[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2015)

Eindtekst

Nummer: 2015D05771, datum: 2015-02-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z06756:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten-

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

18 september 2014





	Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten
op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële
markten 2015)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden,
Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het
toepassingsbereik van de geschiktheids- en betrouwbaarheidtoetsing voor
personen werkzaam op de financiële markten te verruimen, de kring van
personen die een eed of belofte dienen af te leggen uit te breiden, de
Nederlandsche Bank de bevoegdheid te geven bij overheidsinstellingen en
private partijen gegevens op te vragen voor macroprudentiële
doeleinden, alsmede enige andere wijzigingen en verbeteringen in de
wetgeving op het terrein van de financiële markten aan te brengen;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet op het financieel toezicht wordt gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 1:1 wordt in de alfabetische rangschikking een definitie
ingevoegd, luidende:

geregistreerde gedekte obligatie: obligatie, behorend tot een categorie
die:

	a. is opgenomen in een lijst waarvan de gegevens door de Europese
Commissie op grond van artikel 52, vierde lid, van de richtlijn
beleggingsinstellingen ter beschikking zijn gesteld aan het publiek, of

	b. is geregistreerd overeenkomstig artikel 3:33a, eerste lid, en is
opgenomen in een openbaar register als bedoeld in artikel 1:107, eerste
lid;.

B

	Artikel 1:13b, derde lid, komt te luiden:

	3. Het ingevolge deze wet bepaalde ten aanzien van beheerders van
beleggingsinstellingen is niet van toepassing op een vergunninghoudende
beheerder van een beleggingsinstelling met zetel in een andere lidstaat,
die in Nederland rechten van deelneming aanbiedt in een door hem
beheerde beleggingsinstelling met zetel in een staat die geen lidstaat
is of in een door hem beheerde feeder-beleggingsinstelling met zetel in
een lidstaat met een niet-Europese master-beleggingsinstelling of met
een Europese master-beleggingsinstelling die niet wordt beheerd door een
vergunninghoudende Europese beheerder, indien: 

	a. rechten van deelneming uitsluitend worden aangeboden aan
gekwalificeerde beleggers; 

	b. de staat waar de beleggingsinstelling is gevestigd niet op de lijst
van niet-coöperatieve landen en gebieden van de Financial Action Task
Force of diens opvolger staat; 

	c. de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar de beheerder van
de beleggingsinstelling is gevestigd en de toezichthoudende instantie
van de staat waar de beleggingsinstelling is gevestigd een
samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten die ten minste een efficiënte
informatie-uitwisseling waarborgt en die de toezichthoudende instantie
van de lidstaat waar de beheerder van een beleggingsinstelling is
gevestigd in staat stelt haar toezichthoudende taken uit te voeren; en

	d. de vergunninghoudende beheerder voorafgaand aan de aanbieding zoals
bedoeld in de aanhef van dit lid aan de Autoriteit Financiële Markten
meldt dat hij voornemens is die aanbieding te doen, onder gelijktijdige
verstrekking van een verklaring van de toezichthouder van zijn lidstaat
van herkomst dat hij ten aanzien van die beleggingsinstelling een
vergunning voor het aanbieden van rechten van deelneming in of voor het
beheren van beleggingsinstellingen onder de richtlijn beheerders van
alternatieve beleggingsinstellingen heeft.

C

	Na afdeling 1.1.4 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 1.1.5 Civiele dagvaardings- en verzoekschriftprocedures

Artikel 1:23a

	In burgerlijke zaken betreffende het verlenen van beleggingsdiensten,
het verrichten van beleggingsactiviteiten of het aanbieden van effecten
aan het publiek in de zin van artikel 5:1, is de rechtbank Amsterdam in
eerste aanleg bij uitsluiting bevoegd.

D

	In artikel 1:61, vierde lid, wordt “van een icbe van een icbe”
vervangen door: van een icbe.

E

	In artikel 1:97, eerste lid, onderdeel c, wordt in de opsomming van
artikelen “4:11, eerste lid” vervangen door: 4:11, eerste en tweede
lid.

F

	Artikel 1:107 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na subonderdeel 4°, onder
verlettering van de subonderdelen 5° tot en met 14 tot 6° tot en met
15°, een subonderdeel ingevoegd, luidende:

	5°. die een melding hebben gedaan als bedoeld in artikel 2:66a, derde
lid, onderdeel a;.

	2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt in subonderdeel 9° (nieuw) na
“waaraan een vergunning is verleend” ingevoegd: of die een melding
hebben gedaan als bedoeld in artikel 2:66a, derde lid, onderdeel a,.

	3. Aan het derde lid worden, onder vervanging van de punt aan het einde
van onderdeel l door een puntkomma, na onderdeel l twee onderdelen
toegevoegd, luidende:

	m. uitgevende banken als bedoeld in artikel 3:33a, eerste lid;

	n. categorieën geregistreerde gedekte obligaties ten aanzien waarvan
de Nederlandsche Bank heeft besloten om deze op grond van artikel 3:33a,
eerste lid, te registreren, waarbij wordt vermeld of de categorie
geregistreerde gedekte obligaties voldoet aan artikel 129 van de
verordening kapitaalvereisten en waarbij voor iedere uitgifte van
obligaties de uitgiftedatum, looptijd en de nominale waarde van die
obligaties worden weergegeven.

G

	Artikel 2:11, tweede lid, komt te luiden:

	2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

	a. personen op wie het Deel Prudentieel toezicht financiële
ondernemingen ingevolge artikel 3:2 niet van toepassing is;

	b. personen op wie artikel 3:5, eerste lid, niet van toepassing is
ingevolge het tweede lid van dat artikel.

H

	Artikel 2:16, vierde lid, komt te luiden:

	4. Het eerste en derde lid zijn niet van toepassing op degene op wie
het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen ingevolge
artikel 3:2 niet van toepassing is.

I

	Artikel 2:66 wordt gewijzigd als volgt:

	1. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde lid tot
derde lid.

	2. In het derde lid (nieuw), wordt “is voldaan aan artikel 2:70”
vervangen door: aan artikel 2:70, eerste en, indien van toepassing,
tweede lid, is voldaan.

J

	Artikel 2:66 wordt gewijzigd als volgt:

	1. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:

	4. Artikel 2:65 is niet van toepassing op buitenlandse beheerders van
beleggingsinstellingen met zetel in een staat die geen lidstaat is
indien deze beheerders een andere lidstaat als referentielidstaat hebben
en aan artikel 2:70a, eerste lid, en indien van toepassing, artikel
2:70a, derde lid, is voldaan.

	2. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. Artikel 2:65 is niet van toepassing op een buitenlandse beheerder
van een beleggingsinstelling welke beheerder zetel heeft in een andere
lidstaat, indien aan artikel 2:70a, tweede lid, en indien van
toepassing, artikel 2:70a, derde lid, is voldaan.

K

	Artikel 2:67 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid vervalt “Nederlandse”. Voorts vervalt, onder
verlettering van de onderdelen h tot en met n tot g tot en met m,
onderdeel g van het eerste lid.

	2. Na het vierde lid worden drie leden ingevoegd, luidende:

	5. De beheerder van een beleggingsinstelling met zetel in Nederland
toont in aanvulling op het eerste lid aan dat zal worden voldaan artikel
4:37c, tweede lid, met betrekking tot het hoofdkantoor van de beheerder.

	6. Onverminderd het eerste lid verleent de Autoriteit Financiële
Markten aan een buitenlandse beheerder van een beleggingsinstelling
alleen een vergunning indien:

	a. de staat waar de beheerder zijn zetel heeft, niet op de lijst staat
van niet-coöperatieve landen en gebieden van de Financial Action Task
Force of diens opvolger; 

	b. de beheerder een wettelijk vertegenwoordiger zal hebben in
Nederland; en

	c. de Autoriteit Financiële Markten, de toezichthoudende instantie van
de staat waar de beheerder zijn zetel heeft en, indien van toepassing,
de toezichthoudende instantie van de lidstaat van herkomst van de
beleggingsinstelling een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten die
ten minste een efficiënte informatie-uitwisseling waarborgt en die de
Autoriteit Financiële Markten in staat stelt haar toezichthoudende
taken op grond van deze wet uit te voeren. 

	7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld met betrekking tot samenwerkingsovereenkomsten als
bedoeld in het zesde lid.

L

	Artikel 2:68 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid vervalt onderdeel g, onder verlettering van de
onderdelen h tot en met n tot g tot en met m.

	2. Na het vierde lid worden drie leden ingevoegd, luidende:

	5. De beleggingsmaatschappij met zetel in Nederland toont in aanvulling
op het eerste lid aan dat zal worden voldaan artikel 4:37c, tweede lid,
met betrekking tot het hoofdkantoor van de beheerder.

	6. In aanvulling op het eerste lid verleent de Autoriteit Financiële
Markten aan een beleggingsmaatschappij met zetel in een niet-aangewezen
staat alleen een vergunning indien:

	a. de staat waar de beleggingsmaatschappij zijn zetel heeft, niet op de
lijst staat van niet-coöperatieve landen en gebieden van de Financial
Action Task Force of diens opvolger; 

	b. de beleggingsmaatschappij een wettelijk vertegenwoordiger zal hebben
in Nederland; en

	c. de Autoriteit Financiële Markten en de toezichthoudende instantie
van de staat waar de beleggingsmaatschappij zijn zetel heeft een
samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten die ten minste een efficiënte
informatie-uitwisseling waarborgt en die de Autoriteit Financiële
Markten in staat stelt haar toezichthoudende taken op grond van deze wet
uit te voeren. 7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen
nadere regels worden gesteld met betrekking tot
samenwerkingsovereenkomsten als bedoeld in het zesde lid.

M

	De artikelen 2:69 en 2:69a vervallen.

N

	Artikel 2:69c wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid vervalt onderdeel i, onder verlettering van de
onderdelen j tot en met r tot i tot en met q. Voorts komt onderdeel i
(nieuw), te luiden:

	i. artikel 4:44, eerste lid, met betrekking tot het houden van de
juridische eigendom van de activa van een fonds voor collectieve
belegging in effecten door een entiteit die uitsluitend ten behoeve van
het desbetreffende fonds houdt;.

	2. In het tweede lid vervalt onderdeel i, onder verlettering van de
onderdelen j tot en met q tot i tot en met p.

	3. In het derde lid vervalt onderdeel d, onder verlettering van de
onderdelen e tot en met i tot d tot en met h.

	4. Het zesde lid vervalt.

O

	Artikel 2:70 wordt gewijzigd als volgt:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	2. Een buitenlandse beheerder van een beleggingsinstelling kan overgaan
tot:

	a. het beheren van een Nederlandse beleggingsinstelling waarvan rechten
van deelneming zijn of worden aangeboden aan niet-professionele
beleggers in Nederland; of 

	b. het in Nederland aanbieden van rechten van deelneming aan
niet-professionele beleggers, in een door hem beheerde
beleggingsinstelling met zetel in een lidstaat;

onmiddellijk na ontvangst van de mededeling van de toezichthoudende
instantie van de lidstaat van zijn herkomst dat zij de informatie,
verstrekt op grond van de artikelen 32 en 33 van de richtlijn beheerders
van alternatieve beleggingsinstellingen, aan de Autoriteit Financiële
Markten heeft verzonden.

	3. De beheerder van een beleggingsinstelling meldt zijn voornemen om
een activiteit als bedoeld in het tweede lid te verrichten aan de
Autoriteit Financiële Markten.

P

	Artikel 2:70a wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid wordt “artikelen 32 en 33” vervangen door:
artikelen 39 en 40.

	2. In het tweede lid wordt na “geen lidstaat is” ingevoegd: of in
een door hem beheerde feeder-beleggingsinstelling met zetel in een
lidstaat met een niet-Europese master-beleggingsinstelling of met een
Europese master-beleggingsinstelling die niet wordt beheerd door een
vergunninghoudende Europese beheerder. Voorts wordt “de artikelen 32
en 33” vervangen door: artikel 35.

	3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Een beheerder als bedoeld in het eerste of tweede lid kan overgaan
tot het in Nederland aanbieden van rechten van deelneming aan
niet-professionele beleggers indien hij voldoet aan de voorwaarden in
het eerste en tweede lid en de beheerder een melding heeft gedaan aan de
Autoriteit Financiële Markten dat hij voornemens is aan
niet-professionele beleggers aan te bieden.

