[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34088, eindtekst

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PbEU 2013, L 180) en Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (PbEU 2013, L 180)

Eindtekst

Nummer: 2015D16192, datum: 2015-04-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z21596:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

21 april 2015



	Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn
2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013
betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en
intrekking van de internationale bescherming (PbEU 2013, L 180) en
Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni
2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om
internationale bescherming (PbEU 2013, L 180)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden,
Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: 

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is enkele
wijzigingen aan te brengen in de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie
van Richtlijn 2013/32/EU van het Europees parlement en de Raad van 26
juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning
of intrekking van de internationale beschermingsstatus (PbEU 2013,
L 180) en Richtlijn 2013/33/EU van het Europees parlement en de Raad
van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van
verzoekers om internationale bescherming (PbEU 2013, L 180); 

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd

1. De definitie van “richtlijn asielprocedures” wordt in de
alfabetische rangschikking vervangen door:

	Procedurerichtlijn: Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en
de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor
de toekenning en intrekking van internationale bescherming (PbEU 2013,
L 180); 

2. Er worden zes nieuwe onderdelen ingevoegd in de alfabetische
rangschikking:

grensprocedure: de asielprocedure, bedoeld in artikel 43 van de
Procedurerichtlijn;

internationale bescherming: internationale bescherming als bedoeld in
artikel 2, onder a, van de Kwalificatierichtlijn;

minderjarige: eenieder die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft
bereikt;

opvolgende aanvraag: een volgend verzoek als bedoeld in artikel 2,
onderdeel q, van de Procedurerichtlijn;

Terugkeerrichtlijn: Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en
de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en
procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde
landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU 2008, L 348);

Opvangrichtlijn: Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de
Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van
verzoekers om internationale bescherming (PbEU 2013, L 180);.

3. In de definitie van ‘terugkeerbesluit’ wordt de zinsnede “de
richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16
december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de
lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal
op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98)” vervangen door: de
Terugkeerrichtlijn. 

4. In de definitie van ‘inreisverbod’ wordt de zinsnede “de
richtlijn, bedoeld onder s’ vervangen door: de Terugkeerrichtlijn.

5. In de definitie van “Europese verordeningen die betrekking hebben
op biometrische gegevens” wordt de zinsnede “Verordening (EG)
2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van
«Eurodac» voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een
doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (PbEU L316)”
vervangen door: Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement
en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de instelling van „Eurodac”
voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een
doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot
vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke
lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om
internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of
een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en betreffende
verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om
vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, en
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1077/2011 tot oprichting van een
Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-
systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (PBEU L 180/1).

B

Artikel 3, derde lid, wordt vervangen door zes nieuwe leden, luidende:

3. Indien de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, aan de grens te
kennen geeft een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning
als bedoeld in artikel 28 te willen indienen, wordt de aanvraag in de
grensprocedure getoetst aan:

a. de grond voor het niet in behandeling nemen als bedoeld in artikel
30;

b. de gronden voor niet-ontvankelijkverklaring, genoemd in artikel 30a;
en 

c. de gronden voor afwijzing wegens kennelijke ongegrondheid, genoemd in
artikel 30b. 

4. Indien de grensprocedure wordt toegepast, wordt een besluit omtrent
de weigering van toegang tot Nederland uitgesteld of opgeschort voor ten
hoogste vier weken.

5. Het besluit tot uitstel of opschorting, bedoeld in het vierde lid,
wordt onverwijld uitgereikt aan de vreemdeling. 

6. De beschikking waarbij een aanvraag met toepassing van de
grensprocedure niet in behandeling wordt genomen, niet-ontvankelijk
wordt verklaard of wordt afgewezen als kennelijk ongegrond, geldt tevens
als weigering van toegang in het eerste lid dan wel de herleving
hiervan.

7. De duur van de grensprocedure bedraagt ten hoogste vier weken, te
rekenen vanaf het tijdstip van uitreiking van het besluit, bedoeld in
het vijfde lid. Indien vier weken na de uitreiking van het besluit,
bedoeld in het vijfde lid, nog niet is beslist over het in behandeling
nemen, de ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid van de aanvraag,
verkrijgt de vreemdeling van rechtswege toegang tot Nederland.

