[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra

Eindtekst

Nummer: 2015D05767, datum: 2015-02-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z06314:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

17 juni 2014



	Wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie
en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering
educatie en het vervallen van de verplichte besteding van
educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om een
specifieke uitkering educatie in te voeren, de verplichte besteding van
educatiegelden bij regionale opleidingencentra te laten vervallen en in
verband daarmee de Wet participatiebudget, de Wet educatie en
beroepsonderwijs en de Les- en cursusgeldwet aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WET PARTICIPATIEBUDGET

De Wet participatiebudget wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsbepaling van ā€œOnze Ministersā€ vervalt: en Onze
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 

2. De begripsbepaling van ā€œopleiding educatieā€ vervalt.

3. In de begripsbepaling van ā€œparticipatievoorzieningā€ vervalt:
opleiding educatie of.

4. De begripsbepaling van ā€œregionaal opleidingencentrumā€ vervalt.

B

In artikel 2, derde lid, wordt ā€œdrie berekeningenā€ vervangen door:
twee berekeningen.

C

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt ā€œopleidingen educatie ofā€ en de tweede
volzin.

2. In het tweede lid vervalt: of opleidingen educatie.

3. In het vierde lid vervalt de dubbele punt, onderdeel a en de
aanduiding van onderdeel b.

4. In het vijfde lid vervalt: opleidingen educatie of.

D

In artikel 7, eerste lid, wordt ā€œde doelen van educatie enā€
vervangen door: het doel van.

E

Artikel 14 vervalt.

ARTIKEL II

De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1.1.1, onderdeel aa, vervalt.

B 

Artikel 1.3.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de komma aan het eind van onderdeel a
vervangen door ā€œenā€, wordt ā€œ, enā€ aan het eind van onderdeel b
vervangen door een punt en vervalt onderdeel c.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Aan regionale opleidingencentra kunnen een of meer opleidingen
voortgezet algemeen volwassenenonderwijs worden verzorgd, indien de
desbetreffende instelling op 1 augustus 2012 geen voortgezet algemeen
volwassenenonderwijs verzorgde.

3. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde lid tot
vierde lid.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt ā€œderde en vierde lidā€ vervangen
door ā€œderde lidā€ en vervalt: of Nederlands als tweede taal I en II.

C

In artikel 1.3.2a , tweede lid, en artikel 1.3.3, tweede lid, wordt
ā€œvijfde lidā€ vervangen door: vierde lid.

D

In artikel 1.3.5, onderdeel b, wordt ā€œin het bijzonder door het
zorgdragen voor een zorgvuldige afstemming tussen opleidingen voor
educatie en beroepsopleidingenā€ vervangen door: in het bijzonder door
het zorgdragen voor een zorgvuldige afstemming tussen opleidingen
voortgezet algemeen volwassenenonderwijs en beroepsopleidingen.

E

Artikel 1.4a.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ā€œtitel 2, titel 4 voor zover het betreft de
artikelen 7.4.3, 7.4.4 en 7.4.7, en titel 6, en eveneens in acht neemt
hetgeen is bepaald in artikel 8.1.1d, eerste volzinā€ vervangen door:
titel 2 en titel 4, voor zover het betreft de artikelen 7.4.3, 7.4.4 en
7.4.7, en eveneens in acht neemt hetgeen is bepaald in artikel 8.1.1d.

2. In het derde lid vervalt: of een bedrag als bedoeld in artikel 2.3.3.

F

In het opschrift van hoofdstuk 2, titel 3, wordt ā€œUitkering
educatieā€ vervangen door: Aanbod en uitkering educatie.

G

De artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.4 worden vervangen door:

Artikel 2.3.1. Aanbod educatie 

1. Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor een
aanbod van opleidingen educatie als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste
lid, onder b tot en met f, met voldoende aandacht voor alle doelgroepen.

2. Voor de vervulling van hun in het eerste lid bedoelde taak werken de
colleges van burgemeester en wethouders samen binnen bij ministeriƫle
regeling vastgestelde regioā€™s. Bij ministeriĆ«le regeling wordt voor
elke regio een contactgemeente aangewezen.

3. Het college van burgemeester en wethouders van een contactgemeente
vervult coƶrdinerende taken met het oog op het aanbod van opleidingen
educatie als bedoeld in het eerste lid. In dat verband  

a. draagt het college in overleg met de colleges van burgemeester en
wethouders in de overige gemeenten in de regio zorg voor de
totstandkoming van een regionaal programma van educatievoorzieningen,

b. maakt het college afspraken met aanbieders van opleidingen educatie,
overeenkomstig het regionaal programma, bedoeld onder a, en 

c. coƶrdineert het college de overige werkzaamheden die verband houden
met de uitvoering van het regionaal programma.

