfvoud van het voor de maand januari
van het berekeningsjaar geldende in  HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0002638/geldigheidsdatum_25-02-2013" \l
"HoofdstukII_Artikel8" artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet
minimumloon en minimumvakantiebijslag  bedoelde bedrag per maand.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1.  [Vervallen]

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het kindgebonden budget bedraagt voor een berekeningsjaar:

a. indien de ouder aanspraak heeft voor Ă©Ă©n kind : € 1032,–;

b. indien de ouder aanspraak heeft voor twee kinderen: € 1823,–;

c. indien de ouder aanspraak heeft voor drie kinderen: € 2006,–;

d. indien de ouder aanspraak heeft voor meer dan drie kinderen: €
2006,–, verhoogd met zoveel maal € 106,– als het aantal kinderen
meer bedraagt dan drie.

3.	[Vervallen]

4. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Voor een kind dat 16 of 17 jaar is, bedraagt de verhoging van het
kindgebonden budget met ingang van de kalendermaand na de maand waarin
het kind de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt € 412. 

5. Onder vernummering van het zesde tot en met het elfde lid tot zevende
tot en met twaalfde lid, wordt na het vijfde lid een lid ingevoegd,
luidende:

6. De ouder die geen partner heeft, heeft aanspraak op een verhoging van
het kindgebonden budget van € 2800,-.

6. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden: 

7. Bij een gezamenlijk toetsingsinkomen van de ouder en zijn partner van
meer dan het drempelinkomen wordt de som van de bedragen waarop recht
bestaat op grond van het tweede, vierde, vijfde en zesde lid verminderd
met 7,6% van het verschil tussen het gezamenlijk toetsingsinkomen en het
drempelinkomen.

7. In het elfde lid (nieuw) en twaalfde lid (nieuw) wordt “en zesde
lid” vervangen door: , zesde en zevende lid. 

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “2, tweede, vierde en vijfde lid,”
vervangen door “2, tweede, vierde, vijfde en zesde lid,” en wordt
“artikel 2, zesde lid” vervangen door “artikel 2, zevende lid”.

2. In het derde lid wordt “ HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0022751/geldigheidsdatum_19-02-2013" \l
"Artikel2" 2, tweede, vierde, vijfde en zesde lid ” vervangen door: 
HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0022751/geldigheidsdatum_19-02-2013" \l
"Artikel2" 2, tweede, vierde, vijfde, zesde en zevende lid .

Ca

In artikel 6a wordt “artikel 7a” vervangen door: artikel 7aa.

D

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt “2015” telkens vervangen door:
2014. 

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Bij het begin van het jaar 2015 worden de bedragen, genoemd in
artikel 2, tweede, vierde, vijfde en zesde lid, en het bedrag van het
toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 2, zevende lid, voor het
berekeningsjaar 2015 niet gewijzigd overeenkomstig artikel 3, eerste
lid.

ARTIKEL VIIa WET WERK EN ARBEIDSONDERSTEUNING JONGGEHANDICAPTEN

In de artikelen 1:4, eerste lid, onderdeel d, en 2:43, eerste lid,
onderdeel d, van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
wordt “of onderdeel c” vervangen door: of onderdeel b.

Artikel VIII Wet werk en bijstand

De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in de aanhef vervalt: zonder ten laste komende kinderen;

b. in onderdeel a wordt na “een alleenstaande van 18, 19 of 20 jaar”
ingevoegd: met of zonder ten laste komende kinderen”;

c. in de onderdelen b en c wordt na “gehuwden” ingevoegd: zonder ten
laste komende kinderen. 

2. Het tweede lid, onderdeel a, vervalt, onder verlettering van de
onderdelen b en c tot onderdelen a en b.

B

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na “alleenstaande” ingevoegd: of een
alleenstaande ouder.

2. Onderdeel b vervalt, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel
b.

C

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na “alleenstaande” ingevoegd: of een
alleenstaande ouder.

2. Onderdeel b vervalt, onder verlettering van de onderdelen c en d tot
onderdelen b en c.

D

Artikel 22a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt “artikel 20, tweede lid, onderdeel b”
vervangen door “artikel 20, tweede lid, onderdeel a”, wordt
“onderdeel c” telkens vervangen door “onderdeel b” en wordt
“onderdeel d” vervangen door “onderdeel c”.

2. Het derde lid vervalt.

E

Artikel 53a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt ”of artikel 20, tweede lid, aanhef en
onderdeel a,” en vervalt telkens “of b”.

