[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2014)

Eindtekst

Nummer: 2015D05696, datum: 2015-02-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z17579:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

19 november 2013



Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige
fiscale maatregelen 2014)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het
fiscale beleid voor het jaar 2014 wenselijk is in een aantal
belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen, bijstellingen of
technische reparaties aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.2, eerste lid, onderdeel e, wordt “waarbij” vervangen
door: die evenals de belastingplichtige meerderjarig is, waarbij.

B

Artikel 3.119a, vijfde lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. schulden aan de partner;.

C

Aan artikel 4.16, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan
het slot van onderdeel i door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

j. het niet of niet langer toerekenen aan de belastingplichtige van tot
een afgezonderd particulier vermogen behorende aandelen of winstbewijzen
vanwege het van toepassing worden van artikel 2.14a, zevende lid.

D

Na artikel 4.24 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.24bis Negatief vervreemdingsvoordeel in samenhang met een
afgezonderd particulier vermogen

1. Bij een vervreemding van aandelen of winstbewijzen als bedoeld in
artikel 4.16, eerste lid, onderdeel j, wordt een negatief
vervreemdingsvoordeel niet in aanmerking genomen tenzij deze
vervreemding niet in overwegende mate heeft plaatsgevonden met het oog
op het in aanmerking nemen van dit negatieve vervreemdingsvoordeel. De
inspecteur stelt het bedrag van het niet in aanmerking genomen negatieve
vervreemdingsvoordeel op verzoek van de belastingplichtige vast bij voor
bezwaar vatbare beschikking.

2. Het negatieve vervreemdingsvoordeel dat bij de belastingplichtige op
grond van het eerste lid niet in aanmerking wordt genomen, wordt in
aanmerking genomen zodra de aandelen of winstbewijzen ook zonder de
toepassing van artikel 2.14a, zevende lid, niet langer direct of
indirect aan hem zouden worden toegerekend, doch uiterlijk 10 jaar na de
vervreemding.

E

In artikel 5.4, derde lid, onderdeel a, wordt “een uiterste
wilsbeschikking van die ouder” vervangen door: een uiterste
wilsbeschikking van die ouder dan wel op grond van buitenlands wettelijk
erfrecht.

F

Artikel 6.38 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst. 

2. In het eerste lid (nieuw) wordt “indien zij berusten op een bij
notariĂ«le akte van schenking aangegane verplichting” vervangen door:
indien zij berusten op een bij notariële of onderhandse akte van
schenking aangegane verplichting.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 

2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld waaraan de
onderhandse akte van schenking, bedoeld in het eerste lid, moet voldoen.

G

Artikel 9.2, negende lid, komt te luiden:

9. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot de berekening van:

a. de in België verschuldigde belasting en bijdragen en premies sociale
zekerheid die ingevolge artikel 27 van het op 5 juni 2001 te Luxemburg
tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het
Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het
voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het
inkomen en naar het vermogen, met Protocol I en II, (Trb. 2001, 136)
worden aangemerkt als ingehouden Nederlandse loonbelasting;

b. de in Duitsland verschuldigde belasting en bijdragen en premies
sociale zekerheid die ingevolge artikel XII van het Protocol bij het op
12 april 2012 te Berlijn tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk
der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van
dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met
betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb. 2012, 123) worden
aangemerkt als ingehouden Nederlandse loonbelasting.

H

Artikel 10b.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De artikelen 3.13, eerste lid, onderdeel j, en 6.39a vervallen met
ingang van 1 januari 2018.

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde en vierde lid
tot tweede en derde lid.

ARTIKEL II

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 11d wordt ”bedoeld in de Zorgverzekeringswet” vervangen
door: bedoeld in de Zorgverzekeringswet, en de niet in Nederland
verschuldigde bijdragen die naar aard en strekking overeenkomen met ter
zake van het loon verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage als
bedoeld in de Zorgverzekeringswet.

B

Artikel 22a, derde lid, vervalt onder vernummering van het vierde lid
tot derde lid.

ARTIKEL III

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “een beleggingsinstelling of instelling
voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 van de
Wet op het financieel toezicht” vervangen door: een
beleggingsinstelling.