8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
over de grensprocedure.

C

Artikel 5, derde lid, vervalt.

D

1. In artikel 6 wordt, onder vernummering van het derde en het vierde
lid tot vierde en vijfde lid, een nieuw lid ingevoegd, luidende:

3. De vreemdeling wiens aanvraag overeenkomstig artikel 3, derde lid,
wordt behandeld in de grensprocedure, kan eveneens worden verplicht zich
op te houden in een door de ambtenaar belast met grensbewaking
aangewezen ruimte of plaats, die kan worden beveiligd tegen ongeoorloofd
vertrek. 

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt “derde lid” vervangen door:
vierde lid.

3. Na het vijfde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

6. Onze Minister kan de maatregel, bedoeld in het eerste en tweede lid,
opleggen aan de vreemdeling wiens aanvraag als bedoeld in artikel 28 in
de grensprocedure is afgewezen indien het belang van de openbare orde of
de nationale veiligheid zulks vordert. 

7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld over toepassing van het derde en het zesde lid.

E

In artikel 8, onderdeel m, wordt “na afwijzing van de aanvraag tot het
verlenen van een verblijfsvergunning op grond van artikel 30, eerste
lid, onderdeel a,” vervangen door: indien de aanvraag tot het verlenen
van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28
niet in behandeling is genomen op grond van artikel 30.

F

In artikel 19 wordt “artikel 28, onderdeel d,” vervangen door:
artikel 28, eerste lid, onderdeel d,.

G

In artikel 28, eerste lid, onderdeel a, wordt “dan wel niet in
behandeling te nemen” vervangen door:, niet in behandeling te nemen,
niet-ontvankelijk te verklaren dan wel buiten behandeling te stellen.

H

In artikel 29, eerste lid, onderdeel b, wordt “om te worden
onderworpen aan” vervangen door: op ernstige schade, bestaande uit.

I

Artikel 30 wordt vervangen door vier nieuwe artikelen, luidende:

Artikel 30

1. Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor
bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 wordt niet in behandeling
genomen, indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een
andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.


2. De vreemdeling wordt gehoord over zijn eventuele bezwaren tegen
overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat. 

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over de toepassing van het eerste en tweede lid.

Artikel 30a

1. Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor
bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan niet-ontvankelijk worden
verklaard in de zin van artikel 33 van de Procedurerichtlijn, indien: 

a. de vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie
internationale bescherming geniet;

b. de vreemdeling erkend is als vluchteling in een derde land en hij die
bescherming nog kan genieten of anderszins voldoende bescherming geniet
in dat land, met inbegrip van het beginsel van non-refoulement, en
opnieuw tot het grondgebied van dat land wordt toegelaten;

c. een derde land voor de vreemdeling als veilig derde land wordt
beschouwd; 

d. de vreemdeling een opvolgende aanvraag heeft ingediend waaraan door
de vreemdeling geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag zijn
gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn
gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag; of

e. aan de vreemdeling reeds een verblijfsvergunning is verleend op grond
van artikel 29, eerste lid.

2. Het besluit een aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren, wordt voor
de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet gelijkgesteld
met een afwijzing.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over de toepassing van het eerste lid.

Artikel 30b

1. Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor
bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan worden afgewezen als
kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de
Procedurerichtlijn, indien:

a. de vreemdeling bij de indiening van zijn aanvraag en de toelichting
van de feiten alleen aangelegenheden aan de orde heeft gesteld die niet
ter zake doen met betrekking tot de vraag of hij in aanmerking komt voor
verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in
artikel 28;

b. de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de
zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn;

c. de vreemdeling Onze Minister heeft misleid door omtrent zijn
identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te
verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve
invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden; 

d. de vreemdeling waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of
reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of
nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft
ontdaan; 