2. In het derde lid vervalt ”of artikel 20, tweede lid, aanhef en
onderdeel a,”, vervalt telkens “of b,”, wordt “artikel 20,
tweede lid, onderdeel b” vervangen door “artikel 20, tweede lid,
onderdeel a” en wordt “onderdeel c” telkens vervangen door
“onderdeel b”.

HOOFDSTUK 2 MINISTERIE VAN FINANCIËN

Artikel IX Wet inkomstenbelasting 2001

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A 

Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt onderdeel c.

2. In het derde lid wordt “onderdelen c, d en e” vervangen door:
onderdelen d en e.

B 

Afdeling 6.4 vervalt.

C

In artikel 8.2 vervallen de onderdelen f en g.

D

In artikel 8.9, eerste lid, wordt “arbeidskorting,
inkomensafhankelijke combinatiekorting en ouderschapsverlofkorting”
vervangen door: arbeidskorting en inkomensafhankelijke
combinatiekorting.

E

De artikelen 8.14b en 8.15 vervallen.

Ea

In artikel 8.18, eerste lid, vervalt: of onderdeel c.

F

In artikel 10.1 wordt “8.14a, 8.15, 8.16a” vervangen door: 8.14a,
8.16a.

ARTIKEL IXa WET OP DE LOONBELASTING 1964

In artikel 22c, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 vervalt:
of onderdeel c.

ARTIKEL IXb WET OP HET CONSUMENTENKREDIET

In artikel 5, onderdeel a, onder 1˚, van de Wet op het
consumentenkrediet wordt “artikel 21, onderdeel c” vervangen door:
artikel 21, onderdeel b. 

HOOFDSTUK 3 MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Artikel X WET STUDIEFINANCIERING 2000

De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid, laatste zin, komt te luiden:

Indien het een ouder zonder partner betreft als bedoeld in artikel 2,
zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget en voor hem geen
dubbele vrije voet geldt, geldt voor hem in afwijking van de tweede
volzin een vrije voet die naar de maatstaf van 2013 gelijk is aan €
22.407,00.

2. In het vijfde lid, onder b, wordt “de hoofdstukken 3 of 4 van de
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten” vervangen door:
hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

B

Artikel 3.12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Ouder zonder partner 

2. De zinsnede “Indien voor een ouder voor de inkomstenbelasting na
het peiljaar – naast de algemene heffingskorting – de
alleenstaande-ouderkorting van toepassing wordt” wordt vervangen door:
Indien het een ouder zonder partner betreft als bedoeld in artikel 2,
zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget.

C

Artikel 3.18 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden:

De bedragen in onderstaande overzichten luiden per maand en zijn
uitgedrukt in euro’s, voor de Overzichten 1 en 2 naar de maatstaf van
1 september 2007, en voor Overzicht 3 naar de maatstaf van 1 september
2015:

2. De laatste rij in “Overzicht 2. Financieringsbronnen” vervalt.

3. Na Overzicht 2 wordt een overzicht ingevoegd, luidende:

Overzicht 3. Aanvullende financieringsbron



	Hoger onderwijs	Beroepsonderwijs

Toeslag eenoudergezin	€ 247,12  	€ 247,12  



D

In artikel 6.10, tweede lid, onder b, wordt de zinsnede “een debiteur
op wie de alleenstaande-ouderkorting, bedoeld in artikel 8.15 van de Wet
inkomstenbelasting 2001, van toepassing is” vervangen door: een
debiteur die ouder zonder partner is als bedoeld in artikel 2, zesde
lid, van de Wet op het kindgebonden budget.

E

Artikel 6.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Draagkracht ouder zonder partner 

2. De zinsnede “Indien voor de debiteur voor de inkomstenbelasting na
het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt
vastgesteld de alleenstaande-ouderkorting van toepassing wordt” wordt
vervangen door: Indien het een debiteur betreft die ouder zonder partner
is als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden
budget.

F

Artikel 10a.8, tweede lid, komt te luiden:

2. Op het toetsingsinkomen wordt in mindering gebracht de
draagkrachtvrije voet. Deze voet is gelijk aan het belastbare
minimumloon in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de
draagkracht wordt vastgesteld, indien de debiteur een ouder zonder
partner is als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet op het
kindgebonden budget, of voor zijn partner voor de inkomstenbelasting de
verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.9
van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing is. Indien voor de
debiteur de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in
artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, of de algemene
heffingskorting van toepassing is, is de draagkrachtvrije voet 0%,
onderscheidenlijk 50% van de voet die van toepassing zou zijn indien
voor de debiteur – naast de algemene heffingskorting – voor zijn
partner de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in
artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van toepassing zou zijn.

