[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht houdende regels met betrekking tot het beloningsbeleid van financiële ondernemingen (Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen)

Eindtekst

Nummer: 2015D05782, datum: 2015-02-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z11317:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

16 oktober 2014



	Wijziging van de Wet op het financieel toezicht houdende regels met
betrekking tot het beloningsbeleid van financiële ondernemingen (Wet
beloningsbeleid financiële ondernemingen)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te voorzien
in toezicht op het beloningsbeleid van financiële ondernemingen, een
maximum te stellen aan variabele beloningen, alsmede regels te stellen
met betrekking tot de transparantie van beloningsbeleid;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

0A

	In artikel 1:1 worden in de definitie van financiële onderneming de
onderdelen p 

tot en met q geletterd q tot en met r en wordt voor onderdeel q (nieuw)
een onderdeel ingevoegd, luidende: 

	p. een premiepensioeninstelling;.

A

Artikel 1:46, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen b tot en met e worden geletterd c tot en met f.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. het beloningsbeleid, bedoeld in hoofdstuk 1.7;.

B

Artikel 1:75 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel g door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

	h. de aan het hoofd van een groep als bedoeld in artikel 1:114 staande
groepsmaatschappij.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Het derde lid is niet van toepassing op overeenkomsten tussen een
financiële onderneming of een aan het hoofd van een groep als bedoeld
in artikel 1:114 staande groepsmaatschappij en een onder haar
verantwoordelijkheid werkzame natuurlijk persoon, voor zover de
aanwijzing betrekking heeft op Hoofdstuk 1.7.

C

In artikel 1:97, eerste lid, onderdeel c, wordt na “Artikel”
ingevoegd: 1:113, 1:114, eerste en tweede lid, 1:117, eerste tot en met
derde lid, 1:118, 1:119  1:120, eerste en tweede lid, .

D

Hoofdstuk 1.7 komt te luiden: 

HOOFDSTUK 1.7 BELONINGSBELEID

Afdeling 1.7.1 Definities en reikwijdte

Artikel 1:111

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

variabele beloning: het deel van de totale beloning dat geen vaste
beloning is;

vaste beloning: het deel van de totale beloning dat bestaat uit
onvoorwaardelijke financiële of niet-financiële voordelen zoals
uitgewerkt in het beloningsbeleid van de onderneming of in
overeenkomsten ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden voor de
onderneming.

Artikel 1:112

1. De afdelingen 1.7.2 en 1.7.3 zijn van toepassing op financiële
ondernemingen met zetel in Nederland waarop artikel 3:17, 4:14 of 4:15
van toepassing is.

2. De afdelingen 1.7.4 tot en met 1.7.6 zijn van toepassing op
financiële ondernemingen met zetel in Nederland.

Artikel 1:113

	1. Een financiële onderneming met zetel in Nederland draagt er zorg
voor dat de in de afdelingen 1.7.4 tot en met 1.7.6 opgenomen regels ook
door haar dochterondernemingen worden toegepast.

	2. Een financiële onderneming met zetel in Nederland waarop artikel
3:17, 4:14 of 4:15 van toepassing is draagt er tevens zorg voor dat haar
dochterondernemingen een beloningsbeleid voeren dat in overeenstemming
is met de eisen van afdeling 1.7.2. Afdeling 1.7.3 is van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat aan de in die
afdeling geregelde openbaarmakings- en informatieverplichtingen zowel
door de financiële onderneming als door de dochteronderneming
uitvoering mag worden gegeven.

Artikel 1:114

	1. Indien een financiële onderneming met zetel in Nederland behoort
tot een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek en de aan het hoofd van die groep staande groepsmaatschappij
haar zetel eveneens in Nederland heeft, draagt de aan het hoofd van de
groep staande groepsmaatschappij er zorg voor dat de in de afdelingen
1.7.4 tot en met 1.7.6 opgenomen regels door alle tot de groep behorende
rechtspersonen en vennootschappen worden toegepast.