e. de vreemdeling kennelijk inconsequente en tegenstrijdige, kennelijk
valse of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd die
strijdig zijn met voldoende geverifieerde informatie over het land van
herkomst, waardoor zijn verklaringen alle overtuigingskracht wordt
ontnomen met betrekking tot de vraag of hij in aanmerking komt voor
verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in
artikel 28; 

f. de vreemdeling zijn aanvraag enkel heeft ingediend teneinde zijn
uitzetting of overdracht uit te stellen of te verijdelen;

g. de vreemdeling een opvolgende aanvraag heeft ingediend en deze niet
overeenkomstig artikel 30a, eerste lid, onderdeel d of e,
niet-ontvankelijk is verklaard;

h.	de vreemdeling Nederland onrechtmatig is binnengekomen of zijn
verblijf op onrechtmatige wijze heeft verlengd en zich, gezien de
omstandigheden van zijn binnenkomst, zonder gegronde reden niet zo snel
mogelijk bij een ambtenaar belast met de grensbewaking of het toezicht
op vreemdelingen heeft aangemeld, en daar kenbaar heeft gemaakt dat hij
internationale bescherming wenst;

i.	de vreemdeling weigert te voldoen aan de verplichting zijn
vingerafdrukken te laten nemen;

j.	de vreemdeling op ernstige gronden een gevaar vormt voor de openbare
orde of nationale veiligheid; of

k. de vreemdeling onder dwang is uitgezet om ernstige redenen van
openbare veiligheid of openbare orde.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over de toepassing van het eerste lid.

Artikel 30c

1. Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor
bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan buiten behandeling worden
gesteld in de zin van artikel 28 van de Procedurerichtlijn, indien:

a. de vreemdeling heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om
informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn
aanvraag; 

b. de vreemdeling niet is verschenen bij een gehoor en hij niet binnen
een termijn van twee weken heeft aangetoond dat dit niet aan hem is toe
te rekenen; of 

c. de vreemdeling is verdwenen of zonder toestemming van Onze Minister
is vertrokken en hierover toerekenbaar niet binnen een termijn van twee
weken contact heeft opgenomen met de bevoegde autoriteiten. 

2. Indien de vreemdeling een nieuwe aanvraag indient nadat zijn aanvraag
buiten behandeling is gesteld, wordt deze behandeld als een eerste
aanvraag, tenzij de vreemdeling eerder een aanvraag heeft gedaan die is
afgewezen. 

3. Het besluit een aanvraag buiten behandeling te stellen, wordt voor de
toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet gelijkgesteld met
een afwijzing.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over de toepassing van het eerste en tweede lid.

J

Artikel 31 komt te luiden:

Artikel 31

1. Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor
bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 wordt afgewezen als ongegrond in
de zin van artikel 32, eerste lid, van de Procedurerichtlijn, indien de
vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond
op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere
feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.

2. De vreemdeling brengt alle elementen ter staving van zijn aanvraag zo
spoedig mogelijk naar voren. Onze Minister beoordeelt in samenwerking
met de vreemdeling de relevante elementen.

3. De elementen, bedoeld in het tweede lid, omvatten de verklaringen van
de vreemdeling en alle relevante documentatie in het bezit van de
vreemdeling.

4. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt onder meer rekening gehouden
met:

a. alle relevante feiten in verband met het land van herkomst op het
tijdstip waarop een beslissing inzake de aanvraag wordt genomen, met
inbegrip van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van het land
van herkomst en de wijze waarop deze worden toegepast;

b. de door de vreemdeling afgelegde verklaring en overgelegde
documenten, samen met informatie over de vraag of de vreemdeling aan
vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of ernstige schade als
bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, blootgesteld is dan wel
blootgesteld zou kunnen worden;

c. de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van de
vreemdeling, waartoe factoren behoren als achtergrond, geslacht en
leeftijd, teneinde te beoordelen of op basis van de persoonlijke
omstandigheden van de vreemdeling, de daden waaraan hij blootgesteld is
of blootgesteld zou kunnen worden, met vervolging in de zin van het
Vluchtelingenverdrag of ernstige schade als bedoeld in artikel 29,
eerste lid, onder b, overeenkomen;

d. de vraag of zijn activiteiten, sinds hij zijn land van herkomst of
een land van eerder verblijf heeft verlaten, uitsluitend ten doel hadden
de nodige voorwaarden te scheppen om een verzoek om internationale
bescherming te kunnen indienen, teneinde na te gaan of de vreemdeling,
in geval van terugkeer naar dat land, door die activiteiten aan
vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of ernstige schade als
bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, zou worden blootgesteld;

e. de vraag of in redelijkheid kan worden verwacht dat de vreemdeling
zich onder de bescherming kan stellen van een ander land waar hij zich
op zijn nationaliteit kan beroepen.