Q

	In artikel 2:82, eerste lid, onderdeel c, wordt “voorzover is het”
vervangen door: voorzover het.

R 

	[vervallen]

S

	Artikel 3:2 komt te luiden:

Artikel 3:2

	1. Hetgeen in dit deel is bepaald met betrekking tot het uitoefenen van
het bedrijf van bank is niet van toepassing op het van het publiek ter
beschikking verkrijgen van terugbetaalbare gelden als gevolg van het
aanbieden van effecten in overeenstemming met hetgeen ingevolge
hoofdstuk 5.1 is bepaald, door een onderneming die zorg draagt voor:

	a. een onvoorwaardelijke garantie voor alle verplichtingen ontstaan
door het ter beschikking verkrijgen van die gelden, afgegeven door haar
moedermaatschappij die een geconsolideerd vermogen heeft dat gedurende
de gehele looptijd van de garantie positief is;

	b. een onvoorwaardelijke garantie voor alle verplichtingen ontstaan
door het ter beschikking verkrijgen van die gelden, afgegeven door:

	1°. een bank die een door de Nederlandsche Bank of een
toezichthoudende instantie in een andere lidstaat verleende vergunning
heeft; of

	2°. een bank met zetel in een door Onze Minister aan te wijzen staat
die geen lidstaat is waar toezicht op het uitoefenen van het bedrijf van
bank wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten
aanzien van de belangen die dit deel beoogt te beschermen;

	c. een overeenkomst, aangegaan door de onderneming die de gelden ter
beschikking verkrijgt met haar moedermaatschappij, welke
moedermaatschappij een geconsolideerd eigen vermogen heeft dat gedurende
de gehele looptijd van de overeenkomst positief is, op grond van welke
overeenkomst de onvoorwaardelijke verplichting bestaat voor de
moedermaatschappij om de onderneming die de gelden ter beschikking
verkrijgt steeds van voldoende fondsen te voorzien om aan haar
verplichtingen te voldoen.

	2. Indien sprake is van een onvoorwaardelijke garantie als bedoeld in
het eerste lid, onderdeel a of b,  of van een overeenkomst als bedoeld
in het eerste lid, onderdeel c, is voor het niet van toepassing zijn van
hetgeen in dit deel is bepaald met betrekking tot het uitoefenen van het
bedrijf van bank vereist dat de moedermaatschappij ervoor zorg draagt
dat de onderneming die de gelden ter beschikking verkrijgt, haar
verplichtingen die voortvloeien uit het ter beschikking verkrijgen van
die gelden, op elk moment kan nakomen. Aan de voorwaarde dat de
moedermaatschappij een onvoorwaardelijke garantie heeft afgegeven, is in
ieder geval voldaan indien een bankgarantie is gesteld.

	3. Het eerste lid is slechts van toepassing indien de onderneming die
de gelden ter beschikking verkrijgt, een bedrag, overeenkomend met 95
procent of meer van de ter beschikking verkregen gelden uitzet binnen
het concern waartoe zij behoort. Onder een concern wordt verstaan de
gezamenlijkheid van een rechtspersoon en haar dochtermaatschappijen.

	4. Voorts is het eerste lid slechts van toepassing indien het concern,
bedoeld in het derde lid, niet als hoofdactiviteit heeft het uitoefenen
van het bedrijf van het voor eigen rekening verrichten van
kredietuitzettingen buiten het concern. Indien het concern wel als
hoofdactiviteit heeft het uitoefenen van het bedrijf van het voor eigen
rekening verrichten van kredietuitzettingen buiten het concern is het
eerste lid toch van toepassing indien de moedermaatschappij dan wel
degene of degenen bij wie de gelden zijn uitgezet en op zijn of hun
beurt gelden uitzet buiten het concern, een bank is of zijn die een
vergunning heeft of hebben voor het uitoefenen van het bedrijf van bank,
welke vergunning is verleend door de Nederlandsche Bank, een
toezichthoudende instantie in een andere lidstaat of een
toezichthoudende instantie in een door Onze Minister aangewezen staat
die geen lidstaat is. De minister kan een staat aanwijzen indien daar
toezicht wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten
aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen.

	5. De onderneming waarop hetgeen is bepaald in dit deel niet van
toepassing is ingevolge het eerste lid tot en met vierde lid, is
doorlopend in staat aan te tonen dat wordt voldaan aan de voorwaarden,
bedoeld in het eerste, tweede en derde lid.

	6. Indien een onderneming, bedoeld in het vijfde lid vaststelt dat niet
wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste , tweede of
derde lid, of voorziet of redelijkerwijze kan voorzien dat niet zal
worden voldaan aan die voorwaarden, doet zij hiervan onverwijld
mededeling aan de Nederlandsche Bank.

	7. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag, geheel of gedeeltelijk, al
dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van dit artikel, indien
de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijze niet kan worden
voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken
anderszins worden bereikt.

	8. Indien de Nederlandsche Bank vaststelt dat niet wordt voldaan aan
het vierde lid, of dat de onderneming, bedoeld in het vijfde lid, niet
voldoet aan dat lid, wordt hetgeen in dit deel is bepaald met betrekking
tot het uitoefenen van het bedrijf van bank van toepassing met ingang
van de dag, volgende op die vaststelling of met ingang van de dag,
volgende op de dag waarop de Nederlandsche Bank de aanvraag, bedoeld in
het zevende lid, onherroepelijk heeft afgewezen, indien die afwijzing op
een later tijdstip onherroepelijk wordt dan de vaststelling dat de
onderneming niet voldoet aan het vierde lid.

T

	Artikel 3:8 wordt gewijzigd als volgt:

	1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De in dit
lid bedoelde geschiktheidseis is van overeenkomstige toepassing op
personen werkzaam onder verantwoordelijkheid van een bank of verzekeraar
met zetel in Nederland, die een leidinggevende functie vervullen direct
onder het echelon van de beleidsbepalers en verantwoordelijk zijn voor
natuurlijke personen wier werkzaamheden het risicoprofiel van de
onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden.

	2. In het tweede lid wordt na “personen als bedoeld in het eerste
lid” ingevoegd: in het kader van de geschiktheid.

U

	Aan artikel 3:9, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: De
in dit lid bedoelde betrouwbaarheidseis is van overeenkomstige
toepassing op personen werkzaam onder verantwoordelijkheid van een bank
of verzekeraar met zetel in Nederland, die een leidinggevende functie
vervullen direct onder het echelon van de beleidsbepalers en
verantwoordelijk zijn voor natuurlijke personen wier werkzaamheden het
risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden.

Ua

In artikel 3:12a wordt na “De artikelen 3:9” ingevoegd:, met
uitzondering van het eerste lid, derde volzin, .

Ub

In artikel 3:13 wordt na “herverzekeraars met zetel in een
niet-aangewezen staat” ingevoegd:, met dien verstande dat artikel 3:8,
derde volzin, en artikel 3:9, derde volzin, uitsluitend van toepassing
zijn op in Nederland gelegen bijkantoren van herverzekeraars met zetel
in een niet-aangewezen staat.

Uc

	In artikel 3:14a wordt na “De artikelen 3:9” ingevoegd:, met
uitzondering van het eerste lid, derde volzin, .

V

	Artikel 3:17 wordt gewijzigd als volgt:

	1. Aan het tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

	e. met betrekking tot afwikkelondernemingen, banken, betaalinstellingen
en elektronischgeldinstellingen, het waarborgen van de goede werking van
het betalingsverkeer. 

	1a. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

	2a. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden normen
gesteld voor afwikkelondernemingen, banken, betaalinstellingen en
elektronischgeldinstellingen ter waarborging van de goede werking van
het betalingsverkeer. Deze normen zien ten minste op de veilige
afwikkeling van betalingstransacties en het functioneren van de daarvoor
benodigde infrastructuur bij deze ondernemingen.

	2. In het derde lid wordt “bewaarders met zetel in Nederland van een
icbe en Nederlandse beheerders van een beleggingsinstelling” vervangen
door: bewaarders met zetel in Nederland van een icbe, Nederlandse
beheerders van een beleggingsinstelling en pensioenbewaarders die zijn
verbonden aan een premiepensioeninstelling met zetel in Nederland.

W

	Na artikel 3:17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:17b

	1. Een afwikkelonderneming, betaalinstelling, clearinginstelling,
elektronischgeldinstelling, entiteit voor risico-acceptatie,
premiepensioeninstelling of verzekeraar met zetel in Nederland beschikt
over procedures en maatregelen die waarborgen dat natuurlijke personen
die in Nederland werkzaam zijn onder haar verantwoordelijkheid en wier
werkzaamheden het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen
beïnvloeden of die zich rechtstreeks bezighouden met het verlenen van
financiële diensten, een eed of belofte afleggen. 

	2. Een bank met zetel in Nederland beschikt over procedures en
maatregelen die waarborgen dat natuurlijke personen die in Nederland
onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn een eed of belofte
afleggen indien zij:

	a. een arbeidsovereenkomst met de bank hebben; of

	b. werkzaamheden uitvoeren die deel uitmaken van of voortvloeien uit
het uitoefenen van het bankbedrijf, dan wel deel uitmaken van de
wezenlijke bedrijfsprocessen ter ondersteuning daarvan.

	3. Een financiële onderneming als bedoeld in het eerste of tweede lid
draagt er zorg voor dat de in dat lid bedoelde eed of belofte wordt
nageleefd. 

	4. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op natuurlijke
personen als bedoeld in artikel 3:8 die reeds in het kader van de
geschiktheid een eed of belofte afleggen.

	5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met
betrekking tot de eed of belofte, bedoeld in het eerste of tweede lid.

Wa

	Na artikel 3:17b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:17c

	1. Een bank met zetel in Nederland draagt er zorg voor dat de naleving
van de bij of krachtens de artikelen 3:10 en 3:17 gestelde regels en de
daaruit voor natuurlijke personen voortvloeiende integriteits- en
zorgvuldigheidsnormen binnen de bank is gewaarborgd in een
tuchtrechtelijke regeling waaraan de in de artikelen 3:8 en 3:17b,
tweede lid, bedoelde natuurlijke personen werkzaam bij of onder
verantwoordelijkheid van de bank zijn onderworpen en waarvan de
toepassing en uitvoering zijn opgedragen aan een onafhankelijke en
deskundige externe instantie.

	2. De tuchtrechtelijke regeling, bedoeld in het eerste lid, voldoet
voorts aan de volgende eisen: 

	a. de omvang van de groep van natuurlijke personen waarop de regeling
van toepassing is, is van voldoende betekenis; en

	b. de regeling voorziet in adequate waarborgen voor een behoorlijke
procesgang.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld met betrekking tot de aan een tuchtrechtelijke regeling
als bedoeld in het eerste lid te stellen eisen.

X

	Artikel 3:23 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid wordt na “3:17” ingevoegd: , 3:17b. 

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. De artikelen 3:17b en 3:17c zijn van overeenkomstige toepassing op
in Nederland gelegen bijkantoren van banken met zetel in een staat die
geen lidstaat is.

Y

	In artikel 3:24.0a wordt “De artikelen 3:15, 3:16 en, voor zover dat
artikel betrekking heeft op adequate financiële waarborgen en
procedures voor de beheersing van risico’s van afwikkeling, 3:17”
vervangen door: De artikelen 3:15, 3:16, 3:17, voor zover artikel 3:17
betrekking heeft op adequate financiële waarborgen en procedures voor
de beheersing van risico’s van afwikkeling, en 3:17b.

Z

	In artikel 3:24b wordt “3:16 en 3:17” vervangen door: 3:16, 3:17 en
3:17b.

AA

	Artikel 3:26 komt te luiden:

Artikel 3:26

	De artikelen 3:17, 3:17b en 3:18 zijn van overeenkomstige toepassing op
in Nederland gelegen bijkantoren van afwikkelondernemingen met zetel in
een niet-aangewezen staat en natura-uitvaartverzekeraars met zetel in
een niet-aangewezen staat die hun bedrijf uitoefenen vanuit in Nederland
gelegen bijkantoren.