	2. De aan het hoofd van de groep staande groepsmaatschappij draagt er
tevens zorg voor dat alle tot de groep behorende rechtspersonen en
vennootschappen een beloningsbeleid voeren dat in overeenstemming is met
de eisen die ingevolge afdeling 1.7.2 aan het beloningsbeleid van de tot
de groep behorende financiële ondernemingen worden gesteld. Afdeling
1.7.3 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat aan de
in die afdeling geregelde openbaarmakings- en informatieverplichtingen
zowel door de aan het hoofd van de groep staande groepsmaatschappij als
door de afzonderlijke tot de groep behorende rechtspersonen en
vennootschappen uitvoering mag worden gegeven.

	3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing, indien de
hoofdactiviteiten van de groep niet bestaan uit het aanbieden van
financiële producten of het verlenen van financiële diensten.

Artikel 1:115

	1. Het toezicht op de aan het hoofd van een groep als bedoeld in
artikel 1:114 staande groepsmaatschappij wordt uitgeoefend door de
toezichthouder die vergunning heeft verleend aan de in artikel 1:114,
eerste lid, bedoelde financiële onderneming.

	2. Indien door beide toezichthouders vergunningen zijn verleend aan tot
de groep behorende financiële ondernemingen, wordt het in het eerste
lid bedoelde toezicht uitgeoefend door de, gelet op de hoofdactiviteiten
van de tot de groep behorende financiële ondernemingen met zetel in
Nederland, meest betrokken toezichthouder.

Artikel 1:116

1. Een financiële onderneming met zetel in Nederland of de aan het
hoofd van een groep als bedoeld in artikel 1:114 staande
groepsmaatschappij draagt er zorg voor dat geen gebruik wordt gemaakt
van constructies of methoden die het ontwijken van de in dit hoofdstuk
opgenomen eisen mogelijk maken.

2. Een financiële onderneming met zetel in Nederland of de aan het
hoofd van een groep als bedoeld in artikel 1:114 staande
groepsmaatschappij draagt er zorg voor dat personen werkzaam onder haar
verantwoordelijkheid van derden geen financiële of niet-financiële
voordelen ontvangen die het door de onderneming vastgestelde passende
niveau overschrijden.

3. In afwijking van artikel 1:23 zijn rechtshandelingen in strijd met de
bij of krachtens de artikelen 1:121, eerste tot en met zesde lid, 1:122,
1:124, 1:125, 1:127, tweede en derde lid of 1:128, eerste lid, gestelde
regels, nietig. 

Afdeling 1.7.2 Beheerst beloningsbeleid

Artikel 1:117

1. Een financiële onderneming waarop artikel 3:17, 4:14 of 4:15 van
toepassing is, voert als onderdeel van de in die artikelen bedoelde
beheerste bedrijfsvoering een beheerst beloningsbeleid, dat schriftelijk
wordt vastgelegd.

2. Het beloningsbeleid is afgestemd op de omvang en organisatie van de
onderneming en op de aard, reikwijdte en complexiteit van haar
activiteiten.

3. De onderneming beschikt over procedures en maatregelen ter
implementatie, uitvoering en instandhouding van het beloningsbeleid.

4. De toezichthouder kan nadere regels stellen met betrekking tot: 

a. de wijze waarop het beloningsbeleid wordt opgesteld en vastgesteld of
goedgekeurd, uitgevoerd, geëvalueerd en aangepast;

b. de wijze waarop vorm wordt gegeven aan beloningscomponenten en
beloningsstructuren en de wijze waarop de risico’s die uit het beleid
en de uitvoering daarvan voortvloeien, worden beheerst.

Artikel 1:118

1. Het beloningsbeleid van een financiële onderneming met zetel in
Nederland waarop artikel 3:17 van toepassing is, omschrijft de
beloningscomponenten en beloningsstructuren die ertoe zouden kunnen
bijdragen dat de onderneming meer risico’s neemt dan voor haar
aanvaardbaar is, alsmede de te volgen procedures en maatregelen die
dergelijke beloningscomponenten en beloningsstructuren voorkomen en
beheersen. Het beloningsbeleid strookt met de bedrijfsstrategie, de
doelstellingen, de waarden en de langetermijnbelangen van de onderneming
en is in overeenstemming met, en draagt bij aan een degelijk en
doeltreffend risicobeheer. 