2. In het tweede lid wordt “de beleggingsinstelling of de instelling
voor collectieve belegging in effecten” vervangen door: de
beleggingsinstelling.

3. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde tot en met
het zevende lid tot vierde tot en met achtste lid, een lid ingevoegd,
luidende:

3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een
beleggingsinstelling verstaan een lichaam waarin ter collectieve
belegging gevraagde of verkregen gelden of andere goederen zijn of
worden opgenomen teneinde de deelnemers in de opbrengst van de
beleggingen te doen delen.

B

In artikel 8, vijftiende lid, wordt “van overeenkomstige toepassing”
vervangen door: van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat
artikel 2.14a, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor de
toepassing van artikel 10a buiten toepassing blijft.

C

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel d, aanhef, wordt “niet beschikt over
een vergunning op grond van artikel 2:65 van die wet of niet daarvan is
vrijgesteld op grond van artikel 2:66, derde lid, van die wet”
vervangen door: niet beschikt over een vergunning op grond van de
artikelen 2:65 of 2:69b van die wet of niet daarvan is vrijgesteld op
grond van de artikelen 2:66, derde lid, of 2:69c, derde lid, van die
wet.

2. Aan het derde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. het houden van aandelen in alsmede het besturen van een of meer
andere lichamen waarvan doel en feitelijke werkzaamheid, afgezien van
het eventueel beleggen van vermogen, bestaan uit het verrichten van
bijkomstige werkzaamheden die een rechtstreeks verband houden met
beleggingen in vastgoed van het lichaam of van de lichamen, genoemd in
onderdeel a, onder 2° en 3°, mits:

1°. de waarde van de aandelen in de andere lichamen, bedoeld in de
aanhef, niet meer bedraagt dan 15% van het eigen vermogen van het
lichaam;

2°. de omzet uit bijkomstige werkzaamheden, bedoeld in de aanhef, niet
meer bedraagt dan 25% van de behaalde omzet uit de beleggingen, bedoeld
in de aanhef, in het vastgoed waarvoor de werkzaamheden worden verricht;
en

3°. de bezittingen van de andere lichamen, bedoeld in de aanhef, geheel
met eigen vermogen zijn gefinancierd.

D

In artikel 35 wordt “1 januari 2017” telkens vervangen door: 1
januari 2018.

ARTIKEL IV

De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 7, derde lid, wordt “dertiende lid” vervangen door:
veertiende lid.

B

In artikel 9, tweede lid, wordt “dertiende lid” vervangen door:
veertiende lid.

C

In artikel 10, derde lid, wordt “dertiende lid” vervangen door:
veertiende lid.

Ca

	In artikel 15, eerste lid, wordt “dertiende lid” vervangen door:
veertiende lid.

D

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het negende lid wordt “dertiende lid” vervangen door:
veertiende lid.

2. Onder vernummering van het tiende tot en met veertiende lid tot elfde
tot en met vijftiende lid wordt na het negende lid een lid ingevoegd,
luidende:

10. In afwijking van het vijfde tot en met zevende lid wordt een woning
in aanmerking genomen naar de waarde in het economische verkeer ingeval
de waarde in het economische verkeer van de woning als gevolg van een
persoonlijke verplichting tot betaling van servicekosten voor diensten
die geen betrekking hebben op de woning zelf in belangrijke mate afwijkt
van de waarde, bedoeld in het vijfde, zesde of zevende lid.

E

	In artikel 32, eerste lid, onderdeel 10o, wordt “successierecht”
vervangen door: erfbelasting.

F

	In artikel 38 wordt “het erfbelasting” vervangen door: de
erfbelasting.

G

	Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:	

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kan het niet nakomen van de
verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, worden aangemerkt als een
overtreding. Indien het niet nakomen van die verplichtingen te wijten is
aan opzet of grove schuld van de administratieplichtige of degene die
een uitkering moet doen, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de
inspecteur hem een bestuurlijke boete van ten hoogste het bedrag van de
geldboete van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid,
van het Wetboek van Strafrecht, kan opleggen.	

ARTIKEL V

De Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2 worden vijf leden toegevoegd, luidende: 

3. Het tweede lid is niet van toepassing bij verkrijging van rechten van
deelneming in:

a. een beleggingsfonds;

b. een fonds voor collectieve belegging in effecten;

als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.