BB

	Na artikel 3:27 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:27a

	Artikel 3:17b is van overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen
bijkantoren van clearinginstellingen met zetel in een niet-aangewezen
staat.

CC

	Het opschrift van paragraaf 3.3.4.1 wordt vervangen door:

§ 3.3.4.0. Kennisgevingsverplichtingen

DD

	Na het opschrift van paragraaf 3.3.4.0 (nieuw) wordt een artikel
ingevoegd, luidende:

Artikel 3:28a

	1. Een centrale tegenpartij als bedoeld in verordening (EU) nr.
648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 inzake
otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012,
L 201) geeft de Nederlandsche Bank schriftelijk kennis van het voornemen
tot een substantiële wijziging van de wijze waarop zij uitvoering geeft
aan de artikelen 26 tot en met 35 en 40 tot en met 54 van die
verordening.

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt, onder
vermelding van de te volgen procedures, bepaald van welke wijzigingen
kennis wordt gegeven, welke gegevens daarbij worden verstrekt en, indien
van toepassing, onder welke voorwaarden de wijzigingen ten uitvoer
worden gelegd.

EE

	Na artikel 3:29 wordt een paragraafopschrift ingevoegd, luidende:

§ 3.3.4.1. Financiële ondernemingen met zetel in Nederland

FF

	Na artikel 3:33 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3:33a

	1. De Nederlandsche Bank besluit op verzoek van een bank met zetel in
Nederland om door die bank uitgegeven of uit te geven categorieën van
obligaties alsmede de uitgevende bank in een openbaar register als
bedoeld in artikel 1:107, eerste lid, op te nemen, indien de bank
aantoont:

	a. dat de obligatie wordt gedekt door activa die, indien de uitgevende
bank in gebreke blijft, bij voorrang aangewend worden voor de aflossing
van de hoofdsom en de betaling van rente op de obligatie; en 

	b. dat wordt voldaan aan bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur te stellen regels om te waarborgen dat de betaling op
geregistreerde gedekte obligaties op adequate, transparante en
verantwoorde wijze is veiliggesteld.

	2. Een uitgevende bank als bedoeld in het eerste lid draagt er zorg
voor dat de geregistreerde gedekte obligaties die zij heeft uitgegeven,
blijven voldoen aan het eerste lid, onderdelen a en b.

	3. De Nederlandsche Bank vermeldt in het register, bedoeld in artikel
1:107, eerste lid en derde lid, onderdeel n, of een categorie
geregistreerde gedekte obligaties voldoet aan artikel 129 van de
verordening kapitaalvereisten. Indien de uitgevende bank onvoldoende
informatie aanlevert om dit te kunnen vaststellen, worden de obligaties
vermoed niet te voldoen aan artikel 129 van de verordening
kapitaalvereisten.

	4. De Nederlandsche Bank kan besluiten de registratie van de uitgevende
bank, bedoeld in het eerste lid, door te halen indien de uitgevende bank
niet langer voldoet aan de regels, bedoeld in het eerste lid, onderdeel
b, of artikel 3:33b, eerste of tweede lid.

	5. De Nederlandsche Bank kan registratie van een uitgevende bank of een
categorie obligaties als bedoeld in het eerste lid weigeren, indien zij
ten aanzien van die bank of door die bank uitgegeven geregistreerde
gedekte obligaties een besluit heeft genomen als bedoeld in het vierde
lid en de uitgevende bank het verzoek doet binnen vijf jaren nadat de
Nederlandsche Bank voornoemd besluit heeft genomen. 

	6. Een uitgevende bank als bedoeld in het eerste lid gaat niet over tot
uitgifte van obligaties behorende tot een reeds bestaande categorie
geregistreerde gedekte obligaties indien de Nederlandsche Bank de
registratie van de uitgevende bank heeft doorgehaald op grond van het
vierde lid.

	7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld met betrekking tot het eerste en derde lid. 

Artikel 3:33b

	1. Een bank verstrekt over de geregistreerde gedekte obligaties die zij
voornemens is uit te geven of die door haar zijn uitgegeven, tijdig
informatie aan de Nederlandsche Bank aan de hand waarvan deze kan
vaststellen of de uitgevende bank voldoet aan het bij of krachtens
artikel 3:33a, eerste, tweede en zevende lid, bepaalde.  

	2. Een bank die geregistreerde gedekte obligaties heeft uitgegeven,
verstrekt aan de houders van die obligaties informatie over de activa
die dienen ter dekking daarvan. 

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.

FFa

In de artikelen 3:37, vierde lid, en 3:47, achtste lid, wordt “De
artikelen 3:8 en 3:9” telkens vervangen door: De artikelen 3:8, met
uitzondering van het eerste lid, derde volzin, en 3:9, met uitzondering
van het eerste lid, derde volzin, .

GG

	Na Afdeling 3.3.6A wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 3.3.6B. Reclameverbod systeemrelevantiestatus

Artikel 3:62c

	1. Het is een bank met zetel in Nederland of een beleggingsonderneming
met zetel in Nederland die beleggingsdiensten verleent als bedoeld in
onderdeel e van de definitie van een beleggingsdienst in artikel 1:1, of
beleggingsactiviteiten verricht als bedoeld in onderdeel a van de
definitie van verrichten van een beleggingsactiviteit in artikel 1:1,
niet toegestaan informatie over het risico, bedoeld in artikel 3:62a,
tweede lid, onderdeel b, ten behoeve van reclamedoeleinden te gebruiken.

	2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een bank met
zetel buiten Nederland die haar bedrijf uitoefent vanuit een in
Nederland gelegen bijkantoor of door middel van dienstverrichting naar
Nederland en een beleggingsonderneming buiten Nederland die de in het
eerste lid bedoelde beleggingsdienst verleent of de in het eerste lid
bedoelde beleggingsactiviteiten verricht vanuit een in Nederland gelegen
bijkantoor of door middel van dienstverrichting naar Nederland.

GGa

	In artikel 3:95, eerste lid, onderdeel a, wordt na
“afwikkelonderneming” ingevoegd: die een door de Nederlandsche Bank
verleende vergunning als bedoeld in artikel 2:3.0b, eerste lid, heeft.

HH

	Artikel 3:97 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid wordt “het solvabiliteitskapitaalvereiste of zou
kunnen worden voorzien dat hij in de twaalf volgende maanden niet meer
aan dat vereiste kan voldoen” vervangen door: het minimumbedrag aan
solvabiliteitsmarge of zou kunnen worden voorzien dat hij in de twaalf
volgende maanden niet meer aan dat minimumbedrag kan voldoen.

	2. Het tweede lid alsmede de aanduiding “1.” voor het eerste lid
vervallen.

HHa

	In artikel 3:103, tweede lid, derde volzin, wordt “artikel 3:95,
eerste lid, onderdeel a tot en met c of e” vervangen door: artikel
3:95, eerste lid, onderdeel a tot en met d of f.

II

	Artikel 3:111 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid, aanhef, wordt na “3:17” ingevoegd: , 3:17b,
3:17c.

	2. In het tweede lid wordt “4:88” vervangen door: 4:91a. 

	3. In het derde lid, onderdeel a, wordt na “3:17” ingevoegd: ,
3:17b, 3:17c.

JJ

	Artikel 3:118 wordt gewijzigd als volgt:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De Nederlandsche Bank stemt slechts in met een overdracht als
bedoeld in artikel 3:112, eerste lid, of artikel 3:114, eerste lid, aan:

	a. een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in Nederland,
indien deze levensverzekeraar of schadeverzekeraar, mede gelet op de
voorgenomen overdracht, beschikt over het minimumbedrag aan
solvabiliteitsmarge, de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge
artikel 3:132 heeft verlangd van die levensverzekeraar of
schadeverzekeraar, de Nederlandsche Bank niet verwacht dat die
levensverzekeraar of schadeverzekeraar binnen de twaalf volgende maanden
niet meer beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge dan
wel voornemens is binnen genoemde termijn een herstelplan op te leggen
en er bij haar geen bedenkingen bestaan tegen de overdracht;

	b. een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een andere
lidstaat, indien de toezichthoudende instantie van die lidstaat op
verzoek van de Nederlandsche Bank heeft verklaard dat deze
levensverzekeraar of schadeverzekeraar, mede gelet op de voorgenomen
overdracht, beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge, en
er bij de Nederlandsche Bank geen bedenkingen bestaan tegen de
overdracht; of

	c. een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat
die geen lidstaat is in het kader van diens bedrijfsuitoefening vanuit
een in Nederland gelegen bijkantoor, indien het betrokken bijkantoor,
mede gelet op de voorgenomen overdracht, beschikt over het minimumbedrag
aan solvabiliteitsmarge, de Nederlandsche Bank geen herstelplan
ingevolge artikel 3:132 heeft verlangd van die levensverzekeraar of
schadeverzekeraar, de Nederlandsche Bank niet verwacht dat die
levensverzekeraar of schadeverzekeraar binnen de twaalf volgende maanden
niet meer beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge dan
wel voornemens is binnen genoemde termijn een herstelplan op te leggen
en er bij haar geen bedenkingen bestaan tegen de overdracht.

	2. Het zesde lid komt te luiden: 

	6. De Nederlandsche Bank stemt slechts in met een overdracht als
bedoeld in artikel 3:113, eerste of tweede lid, aan:

	a. een levensverzekeraar met zetel in Nederland, met zetel in een
andere lidstaat of met zetel in een staat die geen lidstaat is, indien
deze levensverzekeraar, mede gelet op de voorgenomen overdracht,
beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge, er bij de
Nederlandsche Bank geen bedenkingen bestaan tegen de overdracht en, voor
zover het betreft een levensverzekeraar met zetel in een lidstaat, de
Nederlandsche Bank of een toezichthoudende instantie van een lidstaat
geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 onderscheidenlijk een
herstelplan dat overeenkomt met het herstelplan, bedoeld in artikel
3:132, heeft verlangd van die levensverzekeraar en bovendien voor zover
het betreft een levensverzekeraar met zetel in Nederland de
Nederlandsche Bank niet verwacht dat die levensverzekeraar binnen de
twaalf volgende maanden niet meer beschikt over het minimumbedrag aan
solvabiliteitsmarge dan wel voornemens is binnen genoemde termijn een
herstelplan op te leggen;

	b. een natura-uitvaartverzekeraar met zetel in Nederland, indien deze
natura-uitvaartverzekeraar, mede gelet op de voorgenomen overdracht,
beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge, de
Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 heeft
verlangd van die natura-uitvaartverzekeraar, de Nederlandsche Bank niet
verwacht dat die natura-uitvaartverzekeraar binnen de twaalf volgende
maanden niet meer beschikt over het minimumbedrag aan
solvabiliteitsmarge dan wel voornemens is binnen genoemde termijn een
herstelplan op te leggen en er bij haar geen bedenkingen bestaan tegen
de overdracht; en

	c. een natura-uitvaartverzekeraar met zetel buiten Nederland in het
kader van diens bedrijfsuitoefening vanuit een in Nederland gelegen
bijkantoor indien het betrokken bijkantoor, mede gelet op de voorgenomen
overdracht, beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge, de
Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 heeft
verlangd van die natura-uitvaartverzekeraar, de Nederlandsche Bank niet
verwacht dat die natura-uitvaartverzekeraar binnen de twaalf volgende
maanden niet meer beschikt over het minimumbedrag aan
solvabiliteitsmarge dan wel voornemens is binnen genoemde termijn een
herstelplan op te leggen en er bij haar geen bedenkingen bestaan tegen
de overdracht. 

KK

	Artikel 3:118a, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

	1. In onderdeel a wordt “beschikt over een minimumbedrag aan
solvabiliteitsmarge en de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge
artikel 3:132 heeft verlangd van die herverzekeraar” vervangen door:
beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge, de
Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 heeft
verlangd van die herverzekeraar en de Nederlandsche Bank niet verwacht
dat die herverzekeraar binnen de twaalf volgende maanden niet meer
beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge dan wel
voornemens is binnen genoemde termijn een herstelplan op te leggen.