4. Het overleg, bedoeld in het derde lid, onder a, heeft in elk geval
betrekking op de behoefte aan educatievoorzieningen in de gemeenten in
de regio en de wijze waarop in deze behoefte zal worden voorzien.

Artikel 2.3.2. Uitkering educatie

1. Onze Minister verstrekt ten behoeve van de taak van de colleges van
burgemeester en wethouders in de betreffende regio aan de
contactgemeenten een uitkering. De uitkering wordt, binnen het raam van
de door de begrotingswetgever beschikbaar gestelde middelen, berekend
aan de hand van voor elke gemeente gelijkelijk geldende maatstaven. 

2. De contactgemeente draagt er zorg voor dat de doelgroepen in alle
gemeenten in de betreffende regio overeenkomstig het regionaal
programma, bedoeld in het artikel 2.3.1, derde lid, onder a, gebruik
kunnen maken van de educatievoorzieningen die met behulp van de
uitkering, bedoeld in het eerste lid, tot stand zijn gekomen.

3. De uitkering wordt vastgesteld in september voorafgaande aan het
kalenderjaar waarop zij betrekking heeft.

4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de
berekeningswijze en de betaalbaarstelling van de uitkering.

Artikel 2.3.3. De voorziening

1. Het college van burgemeester en wethouders van de contactgemeente
biedt aan personen uit de doelgroep opleidingen educatie aan
overeenkomstig het regionaal programma. Daarbij geldt dat opleidingen
educatie alleen kunnen worden aangeboden aan personen van achttien jaar
of ouder die ingezetene zijn van een gemeente in de desbetreffende
regio.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorwaarden worden
gesteld waaronder de kosten van opleidingen educatie, niet zijnde
uitvoeringskosten, ten laste van de uitkering, bedoeld in artikel 2.3.2,
eerste lid, kunnen worden gebracht.

Artikel 2.3.4. Verantwoording en terugvordering uitkering

1. Het college van burgemeester en wethouders van de contactgemeente
legt verantwoording af aan Onze Minister over de uitvoering van deze
wet, op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de
Financiƫle-verhoudingswet.

2. Indien uit de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a,
eerste lid, van de Financiƫle-verhoudingswet, blijkt dat de uitkering,
bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, niet volledig of onrechtmatig is
besteed, wordt de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig
bestede deel door Onze Minister teruggevorderd. Onze Minister doet
binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling
van de terugvordering aan het college van burgemeester en wethouders van
de contactgemeente.

3. Indien de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste
lid, van de Financiƫle-verhoudingswet, niet volledig door Onze Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is ontvangen binnen
dertien maanden na het kalenderjaar waarop zij betrekking heeft, wordt
de uitkering teruggevorderd. Indien volledige terugvordering naar het
oordeel van Onze Minister leidt tot een onbillijkheid van overwegende
aard, stelt Onze Minister de terugvordering op een lager bedrag vast.
Onze Minister doet binnen drie maanden na afloop van de dertien maanden,
bedoeld in de eerste volzin, mededeling van terugvordering aan het
college van burgemeester en wethouders van de contactgemeente.

4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over
de terugvordering, bedoeld in het tweede en derde lid, alsmede over de
verdeling van de teruggevorderde gelden. Daarbij kan worden bepaald dat
een gedeelte van het niet bestede deel van de uitkering niet wordt
teruggevorderd.

Artikel 2.3.5. Informatievoorziening

1. Het college van burgemeester en wethouders van de contactgemeente
verstrekt desgevraagd aan Onze Minister gegevens die betrekking hebben
op het aanbod bedoeld in artikel 2.3.1, eerste lid, teneinde deze in
staat te stellen een zorgvuldig en samenhangend beleid met betrekking
tot educatie te voeren en zijn stelselverantwoordelijkheid te
waarborgen. De gegevens worden kosteloos verstrekt.

2. Bij ministeriƫle regeling kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot:

a. de verstrekking van de in het eerste lid bedoelde gegevens en

b. de betaling van de uitkering, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid,
indien het college van burgemeester en wethouders van de contactgemeente
de in het eerste lid bedoelde gegevens niet of niet tijdig verstrekt dan
wel de kwaliteit van die gegevens te kort schiet.