4. Het derde lid is niet van toepassing indien:

a. de verkrijger, al dan niet tezamen met een verbonden lichaam als
bedoeld in artikel 4, zesde of zevende lid, of een verbonden natuurlijk
persoon als bedoeld in artikel 4, achtste lid;

b. de verkrijger een natuurlijk persoon is tezamen met zijn echtgenoot,
zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad van
de zijlinie;

als gevolg van de verkrijging met inbegrip van de reeds aan hem
toebehorende rechten van deelneming en ingevolge dezelfde of een
samenhangende overeenkomst nog te verkrijgen rechten, voor ten minste
een derde gedeelte belang in het beleggingsfonds of het fonds voor
collectieve belegging in effecten heeft. 

5. Voor toepassing van het derde lid worden verkrijgingen binnen een
tijdsverloop van twee jaren door:

a. een natuurlijk persoon, zijn echtgenoot, zijn bloed- en aanverwanten
in de rechte linie en door een lichaam waarin hij, al dan niet tezamen
met zijn echtgenoot en zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie,
een geheel of nagenoeg geheel belang heeft; 

b. een rechtspersoon en door een tot hetzelfde concern als gedefinieerd
krachtens artikel 15, eerste lid, onderdeel h, behorend lichaam;

beschouwd als te hebben plaatsgehad ingevolge dezelfde of een
samenhangende overeenkomst.

6. Onder verkrijging van rechten als bedoeld in het derde lid wordt mede
begrepen de verkrijging van de economische eigendom door bestaande
deelnemers in een beleggingsfonds of fonds voor collectieve beleggingen
in effecten als gevolg van de intrekking van bewijzen van
deelgerechtigdheid na gehele of gedeeltelijke uittreding door een andere
deelnemer. 

7. Voor de toepassing van dit artikel worden onder lichamen verstaan
verenigingen, andere rechtspersonen, maat- en vennootschappen en
doelvermogens.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd: 

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “aandelen in lichamen met een
in aandelen verdeeld kapitaal” vervangen door: aandelen in een
rechtspersoon. 

2. In het derde lid, onderdelen a en b, wordt “het lichaam”
vervangen door: de rechtspersoon. 

3. In het vierde lid, onderdeel a, wordt “een lichaam” vervangen
door “een rechtspersoon” en wordt “het lichaam” vervangen door:
de rechtspersoon. 

4. In het vierde lid, onderdeel b, wordt “het lichaam” telkens
vervangen door: de rechtspersoon.

5. In het vierde lid, onderdeel c, wordt “het lichaam” telkens
vervangen door: de rechtspersoon. 

6. In het vijfde lid, onderdeel a, wordt “het lichaam” vervangen
door: de rechtspersoon. 

7. In het negende lid wordt ”Lichamen die de in het eerste lid
bedoelde rechten hebben toegekend, alsmede de in dat lid bedoelde
lichamen met een in aandelen verdeeld kapitaal” vervangen door: De
rechtspersonen, bedoeld in het eerste lid.

8. Het tiende lid komt te luiden:

10. Voor de toepassing van dit artikel is artikel 2, zevende lid, van
overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL VI

In de Registratiewet 1970 wordt artikel 10 als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

4. Aan de openbare ambtenaar die een akte als bedoeld in artikel 1,
tweede lid, onderdeel a, heeft opgemaakt of ter registratie heeft
aangeboden, zijn plaatsvervanger of zijn opvolger, wordt ter zake van
die akte door de KNB inzage verleend in de registers van registratie.
Aan degenen die partij zijn bij een akte, hun erfgenamen of hun
rechtverkrijgenden wordt ter zake van een akte als bedoeld in artikel 1,
tweede lid, onderdeel a, met uitzondering van een akte als bedoeld in
artikel 4, eerste lid, zolang de beschikker nog in leven is, door de KNB
desgevraagd een uittreksel uit het repertorium afgegeven. 