	2. In onderdeel c wordt “beschikt over het minimumbedrag aan
solvabiliteitsmarge en de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge
artikel 3:132 heeft verlangd van die herverzekeraar” vervangen door:
beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge, de
Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 heeft
verlangd van die herverzekeraar en de Nederlandsche Bank niet verwacht
dat die herverzekeraar binnen de twaalf volgende maanden niet meer
beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge dan wel
voornemens is binnen genoemde termijn een herstelplan op te leggen.

LL

	Artikel 3:128, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

	1. In onderdeel a wordt “beschikt over het minimumbedrag aan
solvabiliteitsmarge en de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge
artikel 3:132 heeft verlangd van de verzekeraar” vervangen door:
beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge, de
Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 heeft
verlangd van de verzekeraar, de Nederlandsche Bank niet verwacht dat die
verzekeraar binnen de twaalf volgende maanden niet meer beschikt over
het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge dan wel voornemens is binnen
genoemde termijn een herstelplan op te leggen en er bij haar geen
bedenkingen bestaan tegen de overdracht.

	2. In onderdeel b wordt “beschikt over het minimumbedrag aan
solvabiliteitsmarge” vervangen door: beschikt over het minimumbedrag
aan solvabiliteitsmarge en er bij de Nederlandsche Bank geen bedenkingen
bestaan tegen de overdracht. 

	3. In onderdeel c wordt “beschikt over het minimumbedrag aan
solvabiliteitsmarge en de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge
artikel 3:132 heeft verlangd van die levensverzekeraar of
schadeverzekeraar” vervangen door: beschikt over het minimumbedrag aan
solvabiliteitsmarge, de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge
artikel 3:132 heeft verlangd van die levensverzekeraar of
schadeverzekeraar en er bij de Nederlandsche Bank geen bedenkingen
bestaan tegen de overdracht.

MM

	Artikel 3:131, derde lid, wordt gewijzigd als volgt:

	1. In onderdeel a wordt “beschikt over de vereiste
solvabiliteitsmarge en de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge
artikel 3:132 of 3:134 heeft verlangd van de
natura-uitvaartverzekeraar” vervangen door: beschikt over de vereiste
solvabiliteitsmarge, de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge
artikel 3:132 of 3:134 heeft verlangd van de natura-uitvaartverzekeraar,
er bij de Nederlandsche Bank geen bedenkingen bestaan tegen de
overdracht en voor zover het betreft een natura-uitvaartverzekeraar met
zetel in Nederland de Nederlandsche Bank niet verwacht dat die
natura-uitvaartverzekeraar binnen de twaalf volgende maanden niet meer
beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge dan wel
voornemens is binnen genoemde termijn een herstelplan op te leggen.

	2. In onderdeel b wordt “beschikt over de vereiste
solvabiliteitsmarge en, voorzover het betreft een levensverzekeraar met
zetel in een lidstaat, de Nederlandsche Bank of een toezichthoudende
instantie van een lidstaat geen herstelplan ingevolge artikel 3:132
onderscheidenlijk een herstelplan dat overeenkomt met het herstelplan,
bedoeld in artikel 3:132, heeft verlangd van die levensverzekeraar”
vervangen door: beschikt over de vereiste solvabiliteitsmarge en, voor
zover het betreft een levensverzekeraar met zetel in een lidstaat, de
Nederlandsche Bank of een toezichthoudende instantie van een lidstaat
geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 onderscheidenlijk een
herstelplan dat overeenkomt met het herstelplan, bedoeld in artikel
3:132, heeft verlangd van die levensverzekeraar, er bij de Nederlandsche
Bank geen bedenkingen bestaan tegen de overdracht en bovendien voor
zover het betreft een levensverzekeraar met zetel in Nederland, de
Nederlandsche Bank niet verwacht dat die levensverzekeraar binnen de
twaalf volgende maanden niet meer beschikt over het minimumbedrag aan
solvabiliteitsmarge dan wel voornemens is binnen genoemde termijn een
herstelplan op te leggen.

NN

	Artikel 3:159i wordt gewijzigd als volgt:

	1. Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid wordt een
lid ingevoegd, luidende:

	3. Het overdrachtsplan heeft geen betrekking op bankspaardeposito’s
eigen woning waarmee eigenwoningschulden aan een ander dan de
probleeminstelling zijn verbonden, tenzij in het overdrachtsplan anders
is bepaald.

	2. In het vierde lid (nieuw) wordt na «bankspaardeposito’s eigen
woning” ingevoegd: , niet zijnde bankspaardeposito’s eigen woning,
bedoeld in het derde lid.	

OO

	Artikel 3:159o wordt gewijzigd als volgt:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	2. Onverminderd artikel 3:267f worden door de goedkeuring van het
overdrachtsplan niet aangetast de bevoegdheden die voortvloeien uit een
verrekenbeding in een overeenkomst met betrekking tot financiële
instrumenten, noch worden daardoor aangetast nevenrechten, gevestigde
rechten tot zekerheid op aan de probleeminstelling of een derde
toebehorende activa, andere rechten tot zekerheid en voorrechten op die
activa die in verband met een overeenkomst of een daarmee verbonden
overeenkomst konden worden uitgeoefend voorafgaand aan de goedkeuring
van het overdrachtsplan.

	3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder verrekenbeding
verstaan: een beding op grond waarvan bij het voldoen aan tussen
partijen overeengekomen voorwaarden:

	a. de verplichtingen van partijen onmiddellijk opeisbaar worden,
alsmede omgezet in een verplichting tot het betalen van een bedrag dat
hun geschatte actuele waarde vertegenwoordigt, dan wel de verplichtingen
vervallen en worden vervangen door een verplichting tot het betalen van
het voornoemde bedrag; of

	b. de verplichtingen van partijen worden verrekend en alleen het saldo
is verschuldigd.

PP

	Artikel 3:263 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid, eerste en tweede volzin, vervalt telkens: op
verzoek.

	2. In het vierde lid wordt “tweede lid” vervangen door: eerste en
tweede lid.

QQ

	Artikel 3:265d wordt gewijzigd als volgt:

	1. Na “van rechtswege met elkaar verrekend” wordt ingevoegd: , voor
zoveel mogelijk eerst met de eigenwoningschuld aan de bank, .

	2. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst. 

	3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	2. Het eerste lid is niet van toepassing ingeval de deposito’s worden
overgedragen aan degene aan wie de depositohouder de eigenwoningschuld
heeft. 

	3. De verrekening, bedoeld in het eerste lid, kan niet ertoe leiden dat
degene die een eigenwoningschuld heeft, een additioneel bedrag
verschuldigd wordt.

QQa

Artikel 3:267 wordt gewijzigd als volgt:

In het derde lid vervalt: op verzoek.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 

	5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld met betrekking tot het derde en het vierde lid.

RR

	In artikel 3:267e, eerste lid, onderdeel q, wordt “onderdelen a tot
en met o” vervangen door: onderdelen a tot en met p.

RRa

In artikel 3:275, eerste lid, vervalt: als bedoeld in artikel 3:279.

RRb

In artikel 3:278d, tweede lid, wordt “de artikelen 3:18a en artikel
3:111a” vervangen door: de artikelen 3:18a en 3:111a.

SS

	Aan artikel 4:1 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	6. Het ingevolge dit deel bepaalde, met uitzondering van artikel 4:37p,
is niet van toepassing op beheerders als bedoeld in artikel 2:70, tweede
lid.

TT

	In artikel 4:1, zesde lid, wordt na “2:70, tweede lid” toegevoegd:,
of artikel 2:70a, derde lid.

UU

	Artikel 4:9 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het derde lid komen de eerste en tweede volzin te luiden: Bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met
betrekking tot de vakbekwaamheid van werknemers en andere natuurlijke
personen als bedoeld in het tweede lid en de in dat verband vereiste
diploma's of certificaten, alsmede regels met betrekking tot de afgifte
van die diploma's of certificaten en de daaraan ten grondslag liggende
examens. Bij de maatregel kan worden bepaald dat Onze Minister, met
inachtneming van bij die maatregel te stellen regels, exameninstituten
kan erkennen die bevoegd zijn tot het afnemen van examens.

	2. In het zevende lid wordt na "personen als bedoeld in het eerste lid"
ingevoegd: in het kader van de geschiktheid.

VV

	Artikel 4:12 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid wordt na “4:14” ingevoegd: , 4:15a.

	2. In het tweede lid wordt na “4:15” ingevoegd: , 4:15a.

	3. In het vierde lid wordt “Artikel 4:13 en het ingevolge artikel
4:14, tweede lid, aanhef en onderdelen a en b, bepaalde” vervangen
door: Artikel 4:13, het ingevolge artikel 4:14, tweede lid, aanhef en
onderdelen a en b, bepaalde en artikel 4:15a.

	4. In het vijfde lid wordt “Artikel 4:13 is” vervangen door: De
artikelen 4:13 en 4:15a zijn.

	5. In het zesde lid wordt na “4:14” ingevoegd: , 4:15a.

	6. In het zevende lid wordt “Artikel 4:13” vervangen door: De
artikelen 4:13 en 4:15a.

	7. Het negende en tiende lid worden vernummerd tot achtste en negende
lid.

	8. In het achtste lid (nieuw) en negende lid (nieuw) wordt na
“4:13” telkens ingevoegd: , 4:15a.

WW

	Na artikel 4.15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4:15a

	1. Een beheerder van een beleggingsinstelling, beleggingsmaatschappij,
beheerder van een icbe, maatschappij voor collectieve belegging in
effecten, beleggingsonderneming, bewaarder van een icbe,
financiëledienstverlener of pensioenbewaarder beschikt over procedures
en maatregelen die waarborgen dat natuurlijke personen die in Nederland
werkzaam zijn onder haar verantwoordelijkheid en wier werkzaamheden het
risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden of die
zich rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten,
een eed of belofte afleggen. 

	2. Een financiële onderneming als bedoeld in het eerste lid draagt er
zorg voor dat de in dat lid bedoelde eed of belofte wordt nageleefd.

	3. Het eerste lid is niet van toepassing op natuurlijke personen als
bedoeld in artikel 4:9 die reeds in het kader van de geschiktheid een
eed of belofte afleggen.

	4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met
betrekking tot de eed of belofte, bedoeld in het eerste lid.

XX

	In artikel 4:37b wordt “4:37p” vervangen door: 4:37z.

YY

	In het opschrift van afdeling 4.2.4a wordt "Instemmingvereiste"
vervangen door: Kennisgevingsverplichtingen

ZZ

	Artikel 4:27a komt te luiden: 

Artikel 4:27a

	1. Een centrale tegenpartij als bedoeld in verordening (EU) nr.
648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 inzake
otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012,
L 201) geeft de Autoriteit Financiële Markten schriftelijk kennis van
het voornemen tot een substantiële wijziging van de wijze waarop zij
uitvoering geeft aan de artikelen 36 tot en met 39 van die verordening. 

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt, onder
vermelding van de te volgen procedures, bepaald van welke wijzigingen
kennis wordt gegeven, welke gegevens daarbij worden verstrekt en, indien
van toepassing, onder welke voorwaarden de wijzigingen ten uitvoer
worden gelegd.

AAA

	In artikel 4:37c wordt, onder vernummering van het zesde tot en met het
elfde lid tot het zevende tot en met het twaalfde lid, een lid
ingevoegd, luidende: 

	6. In afwijking van het vijfde lid mag de beheerder met zetel in
Nederland rechten van deelneming in een feeder-beleggingsinstelling met
zetel in een lidstaat met een niet-Europese master-beleggingsinstelling
of met een Europese master-beleggingsinstelling die niet wordt beheerd
door een vergunninghoudende Europese beheerder aanbieden in Nederland,
indien: 

	a. rechten van deelneming uitsluitend worden aangeboden aan
gekwalificeerde beleggers; 

	b. de staat waar de beleggingsinstelling, is gevestigd niet op de lijst
van niet-coöperatieve landen en gebieden van de Financial Action Task
Force of diens opvolger staat; en 

	c. de Autoriteit Financiële Markten en de toezichthoudende instantie
van de staat waar de beleggingsinstelling, is gevestigd een
samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten die ten minste een efficiënte
informatie-uitwisseling waarborgt en die de Autoriteit Financiële
Markten in staat stelt haar toezichthoudende taken uit te voeren.

