[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Regels ten behoeve van een verantwoorde groei van de melkveehouderij (Wet verantwoorde groei melkveehouderij)

Eindtekst

Nummer: 2015D05789, datum: 2015-02-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z12417:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

25 november 2014



	Regels ten behoeve van een verantwoorde groei van de melkveehouderij
(Wet verantwoorde groei melkveehouderij)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te
stellen 

aan de productie van meststoffen door melkvee in verband met het
vervallen van de Europese melkquota met ingang van 1 april 2015,
teneinde een verantwoorde groei van de melkveehouderij mogelijk te
maken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel cc komt te luiden:

cc. bedrijfsoverschot: hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in
kilogrammen fosfaat, die in een kalenderjaar op een bedrijf wordt
geproduceerd boven de fosfaatruimte;

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel jj door een
puntkomma, worden vier onderdelen toegevoegd, luidende

kk. melkvee: 

1°. melk- en kalfkoeien, te weten koeien (bos taurus) die ten minste
éénmaal hebben gekalfd en die voor de melkproductie of de fokkerij
worden gehouden met inbegrip van koeien die drooggezet zijn alsmede
koeien die worden vetgemest en in de mesttijd worden gemolken;

2°. jongvee jonger dan 1 jaar voor de melkveehouderij, en vrouwelijke
opfokkalveren voor de vleeshouderij tot 1 jaar en

3°. jongvee ouder dan 1 jaar, te weten alle runderen van 1 jaar en
ouder inclusief overig vleesvee, maar met uitzondering van
roodvleesstieren en fokstieren;

ll. fosfaatruimte: hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in
kilogrammen fosfaat, die in een kalenderjaar 

1°. ingevolge artikel 8, onderdeel c, mag worden gebracht op of in de
tot het desbetreffende bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, en

2°. ingevolge de krachtens de artikelen 7 en 15 van de Wet
bodembescherming geldende voorschriften mag worden aangebracht op een in
Nederland gelegen natuurterrein dat de hoofdfunctie natuur heeft en dat
in het desbetreffende kalenderjaar op een bij algemene maatregel van
bestuur vast te stellen datum bij het bedrijf in gebruik is; 

mm. melkveefosfaatreferentie: een beschikking als bedoeld in artikel
21a, eerste lid;

nn. melkveefosfaatoverschot: de productie van dierlijke meststoffen door
melkvee op het bedrijf in kilogrammen fosfaat, verminderd met de
fosfaatruimte en het aantal kilogrammen fosfaat, genoemd in de
melkveefosfaatreferentie van dat bedrijf.

B

Artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst. 

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Het is verboden anders dan op een bedrijf op enig moment een groter
aantal varkens te houden dan overeenkomt met 3 varkenseenheden.

C

Aan artikel 20 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Het is verboden anders dan op een bedrijf op enig moment een groter
aantal kippen en kalkoenen te houden dan overeenkomt met 250
pluimvee-eenheden. 

D

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21

1. Het is een landbouwer verboden op zijn bedrijf in enig kalenderjaar
fosfaat met melkvee te produceren. 

2. Het eerste lid is, onverminderd artikel 33a, niet van toepassing op
een landbouwer die in het desbetreffende kalenderjaar:

a. op zijn bedrijf minder dan 250 kilogram fosfaat met melkvee
produceert, 

b. op zijn bedrijf geen bedrijfsoverschot produceert, 

c. op zijn bedrijf geen melkveefosfaatoverschot produceert, 

d. 100%, verminderd met het percentage, bedoeld in artikel 33a, tweede
lid, onderdeel b, van het melkveefosfaatoverschot:

1˚. laat verwerken,

2˚. voor zover de landbouwer behoort tot een bij regeling van Onze
Minister aan te wijzen categorie landbouwers, overdraagt of laat
overdragen aan een afnemer die behoort tot een bij regeling van Onze
Minister aan te wijzen categorie afnemers, 

3˚. brengt op of in de in gebruik zijnde landbouwgrond die is gelegen
in Duitsland of België op een bij regeling van Onze Minister vast te
stellen afstand van de Nederlandse grens, voor zover is voldaan aan bij
regeling van Onze Minister te stellen voorwaarden,

4˚. geheel en rechtstreeks, blijkens een schriftelijke en vooraf
gesloten overeenkomst, onder bij regeling van Onze Minister te stellen
voorwaarden overdraagt of laat overdragen aan een hemelsbreed hoogstens
twintig kilometer van de productielocatie verwijderd liggende locatie
van bedrijven indien de overgedragen dierlijke meststoffen op
landbouwgrond aangewend worden, of

5˚. produceert met dieren waarvan ten minste 90% behoort tot een
diercategorie die bij algemene maatregel van bestuur kan worden
aangewezen of is gehuisvest in een huisvestingssysteem dat bij die
maatregel kan worden aangewezen, omdat hierbij overwegend meststoffen
worden geproduceerd met een hoog gehalte aan organische stof in de vorm
van stro en die voldoen aan regels die bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur kunnen worden gesteld. 

