[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34204 Adv RvSt inzake de Wet uitvoering verordening centrale effectenbewaarinstellingen

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257) (Wet uitvoering verordening centrale effectenbewaarinstellingen)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2015D18015, datum: 2015-05-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2015Z08770:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


No.W06.14.0395/III	's-Gravenhage, 18 december 2014

Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 2014, no.2014001988, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiƫn, bij de Afdeling
advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter
uitvoering van verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement
en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de
effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale
effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en
2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257) (Wet
uitvoering verordening centrale effectenbewaarinstellingen), met memorie
van toelichting.

Het voorstel brengt de Wet op het financieel toezicht (Wft) in
overeenstemming met verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees
Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de
effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale
effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en
2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (hierna: de verordening). De
verordening strekt ertoe aan de marktdeelnemers uniforme verplichtingen
op te leggen betreffende de afwikkelingscyclus en afwikkelingsdiscipline
bij effectentransacties en voor effectenbewaarinstellingen die
effectenafwikkelingssystemen exploiteren in een geheel van
gemeenschappelijke eisen te voorzien. Ter uitvoering van de verordening
worden in de Wft de bevoegdheden tot het kunnen opleggen van sancties
aangepast aan de verordening en wordt een aantal aanvullende eisen aan
effectenbewaarinstellingen opgelegd. Voorts worden in de Wet bekostiging
financieel toezicht de bedragen vastgesteld die aan een
effectenbewaarinstelling in rekening worden gebracht voor de
vergunningverlening en de toetsing van de geschiktheid van een lid van
het leidinggevend orgaan.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de
gevolgen van de implementatie voor de Wet giraal effectenverkeer (Wge)
en de implementatie van de bevoegdheid tot het kunnen opleggen van een
tweetal bestuurlijke sancties. Zij is van oordeel dat in verband daarmee
enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

	Aanpassing van de Wet giraal effectenverkeer

Het belang van een veilige bewaring van effecten en een goede
effectenafwikkeling wordt in Nederland thans geborgd door de Wge. Voor
zover regelingen in de verordening en Wge met betrekking tot
effectenbewaring- en afwikkeling van transacties elkaar overlappen of
met elkaar in strijd zijn, is het voor een volledige implementatie van
de verordening noodzakelijk de betreffende bepalingen in de Wge te
schrappen of aan te passen. Het voorstel bevat geen wijzigingen van de
Wge.

In dit verband wijst de Afdeling bij wijze van voorbeeld op de artikelen
2, 3 en 4 van de Wge inzake het door de minister aanwezen centraal
instituut, dat als enige bevoegd is girodepots voor effecten aan te
houden. Deze taak zal op grond van de verordening worden verricht door
vergunninghoudende effectenbewaarinstellingen. De toelichting gaat met
betrekking tot genoemde artikelen maar ook overigens, niet in op de
verhouding tussen de Wge en verordening en geeft niet aan waarom is
afgezien van aanpassing van de Wge. Overigens wijst de Afdeling erop dat
wanneer de uitvoering van de verordening gevolgen heeft voor meerdere
wetten, het de voorkeur heeft ter wille van de overzichtelijkheid die zo
veel mogelijk gelijktijdig te doen plaatsvinden.

De Afdeling adviseert in de toelichting op de genoemde verhouding in te
gaan en het voorstel zo nodig aan te passen.

	Ontzegging uitoefening leidinggevende functies

In het voorgestelde artikel 1:87, tweede lid, van de Wft is een
bevoegdheid voor de toezichthouder opgenomen om als bestuurlijke sanctie
natuurlijke personen de bevoegdheid te ontzeggen leidinggevende functies
uit te oefenen bij centrale effectenbewaarinstellingen of aangewezen
kredietinstellingen. De sanctie kan worden opgelegd bij door centrale
effectenbewaarinstellingen of aangewezen kredietinstellingen begane
overtredingen van de verordening centrale effectenbewaarinstellingen die
zijn gerangschikt in de derde boetecategorie. Het betreft natuurlijke
personen die de overtreding hebben begaan dan wel, indien de overtreding
is begaan door een rechtspersoon, tot de betrokken gedraging opdracht
hebben gegeven of daar feitelijk leiding aan hebben gegeven. 

Artikel 1:87, tweede lid, is in het voorstel opgenomen ter uitvoering
van artikel 63, tweede lid, onderdeel d, van de verordening. De in dat
onderdeel beschreven sanctie wijkt op onderdelen af van het voorstel. Zo
moet de sanctie volgens de verordening tijdelijk kunnen worden opgelegd
en bij ernstige inbreuken, permanent. Artikel 1:87, tweede lid, voorziet
niet in een tijdelijke oplegging bij minder ernstige inbreuken, die ook
betrekking kunnen hebben op overtredingen van de eerste of tweede
boetecategorie. 

De Afdeling adviseert naar aanleiding van het voorgaande het voorstel
aan te passen.

	Maximale boete

In artikel 63, tweede lid, onderdeel e, van de verordening is bepaald
dat een maximale administratieve sanctie van ten minste tweemaal het
bedrag van de ten gevolge van de inbreuk behaalde winst moet kunnen
worden opgelegd. Het geldende artikel 1:81, zesde lid, van de Wft kent
deze mogelijkheid, maar alleen indien het voordeel dat de overtreder
door de overtreding heeft verkregen groter is dan ā‚¬ 2.000.000. De
boetebevoegdheid van de Wft is in die zin dus beperkter dan die van de
verordening. Het voorstel bevat geen bepalingen om de Wft op dit punt
met de verordening in overeenstemming te brengen.

De Afdeling adviseert naar aanleiding van het voorgaande het voorstel
aan te passen.

4.	De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele
bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de
Raad van State betreffende no.W06.14.0395/III

ā€œCentrale effectenbewaarinstelling als bedoeld in de verordening
centrale effectenbewaarinstellingenā€ in artikel 1:1 definiĆ«ren als
ā€œcentrale effectenbewaarinstellingā€. Voorts het voorstel op basis
van deze definitie aanpassen.

In de artikelsgewijze toelichting bij artikel IV de andere
wetsvoorstellen noemen die ertoe nopen de volgorde van de verschillende
wijzigingsopdrachten bij koninklijk besluit te kunnen regelen. Voorts
toelichten waarom bepaalde wijzigingsopdrachten ook na 1 januari 2015 in
werking kunnen treden.

De toelichting aanvullen met een transponeringstabel (338 Ar).

 PAGE   1 

  PAGE  2 

 PAGE   I 

........................................................................
...........

AAN DE KONING