[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34067, bijgewerkt t/m nr. 10 (2e NvW d.d. 27 mei 2015)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2015D11141, datum: 2015-05-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z19914:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 10 (2e NvW d.d. 27 mei 2015)		



	34 067	Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de
eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en
de slachtofferzorg







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, ter
bestrijding van de hoge kosten van opsporing, vervolging en berechting
van strafbare feiten en de zorg voor slachtoffers van die strafbare
feiten, de plegers van strafbare feiten te laten bijdragen aan de kosten
van de strafvordering en de slachtofferzorg;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Voor artikel 591a wordt een opschrift ingevoegd, luidende:

Afdeling A. Vergoeding van kosten

B

Na artikel 592a wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling B. Eigen bijdrage in de kosten

Artikel 592b

1. Indien de zaak is geƫindigd met oplegging van een straf of maatregel
door de rechter of met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van
Strafrecht, betaalt de gewezen verdachte een bijdrage aan de kosten van
de strafvordering en de slachtofferzorg.

2. In afwijking van het eerste lid betaalt een gewezen verdachte die is
berecht overeenkomstig Titel VIIIA van het Eerste Boek van het Wetboek
van Strafrecht geen bijdrage aan de kosten van de strafvordering en de
slachtofferzorg. Een gewezen verdachte betaalt evenmin een bijdrage in
zaken waarin verzet als bedoeld in de Vijfde afdeling van Titel IVA van
het Tweede Boek is gedaan.

Artikel 592c

Bij ministeriƫle regeling wordt bepaald welk deel van de opbrengsten
van de bijdrage wordt aangewend voor de slachtofferzorg. 

Artikel 592d

1. De Minister van Veiligheid en Justitie is belast met de inning van de
bijdrage. Bij algemene maatregel van bestuur kan een organisatie worden
aangewezen die namens hem wordt belast met de inning van de bijdrage.

2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van de bijdrage
vastgesteld. Daarbij kan een differentiatie in het op te leggen bedrag
worden aangebracht. Ook worden bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur nadere voorschriften gegeven voor de inningsprocedure. Deze
voorschriften hebben in ieder geval betrekking op de plaats en wijze van
betaling, de verantwoording van de ontvangen geldbedragen, alsmede op de
kosten van verhaal, de invorderingskosten daaronder begrepen.

3. De bijdrageplichtige, bedoeld in artikel 592b, verstrekt de Minister
van Veiligheid en Justitie desgevraagd alle gegevens die noodzakelijk
zijn voor de inning van de bijdrage. De inlichtingen moeten, indien dit
wordt verzocht, schriftelijk worden verstrekt binnen een door de
Minister van Veiligheid en Justitie schriftelijk te stellen termijn.

4. De rijksbelastingdienst, het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, en de Sociale verzekeringsbank,
genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk
en inkomen, verstrekken de Minister van Veiligheid en Justitie de
gegevens over de bijdrageplichtige die noodzakelijk zijn voor de inning
van de bijdrage.

5. Indien de bijdrageplichtige nalatig blijft de bijdrage en de daarop
op grond van artikel 4:113 van de Algemene wet bestuursrecht gevallen
verhoging geheel te voldoen binnen de in de aanmaning gestelde termijn
van twee weken, kan door de Minister van Veiligheid en Justitie verhaal
worden genomen op de goederen, de inkomsten en het vermogen van de
onherroepelijk veroordeelde. De artikelen 575, eerste, tweede, vierde en
vijfde lid, en 576, eerste tot en met vijfde en zevende lid, zijn van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder ā€˜het openbaar
ministerieā€™ steeds wordt verstaan: de Minister van Veiligheid en
Justitie.

Artikel 592e

	1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 592b en 592d kan de
Minister van Veiligheid en Justitie, op verzoek van de
bijdrageplichtige, bedoeld in artikel 592b, besluiten van inning of
gedeeltelijk van verdere inning af te zien, indien de bijdrageplichtige:

	a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft
voldaan;

	b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen
heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode,
vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de
invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

	c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en het niet
aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; 

	2. De termijn van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, wordt verlengd
met de termijn die de bijdrageplichtige in een justitiƫle inrichting
doorbrengt.

	3. Het besluit tot afzien van inning of verdere inning wordt
ingetrokken of ten nadele van de bijdrageplichtige gewijzigd indien
onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van
de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 592f

1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 592b en 592d kan de
Minister van Veiligheid en Justitie, op verzoek van de
bijdrageplichtige, bedoeld in artikel 592b, besluiten van inning of
gedeeltelijk van verdere inning af te zien door medewerking aan een
schuldregeling, indien:

a. redelijkerwijs te voorzien is dat de bijdrageplichtige niet zal
kunnen voortgaan met betalen van zijn schulden of indien hij in de
toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;

b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking
tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig
besluit niet tot stand zal komen;

c. een naar het oordeel van de Minister van Veiligheid en Justitie
betrouwbaar voorstel voor een schuldregeling tot stand is gekomen door
tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de
Wet op het consumentenkrediet;

d. aannemelijk is dat medewerking aan een schuldhulpregeling niet
concurrentieverstorend werkt; en

e. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt
overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet. 

2. Het besluit tot afzien van inning of verdere inning wordt ingetrokken
of ten nadele van de bijdrageplichtige gewijzigd indien:

a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit bekend is gemaakt een
schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen, bedoeld in
het eerste lid;

b. de bijdrageplichtige zijn schuld aan de Minister van Veiligheid en
Justitie niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking
van de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben
geleid.

3. Bij ministeriƫle regeling kunnen met betrekking tot dit artikel
nadere regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om mee te
werken aan schuldregelingen.

ARTIKEL II

Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vierde tot en
met zesde lid, wordt in artikel 288 van de Faillissementswet een lid
ingevoegd, luidende:

3. Onder schulden die voortvloeien uit een onherroepelijke veroordeling
als bedoeld in het tweede lid, onder c, wordt voor de toepassing van
deze wet niet verstaan de bijdrage die gewezen verdachten verschuldigd
zijn op grond van artikel 592b van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL IIa

	Onze Minister van Veiligheid en Justitie zendt binnen vijf jaar na de
inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de
doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   2