[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg met betrekking tot de rapportage van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) over de herbeoordelingen door banken van rentederivaten bij niet-professionele MKB-ondernemingen (Kamerstuk 31 311, nr. 147)

Zelfstandig ondernemerschap

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2015D19947, datum: 2015-05-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2015Z05710:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal	2



	Vergaderjaar 2014-2015





31 311	Zelfstandig ondernemerschap









	Nr. 	INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

	Vastgesteld … mei 2015





De vaste commissie voor Financiën heeft op 28 mei 2015 een aantal
vragen en opmerkingen voorgelegd aan de minister van Financiën inzake
zijn brief van 31 maart 2015 met betrekking tot de rapportage van de
Autoriteit Financiële Markten (AFM) over de herbeoordelingen door
banken van rentederivaten bij niet-professionele MKB-ondernemingen 

(Kamerstuk 31 311, nr. 147). 

De minister van Financiën heeft deze vragen beantwoord bij brief van
…... 

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt. 





De voorzitter van de commissie,

Duisenberg





De adjunct-griffier van de commissie,

Van den Eeden





I 	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties





Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met teleurstelling kennis genomen van
de voortgang van de herbeoordeling van rentederivaten bij
niet-professionele MKB-ondernemingen door banken. Het is de banken niet
gelukt om eind 2014 de herbeoordeling van alle kwetsbare klantgroepen
afgerond te hebben. Banken moeten wat de leden van de fractie van de VVD
betreft de herbeoordeling snel en adequaat afronden en indien nodig snel
adequate oplossingen bieden aan de MKB-ers. De kwaliteit van de
herbeoordeling staat natuurlijk voorop, maar dat hoeft niet ten koste te
gaan van snelheid, want ondernemers hebben snel recht op duidelijkheid.
Als er sprake is van niet passende informatie en adviezen door banken
richting het MKB, dan moeten de banken passende oplossingen aanbieden.
Als daardoor (financiële) schade is ontstaan, dan moet die vergoed
worden door de banken. 

De leden van de VVD-fractie vinden het een gemiste kans en zeer, zeer
teleurstellend dat de betrokken banken niet vrijwillig akkoord zijn
gegaan met het noemen van naam en toenaam in dit dossier. Ook al omdat
er behoorlijke verschillen bestaan tussen de banken volgens de AFM. De
goede lijden dus onder slechte. Het noemen van naam en toenaam zou bij
kunnen dragen aan het herstel van vertrouwen in de banken. En bovendien
een prikkel en een stimulans kunnen zijn voor kwaliteitsverbetering voor
de banken. De leden van de fractie van de VVD zijn een groot voorstander
van naming & shaming, oftewel het met naam en toenaam noemen van de
betrokken banken. Deze leden vragen de minister daarom om de betrokken
banken nog eens zelf met klem te verzoeken om wel vrijwillig akkoord te
gaan met het noemen van naam en toenaam in de eerstvolgende rapportage.
Is de minister daartoe bereid? De leden van de fractie van de VVD roepen
de betrokken banken met klem op om vrijwillig akkoord te gaan. De leden
van de fractie van de  VVD hebben over naming & shaming in april 2015
ook schriftelijke vragen gesteld aan de minister om het gebruik van naam
en toenaam door de AFM meer en ruimer mogelijk te maken. Deze leden gaan
er vanuit dat de schriftelijke vragen hierover voor of uiterlijk
tegelijk met het verslag van dit schriftelijk overleg worden gegeven.

De AFM zal in de loop van 2015 nader rapporteren over de uitkomsten van
de herbeoordeling. Wat zal inhoud van deze rapportage zijn, aangezien de
banken pas eind 2015 alle herbeoordelingen en oplossingen afgerond
hebben? De leden van de VVD-fractie willen weten wanneer dit rapport in
2015 precies gereed is. Deze leden willen het rapport graag uiterlijk
medio 2015 ontvangen, aangezien alle banken de herbeoordeling van de
kwetsbare klantengroepen in het eerste kwartaal van 2015 hebben
afgerond. Kan de minister toezeggen dat het rapport uiterlijk medio 2015
naar de Tweede Kamer gaat en daarin ook uitgebreide informatie in
opgenomen is over de geboden oplossingen aan het MKB?