2. Het beloningsbeleid omvat ten minste de volgende elementen:

a. de binnen de onderneming geldende passende verhoudingen tussen de
vaste en variabele beloning;

b. de verhouding tussen de toegekende en uitgekeerde variabele beloning;

c. de samenstelling van de variabele beloning;

d. de criteria en prestaties waar de variabele beloning op wordt
gebaseerd, waaronder de prestaties van een natuurlijk persoon werkzaam
onder zijn verantwoordelijkheid, het bedrijfsonderdeel en de
onderneming.

3. Bij de beoordeling van de in het tweede lid, onderdeel d, bedoelde
prestaties worden zowel financiële als niet-financiële criteria
gehanteerd. De variabele beloning wordt voor ten minste 50% gebaseerd op
niet-financiële criteria.

Artikel 1:119

1. Het beloningsbeleid van een financiële onderneming met zetel in
Nederland waarop artikel 4:14 of 4:15 van toepassing is, omschrijft
onder verwijzing naar de specifieke financiële diensten of andere
activiteiten die door of in naam van de onderneming worden verleend of
verricht, de beloningscomponenten en beloningsstructuren die kunnen
leiden tot het risico van onzorgvuldige behandeling van consumenten,
cliënten of deelnemers, alsmede de te volgen procedures en maatregelen
die dat risico voorkomen en beheersen. Het beloningsbeleid is erop
gericht te voorkomen dat consumenten, cliënten of deelnemers
onzorgvuldig worden behandeld.

2. Artikel 1:118, tweede lid, aanhef en onderdelen a, c en d, en derde
lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 1.7.3 Publicatie- en informatieverplichtingen

Artikel 1:120

1. Een financiële onderneming waarop artikel 1:117 van toepassing is,
neemt, indien zij verplicht is een jaarverslag op te stellen, in haar
jaarverslag een beschrijving op van haar beloningsbeleid. Indien zij
over een website beschikt, maakt zij deze beschrijving ook op haar
website openbaar.

2. In de beschrijving neemt de onderneming eveneens op:

a. hoeveel onder haar verantwoordelijkheid werkzame natuurlijke personen
een totale jaarlijkse beloning van 1 miljoen euro of meer ontvangen,
alsmede het bedrijfsonderdeel waar zij in hoofdzaak werkzaamheden voor
verrichten; 

b. het jaarlijks aan natuurlijke personen werkzaam onder haar
verantwoordelijkheid uitgekeerde bedrag aan variabele beloningen. 

3. De toezichthouder kan nadere regels stellen met betrekking tot de
wijze van openbaarmaking van het beloningsbeleid.

4. Een financiële onderneming die artikel 1:121, derde of vierde lid
toepast, en bank of verzekeraar is, verstrekt jaarlijks aan de
toezichthouder informatie over de wijze van toepassing van artikel 1:121
door de financiële onderneming. De toezichthouder kan nadere regels
stellen met betrekking tot de te verstrekken informatie ingevolge de
eerste volzin.

Afdeling 1.7.4 Maximale variabele beloning

Artikel 1:121

1. De variabele beloning die een financiële onderneming met zetel in
Nederland toekent aan een natuurlijk persoon werkzaam onder haar
verantwoordelijkheid, bedraagt ten hoogste 20% van de vaste beloning van
die persoon op jaarbasis. 

2. In afwijking van het eerste lid kan een financiële onderneming aan
een natuurlijk persoon werkzaam onder haar verantwoordelijkheid, die in
hoofdzaak werkzaamheden binnen Nederland verricht en wiens beloning niet
of niet uitsluitend volgt uit een collectieve arbeidsovereenkomst als
bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wet op de collectieve
arbeidsovereenkomst, een variabele beloning toekennen die hoger is dan
het in het eerste lid bedoelde percentage, mits:

a. het gemiddelde van de verhoudingen tussen de vaste en variabele
beloningen van alle onder verantwoordelijkheid van de onderneming
werkzame personen die in hoofdzaak werkzaamheden binnen Nederland
verrichten en wier beloning niet uitsluitend uit een collectieve
arbeidsovereenkomst als hiervoor omschreven volgt, niet meer dan 20%
bedraagt; en

b. de in de aanhef bedoelde variabele beloning niet meer dan 100%
bedraagt van de vaste beloning op jaarbasis.