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. In afwijking in zoverre van het vierde lid wordt aan de openbare
ambtenaar die een akte als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel
a, heeft opgemaakt of ter registratie heeft aangeboden, zijn
plaatsvervanger of zijn opvolger alsmede aan degenen die partij zijn bij
een dergelijke akte, hun erfgenamen of hun rechtverkrijgenden ter zake
van die akte door de inspecteur inzage verleend in de registers van
registratie indien die akte ter registratie is aangeboden vóór de
datum, bedoeld in artikel V, eerste lid, van de Wet elektronische
registratie notariële akten, dan wel voor de datum, bedoeld in het
tweede lid van dat artikel. Ter zake van overige geregistreerde akten
wordt door de inspecteur inzage verleend in de registers van registratie
aan degenen die partij zijn bij een dergelijke akte, hun erfgenamen of
hun rechtverkrijgenden.

Artikel VIA

	De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd: 

	

A. 

	Artikel 12a vervalt.

B

	In artikel 17c, vijfde lid, wordt “Wet op de verbruiksbelastingen van
alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten” vervangen door:
Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.

ARTIKEL VII

De Wet op de accijns wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel o wordt, onder verlettering van de onderdelen p tot en
met v tot onderdelen q tot en met w, een onderdeel ingevoegd, luidende:

p. motorrijtuig: een voertuig dat is bestemd om anders dan langs
spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een
mechanische kracht, op of aan het voertuig aanwezig;.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel w (nieuw)
door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

x. weg: elke voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande
weg en elk zodanig pad, de in de weg of het pad liggende bruggen en
duikers alsmede de tot de weg behorende paden en bermen of zijkanten.

B

Artikel 27, vierde lid, vervalt.

C

In artikel 69a, eerste lid, wordt “een vermogen van minimaal 1 MW”
vervangen door: een elektrisch vermogen van minimaal 60 kilowatt.

D

Na artikel 85 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 86

1. De inspecteur kan vereenvoudigde procedures vaststellen voor
veelvuldige en regelmatige overbrengingen van accijnsgoederen onder een
accijnsschorsingsregeling die op de grondgebieden van twee of meer
lidstaten plaatsvinden.

2. De vereenvoudigde procedures, bedoeld in het eerste lid, worden
vastgesteld in overleg met de desbetreffende lidstaten en vastgelegd in
een of meer overeenkomsten.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen
worden gesteld ten aanzien van de toepassing van de vereenvoudigde
procedures en overeenkomsten, bedoeld in het tweede lid.

4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit artikel.

E

Artikel 91, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. brandstoftanks van schepen, andere dan pleziervaartuigen, mits de
minerale olie wordt gebruikt voor de aandrijving van deze schepen of als
scheepsbehoeften aan boord van deze schepen;.

2. In onderdeel c wordt “andere schepen dan pleziervaartuigen alsmede
in ladingtanks van vaartuigen, voertuigen en treinwagons.” vervangen
door: andere schepen dan pleziervaartuigen;.

3. Na onderdeel c wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. ladingtanks van vaartuigen, voertuigen en treinwagons.

ARTIKEL VIII

De Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele
andere produkten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot
en met zesde lid, wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Indien artikel 15a van toepassing is, wordt als uitslag mede
aangemerkt het vervaardigen van vruchten- of groentesap boven een
hoeveelheid van 12.000 liter per kalenderjaar.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt “De voorwaarden, bedoeld in het
derde lid,” vervangen door: De voorwaarden, bedoeld in het vierde
lid,.

B

Na artikel 15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 15a

1. Een vergunning als bedoeld in artikel 14, eerste lid, is niet vereist
indien:

a. per kalenderjaar doorgaans niet meer dan 12.000 liter vruchten- of
groentesap wordt vervaardigd; en

b. uitsluitend vruchten- of groentesap wordt vervaardigd.

2. Indien in twee achtereenvolgende kalenderjaren meer dan 12.000 liter
vruchten- of groentesap per kalenderjaar is vervaardigd, moet een
vergunning als bedoeld in artikel 14, eerste lid, worden aangevraagd.

3. De vergunning, bedoeld in het tweede lid, wordt verleend voor een
periode van ten minste vijf jaar. 

4. Binnen de periode van vijf jaar, bedoeld in het derde lid, kan de
vergunninghouder geen verzoek indienen om intrekking van de vergunning,
tenzij geen vruchten- of groentesap meer wordt vervaardigd.