In 43% van de per 31 december 2014 gerapporteerde gevallen zijn er door
de banken wel bevindingen gevonden in de dossiers van MKB-ers over
rentederivaten. In hoeveel van deze gevallen ging het om gebrekkige
informatieverstrekking? In hoeveel van deze gevallen ging het om
onvolledige dossiervorming?  In hoeveel gevallen is er sprake van
niet-passend advies of ongeschikte dienstverlening? In hoeveel gevallen
is er al een oplossing geboden en zo ja welk type oplossingen (o.a.
financiële compensatie)?

De leden van de VVD-fractie lezen in het AFM-rapport dat de optie van
onafhankelijke reviewers voor de herbeoordeling nadrukkelijker in beeld
kan komen als er opnieuw twijfel ontstaat over de kwaliteit van de
herbeoordeling. Wanneer zou dit het geval kunnen zijn? 

De AFM is van mening dat klanten uiteindelijk allemaal een schriftelijke
bevestiging moeten krijgen van de uitkomsten van de herbeoordeling van
hun derivaat of derivaten. In hoeverre moet er in deze brieven ook
worden opgenomen welke mogelijkheden MKB-ers hebben als ze het niet eens
zijn met de herbeoordeling of de oplossing? De leden van de fractie van
de VVD vinden dat de MKB-ers ook over deze mogelijkheden duidelijke
informatie moeten krijgen. 

De AFM beraadt zich nog op de exacte invulling van de herbeoordeling van
de contracten die tussen januari 2012 tot april 2014 (voortijdig) zijn
beëindigd. Welke invulling staat de AFM voor ogen? Welke afspraken zijn
daarover gemaakt door de AFM met de banken? Wat zijn de financiële
gevolgen voor een ondernemer van een derivatencontract dat gedwongen
moet worden beëindigd door bijvoorbeeld een faillissement van de
ondernemer? 

De VVD wil dat álle herbeoordelingen ook echt uiterlijk eind 2015
afgerond zijn door de betrokken banken, en dat er waar nodig ook voor
dat tijdstip oplossingen zijn geboden. De leden van de VVD-fractie lezen
dat de AFM de mogelijkheid tot handhaving bij overtredingen heeft. Welke
handhavingsinstrumenten kan de AFM wanneer inzetten?

Zijn de “embedded derivaten”, waarbij een rentederivaat is verwerkt
in een lening of een deposito, ook meegenomen in de herbeoordeling door
de banken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe? 

De leden van de VVD-fractie lezen dat geen van de banken MKB-ers de
verplichting tot het storten van onderpand in de vorm van contacten
opleggen (zogenaamde “cash margins”). In hoeverre worden er door de
banken wel andere vormen van extra onderpand gevraagd bij ondernemers
met derivaten met een negatieve waarde? In hoeverre worden er wel extra
risico-opslagen op de leningen gehanteerd door de banken bij ondernemers
met derivaten met een negatieve waarde? 

Gedurende de looptijd vergelijken banken de actuele marktwaarde met het
bedrag van de limiet. Als de actuele (negatieve) marktwaarde de limiet
dreigt te overschrijden, kunnen banken de derivatenlimiet verhogen. In
hoeveel procent van de gevallen doen de banken dit? De banken geven aan
dat zij dit in verreweg de meeste gevallen doen zonder aanvullende
zekerheden te vragen. In hoeveel van de gevallen gebeurt het mét en
zónder zekerheden te vragen door de betrokken banken?

Hoeveel MKB-ers zitten inmiddels bij de banken in een klachtenprocedure
over de rentederivaten? Het Kifid is tijdelijk opengesteld voor MKB-ers
met klachten over rentederivaten. Hoeveel klachten heeft het Kifid op
dit moment in behandeling?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het
AFM-rapport over de voortgang die banken hebben gemaakt bij de
herbeoordeling van rentederivaten aan niet-professionele
MKB-ondernemingen. Uit de rapportage van de AFM blijkt dat banken verder
hadden moeten en kunnen zijn bij het oplossen van de problemen met
rentederivaten in het MKB. De leden van de PvdA-fractie verwachten van
banken dat zij hun zorgplicht serieus nemen. Banken moeten nu snel
oplossingen bieden aan MKB-ondernemingen die schade hebben opgelopen
door verkeerde advisering over en aanschaf van niet-passende
rentederivaten. De leden van de PvdA-fractie hebben nog de hierna
volgende vragen over het AFM-rapport.