3. In afwijking van het eerste lid bedraagt de variabele beloning van
een natuurlijk persoon werkzaam onder verantwoordelijkheid van de
onderneming ten hoogste het percentage bedoeld in artikel 94, eerste
lid, onderdeel g, onder i, eerste volzin, van de richtlijn
kapitaalvereisten, indien deze persoon zijn werkzaamheden in hoofdzaak
uitoefent in een andere staat.

4. In afwijking van het eerste lid kunnen aandeelhouders, eigenaren of
leden van de financiële onderneming in overeenstemming met de
procedure, bedoeld in artikel 94, eerste lid, onderdeel g, onder ii, van
de richtlijn kapitaalvereisten, goedkeuren dat de variabele beloning van
een natuurlijk persoon werkzaam onder verantwoordelijkheid van de
onderneming ten hoogste het percentage bedoeld in artikel 94, eerste
lid, onderdeel g, onder ii, van de richtlijn kapitaalvereisten bedraagt,
indien deze persoon zijn werkzaamheden in hoofdzaak uitoefent in een
staat die geen lidstaat is.

5. Indien over een periode van vijf aaneengesloten kalenderjaren ten
minste 75% van alle onder de verantwoordelijkheid van de tot een groep
als bedoeld in artikel 1:114 behorende rechtspersonen en vennootschappen
werkzame natuurlijke personen gedurende ten minste drie van die vijf
jaren in hoofdzaak werkzaam waren buiten Nederland, bedraagt in
afwijking van het eerste lid de variabele beloning van een natuurlijke
persoon werkzaam onder verantwoordelijkheid van de aan het hoofd van die
groep staande groepsmaatschappij ten hoogste het percentage, bedoeld in
artikel 94, eerste lid, onderdeel g, onder i, eerste volzin, van de
richtlijn kapitaalvereisten.

6. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op in
Nederland gelegen bijkantoren van financiële ondernemingen met zetel in
een andere staat, niet zijnde een bank of beleggingsonderneming in de
zin van de verordening kapitaalvereisten. Het toezicht op het bijkantoor
wordt uitgeoefend door de toezichthouder die, indien de onderneming haar
zetel in Nederland had gehad, op grond van het Deel Markttoegang tot
vergunningverlening bevoegd zou zijn geweest.

7. Het eerste lid is niet van toepassing op: 

a. beheerders van beleggingsinstellingen; 

b. beheerders van icbe’s; en 

c. beleggingsondernemingen die uitsluitend voor eigen rekening handelen
met eigen middelen en kapitaal, geen externe cliënten hebben en
plaatselijke onderneming zijn.

Artikel 1:122

	1. Een financiële onderneming kan, in afwijking van artikel 1:121,
eerste lid, aan een onder haar verantwoordelijkheid werkzame natuurlijk
persoon een variabele beloning toekennen die hoger is dan het in dat
artikel bedoelde percentage, indien:

a. de variabele beloning noodzakelijk is in verband met een duurzame
organisatiewijziging van de onderneming;

b. de variabele beloning uitsluitend strekt tot het behouden van de in
de aanhef bedoelde persoon voor de onderneming;

c. de variabele beloning niet tot gevolg heeft dat de som van variabele
beloningen de percentages bedoeld in artikel 94, eerste lid, onderdeel
g, onder i, eerste volzin en onder ii van de richtlijn kapitaalvereisten
overschrijdt; en

	d. de toezichthouder schriftelijk heeft ingestemd met de toekenning van
de variabele beloning.

	2. Op de aanvraag om instemming, bedoeld in het eerste lid, onderdeel
d, wordt door de toezichthouder binnen zes weken beslist.

Artikel 1:123

Artikel 1:121 is tot en met 31 december 2015 niet van toepassing op de
toekenning van variabele beloningen die voortvloeien uit een door een
financiële onderneming voorafgaande aan 1 januari 2015 aangegane
verplichting.