5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit artikel.

C

Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16

De belasting wordt geheven:

a. van de vergunninghouder van de inrichting; of

b. van degene die ingevolge artikel 15a geen vergunning voor een
inrichting heeft maar in een kalenderjaar meer dan 12.000 liter
vruchten- of groentesap vervaardigt.

D

In artikel 28, eerste lid, wordt “die kennelijk zijn bestemd om te
worden gebruikt” vervangen door: die uitsluitend zijn bestemd om te
worden gebruikt.

E

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing indien buiten een
inrichting die voor dat soort goed als zodanig is aangewezen, vruchten-
of groentesap wordt vervaardigd tot een hoeveelheid van 12.000 liter per
kalenderjaar dan wel gedurende ten hoogste twee achtereenvolgende
kalenderjaren een hoeveelheid van meer dan 12.000 liter per
kalenderjaar.

F

Artikel 45 komt te luiden:

Artikel 45

Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de verbruiksbelasting van
alcoholvrije dranken.

ARTIKEL IX

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

A

[vervallen] 

B

Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden: 

b. in gevallen waarin geen voorschotnota wordt uitgereikt of
voorschotbedrag wordt ontvangen, maar wel een factuur wordt uitgereikt:
op het tijdstip van de uitreiking van de factuur;.

2. Aan het eerste lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: 

c. in overige gevallen: op het tijdstip waarop de levering plaatsvindt.

3. Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: In geval van
een levering op een directe lijn is, in afwijking van de eerste volzin,
het eerste lid wel van toepassing.

ARTIKEL X

De Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van
belastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, derde lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. de accijnzen in het kader van Verordening (EU) nr. 389/2012 van de
Raad van 2 mei 2012 betreffende administratieve samenwerking op het
gebied van de accijnzen en houdende intrekking van Verordening (EG) nr.
2073/2004 (PbEU 2012, L 121).

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding “1.” voor het eerste lid vervalt. 

2. Het tweede tot en met vijfde lid vervallen.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding “1.” voor het eerste lid vervalt. 

2. Het tweede lid vervalt.

D

Artikel 7, derde lid, vervalt.

Da

In artikel 8 wordt na het vierde lid, onder vernummering van het vijfde
lid tot zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

	5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden
belastingplichtigen aangewezen die gehouden zijn eigener beweging bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gegevens en
inlichtingen die op henzelf betrekking hebben te verstrekken aan Onze
Minister met het oog op de uitvoering van richtlijnen van de Raad van de
Europese Unie of van andere regelingen van internationaal en
interregionaal recht tot het verlenen van wederzijdse bijstand bij de
heffing van belastingen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
worden regels gesteld met betrekking tot het uiterste tijdstip en de
wijze waarop de in de eerste volzin bedoelde gegevens en inlichtingen
aan Onze Minister dienen te worden verstrekt.

E

Artikel 9, vierde lid, vervalt.

Ea

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

	

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst. 

	

2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

2. Bij algemene maatregel van bestuur kan het niet nakomen van de
verplichting,

bedoeld in artikel 8, vijfde lid, worden aangemerkt als een overtreding.
Indien het niet nakomen van die verplichting te wijten is aan opzet of
grove schuld van de belastingplichtige, vormt dit een vergrijp ter zake
waarvan Onze Minister hem een bestuurlijke boete van ten hoogste het
bedrag van de geldboete van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23,
vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, kan opleggen.

3. Hoofdstuk VIIIA, afdeling 2, met uitzondering van de artikelen 67n en
67pa, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige
toepassing ingeval op grond van het eerste of tweede lid een
bestuurlijke boete wordt opgelegd.

4. In afwijking in zoverre van artikel 5:45 van de Algemene wet
bestuursrecht vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van de
bestuurlijke boete, bedoeld in het tweede lid, vijf jaren na het einde
van het kalenderjaar waarin de verplichting is ontstaan.

F

In artikel 12, eerste lid, wordt “lidstaat” vervangen door: staat.

G

In artikel 19, eerste lid, wordt “artikel 5, eerste lid” vervangen
door: artikel 5.

ARTIKEL XI

De Belastingwet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6.11, eerste lid, wordt “artikel 46” vervangen door:
artikel 53.