BBB

	In artikel 4:37e, eerste lid, wordt “belangen van een door hem
beheerde beleggingsinstellingen” vervangen door: belangen van door hem
beheerde beleggingsinstellingen.

BBBa 

In artikel 4:37h, eerste lid, onderdeel b, onder 1˚, wordt
“kapitaalveresten” vervangen door: kapitaalvereisten.

 

CCC

	Artikel 4:37i wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt
“beleggingsinstellinggevestigd” vervangen door: beleggingsinstelling
gevestigd.  

	2. De tweede volzin van het derde lid vervalt.

	3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld met betrekking tot het bepaalde in het tweede en derde lid. 

DDD

	Na artikel 4:37p wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4:37pa

	1. Een beleggingsmaatschappij die wordt beheerd door een beheerder van
een beleggingsinstelling waarvan de vergunning is ingetrokken of een
beleggingsmaatschappij waarvan de vergunning is ingetrokken, kan op
verzoek van de Autoriteit Financiële Markten door de rechtbank worden
ontbonden.

	2. Het vermogen van een beleggingsfonds dat wordt beheerd door een
beheerder van een beleggingsinstelling waarvan de vergunning is
ingetrokken, kan op verzoek van de Autoriteit Financiële Markten door
een of meer door de rechtbank aan te wijzen vereffenaars binnen een door
de rechtbank te bepalen termijn worden vereffend.

	3. Een beleggingsmaatschappij of het vermogen van een beleggingsfonds
kan tevens op verzoek van de Autoriteit Financiële Markten door de
rechtbank worden ontbonden onderscheidenlijk door een of meer door de
rechtbank aan te wijzen vereffenaars binnen een door de rechtbank te
bepalen termijn worden vereffend, indien:

	a. de vergunning van de beheerder van de beleggingsinstelling zodanig
is gewijzigd dat die vergunning niet langer strekt tot het beheer van
het beleggingsfonds of de beleggingsmaatschappij;

	b. de beleggingsinstelling of haar beheerder:

	1°. binnen een termijn van twaalf maanden na de oprichting geen
activiteiten heeft verricht;

	2°. uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat de beleggingsinstelling
geen activiteiten zal verrichten;

	3°. haar onderscheidenlijk zijn activiteiten gedurende een termijn van
meer dan zes maanden heeft gestaakt;

	4°. kennelijk heeft opgehouden beleggingsinstelling te zijn;

	5°. niet voldoet aan deze wet; of

	6°. niet of niet genoegzaam uitvoering heeft gegeven aan een
aanwijzing als bedoeld in artikel 1:75.

	4. De ontbinding, bedoeld in het eerste of derde lid, en de
vereffening, bedoeld in het tweede of derde lid, vindt niet eerder
plaats dan nadat het besluit tot intrekking of wijziging van de
vergunning onherroepelijk is geworden.

5. Dit artikel is uitsluitend van toepassing in het geval de rechten van
deelneming in de beleggingsinstelling of de beleggingsmaatschappij
worden aangeboden aan niet-professionele beleggers in Nederland.

EEE

	In artikel 4:45, vierde lid, wordt “de de” vervangen door: de.

FFF

	In de artikelen 4:59, tweede lid, en 4:59b, eerste lid, wordt
“instellingen voor collectieve belegging in effecten” telkens
vervangen door: icbe’s.

GGG

	In de artikelen 4:62c, eerste lid, en 4:62d, tweede lid, onderdeel b,
wordt “richtlijn icbe’s” telkens vervangen door: richtlijn
instellingen voor collectieve belegging in effecten.

GGGa

	Artikel 4:67, eerste lid, komt te luiden:

	1. Een rechtsbijstandverzekeraar draagt er zorg voor dat in de
overeenkomst inzake de rechtsbijstanddekking uitdrukkelijk wordt bepaald
dat het de verzekerde vrij staat een advocaat of een andere rechtens
bevoegde deskundige te kiezen:

	a. om zijn belangen in een gerechtelijke of administratieve procedure
te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen; of

	b. indien zich een belangenconflict voordoet.

HHH

	Artikel 4:104 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt na “verzorgt” ingevoegd:
bij schadeverzekeringen. 

	2. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede lid tot
derde lid, een lid ingevoegd, luidende: 

	2. Het eerste lid is niet van toepassing op betalingsbeschermers of
individuele arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Onder
betalingsbeschermer wordt verstaan: een verzekering ter dekking van het
risico dat de verzekeringnemer betalingsverplichtingen uit hoofde van
een overeenkomst inzake krediet niet kan nakomen.

III

	In artikel 5:25p wordt, onder vernummering van het vierde tot en met
zesde lid tot vijfde tot en met zevende lid, een lid ingevoegd,
luidende:

	4. De artikelen 362, zevende lid, 391, eerste lid, 394, eerste en
vierde lid, 403, eerste lid, onderdelen d en e, en 408, eerste lid,
onderdeel d, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn met betrekking
tot de in die artikelen geregelde taalkeuze niet van toepassing op
gereglementeerde informatie, gesteld in een taal als bedoeld in het
eerste, tweede of derde lid.

IIIa 

	Artikel 5:54 vervalt. 

IIIb 

	In artikel 5:55 wordt na “5:58, eerste lid,” ingevoegd: 5:58a,
eerste, tweede en derde lid,.

IIIc 

	Na artikel 5:58 wordt een artikel ingevoegd, luidende: 

Artikel 5:58a

	1. Het is verboden om in of vanuit Nederland onjuiste of misleidende
informatie te verstrekken of te verspreiden ten behoeve van de
vaststelling van een benchmark, terwijl de verstrekker of verspreider
van die informatie weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die
informatie onjuist of misleidend is, dan wel andere gedragingen te
verrichten met het oogmerk de vaststelling van een benchmark te
manipuleren.

	2. Het is voorts verboden om in of vanuit een andere staat onjuiste of
misleidende informatie te verstrekken of te verspreiden ten behoeve van
de vaststelling van een benchmark ten aanzien van een financieel
instrument als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c, onder 1°,
terwijl de verstrekker of verspreider van die informatie weet of
redelijkerwijs moet vermoeden dat die informatie onjuist of misleidend
is, dan wel andere gedragingen te verrichten met het oogmerk de
vaststelling van een zodanige benchmark te manipuleren.

	3. Het is verboden om te trachten onjuiste of misleidende informatie te
verstrekken als bedoeld in het eerste en tweede lid, alsmede om te
trachten andere gedragingen te verrichten als bedoeld in het eerste en
tweede lid.

	4. In dit artikel wordt verstaan onder benchmark: een prijs, index of
getal:

	a. die of dat wordt gepubliceerd of beschikbaar is voor het publiek; 

	b. die of dat regelmatig, geheel of gedeeltelijk, wordt vastgesteld aan
de hand van de waarde van een of meer onderliggende activa of prijzen
door toepassing van een formule, waardering of andere berekeningswijze;
en

	c. op basis waarvan het uit hoofde van een financieel instrument te
betalen bedrag of de waarde van een financieel instrument wordt
vastgesteld, indien:

	1°. een transactie in dat financiële instrument is verricht of
bewerkstelligd in of vanuit Nederland; of

	2°. een transactie in dat financiële instrument is verricht of
bewerkstelligd in of vanuit een andere lidstaat. 

JJJ

	In artikel 6.2 wordt, onder vernummering van het zevende lid tot
achtste lid, een lid ingevoegd, luidende:

	7. Onverminderd artikel 3:267f worden door een onteigening krachtens
het eerste lid de bevoegdheden die voortvloeien uit een verrekenbeding
in een overeenkomst met betrekking tot financiële instrumenten niet
aangetast. Artikel 3:159o, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.


KKK

	De bijlage bij artikel 1:79 wordt gewijzigd als volgt: 

	1. In de opsomming van artikelen in het Deel Prudentieel toezicht
financiële ondernemingen worden in de numerieke volgorde de volgende
artikelen ingevoegd:

	3:2, vijfde en zesde lid

	3:17b, eerste tot en met derde en vijfde lid

	3:17c, eerste en derde lid

	3:33a, tweede lid

	3:33b

	3:97

1a. In de opsomming van artikelen in het Deel Prudentieel toezicht
financiële ondernemingen wordt “3:263, eerste tot en met derde lid”
vervangen door “3:263” en wordt “3:267, derde en vierde lid”
vervangen door: 3:267, derde tot en met vijfde lid.

	2. In de opsomming van artikelen in het Deel Gedragstoezicht
financiële markten wordt in de numerieke volgorde het volgende artikel
ingevoegd:

	4:15a, eerste, tweede en vierde lid

	3. In de opsomming van artikelen in het Deel Gedragstoezicht
financiële markten wordt in de numerieke volgorde het volgende artikel
ingevoegd:

5:58a, eerste tot en met derde lid

LLL

	De bijlage bij artikel 1:80 wordt gewijzigd als volgt: 

	1. In de opsomming van artikelen in het Deel Prudentieel toezicht
financiële ondernemingen worden in de numerieke volgorde de volgende
artikelen ingevoegd:

	3:2, vijfde en zesde lid

	3:17b, eerste tot en met derde en vijfde lid

	3:17c, eerste en derde lid

	3:33a, tweede lid

	3:33b

	3:97

1a. In de opsomming van artikelen in het Deel Prudentieel toezicht
financiële ondernemingen wordt “3:263, eerste tot en met derde lid”
vervangen door “3:263” en wordt “3:267, derde en vierde lid”
vervangen door: 3:267, derde tot en met vijfde lid.

	2. In de opsomming van artikelen in het Deel Gedragstoezicht
financiële markten wordt in de numerieke volgorde het volgende artikel
ingevoegd:

	4:15a, eerste, tweede en vierde lid

	3. In de opsomming van artikelen in het Deel Gedragstoezicht
financiële markten wordt in de numerieke volgorde het volgende artikel
ingevoegd:

5:58a, eerste tot en met derde lid

ARTIKEL II

	In de Bankwet 1998 wordt na hoofdstuk IIA een hoofdstuk ingevoegd,
luidende:

HOOFDSTUK IIB. VERWERVING, GEBRUIK EN VERSTREKKING VAN GEGEVENS

Artikel 9d

	1. De Bank is bevoegd ten behoeve van de in artikel 4, eerste lid,
onderdelen c en d, bedoelde taken of ter voldoening aan
informatieverzoeken van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen
internationale organisaties gebruik te maken van gegevens, niet zijnde
persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens, uit
registraties die:

	a. in verband met de uitvoering van een wettelijke taak worden
bijgehouden bij  instellingen en diensten van het Rijk of bij
zelfstandige bestuursorganen op het niveau van de centrale overheid;

	b. worden bijgehouden door bij algemene maatregel van bestuur
aangewezen rechtspersonen die een bij of krachtens de wet geregelde taak
uitoefenen of geheel of gedeeltelijk, direct of indirect, worden
bekostigd uit middelen van de Staat of uit de opbrengst van bij of
krachtens de wet ingestelde heffingen.

	2. Voor zover de in het eerste lid bedoelde verwerving niet de
benodigde gegevens oplevert, is de Bank bevoegd om bij algemene
maatregel van bestuur te bepalen gegevens, niet zijnde persoonsgegevens
in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens, op te vragen bij in
die maatregel aangewezen categorieën van ondernemingen, vrije
beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen. 

	3. De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde instellingen, diensten
en zelfstandige bestuursorganen, de in onderdeel b van dat lid bedoelde
rechtspersonen en de in het tweede lid bedoelde ondernemingen, vrije
beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen verstrekken de in die
leden bedoelde gegevens op verzoek van de Bank binnen een bij algemene
maatregel van bestuur te bepalen termijn. Daarbij kan geen beroep worden
gedaan op geheimhoudingsverplichtingen, tenzij deze verplichtingen
gebaseerd zijn op internationale regelgeving.

	4. De in het derde lid bedoelde verstrekking van gegevens geschiedt
kosteloos, tenzij bij algemene maatregel van bestuur anders wordt
bepaald. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels
worden gesteld met betrekking tot de soort kosten en de hoogte van de
kosten die bij de Bank in rekening mogen worden gebracht. 