G

In artikel 10a.9 wordt de zinsnede “Indien voor de debiteur voor de
inkomstenbelasting na het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor
de draagkracht wordt vastgesteld – naast de algemene heffingskorting
– de alleenstaande-ouderkorting, of voor zijn partner de verhoging van
de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.9 van de Wet
inkomstenbelasting 2001, van toepassing wordt” vervangen door: Indien
het een debiteur betreft die ouder zonder partner is als bedoeld in
artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget of voor zijn
partner de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in
artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing wordt na
het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt
vastgesteld.

ARTIKEL Xa WET TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN

De Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt als volgt
gewijzigd:

A

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepalingen van “beroepsonderwijs” en “deelnemer”
vervallen.

2. In de begripsbepaling van “deelnemer vavo” wordt “in de
artikelen 2.6, tweede lid, en 2.10” vervangen door: in artikel 2.10.

3. In de begripsbepaling van “leerling” wordt “, deelnemer of
deelnemer vavo” vervangen door: of deelnemer vavo.

4. De begripsbepaling van “school” wordt als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel d wordt aan het slot “of” toegevoegd;

b. onderdeel e vervalt;

c. onderdeel f wordt vernummerd tot onderdeel e.

5. De begripsbepaling van “TOS-ouder” komt te luiden:

TOS-ouder: wettelijke vertegenwoordiger in het laatste kwartaal waarin
de leerling nog 17 jaar was,.

6. In de begripsbepaling van “vavo” wordt “artikel 7.3.1, eerste
lid, onderdeel a, van de WEB” vervangen door: artikel 7.3.1, eerste
lid, onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs. 

B

Artikel 1.3 komt te luiden:

Artikel 1.3. Aanvraag

1. Een aanvraag kan worden gedaan door een leerling of student.

2. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald aan welke voorwaarden
een aanvraag moet voldoen. In ieder geval wordt daarbij bepaald dat de
aanvrager in de zin van hoofdstuk 5 en zijn partner alsmede de TOS-ouder
en zijn partner hun burgerservicenummer of onderwijsnummer verstrekken.

C

Artikel 1.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c vervalt: met dien verstande dat het tweede lid niet
van toepassing is op hoofdstuk 3 van deze wet,.

2. In onderdeel d vervalt: , met dien verstande dat deze bepaling niet
van toepassing is op hoofdstuk 3 van deze wet.

D

In artikel 2.1, onderdeel c, wordt “de paragrafen 2.2 tot en met
2.4” vervangen door: de paragrafen 2.3 en 2.4.

E

Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt.

2. Het tweede tot en met vierde lid worden vernummerd tot eerste tot en
met derde lid.

F

Paragraaf 2.2 vervalt.

G

In artikel 2.9 komen onderdelen b en c te luiden:

b. aan een op grond van artikel 56 van de WVO aangewezen school;

c. aan een school die is erkend op grond van de Wet op de erkende
onderwijsinstellingen voor zover de gevolgde cursus onder de reikwijdte
van die wet valt; of.

H

Artikel 2.13 komt te luiden:

Artikel 2.13. Voortgezet onderwijs en vavo

Voor tegemoetkoming ingevolge afdeling 5.2 kan een leerling in
aanmerking komen indien hij is ingeschreven voor:

a. een opleiding of een gedeelte daarvan aan een school als bedoeld in
artikel 1.1.1, onderdeel b, en artikel 1.4a.1 van de WEB, voor zover het
betreft een opleiding vavo,

b. een opleiding of een gedeelte daarvan aan een school als bedoeld in
artikel 2.9, onderdelen a tot en met c, of 

c. een cursus als bedoeld in artikel 2.9, onderdeel d, met dien
verstande dat deze opleidingen of een gedeelte daarvan of die cursus die
leiden tot het diploma:

1.˚ voorbereidend wetenschappelijk onderwijs,

2.˚ hoger algemeen voortgezet onderwijs, of

3.˚ voortgezet middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de
theoretische leerweg.

I

Artikel 2.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt “hoofdstukken 3 en 4” vervangen door:
hoofdstuk 4.

2. De zinsnede “de artikelen 2.5, 2.6, 2.9, onderdelen b en c, en
2.10” wordt vervangen door: de artikelen 2.9, onderdelen b en c, of
2.10.

J

In artikel 2.19, derde lid wordt: “als bedoeld in de artikelen 2.5,
2.6, eerste lid, 2.9, onderdeel d, of 2.10,” vervangen door: als
bedoeld in artikel 2.9, onderdelen b tot en met d, of 2.10,.

K

Artikel 2.21 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift wordt vervangen door: Geen aanspraak bij aanspraak WSF
2000.