De kwaliteit van de herbeoordeling van rentederivaten door banken wordt
in lang niet alle gevallen als “goed” gekwalificeerd door de AFM. De
leden van de PvdA-fractie vragen welke maatregelen banken in overleg met
de AFM nemen om de kwaliteit van de herbeoordelingen te verbeteren?
Welke verbeteringen moeten worden gerealiseerd om een situatie waarin
banken verplicht worden om onafhankelijke reviewers in te zetten te
voorkomen? Op welke termijn zou het verplicht inzetten van
onafhankelijke reviewers kunnen worden gerealiseerd?

In haar rapport geeft de AFM aan dat banken ook oog moeten hebben voor
klanten met een rentederivatencontract dat voor de peildatum is
beëindigd en zich nog beraden op de exacte invulling daarvan. De leden
van de PvdA-fractie vragen of de AFM signalen heeft dat ook bij deze
categorie sprake is van tekortschietende dienstverlening door banken? De
AFM verwacht van banken dat zij in ieder geval de voortijdig beëindigde
contracten herbeoordelen, waarbij de klant een negatieve marktwaarde
heeft moeten betalen; de leden van de PvdA-fractie vragen of de AFM ook
actief gaat toezien op herbeoordeling van dergelijke contracten en daar
ook in volgende rapportages op terugkomt?

De AFM verwacht van banken een categorisering van problemen en
bijbehorende oplossingsrichtingen. De leden van de PvdA-fractie vragen
hoe het daarmee staat? Welke oplossingen bieden banken aan gedupeerde
ondernemers? Krijgen MKB-ondernemingen die schade hebben opgelopen ook
financiële compensatie? Wordt hiervan in de volgende rapportage ook per
bank een overzicht gegeven? Eén bank laat het bieden van oplossingen
parallel lopen aan het uitvoeren van de herbeoordeling zelf. De leden
van de PvdA-fractie vragen hoe dit zich verhoudt tot het geformuleerde
uitgangspunt dat banken vergelijkbare gevallen gelijk behandelen?

Vooralsnog legt geen van de banken zogenaamde ‘cash margins’ op aan
niet-professionele klanten. De leden van de PvdA-fractie delen het
standpunt van de AFM, dat de saldibewakingsplicht in principe niet geldt
bij rentederivaten van niet-professionele klanten. Wel vragen de
genoemde leden of dit ook betekent, dat de AFM erop zal toezien dat ook
in de toekomst door banken geen ‘cash margins’ zullen worden
opgelegd aan niet-professionele klanten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben enkele vragen over het AFM-rapport
Herbeoordelingen door banken van rentederivaten bij niet-professionele
MKB-ondernemingen dd. 31 maart 2015.

Ten eerste vragen deze leden of de minister kan reageren op de reactie
van het Kenniscentrum Rentederivaten (KCR) op het AFM-rapport. De leden
van de SP-fractie vragen de minister vooral in te gaan op het oordeel
van het KCR dat de AFM is tekortgeschoten als toezichthouder door de
geconstateerde misstanden slechts te presenteren als hypothetische
voorbeelden. Is de minister het eens met de stelling dat de AFM –
naast aanbevelingen voor de toekomst – ook een oordeel moet geven over
de handelwijze van banken in het verleden? Zo ja, is de minister bereid
de AFM te verzoeken deze verantwoordelijkheid te nemen? Zo nee, waarom
niet? 

Ook willen deze leden een reactie van de minister op de stelling van het
KCR dat het rapport ten onrechte als uitgangspunt neemt dat klanten
vrijwillig en uit eigen beweging een rentederivaat hebben gekocht bij
banken, terwijl het vrijwel altijd precies andersom is gegaan.