Artikel 9e

	1. De door de Bank op grond van artikel 9d ontvangen gegevens worden,
behoudens het tweede lid, uitsluitend gebruikt voor statistische
doeleinden en economische analyses. 

	2. Het organisatieonderdeel van de Bank dat is belast met de in artikel
4, eerste lid, onderdeel c of d, bedoelde taak kan de in het eerste lid
bedoelde gegevens verstrekken aan organisatieonderdelen van de Bank die
belast zijn met een andere taak, voor zover die gegevens, al dan niet
rechtstreeks, afkomstig zijn van financiële instellingen waarop de Bank
toezicht uitoefent op de voet van de daarvoor geldende wettelijke
regelingen.  

	3. De in het eerste lid bedoelde gegevens worden slechts zodanig
openbaar gemaakt dat daaraan geen herkenbare gegevens over een
afzonderlijke onderneming, vrije beroepsbeoefenaar, instelling of
rechtspersoon kunnen worden ontleend. 

Artikel 9f 

	In afwijking van artikel 9e verstrekt de Bank gegevens aan de in
artikel 9d, eerste lid, bedoelde internationale organisaties ter
voldoening aan hun informatieverzoeken, met inachtneming van het
geheimhoudingsregime dat ingevolge bindende EU-rechtshandelingen op de
desbetreffende gegevens van toepassing is.  

Artikel 9g

	1. De Bank is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter
handhaving van artikel 9d, derde lid, indien de in het eerste lid,
onderdeel b, van dat artikel bedoelde rechtspersonen en de in het tweede
lid van dat artikel bedoelde ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren,
instellingen en rechtspersonen de in die artikelleden bedoelde gegevens
niet, niet tijdig of niet volledig verstrekken.

	2. De Bank is tevens bevoegd tot oplegging van een bestuurlijke boete
ter zake van overtreding van artikel 9d, derde lid. Artikel 9c, derde en
vierde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de
bestuurlijke boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste
€ 10 000 bedraagt. 

ARTIKEL III

	De Wet toezicht accountantsorganisaties wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 24b komt te luiden:

Artikel 24b

	1. Een accountantsorganisatie die wettelijke controles verricht bij een
organisatie van openbaar belang, verricht naast controlediensten geen
andere werkzaamheden voor die organisatie en aan die organisatie
gelieerde entiteiten.

	2. Een accountantsorganisatie die onderdeel uitmaakt van een netwerk,
verricht geen wettelijke controles bij een organisatie van openbaar
belang indien:

	a. een ander onderdeel van het netwerk dat in Nederland is gevestigd
andere werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid verricht voor die
organisatie van openbaar belang of een aan die organisatie gelieerde
entiteit; of

	b. een ander onderdeel van het netwerk dat niet in Nederland is
gevestigd andere werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid verricht
voor die organisatie van openbaar belang of een aan die organisatie
gelieerde entiteit die in Nederland is gevestigd.

	3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt onder
gelieerde entiteit verstaan:

	a. de rechtspersoon of vennootschap die, alleen of samen met een andere
groepsmaatschappij, aan het hoofd staat van de groep of het groepsdeel
waar de organisatie van openbaar belang deel van uitmaakt alsmede een 
rechtspersoon of vennootschap die overheersende zeggenschap kan
uitoefenen op of centrale leiding heeft over een organisatie van
openbaar belang; en

	b. iedere dochtermaatschappij van een organisatie van openbaar belang,
andere groepsmaatschappij die onder de organisatie van openbaar belang
valt, of andere rechtspersoon of vennootschap waarop een organisatie van
openbaar belang overheersende zeggenschap kan uitoefenen of waarover zij
de centrale leiding heeft. 

	4. De Staat der Nederlanden is geen gelieerde entiteit als bedoeld in
het derde lid.

B

	In artikel 63a vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede
lid, het tweede lid. 

C

	In hoofdstuk 5b wordt voor artikel 63c een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 63b

	1. De Autoriteit Financiële Markten kan, in afwijking van artikel 63a,
vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van
de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan De
Nederlandsche Bank N.V., tenzij:

a. het doel waarvoor de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen zullen
worden gebruikt onvoldoende bepaald is;

b. het beoogde gebruik van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen
niet past in het kader van het toezicht op financiële markten of op
personen die op die markten werkzaam zijn;

c. de verstrekking van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen zich
niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;

d. de geheimhouding van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen niet
in voldoende mate is gewaarborgd;

e. de verstrekking van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen
redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze
wet beoogt te beschermen; of

f. onvoldoende is gewaarborgd dat de vertrouwelijke gegevens of
inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan
waarvoor deze worden verstrekt.

 	2. Voor zover de gegevens of inlichtingen, bedoeld in het eerste lid,
zijn verkregen van een toezichthoudende instantie, verstrekt de
Autoriteit Financiële Markten deze niet aan De Nederlandsche Bank N.V.,
tenzij de toezichthoudende instantie waarvan de gegevens of inlichtingen
zijn verkregen uitdrukkelijk heeft ingestemd met de verstrekking van
gegevens of inlichtingen en in voorkomend geval heeft ingestemd met het
gebruik voor een ander doel dan waarvoor de gegevens of inlichtingen
zijn verstrekt. 

	3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op het
uitwisselen van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen tussen de met
verschillende taken belaste onderdelen van de Autoriteit Financiële
Markten.

D

	In artikel 63e, eerste lid, wordt “a tot en met c” vervangen door:
a en b.

E

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. De volgende verwijzingen vervallen:

	-   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0006463/geldigheidsdatum_09-01-2014" \l
"Hoofdstuk5_Artikel26"  artikel 26, eerste lid, van de Organisatiewet
Kadaster ;

-   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0006622/HoofdstukIA/Paragraaf6/Artikel4s/
geldigheidsdatum_09-01-2014"  artikel 4s, vierde lid, onderdeel c, van
de Wegenverkeerswet 1994 ;

	-   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0021670/geldigheidsdatum_09-01-2014" \l
"Hoofdstuk2_Artikel12"  artikel 12, zevende lid, van de Wet
gewasbeschermingsmiddelen en biociden ;

	-   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0007292/geldigheidsdatum_29-07-2014" \l
"Hoofdstuk4_2_Artikel21"  artikel 21, vierde lid, van de Wet Landelijk
Bureau Inning Onderhoudsbijdragen ;

-   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0005555/Hoofdstuk5/Titel53/538/Artikel541
/geldigheidsdatum_09-01-2014"  artikel 5.41, derde lid, onderdeel d, van
de Wet luchtvaart ;

-   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0012373/geldigheidsdatum_22-01-2014" \l
"Hoofdstuk2_Titel2_Artikel18"  artikel 18, derde lid, tweede volzin, van
de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001 ;

- de   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0018450/geldigheidsdatum_28-01-2014" \l
"Hoofdstuk6_Paragraaf63_Artikel74"  artikelen 74, derde lid , en  
HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0018450/geldigheidsdatum_28-01-2014" \l
"Hoofdstuk9_Artikel122a"  122a, twaalfde lid  juncto artikel 74, derde
lid, van de Zorgverzekeringswet.

2. De verwijzing naar artikel 35, tweede lid, van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen, komt te luiden:

-   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0020495/geldigheidsdatum_29-07-2014" \l
"Hoofdstuk4_Afdeling2_Artikel35"  artikel 35, tweede lid, van de
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen , voor zover het de controle
betreft van de financiële verantwoordingen van het Centraal bureau voor
de statistiek, het college voor de post- en telecommunicatiemarkt, het
College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, het
Commissariaat voor de Media, de Dienst voor het kadaster en de openbare
registers, de Dienst Wegverkeer, de Kamer van Koophandel, het Landelijk
Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, de Nederlandse Zorgautoriteit, de
NVNL, de organisatie ZorgOnderzoek Nederland, de Waarderingskamer en het
Zorginstituut Nederland;

3. In alfabetische volgorde op naam van de desbetreffende wet wordt de
volgende verwijzing ingevoegd:

- artikel 23, derde lid, tweede volzin, van de Wet voorraadvorming
aardolieproducten 2012; .

4.  De puntkomma na “Woningwet” wordt vervangen door een punt. 

ARTIKEL IV

	De Wet tuchtrechtspraak accountants wordt gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 2, eerste lid, onderdeel d, wordt “het register”
vervangen door: de registers.

B

	Na artikel 25 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25a

	1. De secretaris van de accountantskamer doet periodiek opgave van
ingediende klachten, met een beschrijving van de aard en inhoud van de
klacht, aan:

	a. de Autoriteit Financiële Markten, voor zover het betreft klachten
waarbij een vermoeden bestaat van een handelen of nalaten als bedoeld in
artikel 31, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties; en

	b. de beroepsorganisatie, voor zover het betreft klachten waarbij een
vermoeden bestaat van een handelen of nalaten als bedoeld in artikel 42,
eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep.

	2. Desgevraagd, of op last van de voorzitter van de accountantskamer,
zendt de secretaris van de accountantskamer aan de in het eerste lid
bedoelde instanties een afschrift van het klaagschrift en de reactie van
betrokkene, de daarbij gevoegde stukken en eventuele aanvullingen
daarop.

	3. Op verzoek van de klager worden de processtukken, bedoeld in het
tweede lid, in geanonimiseerde vorm aan de Autoriteit Financiële
Markten of de beroepsorganisatie gezonden, zodat daaruit de
persoonsgegevens van de klager en derden niet kunnen worden afgeleid.
Alsdan wordt met betrekking tot die klacht de opgave, bedoeld in het
eerste lid, eveneens in geanonimiseerde vorm gedaan.

	4. De voorzitter van de accountantskamer kan op verzoek van de
Autoriteit Financiële Markten of de beroepsorganisatie de behandeling
van een klacht voor ten hoogste zes maanden opschorten indien deze
instanties hebben aangegeven een onderzoek te verrichten of voornemens
te zijn een onderzoek te verrichten naar het handelen of nalaten waarop
de klacht betrekking heeft en dat onderzoek kan leiden tot het indienen
van een klacht door deze instanties. 

	5. De voorzitter van de accountantskamer kan op verzoek van de
instantie die overeenkomstig het derde lid heeft aangegeven een
onderzoek te verrichten of voornemens te zijn een onderzoek te
verrichten, de in het derde lid genoemde termijn met ten hoogste drie
maanden verlengen, indien de voorbereiding van een klacht meer tijd
vergt. 

	6. Van de opschorting van de behandeling of de verlenging van de in het
derde lid genoemde termijn wordt mededeling gedaan aan de klager en
betrokkene.

C

	Artikel 26, eerste lid, tweede volzin, komt te luiden: 

	De voorzitter van de accountantskamer kan deze termijn verlengen indien
het hem blijkt dat daar aanleiding toe is.

D

	Na artikel 29 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 29a

	1. De voorzitter van de accountantskamer kan, indien daarvoor
gewichtige redenen bestaan, ambtshalve of op verzoek van klager of
betrokkene bepalen dat tijdens de klachtprocedure ingediende stukken of
gegeven inlichtingen dan wel onderdelen daarvan uitsluitend ter
kennisneming van de partijen staan en niet door hen aan anderen mogen
worden verstrekt of anderszins openbaar worden gemaakt.

	2. Het eerste lid geldt niet ten aanzien van stukken of inlichtingen
die partijen op grond van een wettelijk voorschrift verplicht zijn aan
anderen te verstrekken of openbaar te maken, en stukken of inlichtingen
die reeds openbaar zijn dan wel in de uitspraak van de accountantskamer
of in hoger beroep van het College openbaar worden gemaakt. 

	3. De voorzitter van de accountantskamer kan, ambtshalve of op verzoek
van klager of betrokkene een partij veroordelen tot betaling van een
geldsom, dwangsom genaamd, voor het geval dat niet aan het eerste lid
wordt voldaan, onverminderd het recht op schadevergoeding indien daartoe
aanleiding is. De artikelen 611b tot en met 611i van het Wetboek van
Burgerlijke rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

E

	In de artikelen 45, onderdelen c en d, en 46, eerste lid, wordt
“Accountantskamer” telkens vervangen door: accountantskamer.