B

Artikel 7.4, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. aan de Staat of een openbaar lichaam, alsmede aan een naamloze
vennootschap of besloten vennootschap waarvan alle aandelen al dan niet
middellijk toebehoren aan een openbaar lichaam;.

C

Artikel 8.125 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding “1.” voor het eerste lid vervalt.

2. Het tweede tot en met vijfde lid vervallen.

D

Artikel 8.126 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding “1.” voor het eerste lid vervalt.

2. Het tweede lid vervalt.

E

Artikel 8.127 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding “1.” voor het eerste lid vervalt.

2. Het tweede lid vervalt.

F

Artikel 8.131, vierde lid, vervalt.

ARTIKEL XIA

	In de Algemene douanewet wordt in artikel 12:1 “een juiste toepassing
van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek” vervangen
door: een juiste toepassing van het Communautair douanewetboek en de
toepassingsverordening Communautair douanewetboek.

ARTIKEL XIB

	In de Algemene wet bestuursrecht komt in Bijlage 3, artikel 2, bij de
Algemene wet inzake rijksbelastingen opgenomen onderdelen, onderdeel e,
te luiden:

	e. de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.

ARTIKEL XII

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5b, achtste lid, komt te luiden:

8. Een instelling wordt eveneens door de inspecteur niet, of niet
langer, als algemeen nut beogende instelling aangemerkt indien de
instelling, een bestuurder van die instelling, een persoon die feitelijk
leiding geeft aan die instelling of een voor die instelling
gezichtsbepalende persoon door een Nederlandse rechter onherroepelijk is
veroordeeld wegens het opzettelijk plegen van een misdrijf als bedoeld
in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, mits:

a. het misdrijf is gepleegd in de hoedanigheid van bestuurder, feitelijk
leidinggevende of gezichtsbepalend persoon van de instelling;

b. nog geen vier kalenderjaren zijn verstreken sinds de veroordeling, en

c. het misdrijf gezien zijn aard of de samenhang met andere door de
algemeen nut beogende instelling of genoemde personen begane misdrijven
een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. 

B

Na artikel 5d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5e

1. Indien tussen echtgenoten of gewezen echtgenoten een recht op of een
plicht tot vergoeding bestaat op grond van artikel 87 van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek, wordt bij de echtgenoot, onderscheidenlijk de
gewezen echtgenoot, met het vergoedingsrecht ter zake hiervan geen voor
de belastingwet relevant belang bij het onderliggende goed of een
bestanddeel daarvan aanwezig geacht.

2. Onder een recht op of een plicht tot vergoeding als bedoeld in het
eerste lid wordt mede begrepen een recht op of een plicht tot vergoeding
waarvan het verloop op grond van de artikelen 95 en 96 van Boek 1 van
het Burgerlijk Wetboek overeenkomstig artikel 87 van Boek 1 van dat
wetboek wordt bepaald.

3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien bij
overeenkomst wordt afgeweken van artikel 87, eerste tot en met derde
lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

C

In artikel 30fc wordt na het derde lid, onder vernummering van het
vierde, vijfde en zesde lid tot vijfde, zesde en zevende lid, een lid
ingevoegd, luidende:

4. Geen belastingrente wordt in rekening gebracht ingeval de aanslag
inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting is vastgesteld
overeenkomstig een ingediende aangifte die is ontvangen voor de eerste
dag van de vierde maand na afloop van het tijdvak waarover de belasting
wordt geheven.

D

In artikel 30fd, tweede lid, wordt “Artikel 30fc, vijfde en zesde
lid” vervangen door: Artikel 30fc, zesde en zevende lid.

E

In artikel 30h, eerste lid, wordt “accijns” vervangen door: accijns,
verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.

F

In artikel 30i, vierde lid, wordt “artikel 30fc, vijfde lid”
vervangen door: artikel 30fc, zesde lid.

G

In artikel 67fa, aanhef, wordt “tweede lid” vervangen door: tweede
en derde lid.

ARTIKEL XIII

De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd: 

A

In artikel 25, achtste lid, onderdeel a, wordt “artikel 4.12 of 4.16,
eerste lid, onderdelen a tot en met g en i, tweede lid, derde lid of
vierde lid” vervangen door: de artikelen 4.12 of 4.16, eerste lid,
onderdelen a tot en met g, i of j, tweede lid, derde lid of vierde lid.