5. Het feit dat de vreemdeling in het verleden reeds is blootgesteld aan
vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of ernstige schade als
bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, of dat hij hiermee
rechtstreeks is bedreigd, is een duidelijke aanwijzing dat de vrees van
de vreemdeling voor die vervolging gegrond is en het risico op die
ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen
dat die vervolging of die ernstige schade zich niet opnieuw zal
voordoen.

6. Indien de vreemdeling zijn verklaringen of een deel van zijn
verklaringen niet met documenten kan onderbouwen, worden deze
verklaringen geloofwaardig geacht en wordt de vreemdeling het voordeel
van de twijfel gegund, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de vreemdeling heeft een oprechte inspanning geleverd om zijn
aanvraag te staven;

b. alle relevante elementen waarover de vreemdeling beschikt, zijn
overgelegd, en er is een bevredigende verklaring gegeven omtrent het
ontbreken van andere relevante elementen;

c. de verklaringen van de vreemdeling zijn samenhangend en aannemelijk
bevonden en zijn niet in strijd met beschikbare algemene en specifieke
informatie die relevant is voor zijn aanvraag;

d. de vreemdeling heeft zijn aanvraag zo spoedig mogelijk ingediend,
tenzij hij goede redenen kan aanvoeren waarom hij dit heeft nagelaten;
en

e. vast is komen te staan dat de vreemdeling in grote lijnen als
geloofwaardig kan worden beschouwd.

7. Een aanvraag wordt niet onder verwijzing naar een eerdere afwijzende
beslissing afgewezen indien de door de vreemdeling bij de aanvraag
aangevoerde elementen en bevindingen grond bieden voor het vermoeden dat
sprake is van bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende,
feiten en omstandigheden die hieraan in de weg staan.

8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over de toepassing van het eerste tot en met zevende lid.

K

Artikel 31a vervalt. 

L

In artikel 34, eerste lid, wordt “artikel 28, onderdeel e,”
vervangen door: artikel 28, eerste lid, onderdeel e,.

M

	Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 38 wordt voor de tekst de aanduiding “1.” geplaatst en
wordt ‘een taal waarvan redelijkerwijze kan worden aangenomen dat hij
die kan verstaan’ vervangen door: een taal waaraan de vreemdeling de
voorkeur geeft, tenzij er een andere taal kan worden gebruikt die hij
begrijpt en waarin hij helder kan communiceren. 

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

2. Bij of direct na de indiening van de aanvraag tot het verlenen van
een verblijfsvergunning wijst Onze Minister de vreemdeling erop dat hij
elementen en bevindingen aannemelijk moet maken die hetzij op zichzelf,
hetzij in verband met andere elementen en bevindingen, een rechtsgrond
voor de verlening of verlenging van de vergunning vormen. Daarbij wordt
hij erop gewezen dat hij daartoe verklaringen moet afleggen en alle
bewijsmiddelen waarover hij beschikt of redelijkerwijs de beschikking
kan krijgen moet overleggen.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld met betrekking tot het tweede lid.

N

Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

4. De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan met ten hoogste negen
maanden worden verlengd, indien:

a. complexe feitelijke of juridische kwesties aan de orde zijn;

b. een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor
het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van
zes maanden af te ronden; of

c. de vertraging van de behandeling van de aanvraag aan de vreemdeling
is toe te schrijven.

2. Het vijfde lid wordt vervangen door drie nieuwe leden, luidende:

5. Indien dit noodzakelijk is met het oog op een behoorlijke en
volledige behandeling van de aanvraag, kan de termijn na de verlenging,
bedoeld in het vierde lid, nogmaals verlengd worden met ten hoogste drie
maanden.