3. Artikel 33a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op het
tweede lid, onderdeel d, onder 1.

4. Bij de toepassing van het tweede lid, onderdeel d, blijven die
kilogrammen fosfaat buiten beschouwing, die reeds in aanmerking zijn
genomen voor de toepassing van artikel 33a, tweede lid, onderdelen b tot
en met e. 

5. De rechtvaardigingsgrond, bedoeld in artikel 21, tweede lid,
onderdeel d wordt bij algemene maatregel van bestuur beperkt. 

6. Het ontwerp van een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene
maatregel van bestuur wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal
overgelegd. De voordacht voor de vast te stellen algemene maatregel van
bestuur kan worden gedaan nadat vier weken na de overlegging zijn
verstreken, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of
door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een
der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de
algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval
wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk
ingediend. Indien het voorstel van wet wordt ingetrokken of indien een
van de beide kamers van de Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan
te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken.

E

Na artikel 21 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 21a

1. Onze Minister verleent aan een landbouwer, die in het kalenderjaar
2013 melkvee hield een melkveefosfaatreferentie, uitgedrukt in
kilogrammen fosfaat. De melkveefosfaatreferentie vermeldt het bedrijf
waarvoor de melkveefosfaatreferentie wordt afgegeven.

2. De melkveefosfaatreferentie wordt berekend door de forfaitaire
productie van dierlijke meststoffen door melkvee in het kalenderjaar
2013 op het bedrijf te verminderen met de fosfaatruimte van dat bedrijf
in 2013. Bij de berekening volgens de eerste volzin wordt elk resultaat
dat negatief is, op nul gesteld. 

3. Indien een landbouwer aantoont dat door bedrijfsoverdrachten tussen 1
januari 2013 en 1 november 2014, een lagere melkveefosfaatreferentie
wordt afgegeven dan wanneer deze bedrijfsoverdrachten zouden zijn
betrokken bij de berekening, bedoeld in het eerste lid, wordt de
melkveefosfaatreferentie met inachtneming van deze bedrijfsoverdrachten
vastgesteld.

4. De forfaitaire productie van dierlijke meststoffen door melkvee wordt
vastgesteld overeenkomstig de regels, bedoeld in artikel 35. 

5. De melkveefosfaatreferentie kan worden overgedragen aan een
landbouwer waarmee bloed- of aanverwantschap in de eerste, tweede of
derde graad bestaat voor het bedrijf waarvoor de
melkveefosfaatreferentie is afgegeven. 

6. De melkveefosfaatreferentie gaat over aan degene die het bedrijf
waarvoor deze melkveefosfaatreferentie is afgegeven bij erfopvolging
verkrijgt.

F

In artikel 51, wordt na “15,” ingevoegd: 21, eerste lid,.

G

Na artikel 58 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 58a

In geval van overtreding van artikel 21, eerste lid, bedraagt de
bestuurlijke boete € 11 per kilogram fosfaat ten aanzien waarvan de
landbouwer niet heeft gehandeld overeenkomstig artikel 21, tweede lid,
onderdeel d. 

H

In artikel 60, eerste lid, wordt “de artikelen 57, eerste lid, 58,
eerste lid, en 59,” vervangen door: de artikelen 57, eerste lid, 58,
eerste lid, 58a en 59.

I

In artikel 62, eerste lid, wordt “artikel 57, 58 of 59“ vervangen
door: artikel 57, 58, 58a of 59.

ARTIKEL II

In artikel 1a, onderdeel 1°, van de Wet op de economische delicten
wordt “de Meststoffenwet, de artikelen 7, 14, eerste lid, 19, 20,
eerste lid, 21, 22, derde lid, 26, zesde lid, 33a, eerste, vierde,
vijfde of zevende lid, en 33d;” vervangen door: de Meststoffenwet, de
artikelen 7, 14, eerste lid, 19, eerste of tweede lid, 20, eerste of
derde lid, 21, eerste lid, 22, derde lid, 26, zesde lid, 33a, eerste,
vierde, vijfde of zevende lid, en 33d;.

ARTIKEL III

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld en kunnen
terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. 

Gegeven

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

 

 

 PAGE    

 PAGE   5