H

Het opschrift van hoofdstuk 2, titel 3, en de artikelen 2.3.1 tot en met
2.3.5 worden vervangen door:

Titel 3. Aanbod educatie met uitzondering van opleidingen voortgezet
algemeen volwassenenonderwijs; informatie en gegevensverstrekking
educatie

Artikel 2.3.1. Aanbod educatie

1. Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor een
aanbod van opleidingen educatie als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste
lid, onder b tot en met f, met voldoende aandacht voor alle doelgroepen.

2. Voor de vervulling van hun in het eerste lid bedoelde taak werken de
colleges van burgemeester en wethouders samen binnen bij ministeriƫle
regeling vastgestelde regioā€™s. 

Artikel 2.3.2. Informatievoorziening

1. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt desgevraagd aan
Onze Minister gegevens die betrekking hebben op het aanbod bedoeld in
artikel 2.3.1, eerste lid, teneinde deze in staat te stellen een
zorgvuldig en samenhangend beleid met betrekking tot educatie te voeren
en zijn stelselverantwoordelijkheid te waarborgen. De gegevens worden
kosteloos verstrekt.

2. Bij ministeriƫle regeling kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot de verstrekking van de in het eerste lid bedoelde
gegevens.

I 

Artikel 2.3.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ā€œeducatieā€ vervangen door: voortgezet
algemeen volwassenenonderwijs.

2. In het eerste lid wordt ā€œde educatieā€ vervangen door: het
voortgezet algemeen volwassenenonderwijs.

J

Artikel 2.3.6a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ā€œeen opleiding educatieā€ vervangen door:
een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs.

2. In het tweede lid wordt in de aanhef ā€œeen opleiding educatieā€
vervangen door ā€œeen opleiding voortgezet algemeen
volwassenenonderwijsā€ en komt onderdeel e te luiden:

e. het programma voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vakken);. 

3. In het derde lid vervalt de laatste volzin.

4. In het zevende en achtste lid wordt ā€œeen opleiding educatieā€
telkens vervangen door: een opleiding voortgezet algemeen
volwassenenonderwijs.

K

Artikel 2.3.6c wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt ā€œeducatieā€ vervangen door:
voortgezet algemeen volwassenenonderwijs.

2. In het derde lid wordt ā€œeen opleiding educatieā€ vervangen door:
een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs.

L

In de aanhef van artikel 2.3.6d wordt ā€œeen opleiding educatieā€
vervangen door: een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs.

M

Aan artikel 7.3.1 wordt na het derde lid een lid toegevoegd, luidend:

4. De opleidingen, bedoeld in het eerste lid, onder c tot en met e, zijn
gericht op volwassenen die niet inburgeringsplichtig zijn in de zin van
artikel 1, aanhef en onder b, van de Wet inburgering.

N

Artikel 8.1.1d komt als volgt te luiden:

Artikel 8.1.1d. Toelating opleiding voortgezet algemeen
volwassenenonderwijs

De toelating tot opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs
staat uitsluitend open voor volwassenen.

O 

In artikel 8.1.3, tweede lid, wordt ā€œde opleiding educatie of het deel
van de opleiding educatieā€ vervangen door: dan wel de opleiding
voortgezet algemeen volwassenenonderwijs of een deel daarvan.

P 

In artikel 8.1.8a, eerste lid, wordt ā€œde educatieā€™ vervangen door:
het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs.

Q 

In artikel 8.2.1, vijfde lid, wordt ā€œeen opleiding educatieā€
vervangen door: een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs.

R

In artikel 8.3.1, eerste lid, wordt ā€œde educatieā€ vervangen door:
het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs.

ARTIKEL III. WIJZIGING LES- EN CURSUSGELDWET

In artikel 1, onderdeel f, onder 4Ā°, van de Les- en cursusgeldwet wordt
ā€œeen opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, of artikel
7.3.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, anders dan
bedoeld in onderdeel e,ā€ vervangen door: een opleiding als bedoeld in
artikel 7.2.2, eerste lid, of artikel 7.3.1, eerste lid, onder a, van de
Wet educatie en beroepsonderwijs, anders dan bedoeld in onderdeel e,.