6. Indien in het kader van de aanvraag tot het verlenen van een
verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 wordt
onderzocht of de aanvraag op grond van artikel 30 niet in behandeling
dient te worden genomen, vangt de termijn, bedoeld in het eerste lid,
aan op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt
vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van
het verzoek. 

7. Onze Minister stelt de vreemdeling in kennis van de verlenging van de
termijn en geeft, indien de vreemdeling daarom verzoekt, informatie over
de reden van de verlenging en een indicatie van het tijdsbestek
waarbinnen de beschikking, bedoeld in het eerste lid, te verwachten
valt.

O

Artikel 43 komt te luiden:

Artikel 43

1. Bij besluit van Onze Minister kan voor bepaalde categorieën
vreemdelingen die een aanvraag tot het verlenen van een
verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 hebben
ingediend, de termijn, bedoeld in artikel 42, eerste lid, worden
verlengd tot ten hoogste eenentwintig maanden, indien naar verwachting
voor een korte periode onzekerheid zal bestaan over de situatie in het
land van herkomst en op grond daarvan redelijkerwijs niet kan worden
beslist of de aanvraag op een van de gronden genoemd in artikel 29 kan
worden ingewilligd. 

2. Indien Onze Minister een besluit neemt als bedoeld in het eerste lid,
wordt:

a. ten minste elke zes maanden de situatie in het betreffende land van
herkomst beoordeeld;

b. binnen een redelijke termijn mededeling van het uitstel en de redenen
voor het uitstel gedaan aan de aanvragers; en

c. binnen een redelijke termijn mededeling van het uitstel gedaan aan de
Europese Commissie.

P

Artikel 44a wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

Indien een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor
bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, niet in behandeling wordt genomen
op grond van artikel 30, eerste lid, geldt dit besluit als
overdrachtsbesluit, en heeft het van rechtswege tot gevolg dat:.

2. In het eerste lid, onderdeel a wordt “artikel 8, eerste lid onder
m” vervangen door: artikel 8, onder m.

Q

Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na “de aanvraag” ingevoegd:
tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als
bedoeld in artikel 33.

2. Na het achtste lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

9. Indien de beschikking inhoudt dat de aanvraag van de vreemdeling tot
het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld
in artikel 28 niet-ontvankelijk is verklaard op grond van artikel 30a,
eerste lid, onderdeel a, geldt de beschikking, in afwijking van het
eerste lid, aanhef, niet als terugkeerbesluit en is de vreemdeling, in
afwijking van het eerste lid, onderdeel b, gehouden Nederland
onmiddellijk te verlaten en zich naar het grondgebied te begeven van de
lidstaat die een geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot
verblijf heeft gegeven.

R

In artikel 58, tweede lid wordt “6, derde lid,” vervangen door: 6,
vierde lid,.

S

Artikel 59, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder f, g en
h, niet zijnde een vreemdeling als bedoeld in artikel 59a of 59b.

T

Na artikel 59a worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 59b

1. De vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8,
onder f, g of h, voor zover dit betrekking heeft op een aanvraag tot het
verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, kan door
Onze Minister in bewaring worden gesteld, indien:

a. bewaring noodzakelijk is met het oog op vaststelling van de
identiteit of nationaliteit van de vreemdeling; 

b. bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens
die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een aanvraag tot het verlenen
van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel
28, met name indien er sprake is van een risico op onttrekking; 

c. de vreemdeling:

1°. in bewaring werd gehouden in het kader van een terugkeerprocedure
uit hoofde van de Terugkeerrichtlijn; 

2°. reeds de mogelijkheid van toegang tot de asielprocedure heeft
gehad; en

3°. op redelijke gronden aangenomen kan worden dat hij de aanvraag
louter heeft ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te
stellen of te verijdelen; of

d. de vreemdeling een gevaar vormt voor de nationale veiligheid of
openbare orde als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel e, van de
Opvangrichtlijn.