2. Het eerste en derde lid vervallen.

3. De leden 2 en 4 worden vernummerd tot 1 en 2.

L

In artikel 2.23, tweede lid, wordt “hoofdstukken 3, 4 en 5”
vervangen door: hoofdstukken 4 en 5.

M

Artikel 2.27 komt te luiden:

Artikel 2.27. Verdeling kortingsbedrag wegens telkinderen

Het kortingsbedrag, bedoeld in artikel 2.25, derde lid, wordt verdeeld
over het aantal telkinderen. Onder telkind wordt verstaan: iedere
aanvrager die een TOS-ouder heeft waarbij die TOS-ouder of diens partner
tevens de TOS-ouder is van een andere leerling die voor het
desbetreffende schooljaar aanspraak heeft op tegemoetkoming in de zin
van hoofdstuk 4.

N

In artikel 2.28, eerste lid, wordt “de artikelen 3.8, 5.5 of 5.11”
vervangen door: de artikelen 5.5 of 5.11.

O

Hoofdstuk 3 vervalt.

P

In artikel 5.7 wordt “de hoofdstukken 3, 4 of 10” vervangen door: de
hoofdstukken 4 of 10.

Q

In artikel 7.1, tweede lid, onderdeel b, wordt “de artikelen 3.9,
3.10, tweede lid, onderdeel c, 5.9, 5.10 en 10.9, tweede tot en met
vierde en zesde tot en met achtste lid,” vervangen door: de artikelen
5.9, 5.10 en 10.9, tweede tot en met vierde en zesde tot en met achtste
lid,.

R

In artikel 9.4, eerste lid, wordt “de paragrafen 2.2, 2.3 en 2.4”
vervangen door: de paragrafen 2.3 en 2.4.

S

In artikel 11.1, eerste en tweede lid, vervalt telkens: 3.5,.

ARTIKEL Xb WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN

In artikel 1.6, eerste lid, onderdeel j, van de Wet kinderopvang en
kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt “als bedoeld in paragraaf 2.2
of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten”
vervangen door: als bedoeld in paragraaf 2.4 van de Wet tegemoetkoming
onderwijsbijdragen en schoolkosten.

ARTIKEL Xc SAMENLOOP VOORSTEL VAN WET SOCIAAL LEENSTELSEL MASTERFASE

Indien het bij koninklijke boodschap van 27 juni 2013 ingediende
voorstel van wet tot Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering
2000 in verband met het onderbrengen van de basisbeurs voor studenten in
de masterfase in het sociaal leenstelsel, het verlengen van de
terugbetalingsperiode en het efficiënter maken van het stelsel van
studiefinanciering (Wet sociaal leenstelsel masterfase) (Kamerstukken 33
680) tot wet is of wordt verheven en eerder in werking is getreden of
treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als
artikel XX van deze wet, vervalt artikel XX van deze wet.

HOOFDSTUK 4 MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

ARTIKEL XI WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING

Artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als
volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “artikel 21, onderdeel c”
vervangen door “artikel 21, onderdeel b”, en wordt “artikel 22,
onderdeel c en d” vervangen door “artikel 22, onderdeel b en c”.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt “artikel 21, onderdeel a en
b” vervangen door “artikel 21, onderdeel a”. 

3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt “artikel 22, onderdeel a en
b” vervangen door “artikel 22, onderdeel a”. 

4. In het tweede lid, onderdeel c, wordt na “21 jaar” toegevoegd
“met of zonder ten laste komende kinderen”.

 

5. Het tweede lid, onderdeel d, vervalt. 

6. In het tweede lid, onderdeel e, dat wordt verletterd naar d, wordt
“artikel 20, tweede lid, onderdeel b” vervangen door “artikel 20,
tweede lid, onderdeel a”. 

7. In het tweede lid, onderdeel f, dat wordt verletterd naar e, wordt
“artikel 20, tweede lid, onderdeel c” vervangen door “artikel 20,
tweede lid, onderdeel b”.

	8. In het derde lid, onderdeel a, wordt “artikel 22a, eerste en derde
lid” vervangen door “artikel 22a, eerste lid”.

	9. Onder vervanging van de punt aan het slot van het vijfde lid,
onderdeel b, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd,
luidende: 

	c. het bedrag waarop de schuldenaar op basis van artikel 2, tweede tot
en met zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget maximaal
aanspraak zou kunnen maken, verminderd met het bedrag dat krachtens die
wet is toegekend of toegekend zou kunnen worden.

HOOFDSTUK 4A MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

ARTIKEL XIa WET BUITENGEWOON PENSIOEN 1940-1945

In artikel 31f, onderdeel b, van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945
wordt “aanhef en onder b” vervangen door: aanhef en onder a. 