Afdeling 1.7.5 Verbod op gegarandeerde variabele beloningen

Artikel 1:124

1. Een financiële onderneming met zetel in Nederland kent aan
natuurlijke personen werkzaam onder haar verantwoordelijkheid geen
gegarandeerde variabele beloningen toe.

2. In afwijking van het eerste lid kan een financiële onderneming aan
een natuurlijk persoon werkzaam onder haar verantwoordelijkheid een
gegarandeerde variabele beloning toekennen, indien:

a. de gegarandeerde variabele beloning van die persoon betrekking heeft
op het aanvangen van de werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de
onderneming;

b. die persoon op het moment van toekenning niet langer dan één jaar
werkzaam is onder verantwoordelijkheid van de onderneming; en

c. de onderneming over een gezond toetsingsvermogen, gezonde
solvabiliteitsmarge of gezond eigen vermogen beschikt.

Afdeling 1.7.6 Maximale vertrekvergoeding

Artikel 1:125

1. Een financiële onderneming met zetel in Nederland keert aan een
natuurlijk persoon werkzaam onder haar verantwoordelijkheid geen
vertrekvergoeding uit, indien sprake is van:

a. voortijdige beëindiging van de arbeidsrelatie op initiatief van de
in de aanhef bedoelde natuurlijk persoon, tenzij dit het gevolg is van
ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever;

b. ernstig verwijtbaar handelen of nalaten in de vervulling van zijn
functie door de in de aanhef bedoelde natuurlijk persoon; of 

c. falen van de onderneming, indien de in de aanhef bedoelde natuurlijke
persoon het dagelijks beleid van de onderneming bepaalt.

2. De onderneming keert aan een persoon die het dagelijks beleid van de
onderneming bepaalt geen vertrekvergoeding uit die meer dan 100%
bedraagt van de vaste beloning op jaarbasis.

3. Het tweede lid is tot en met 1 juli 2015 niet van toepassing op aan
personen die het dagelijks beleid van de onderneming bepalen, niet
zijnde bestuurders van een bank of verzekeraar, uit te keren
vertrekvergoedingen die voortvloeien uit een door de onderneming
voorafgaande aan 1 januari 2015 aangegane verplichting.

Afdeling 1.7.7 Terugvordering en aanpassing van variabele beloningen 

Artikel 1:126

	1. De bevoegdheden van artikel 135, zesde en achtste lid, van Boek 2
van het Burgerlijk Wetboek gelden, voor zover niet reeds op grond van
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing, tevens voor:

	a. financiële ondernemingen met zetel in Nederland;

	b. dochterondernemingen als bedoeld in artikel 1:113;

	c. de tot een groep waarop artikel 1:114, eerste lid, van toepassing is
behorende rechtspersonen en vennootschappen.

	2. In aanvulling op artikel 135, zesde en achtste lid, van Boek 2 van
het Burgerlijk Wetboek zijn de in dat artikel bedoelde bevoegdheden van
overeenkomstige toepassing op alle natuurlijke personen werkzaam onder
verantwoordelijkheid van:

	a. financiële ondernemingen met zetel in Nederland;

	b. dochterondernemingen als bedoeld in artikel 1:113;

	c. tot een groep waarop artikel 1:114, eerste lid, van toepassing is
behorende rechtspersonen en vennootschappen.

3. De in het eerste en tweede lid bedoelde bevoegdheden komen, voor
zover door artikel 135, zesde en achtste lid, van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek niet in een bevoegdheidstoedeling is voorzien, toe
aan het orgaan dat of degene die binnen een in het eerste lid bedoelde
onderneming, rechtspersoon of vennootschap de beloning vaststelt.

Artikel 1:127

	1. Een financiële onderneming met zetel in Nederland beschikt over
procedures en criteria betreffende de toepassing van de in artikel 1:126
en het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde bevoegdheden. 

	2. In aanvulling op artikel 135, zesde lid, van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek verlaagt de financiële onderneming de hoogte van een
aan een natuurlijk persoon werkzaam onder haar verantwoordelijkheid
toegekende variabele beloning in ieder geval, indien:

	a. de persoon niet heeft voldaan aan passende normen inzake bekwaamheid
en correct gedrag; of

	b. de persoon verantwoordelijk was voor gedragingen die ertoe hebben
geleid dat de financiële positie van de onderneming aanmerkelijk is
verslechterd. 