2. De bewaring krachtens het eerste lid, onderdeel a, b of c, duurt niet
langer dan vier weken, tenzij toepassing is gegeven aan artikel 39. In
dat geval duurt de bewaring niet langer dan zes weken.

3. De bewaring krachtens het eerste lid, onderdeel a, b of c, kan worden
verlengd met ten hoogste drie maanden indien de vreemdeling rechtmatig
verblijf heeft op grond van artikel 8, onder h.

4. De bewaring krachtens het eerste lid, onderdeel d, duurt niet langer
dan zes maanden.

5. Onze Minister kan de bewaring krachtens het eerste lid, onderdeel d,
met ten hoogste negen maanden verlengen, indien er sprake is van:

a. complexe feitelijke en juridische omstandigheden die betrekking
hebben op de behandeling van de aanvraag tot het verlenen van een
verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28; en

b. een zwaarwegend belang van openbare orde of nationale veiligheid.

Artikel 59c

1. Onze Minister stelt een vreemdeling slechts in bewaring op grond van
artikel 59, 59a of 59b, voor zover geen minder dwingende maatregelen
doeltreffend kunnen worden toegepast. 

2. Bewaring van een vreemdeling blijft achterwege of wordt beëindigd,
indien deze niet langer noodzakelijk is met het oog op het doel van de
bewaring.

U

Artikel 69, tweede lid, komt te luiden: 

2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de beroepstermijn Ă©Ă©n
week, indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning
voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28:

a. is afgewezen binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen
aantal dagen, dat niet de dagen van de rust- en voorbereidingstermijn
omvat;

b. niet in behandeling is genomen op grond van artikel 30;

c. niet-ontvankelijk is verklaard op grond van artikel 30a; 

d. is afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b; of

e. buiten behandeling is gesteld op grond van artikel 30c.

V

In artikel 73, vierde lid, wordt “artikel 59 of 59a” vervangen door:
artikel 59, 59a of 59b.

W

Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien:

a. de aanvraag niet in behandeling is genomen op grond van artikel 30;

b. de aanvraag niet-ontvankelijk is verklaard op grond van artikel 30a,
met uitzondering van artikel 30a, eerste lid, onderdeel c; 

c. de aanvraag is afwezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel
30b, met uitzondering van artikel 30b, eerste lid, onderdeel h;

d. de aanvraag buiten behandeling is gesteld op grond van artikel 30c; 

e. de aanvraag is afgewezen met toepassing van artikel 4:6 van de Awb,
onder verwijzing naar een besluit waarin met toepassing van de
Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat
verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag; of

f. het een besluit als bedoeld in artikel 43 of 45, vierde lid, betreft.

2. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde en zesde
lid tot vierde en vijfde lid. 

3. In het vijfde lid (nieuw) komt “en vierde” te vervallen.

4. Na het vijfde lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, luidende:

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld omtrent het recht om al dan niet in afwachting van de
uitspraak op een verzoek om een voorlopige voorziening in Nederland te
mogen verblijven.

Wa

	Na artikel 83 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 83.0a

	Indien beroep is ingesteld tegen een besluit dat een gelijke strekking
heeft als een besluit dat eerder ten aanzien van de indiener van het
beroepschrift is genomen, zal dit besluit, ook bij het ontbreken van
nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden of een relevante
wijziging van het recht, worden beoordeeld als ware het een eerste
afwijzing indien hier wegens bijzondere, op de individuele zaak
betrekking hebbende, feiten en omstandigheden, de noodzaak toe bestaat.

X

Onder vernummering van artikel 83a tot artikel 83c worden in paragraaf 2
van afdeling 2 van hoofdstuk 7 twee nieuwe artikelen ingevoegd,
luidende:

Artikel 83a

De toetsing van de rechtbank omvat een volledig en ex nunc onderzoek
naar zowel de feitelijke als de juridische gronden, met inbegrip van,
indien van toepassing, een onderzoek naar de behoefte aan internationale
bescherming.