B

In artikel 26, achtste lid, “heffingsrente” telkens vervangen door:
belastingrente.

ARTIKEL XIV

De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt
gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel d, wordt “belastingplichtige”
vervangen door: belanghebbende.

2. In het tweede lid, onderdeel e, wordt “waarbij” vervangen door:
die evenals de belanghebbende meerderjarig is, waarbij.

3. In het vijfde lid wordt “Algemene wet inzake rijksbelasting”
vervangen door: Algemene wet inzake rijksbelastingen.

B

Artikel 15, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tweede volzin wordt “de belanghebbende, diens partner of een
medebewoner” vervangen door: de belanghebbende of diens partner.

2. Na de tweede volzin wordt een volzin ingevoegd, luidende: De tweede
volzin is van overeenkomstige toepassing ingeval een medebewoner is
uitgenodigd om aangifte inkomstenbelasting te doen en de aanvraag
betrekking heeft op een tegemoetkoming op grond van een
inkomensafhankelijke regeling waarin is bepaald dat naast de draagkracht
van de belanghebbende en diens partner ook de draagkracht van
medebewoners van belang is voor de beoordeling van de aanspraak op of de
bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming.

3. In de vierde volzin (nieuw) wordt “tweede volzin” vervangen door
“tweede en derde volzin”. Voorts wordt “die volzin” vervangen
door: die volzinnen.

ARTIKEL XV

In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt aan
artikel 1.6 een lid toegevoegd, luidende:

6. Het derde lid is niet van toepassing op een ouder met een partner
indien de partner:

1˚. in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont,

2˚. op grond van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel e, van de Wet
inkomstenbelasting 2001 of artikel 3, tweede lid, onderdeel e, van de
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen partner is van de ouder, en

3˚. bloed- of aanverwant is van de ouder in de rechte lijn of in de
tweede graad van de zijlijn.

ARTIKEL XVI

In de Fiscale vereenvoudigingswet 2010 wordt in de artikelen IIIA en
Vbis “1 januari 2014” vervangen door: 1 januari 2015.

 

ARTIKEL XVII

In het Belastingplan 2012 wordt in artikel XXXIV, tweede lid, “blijft
hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990” vervangen door “blijven
artikel 26, achtste lid, hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990”.
Voorts wordt “zoals dat hoofdstuk” vervangen door: zoals dat
artikel, dat hoofdstuk.

ARTIKEL XVIII

1. De in artikel 30h van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
opgenomen regeling van de belastingrente is met betrekking tot
naheffingsaanslagen ter zake van verbruiksbelasting van alcoholvrije
dranken slechts van toepassing voor zover deze betrekking hebben op
belastingschulden die zijn ontstaan in tijdvakken die zijn aangevangen
op of na 1 januari 2013.

2. De in artikel 30ha van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
opgenomen regeling van de belastingrente is met betrekking tot
teruggaafbeschikkingen verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken
slechts van toepassing voor zover deze betrekking hebben op
belastingschulden die zijn ontstaan in tijdvakken die zijn aangevangen
op of na 1 januari 2013. 

ARTIKEL XIX

1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2014, met dien
verstande dat artikel XVI toepassing vindt voordat de artikelen IIIA en
Vbis van de Fiscale vereenvoudigingswet 2010 worden toegepast.

2. Artikel I, onderdeel A, en artikel XV werken terug tot en met 1
januari 2012.

3. Artikel II, artikel VI, artikel XII, onderdelen C, D en F, artikel
XIII, onderdeel B, artikel XIV, onderdeel A, en artikel XVII werken
terug tot en met 1 januari 2013.

4. Artikel III, onderdeel A en onderdeel C, onder 1, werkt terug tot en
met 22 juli 2013.

	5. Artikel VIA werkt terug tot en met 10 oktober 2013.

	6. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdeel G, in
werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.	

ARTIKEL XX

Deze wet wordt aangehaald als: Overige fiscale maatregelen 2014.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

De Staatssecretaris van Financiën,

 

 

 PAGE    

 PAGE   7