	3. In aanvulling op artikel 135, achtste lid, van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek vordert een financiële onderneming een aan een
natuurlijk persoon werkzaam onder haar verantwoordelijkheid uitgekeerde
variabele beloning in ieder geval terug, indien die persoon:

	a. niet heeft voldaan aan passende normen inzake bekwaamheid en correct
gedrag; of

	b. verantwoordelijk was voor gedragingen die ertoe hebben geleid dat de
positie van de onderneming aanmerkelijk is verslechterd.

4. Het eerste tot en met derde lid is van overeenkomstige toepassing op:


a. dochterondernemingen als bedoeld in artikel 1:113;

	b. de tot een groep waarop artikel 1:114, eerste lid, van toepassing is
behorende rechtspersonen en vennootschappen.

	5. De in artikel 1:113, eerste lid, bedoelde financiële onderneming of
de aan het hoofd van een groep als bedoeld in artikel 1:114, eerste lid,
staande groepsmaatschappij draagt zorg voor de naleving van de ingevolge
het vierde lid op dochterondernemingen, onderscheidenlijk de tot een
groep behorende rechtspersonen of vennootschappen, rustende
verplichtingen.

Afdeling 1.7.8 Verbod op variabele beloning bij staatssteun

Artikel 1:128

1. Indien een financiële onderneming in verband met de stabiliteit van
het financiële stelsel steun geniet of heeft genoten in de zin van
artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie, worden de door die onderneming aan personen die haar
dagelijks beleid bepalen en aan personen die een leidinggevende functie
vervullen direct onder het echelon van de dagelijks beleidsbepalers en
verantwoordelijk zijn voor natuurlijke personen wier werkzaamheden het
risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden over de
periode, waarin steun wordt of is genoten, toe te kennen of uit te keren
beloningen, alsmede de door die onderneming aan personen die haar
dagelijks beleid bepalen en aan personen die een leidinggevende functie
vervullen direct onder het echelon van de dagelijks beleidsbepalers en
verantwoordelijk zijn voor natuurlijke personen wier werkzaamheden het
risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden over de
periode, voorafgaande aan de steunverlening, toe te kennen of uit te
keren beloningen, voor zover die beloningen op het tijdstip dat de
steunverlening aanving nog niet waren toegekend of uitgekeerd, van
rechtswege:

a. op een waarde van € 0 gesteld, voor zover het betreft variabele
beloningen; en

b. op de waarde gesteld die zij hadden op het moment, onmiddellijk
voorafgaand aan het van kracht worden van de steunmaatregel, voor zover
het betreft vaste beloningen.

2. Een financiële onderneming kent geen beloningen toe en keert geen
beloningen uit in strijd met het eerste lid.

3. Het orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de
algemene gang van zaken van de onderneming, ziet toe op de naleving van
het tweede lid.

4. Indien de steun is verleend aan een groep in de zin van artikel 24b
van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een tot zodanige groep
behorende rechtspersoon of vennootschap, wordt de aan het hoofd van die
groep staande groepsmaatschappij voor de toepassing van het eerste tot
en met derde lid aangemerkt als de in die leden bedoelde financiële
onderneming.

5. Indien de aan het hoofd van een groep als bedoeld in het vierde lid
staande groepsmaatschappij haar zetel buiten Nederland heeft, wordt in
afwijking van het vierde lid de binnen de groep hiërarchisch hoogste
groepsmaatschappij met zetel in Nederland aangemerkt als de in het
eerste tot en met derde lid bedoelde financiële onderneming.

Artikel 1:129

1. Met steun aan een financiële onderneming wordt voor de toepassing
van artikel 1:128 gelijkgesteld:

a. een deelneming van de Staat der Nederlanden in verband met de
stabiliteit van het financiële stelsel in die onderneming, of:

b. indien de onderneming deel uitmaakt van een groep als bedoeld in
artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek: een deelneming van de
Staat der Nederlanden in verband met de stabiliteit van het financiële
stelsel in een andere tot die groep behorende groepsmaatschappij.