ARTIKEL XIb WET BUITENGEWOON PENSIOEN INDISCH VERZET

In artikel 35b, onderdeel b, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch
verzet wordt “aanhef en onder b” vervangen door: aanhef en onder a. 

ARTIKEL XIc WET BUITENGEWOON PENSIOEN ZEELIEDEN-OORLOGSSLACHTOFFERS

In artikel 28f, onderdeel b, van de Wet buitengewoon pensioen
zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt “aanhef en onder b” vervangen
door: aanhef en onder a. 

ARTIKEL XId WET UITKERINGEN BURGER-OORLOGSSLACHTOFFERS 1940-1945

Artikel 23, eerste lid, van de Wet uitkeringen
burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 wordt als volgt gewijzigd:

Onderdeel b vervalt onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b.

In onderdeel b (nieuw) vervalt: , anders dan die, bedoeld onder b,. 

ARTIKEL XIe WET UITKERINGEN VERVOLGINGSSLACHTOFFERS 1940-1945

Artikel 17, eerste lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers
1940-1945 wordt als volgt gewijzigd:

Onderdeel b vervalt onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b.

In onderdeel b (nieuw) vervalt: , anders dan die, bedoeld onder b,. 

HOOFDSTUK 4B MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

ARTIKEL XIf SAMENLOOPREGELING INDONESISCHE PENSIOENEN 1960

Artikel 26, eerste lid, onderdeel b, van de Samenloopregeling
Indonesische pensioenen 1960 komt te luiden:

b. vanaf 1 april 1985 voor de groepen, genoemd in  HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0002221/geldigheidsdatum_17-09-2013" \l
"HoofdstukIII_1_Artikel9" artikel 9 van de Algemene Ouderdomswet , het
in de beperking te betrekken bedrag van het algemeen ouderdomspensioen
gesteld op het volle algemeen ouderdomspensioen, met dien verstande, dat
het algemeen ouderdomspensioen dat krachtens  HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0002221/geldigheidsdatum_17-09-2013" \l
"HoofdstukIII_2_Artikel18" artikel 18 van de Algemene Ouderdomswet  is
uitbetaald buiten beschouwing wordt gelaten.

ARTIKEL XIg WET AANPASSING PENSIOENVOORZIENINGEN BIJSTANDKORPS

In artikel 17, tweede lid, van de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen
Bijstandskorps wordt “artikel 17, tweede lid” vervangen door:
artikel 17, eerste lid.

ARTIKEL XIh WET OP DE HUURTOESLAG

De Wet op de huurtoeslag wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 17, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

In onderdeel c wordt “aanhef en onder b” vervangen door: aanhef en
onder a.

In onderdeel d wordt “aanhef en onder c” vervangen door: aanhef en
onder b.

B

In artikel 27, vierde lid, wordt “artikel 21, onderdeel c” vervangen
door: artikel 21, onderdeel b.

HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- en slotbepalingen

Artikel XII Overgangsrecht algemene kinderbijslagwet

1. Een op de dag voorafgaand aan inwerkingtreding van artikel I,
onderdeel B, van deze wet bestaande tegemoetkoming op grond van de
Regeling tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen
wordt aangemerkt als kinderbijslag als bedoeld in artikel 7a van de
Algemene Kinderbijslagwet.

2. Artikel VIII, onderdelen A, B, C en D, tweede subonderdeel, van deze
wet, is gedurende twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van
die onderdelen en dat subonderdeel niet van toepassing op de
alleenstaande ouder, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van
de Wet werk en bijstand, die op de dag voorafgaand aan de
inwerkingtreding van die onderdelen en dat subonderdeel recht had op een
uitkering op grond van de Wet werk en bijstand, die geen aanspraak heeft
op de verhoging van het kindgebonden budget, bedoeld in artikel 2, zesde
lid, van de Wet op het kindgebonden budget zoals dat luidt na
inwerkingtreding van artikel VII, onderdeel B, tweede subonderdeel, van
deze wet en op wie artikel 22a van de Wet werk en bijstand van
toepassing is zoals dat luidt na inwerkingtreding van artikel I,
onderdeel K, van de Wet werk en bijstand en enkele andere wetten
(Kamerstukken 33801).

ARTIKEL XIII 				[Vervallen]

Artikel XIV Inwerkingtreding

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen,
onderdelen of subonderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld,
en kunnen terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip,
dat voor de verschillende artikelen, onderdelen of subonderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel XV Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet hervorming kindregelingen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Staatssecretaris van Financiën,

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Staatssecretaris van Financiën,

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 

 

 

 PAGE    

 PAGE   7