ARTIKEL V

	De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt
gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 1, eerste lid, onderdeel a, wordt gewijzigd als volgt: 

	1. In subonderdeel 9 wordt “1° tot en met 8°, 20° of 22”
vervangen door: 1° tot en met 8°, 20°, 22° of 25°.

	2. In subonderdeel 14° wordt na “onroerende zaken en rechten waaraan
onroerende zaken zijn onderworpen” ingevoegd: , of inzake koop en
verkoop van voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten,
edelstenen, edele metalen, sieraden of juwelen. 

	3. Er wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende: 

	26°. pandhuis als bedoeld in artikel 131, onderdeel a, van Boek 7 van
het Burgerlijk Wetboek.

B

	Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het zevende lid vervalt de zinsnede “trustkantoren als bedoeld
in artikel 1, onderdeel a, onder 10°, voor zover zij diensten verlenen
als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht trustkantoren
en op”.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

13. In geval van een trustkantoor als bedoeld in artikel 1, onderdeel a,
onder 10°, dat diensten verleent als bedoeld in artikel 1, onderdeel d,
van de Wet toezicht trustkantoren:

	a. wordt onder cliëntenonderzoek in de zin van het eerste lid verstaan
de maatregelen die zijn voorgeschreven krachtens artikel 10, eerste lid,
van de Wet toezicht trustkantoren en die worden uitgevoerd voorafgaand
aan of bij de uitvoering van een dienst of het aangaan van een zakelijke
relatie;

	b. zijn het tweede tot en met het zesde lid en achtste lid niet van
toepassing.

C

	In artikel 5, tweede lid, wordt “artikel 3, eerste tot en met vierde
lid” vervangen door: artikel 3, eerste tot en met vierde lid en
dertiende lid, onderdeel a.

D

	Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

In het vierde lid wordt “de cliënt of de uiteindelijk
belanghebbende” vervangen door: de cliënt, de natuurlijke persoon,
bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel b, of de uiteindelijk
belanghebbende.

2. In het vijfde lid wordt “de cliënt of een uiteindelijk
belanghebbende” vervangen door: de cliënt, de natuurlijke persoon,
bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel b, of de uiteindelijk
belanghebbende.

Da

	Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid wordt na “cliënten die woonachtig of gevestigd
zijn of hun zetel hebben in bij die regeling aangewezen staten met
strategische tekortkomingen in de preventie van witwassen en financieren
van terrorisme” ingevoegd: , hun uiteindelijk belanghebbenden of de
natuurlijke personen, bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel b,.

	2. In het tweede lid, wordt “en hun uiteindelijk belanghebbenden”
vervangen door: , hun uiteindelijk belanghebbenden of de natuurlijke
personen, bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel b,.  

E

	In artikel 10, eerste lid wordt de zinsnede “het in het tweede lid,
onderdelen a, b, en c, van dat artikel bepaalde” vervangen door: het
in het tweede lid, onderdelen a, b, c, e, f en g, het derde lid,
onderdelen a, b, c en e, of het vierde lid, onderdelen a, b, c, d, f en
g, van dat artikel bepaalde. 

F

	In artikel 11, eerste tot en met derde lid, wordt “de cliënt”
telkens vervangen door: de cliënt, de insteller van een trust, de
trustee van een trust, de vennoot van een personenvennootschap of de
persoon bevoegd inzake het beheer van de personenvennootschap.  

G

	In artikel 12, tweede lid, wordt de zinsnede “De Financiële
inlichtingen eenheid ongebruikelijke transacties”, vervangen door: De
Financiële inlichtingen eenheid.

H

	Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na “de identiteit van de
cliënt” ingevoegd: , de identiteit van de uiteindelijk
belanghebbenden, de identiteit van de natuurlijke personen, bedoeld in
artikel 3, vierde lid, onderdeel b, . 

2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden: de aard en het nummer
van het identiteitsbewijs van de cliënt en, voorzover mogelijk, van de
overige in onderdeel a bedoelde personen.

 

	3. Het vierde lid komt te luiden:

	4. De meldingsplicht, bedoeld in het eerste lid, is van overeenkomstige
toepassing indien:

	a. een cliëntenonderzoek als bedoeld in artikel 3, eerste lid, niet
leidt tot het in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, bedoelde resultaat
of tot de uitvoering van de in artikel 3, dertiende lid, onderdeel a,
bedoelde maatregelen, en er tevens indicaties zijn dat de desbetreffende
cliënt betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme;

	b. een zakelijke relatie wordt beëindigd ingevolge artikel 5, tweede
lid, en er tevens indicaties zijn dat de desbetreffende cliënt
betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme. 

	4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. Bij een melding ingevolge het vierde lid verstrekt een instelling
naast de gegevens, bedoeld in het tweede lid, een beschrijving van de
redenen waarom het vierde lid van toepassing is.

Ha

In artikel 23, vijfde lid, onderdeel 3 wordt “artikel 1, eerste lid,
onderdeel a, onder 1 tot en met 3, 5 tot en met 9, 11° tot en met
13°” vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°
tot en met 3°, 5° tot en met 9°, 11° tot en met 13° en 23°.

I

	In artikel 24, zevende lid, wordt de zinsnede “een groep banken die
op 15 december 1977 blijvend was aangesloten” vervangen door: een
groep banken die blijvend is aangesloten. 

Ia

Artikel 26, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. De zinsnede “3, eerste tot en met vijfde, zevende en achtste lid”
wordt vervangen door: 3, eerste tot en met vijfde, achtste en tiende
lid.

2. De zinsnede “8, eerste tot en met vijfde lid” wordt vervangen
door: 8, eerste tot en met vijfde en zevende lid.

3. De zinsnede “16, eerste tot en met vierde lid” wordt vervangen
door: 16, eerste tot en met vijfde lid.

4. De zinsnede “32, ” vervalt. 

Ib

Artikel 27, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. De zinsnede “3, eerste tot en met vijfde, zevende en achtste lid”
wordt vervangen door: 3, eerste tot en met vijfde, achtste en tiende
lid.

2. De zinsnede “8, eerste tot en met vijfde lid” wordt vervangen
door: 8, eerste tot en met vijfde en zevende lid.

3. De zinsnede “16, eerste tot en met vierde lid” wordt vervangen
door: 16, eerste tot en met vijfde lid.

4. De zinsnede “32, ” vervalt. 

Ic

In artikel 28, derde lid, wordt de zinsnede “De algemene maatregel van
bestuur, bedoeld in het eerste lid” vervangen door: De algemene
maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid.

Id

Artikel 32 wordt gewijzigd als volgt:

1. De zinsnede “3, eerste tot en met vijfde, zevende en achtste lid”
wordt vervangen door: 3, eerste tot en met vijfde, achtste en tiende
lid.

2. De zinsnede “8, eerste tot en met vijfde lid” wordt vervangen
door: 8, eerste tot en met vijfde en zevende lid.

	3. De zinsnede “16, eerste tot en met vierde lid” wordt vervangen
door: 16, eerste tot en met vijfde lid.

J

	Artikel 33 komt te luiden: 

Artikel 33

	1. Een instelling die op grond van deze wet een persoon heeft
geïdentificeerd en zijn identiteit heeft geverifieerd, of bij wie de
cliënt is geïntroduceerd conform de procedure van artikel 5, legt op
opvraagbare wijze de volgende gegevens vast:

	a. van natuurlijke personen:

	1°. de geslachtsnaam, de voornamen, de geboortedatum, het adres en de
woonplaats dan wel plaats van vestiging van de cliënt alsmede van
degene die namens die natuurlijke persoon optreedt of een afschrift van
het document dat een persoonidentificerend nummer bevat en aan de hand
waarvan de identificatie heeft plaatsgevonden;

	2°. de aard, het nummer en de datum en plaats van uitgifte van het
document met behulp waarvan de identiteit is geverifieerd;

	3°. de aard van de dienstverlening;

	b. van naar Nederlands recht opgerichte rechtspersonen:

	1°. de rechtsvorm, de statutaire naam, de handelsnaam, het adres met
huisnummer, de postcode, de plaats van vestiging, het land van
statutaire zetel en, indien de rechtspersoon bij de Kamer van Koophandel
is geregistreerd, het registratienummer bij de Kamer van Koophandel en
de wijze waarop de identiteit is geverifieerd;

	2°. van degenen die voor de rechtspersoon bij de instelling optreden:
de geslachtsnaam, de voornamen en de geboortedatum;

	3°. de aard van de dienstverlening;

	c. van buitenlandse rechtspersonen:

	1°. de gegevens in de documenten aan de hand waarvan de identiteit is
geverifieerd;

	2°. van degenen die voor de rechtspersoon bij de instelling optreden:
de geslachtsnaam, de voornamen en de geboortedatum;

	3°. de aard van de dienstverlening;

	4°. het adres met huisnummer, de postcode, de plaats van vestiging en
het land van statutaire zetel;

	d. indien van toepassing, de identiteit van de uiteindelijk
belanghebbende en de wijze waarop deze identiteit is geverifieerd.

	2. Indien een cliënt handelt als trustee legt een instelling, voor
zover van toepassing, tevens op opvraagbare wijze de volgende gegevens
vast van de instellers, de trustees en de uiteindelijk belanghebbenden:

	1°. ingeval van natuurlijke personen: de gegevens, bedoeld in het
eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°;

	2°. ingeval van naar Nederlands recht opgerichte rechtspersonen: de
gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 2°;

	3°. ingeval van buitenlandse rechtspersonen: de gegevens, bedoeld in
het eerste lid, onderdeel c, onder 1° en 2°.

	3. Indien een cliënt handelt als vennoot van een personenvennootschap
legt een instelling, voor zover van toepassing, tevens op opvraagbare
wijze de volgende gegevens vast van de vennoten, de personen bevoegd
inzake het beheer van de personenvennootschap en de personen, bedoeld in
artikel 3, vierde lid, onderdeel b:

	1°. ingeval van natuurlijke personen: de gegevens, bedoeld in het
eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°;

	2°. ingeval van naar Nederlands recht opgerichte rechtspersonen: de
gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 2°;

	3°. ingeval van buitenlandse rechtspersonen: de gegevens, bedoeld in
het eerste lid, onderdeel c, onder 1° en 2°.

	4. Een instelling bewaart de in het eerste tot en met derde lid
bedoelde gegevens op toegankelijke wijze gedurende vijf jaar na het
tijdstip van het beëindigen van de zakelijke relatie of tot vijf jaar
na het uitvoeren van de desbetreffende transactie.

ARTIKEL VI

	De Muntwet 2002 wordt gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 2 wordt na “bijzondere munten met de hoedanigheid van
wettig betaalmiddel” ingevoegd: , beleggingsmunten. 

B

	Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

	1. Beleggingsmunten zijn:

	a. een gouden munt van tweehonderdvijftig-euro met een goudgehalte van
999,9 duizendste, een gewicht van 31,103 gram met een afwijking van ten
hoogste 0,093 gram en een middellijn van 37,0 millimeter met een
afwijking van ten hoogste 0,10 millimeter;

	b. een gouden munt van honderd-euro met een goudgehalte van 999,9
duizendste, een gewicht van 15,552 gram met een afwijking van ten
hoogste 0,078 gram en een middellijn van 28,0 millimeter met een
afwijking van ten hoogste 0,10 millimeter;

	c. een gouden munt van vijftig-euro met een goudgehalte van 999,9
duizendste, een gewicht van 7,776 gram met een afwijking van ten hoogste
0,062 gram en een middellijn van 22,0 millimeter met een afwijking van
ten hoogste 0,10 millimeter;

	d. een gouden munt van vijfentwintig-euro met een goudgehalte van 999,9
duizendste, een gewicht van 3,110 gram met een afwijking van ten hoogste
0,037 gram en een middellijn van 16,0 millimeter met een afwijking van
ten hoogste 0,10 millimeter; 

	e. een zilveren munt van tweeëneenhalve-euro met een zilvergehalte van
999 duizendste, een gewicht van 31,103 gram met een afwijking van ten
hoogste 0,25 gram en een middellijn van 37,0 millimeter met een
afwijking van ten hoogste 0,10 millimeter.

	2. De beeldenaar van de beleggingsmunten is op de voorzijde de
beeltenis en de naam van de Koning (Koningin) met de woorden “Koning
(Koningin) der Nederlanden” en op de keerzijde het Gekroond rijkswapen
met daaronder de tekst “Nederland”, de waardeaanduiding, het gehalte
edelmetaal, het jaartal van uitgifte, het teken van de Koninklijke
Nederlandse Munt en het teken van de Muntmeester.