2. De gelijkstelling, bedoeld in het eerste lid, eindigt zodra de Staat
der Nederlanden geen aandelen van de onderneming meer bezit.

E

Hoofdstuk 1.8 vervalt.

F

Artikel 3:17a vervalt.

G

	Artikel 3:111 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, aanhef, en derde lid, onderdeel a, wordt “de
artikelen 3:10, 3:17, 3:17a, 3:18, 3:18a, 3:57, 3:62a, 3:62b, 3:63 en
3:159ai” telkens vervangen door: hoofdstuk 1.7 en de artikelen 3:10,
3:17, 3:18, 3:18a, 3:57, 3:62a, 3:62b, 3:63 en 3:159ai.

	2. In het tweede lid wordt “de artikelen 1:75, 1:104, 2:12, eerste
lid,” vervangen door: de artikelen 1:75, 1:104, 1:125, tweede lid,
2:12, eerste lid,.

H

In de bijlage bij artikel 1:79 worden in de opsomming van artikelen uit
het Algemeen deel in de numerieke volgorde de volgende artikelen
ingevoegd:

1:113

1:114, eerste en tweede lid

1:116

1:117, eerste tot en met derde lid

1:118

1:119

1:120, eerste, tweede en vierde lid 

1:121, eerste lid

1:122, eerste lid

1:124, eerste lid

1:125, eerste en tweede lid

1:127

1:128, tweede en derde lid

I

In de bijlage bij artikel 1:80 worden in de opsomming van artikelen uit
het Algemeen deel in de numerieke volgorde de volgende artikelen
ingevoegd:

1:113

1:114, eerste en tweede lid

1:116

1:117, eerste tot en met derde lid

1:118

1:119

1:120, eerste, tweede en vierde lid 

1:121, eerste lid

1:122, eerste lid

1:124, eerste lid

1:125, eerste en tweede lid

1:127

1:128, tweede en derde lid

J

Artikel V van de Wet aansprakelijkheidsbeperking DNB en AFM en
bonusverbod staatsgesteunde ondernemingen vervalt.

ARTIKEL Ia

	Onze Minister van Financiën zendt binnen drie jaar na de
inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de
doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL II

1. Artikel 1:128 van de Wet op het financieel toezicht is niet van
toepassing op beloningen van dagelijks beleidsbepalers en personen die
een leidinggevende functie vervullen direct onder het echelon van de
dagelijks beleidsbepalers en verantwoordelijk zijn voor natuurlijke
personen wier werkzaamheden het risicoprofiel van de onderneming
wezenlijk kunnen beïnvloeden, niet zijnde bestuurders, voor zover het
steun betreft die is verleend aan een financiële onderneming voor 7
februari 2012.

2. Artikel 1:128, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op het
financieel toezicht is, indien een financiële onderneming op het
tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel steun geniet en deze steun
reeds voor 6 oktober 2011 was verleend, niet van toepassing op reeds
voor 26 oktober 2011 toegekende, maar nog niet uitgekeerde variabele
beloningen van haar bestuurders.

3. In afwijking van artikel 1:128, eerste lid, onderdeel b, van de Wet
op het financieel toezicht wordt, indien een financiële onderneming op
het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel steun geniet, en deze
steun reeds voor 6 oktober 2011 was verleend, bij het bepalen van de
waarde van de vaste beloningen van haar bestuurders uitgegaan van de
waarde die deze vaste beloningen hadden op 20 juni 2012, met dien
verstande dat de voor de toepassing van artikel 1:128, eerste lid,
onderdeel b, in acht te nemen waarde ten hoogste 120% van de waarde op
26 oktober 2011 bedraagt.

4. In een geval als bedoeld in artikel 1:128, vierde of vijfde lid, van
de Wet op het financieel toezicht wordt voor de toepassing van het
tweede en derde lid voor «financiële onderneming» gelezen: de aan het
hoofd van de groep staande groepsmaatschappij, onderscheidenlijk de
binnen de groep hiërarchisch hoogste groepsmaatschappij met zetel in
Nederland.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL IV 

Deze wet wordt aangehaald als: Wet beloningsbeleid financiële
ondernemingen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister van Financiën,

 

 

 PAGE    

 PAGE   5