ARTIKEL IIIA. UITKERING EDUCATIE VOOR HET JAAR 2015

1. Voor het kalenderjaar 2015 wordt de uitkering educatie die aan een
college van burgemeester en wethouders van een contactgemeente van een
regio wordt verstrekt, berekend volgens de formule:

{bi : bl} x bm

waarbij wordt verstaan onder:

bi: de som van de bedragen die de gemeenten binnen deze regio voor het
jaar 2014 hebben ontvangen op grond van artikel 4 van het Besluit
participatiebudget zoals dat luidde op 31 december 2014;

bl: het landelijk budget educatie in het jaar 2014  ingevolge de Wet
participatiebudget zoals die luidde op 31 december 2014;

bm: het totale bedrag dat door Onze Minister beschikbaar is gesteld voor
uitkeringen  educatie voor alle regioā€™s educatie voor het kalenderjaar
2015.

2. Indien de uitkering educatie voor het kalenderjaar 2015 niet volledig
is besteed, kan het college van burgemeester en wethouders van de
contactgemeente het niet bestede bedrag tot maximaal 25% van de voor dat
jaar toegekende uitkering educatie reserveren voor opleidingen educatie
in het kalenderjaar 2016. 

3. Indien in het kalenderjaar 2015 meer dan de uitkering educatie is
besteed aan opleidingen educatie, kan het college van burgemeester en
wethouders van de contactgemeente het meer bestede bedrag tot maximaal
25% van de voor dat jaar toegekende uitkering educatie ten laste brengen
van de uitkering educatie voor het kalenderjaar 2016.

ARTIKEL IV. OVERGANGSRECHT VOOR DE JAREN 2015-2017

1. Artikel 14 van de Wet participatiebudget, de artikelen 1.3.1 en 2.3.4
van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 1, onderdeel f, onder
4Ā°, van de Les- en cursusgeldwet en artikel 15, eerste lid, onder d en
e, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 zoals luidend
op 31 december 2014  zijn van overeenkomstige toepassing op de besteding
van

a. ten minste 75% van de uitkering die een contactgemeente in 2015
ontvangt op grond van artikel IIIA,

b. ten minste 50% van de uitkering die een contactgemeente in 2016
ontvangt op grond van artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wet educatie en
beroepsonderwijs en

c. ten minste 25% van de uitkering die een contactgemeente in 2017
ontvangt op grond van artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wet educatie en
beroepsonderwijs.

2. Van de percentages, bedoeld in het eerste lid, kan worden afgeweken
voor zover het college van burgemeester en wethouders van de
contactgemeente daarover overeenstemming heeft bereikt met de instelling
waarmee een college van burgemeester en wethouders van een gemeente in
de betreffende regio een overeenkomst uitkering educatie als bedoeld in
artikel 2.3.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs heeft gesloten
voor het kalenderjaar, voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze
wet. 

3. Indien de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten in
de betreffende regio met twee of meer instellingen een overeenkomst
uitkering educatie hebben gesloten voor het kalenderjaar, voorafgaande
aan de inwerkingtreding van deze wet, wordt het tweede lid voor elk van
die instellingen toegepast naar rato van de educatiebedragen die voor
dat jaar aan de betreffende instelling zijn betaald.

ARTIKEL V. TOEPASSELIJKHEID OORSPRONKELIJKE BEPALINGEN OP UITKERINGEN EN
OPLEIDINGEN EDUCATIE M.B.T. PERIODE VOOR INWERKINGTREDING WET

De artikelen 1, 2, 3, 7 en 14 van de Wet participatiebudget, 1.1.1,
1.3.1, 1.3.5, 2.3.1, 2.3.3, 2.3.4, 2.3.6, 2.3.6a, 2.3.6c, 2.3.6d, 7.3.1,
8.1.1d, 8.1.3, 8.1.8a, 8.2.1 en 8.3.1 van de Wet educatie en
beroepsonderwijs en 1 van de Les- en cursusgeldwet zoals luidend op de
dag voor de datum van inwerkingtreding van deze wet blijven van
toepassing op uitkeringen en opleidingen educatie die betrekking hebben
op de periode voor de inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL VI. EVALUATIEBEPALING

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt binnen drie
jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een
verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de
praktijk.

ARTIKEL VII. INWERKINGTREDING 

1. Deze wet treedt met uitzondering van artikel II, onderdeel H, in
werking met ingang van 1 januari 2015. Indien het Staatsblad waarin deze
wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2014, treedt deze
wet met uitzondering van artikel II, onderdeel H, in werking met ingang
van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.  

2. Artikel II, onderdeel H, treedt in werking met ingang van een bij
koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

 

 

 PAGE    

 PAGE   8