	3. De beleggingsmunten hebben een geribbelde rand.

C

	Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het tweede lid en derde lid wordt “983 duizendsten” vervangen
door “983 duizendste”, wordt “vier duizendsten” vervangen door
“vier duizendste” en vervalt de zinsnede “met een afwijking van
ten hoogste twee duizendsten”.

	2. In het vijfde lid wordt “873 duizendsten” vervangen door “873
duizendste”, wordt “vijf duizendsten” vervangen door “vijf
duizendste” en vervalt de zinsnede “met een afwijking van ten
hoogste drie duizendsten”.

D

	Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

	1. De algemeen directeur van de Koninklijke Nederlandse Munt voert de
titel Muntmeester.

	2. De bij de Koninklijke Nederlandse Munt in opdracht van de Staat der
Nederlanden vervaardigde munten worden voorzien van het teken van de
Koninklijke Nederlandse Munt en het teken van de Muntmeester.

	3. Het teken van de Koninklijke Nederlandse Munt en het teken van de
Muntmeester worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

E

	In artikel 8, tweede lid, wordt “bedoeld in de artikelen 4 en 5”
vervangen door: bedoeld in de artikelen 4, 4a en 5.

ARTIKEL VII

	De Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën wordt gewijzigd als
volgt:

A

	Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

	1. Het eerste lid komt te luiden: 

	1. In overeenstemming met Onze Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking kan Onze Minister verzekeringen afsluiten en
garanties afgeven ter dekking van risico’s verbonden aan het handels-
en dienstenverkeer van ondernemers met landen buiten Nederland.

	2. In het tweede en vierde lid wordt “Onze Minister van Economische
Zaken” telkens vervangen door: Onze Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking.

	3. Het derde lid komt te luiden:

	3. In overeenstemming met Onze Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking kan Onze Minister verzekeringen en garanties
zowel geheel als gedeeltelijk in herverzekering nemen voor zover deze
verzekeringen en garanties zijn afgesloten ter dekking van risico’s
verbonden aan het handels- en dienstenverkeer van ondernemers met landen
buiten Nederland, mits die verzekeringen en garanties zijn afgesloten
door:

	a. de Multilateral Investment Guarantee Agency van de Wereldbank;

	b. een buitenlandse staat of een instantie, door of vanwege een
buitenlandse staat belast met het afsluiten van verzekeringen of het
afgeven van garanties ter dekking van risico’s die verbonden zijn aan
het handels- en dienstenverkeer met andere landen dan die buitenlandse
staat.

B

	Artikel 6 vervalt.

ARTIKEL VIII

	De Wet financiële markten BES wordt gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 1:14, eerste en tweede lid, wordt “artikel 3:9, eerste
lid” telkens vervangen door: artikel 3:9, tweede lid.

B

	In artikel 1:27, eerste lid, onderdeel a, wordt “2:3, eerste lid,
aanhef en onderdeel a,” vervangen door: 2:3, eerste lid,.

C

	In artikel 3:8, tweede lid, onderdeel e, vervalt “ernstig”.

ARTIKEL VIIIA

	De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES
wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 2.2, tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:

	d. een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de tijdens de
duur van deze relatie verrichte transacties uit te oefenen, teneinde te
verzekeren dat deze overeenkomen met de kennis die de instelling heeft
van de cliënt en diens risicoprofiel, met zo nodig een onderzoek naar
de bron van de middelen die bij de zakelijke relatie of de transactie
gebruikt worden; 

B

	In artikel 2.5, eerste lid, wordt “de bron van het vermogen”
vervangen door: de bron van de middelen die bij de zakelijke relatie of
de transactie gebruikt worden.

ARTIKEL IX

	De Wet toezicht trustkantoren wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In onderdeel c wordt onder 1° en 3° na “rechtspersoon” telkens
ingevoegd “of vennootschap” en wordt onder 4° en 5° na
“rechtspersoon of trust” telkens ingevoegd: , vennootschap.

	2. In onderdeel d, onder 2°, aanhef, wordt “het adres of het
postadres, bedoeld in” vervangen door: een postadres of een
bezoekadres als bedoeld in.

B

	Artikel 5, tweede lid, komt te luiden:

	2. Een wijziging als bedoeld in het eerste lid wordt niet doorgevoerd,
anders dan na toestemming van de toezichthouder.

C

	Artikel 6, onderdeel g, vervalt.

ARTIKEL X

	De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 1 van bijlage 2 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet
bekostiging financieel toezicht te luiden: 

	Wet bekostiging financieel toezicht: 

	a. een besluit omtrent de goedkeuring als bedoeld in de artikelen 3 en
6

	b. een besluit als bedoeld in artikel 13, derde lid

B

	In de artikelen 7 en 11 van bijlage 2 wordt in de alfabetische
rangschikking telkens een zinsnede ingevoegd, luidende:

	Sanctiewet 1977

ARTIKEL XI

	De Faillissementswet wordt gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 212a, onderdeel b, onder 2°, wordt na “het recht van een
lidstaat van de Europese Unie” ingevoegd: of een andere staat die
partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische
Ruimte.

B

	Aan artikel 212hc wordt een zin toegevoegd, luidende: Artikel 3:159o,
tweede en derde lid, van de Wet op het financieel toezicht is van
overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL XII

	Artikel I, onderdelen AN en AO, van de Implementatiewet richtlijn
solvabiliteit II vervalt.

ARTIKEL XIII

	In de Sanctiewet 1977 wordt na artikel 10b een artikel ingevoegd,
luidende:

Artikel 10ba

	Indien een instelling als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a
tot en met j, niet voldoet aan haar verplichtingen ingevolge artikel
10b, kan Onze Minister van Financiën door middel van het geven van een
aanwijzing die instelling verplichten binnen een door hem gestelde
redelijke termijn ten aanzien van in de aanwijzingsbeschikking aan te
geven punten een bepaalde gedragslijn te volgen.

ARTIKEL XIV

	Artikel 1 van de Wet op de economische delicten wordt gewijzigd als
volgt: 

	1. In onderdeel 1° wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd: de Wet
op het financieel toezicht, de artikelen 5:56, 5:57, 5:58 en 5:58a;. 

	2. In onderdeel 2° wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet op
het financieel toezicht: 

	a. in de rangschikking ingevoegd “5:2, 5:25i, tweede en vijfde
lid,”;

	b. “5:38, eerste en tweede lid,” vervangen door “5:38, eerste,
tweede en derde lid,” en “5:39, eerste lid,” door: 5:39, eerste en
tweede lid,.

	3. In onderdeel 3° vervalt in de zinsnede met betrekking tot de Wet op
het financieel toezicht “5:56, 5:57, 5:58,”. 

ARTIKEL XV

	Aan artikel 1.1, onderdeel e, van de Wet handhaving
consumentenbescherming wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

	6°. een beleggingsaanbeveling als bedoeld in artikel 5:53, vijfde lid,
van de Wet op het financieel toezicht;.

ARTIKEL XVI

	Artikel I van de Wet van 12 juni 2013 tot wijziging van de Wet op het
financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek, de Wet op de economische
delicten en enige fiscale wetten ter implementatie van richtlijn nr.
2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve
beleggingsinstellingen een tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG
en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) Nr. 1060/2009 en (EU) Nr.
1095/2010 (PbEU 2011, L 174) (Stb. 2013, 228) wordt als volgt gewijzigd:

A

	In onderdeel AO wordt “Artikel 2:69 komt te luiden:” vervangen
door: Na artikel 2:68 wordt een artikel ingevoegd, luidende: .

B

	In onderdeel AP wordt “Artikel 2:69a komt te luiden:” vervangen
door: Voor paragraaf 2.2.7.1.a wordt een artikel ingevoegd, luidende: .

ARTIKEL XVIA

Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 101, eerste lid, tweede volzin, komt te luiden:

Indien van de vennootschap effecten zijn toegelaten tot de handel op een
gereglementeerde markt als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht,
bedraagt de termijn vier maanden, tenzij artikel 5:25g, tweede of derde
lid, van die wet van toepassing is.

B

Artikel 210, eerste lid, tweede volzin, komt te luiden:

Indien van de vennootschap effecten zijn toegelaten tot de handel op een
gereglementeerde markt als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht,
bedraagt de termijn vier maanden, tenzij artikel 5:25g, tweede of derde
lid, van die wet van toepassing is.

ARTIKEL XVII

	Artikel 1:23a van de Wet op het financieel toezicht is niet van
toepassing op burgerlijke zaken die aanhangig zijn op de datum van
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C van deze wet.

ARTIKEL XVIIA

	1. De artikelen 3:17b, eerste en tweede lid, en 4:15a, eerste en tweede
lid, van de Wet op het financieel toezicht gelden ten aanzien van
natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel I, onderdeel W, reeds werkzaam zijn bij of onder
verantwoordelijkheid van een financiële onderneming, met ingang van de
eerste dag van de twaalfde kalendermaand na inwerkingtreding van artikel
I, onderdeel W, voor zover die personen gedurende dat jaar werkzaam
blijven bij of onder verantwoordelijkheid van dezelfde financiële
onderneming.

	2. Artikel 3:17c, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht
geldt ten aanzien van natuurlijke personen die op het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Wa, reeds werkzaam zijn bij of
onder verantwoordelijkheid van een financiële onderneming, met ingang
van de eerste dag van de twaalfde kalendermaand na inwerkingtreding van
artikel I, onderdeel Wa, voor zover die personen gedurende dat jaar
werkzaam blijven bij of onder verantwoordelijkheid van dezelfde
financiële onderneming.

ARTIKEL XVIII

	1. Degene met zetel in Nederland op wie onmiddellijk voorafgaand aan
het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel S, het Deel
Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de Wet op het
financieel toezicht niet van toepassing was op grond van artikel 3:2 van
de Wet op het financieel toezicht, zoals dat artikel luidde tot aan het
tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel S, behoeft geen
vergunning als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de Wet op het
financieel toezicht en op hem is het Deel Prudentieel toezicht
financiële ondernemingen van de Wet op het financieel toezicht niet van
toepassing.

	2. Degene, bedoeld in het eerste lid, toont binnen zes maanden na
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel S, aan dat wordt voldaan aan
artikel 3:2 van de Wet op het financieel toezicht.

	3. Indien degene, bedoeld in het eerste lid, niet voldoet aan het
tweede lid, is het hem met ingang van de dag, volgende op een periode
van zes maanden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel S, verboden
zonder een daartoe door de Nederlandsche Bank op grond van artikel 2:11,
eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht verleende vergunning
het bedrijf van bank uit te oefenen en is op hem met ingang van dezelfde
dag het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de Wet
op het financieel toezicht van toepassing.

ARTIKEL XIX

	Op overeenkomsten betreffende van het publiek ter beschikking
verkrijgen van terugbetaalbare gelden als gevolg van het aanbieden van
effecten in overeenstemming met het ingevolge hoofdstuk 5.1 van de Wet
op het financieel toezicht bepaalde onderscheidenlijk op overeenkomsten
betreffende het uitzetten van deze gelden die zijn aangegaan voor het
tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel S, blijft artikel
3:2 van de Wet op het financieel toezicht, zoals dat artikel
onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip luidde, van toepassing.

ARTIKEL XX

	1. De registratie van categorieën obligaties en uitgevende banken, die
voor 1 januari 2015 op grond van artikel 124b, eerste lid, van het
Besluit prudentiële regels Wft heeft plaatsgevonden, wordt voor de
toepassing van de Wet op het financieel toezicht gelijkgesteld aan de
registratie, bedoeld in artikel 1:107, derde lid, onderdelen m en n van
die wet. 

	2. Het eerste lid is niet van toepassing op categorieën obligaties
waarvan de registratie reeds voor 1 januari 2015 is doorgehaald. 

ARTIKEL XXI

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld. 

ARTIKEL XXII

	Deze wet wordt aangehaald als: Wijzigingswet financiële markten 2015.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister van Veiligheid en Justitie, 

De Minister van Financiën,

De Minister van Veiligheid en Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1