Artikel 83b

1. Indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor
bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 is afgewezen binnen een bij
algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal dagen, dat niet de
dagen van de rust- en voorbereidingstermijn omvat, doet de rechtbank
binnen vier weken na het instellen van het beroep uitspraak.

2. Indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor
bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 is afgewezen in andere dan de in
het eerste lid bedoelde gevallen, doet de rechtbank binnen
drieëntwintig weken na het instellen van het beroep uitspraak.

3. In afwijking van het tweede lid doet de rechtbank binnen vier weken
na het instellen van het beroep uitspraak, indien de aanvraag:

a. niet in behandeling is genomen op grond van artikel 30;

b. niet-ontvankelijk is verklaard op grond van artikel 30a; 

c. is afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b; 

d. is afgewezen met toepassing van artikel 4:6 van de Awb, onder
verwijzing naar een besluit waarin met toepassing van de
Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat
verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag; of

e. buiten behandeling is gesteld op grond van artikel 30c.

4. In de gevallen, bedoeld in het eerste en derde lid, is artikel 8:52,
tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van
overeenkomstige toepassing.

Y

In artikel 93, eerste lid, wordt “artikel 6, eerste en tweede lid,”
vervangen door: artikel 6, eerste, tweede of derde lid,.

Z

Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “59 en 59a,” vervangen door: 59, 59a en
59b,.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot vierde
tot en met zevende lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:

2. Indien aan de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, een besluit is
uitgereikt, als bedoeld in artikel 3, eerste of zesde lid, wordt het
beroep, bedoeld in het eerste lid, geacht mede een beroep tegen dit
besluit te omvatten.

3. Het tweede lid is niet van toepassing indien tussen het besluit,
bedoeld in artikel 3, eerste of zesde lid, en het opleggen van de
vrijheidsontnemende maatregel meer dan achtentwintig dagen zijn
verstreken.

3. In het zesde lid (nieuw) vervalt: in redelijkheid. 

4. In het zevende lid (nieuw) wordt “Het eerste, derde en vierde
lid” vervangen door: Het eerste, vijfde en zesde lid.

AA

In artikel 95, eerste lid, wordt “artikel 94, derde lid,” vervangen
door: artikel 94, vijfde lid,.

BB

In artikel 108, eerste lid, wordt “6, eerste lid,” vervangen door:
6, eerste of derde lid,.

ARTIKEL II

1. Op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor
bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000
waarop is besloten voor inwerkingtreding van deze wet en intrekkingen
voor inwerkingtreding van deze wet, is het recht zoals dit gold voor
inwerkingtreding van deze wet van toepassing, met uitzondering van
artikel 83a (nieuw) van de Vreemdelingenwet 2000, tenzij het onderzoek
door de rechtbank gesloten is. 

2. Bewaring van een vreemdeling, die een aanvraag als bedoeld in artikel
28 van de Vreemdelingenwet 2000 heeft ingediend en die op het moment van
inwerkingtreding van deze wet gehouden is zich op te houden in een door
de ambtenaar belast met grensbewaking aangewezen ruimte of plaats die
tegen vertrek is beveiligd, duurt niet langer dan vier weken vanaf het
moment van het uitreiken van het besluit hiertoe.

3. De vreemdeling die op het moment van inwerkingtreding van deze wet
rechtmatig verblijf had als bedoeld in artikel 8, onder f, g of h, voor
zover dit betrekking heeft op een aanvraag als bedoeld in artikel 28,
van de Vreemdelingenwet 2000 en in bewaring is gesteld op grond van
artikel 59, eerste lid, onderdeel b, van de Vreemdelingenwet 2000, zoals
dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, wordt vanaf
het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geacht in bewaring te
zijn gesteld op grond van artikel 59b, eerste lid, onderdeel b, van de
Vreemdelingenwet 2000.

4. Voor het bepalen van de maximale termijn voor inbewaringstelling als
bedoeld in artikel 59b, tweede, derde en vierde lid, van de
Vreemdelingenwet 2000 wordt de periode waarin de vreemdeling
onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet in
bewaring was gesteld afgetrokken van de termijnen, bedoeld in artikel
59b, tweede, derde en vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. 

Gegeven

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1