In het rapport (p. 4) lezen de leden van de SP-fractie dat de
herbeoordeling aanvankelijk vertraging heeft opgelopen, doordat de
kwaliteit te wensen overliet. Na interventie van de AFM wordt de
kwaliteit nu als ‘over het algemeen voldoende’ gekwalificeerd. Waar
is dit oordeel op gebaseerd? Welke criteria zijn gehanteerd om tot dit
oordeel te komen? Hoe valt dit oordeel te rijmen met de stelling van de
AFM dat het nu nog te vroeg is om conclusies te trekken over de
uitkomsten? 

 

De AFM geeft aan dat de informatievoorziening gebrekkig is geweest
waardoor sommige klanten verkeerde beslissingen hebben genomen. Kan de
minister uitleggen hoe dit heeft kunnen gebeuren? Welke sancties worden
hierop gesteld, afgezien van de (financiële) compensatie voor de klant?
Zijn deze volgens de minister voldoende hoog om de misstanden mee te
kunnen voorkomen.

Hoe verklaart de minister de grote verschillen tussen banken als het
gaat om de kwaliteit van de uitvoering van de herbeoordeling? Wat gaat
de minister doen als de kwaliteit bij sommige banken na meerdere
steekproeven geen verbetering laat zien (zie bijvoorbeeld bank E die op
peildatum 13 februari 14% onvoldoende had en na de laatste steekproef
15%)? Wat betekent het voor de individuele klant als de kwaliteit van de
herbeoordeling van zijn dossier keer op keer te wensen overlaat?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
het AFM-rapport Herbeoordelingen door banken bij rentederivaten bij
niet-professionele MKB-ondernemingen. Deze leden vinden het
verontrustend dat de voortgang van de herbeoordeling naar het oordeel
van de AFM tegenvalt. Wel delen zij de mening dat kwaliteit en
zorgvuldigheid in deze situatie belangrijker is dan snelheid. Toch mag
de snelheid niet uit het oog verloren worden. Het kan niet zo zijn dat
zelfs nog niet van alle klanten in het bijzonder beheer de
herbeoordeling is afgerond. Daarom willen de leden van de CDA-fractie
graag van de minister weten wanneer volgens hem de herbeoordelingen (per
groep) afgerond moeten zijn, wat de minister gaat doen om daarvoor zorg
te dragen en daarnaast wanneer de ‘rentederivatenaffaire’ in zijn
geheel opgelost zal zijn. 

Misselling

De leden van de CDA-fractie maken zich echter grote zorgen dat de
herbeoordeling te beperkt is. Rentederivaten passen niet bij de
flexibiliteit die voor het MKB benodigd is. De hamvraag is dan ook hoe
het zover heeft kunnen komen dat ook aan onprofessionele partijen in
grote getale dergelijke risicovolle producten zijn verkocht. Wat is de
mening van de minister daarover? Is de minister bereid deze belangrijke
vraag door de AFM te laten onderzoeken? In Engeland is men tot de
conclusie gekomen dat sprake is van ‘misselling’. In België is
geconcludeerd dat sprake was van de verkoop van derivaten en dat de
advisering ontbrak. De FSMA heeft vastgesteld dat geen van de banken
heeft aangetoond dat de zorgplicht is nageleefd. Maar in Nederland wordt
ervan uit gegaan dat een rentederivaat een prachtig product was voor het
MKB en dat slechts de informatievoorziening in enkele gevallen tekort
schoot. De leden van de CDA-fractie menen dat het aannemelijker is dat
ook in Nederland sprake is van misselling, waarbij de bank het product
verkocht en niet optrad als de adviseur van de klant. Daardoor is de
vertrouwensrelatie tussen de bank en de klant onder druk komen te staan.
Kan de minister aangeven hoe hij aankijkt tegen de afwikkeling van het
derivatendossier in Engeland en België in verhouding tot de Nederlandse
herbeoordeling? Hoe kan het dat in België geoordeeld is dat niet aan de
zorgplicht is voldaan en dat in Nederland slechts geconcludeerd wordt
dat tekortkomingen zijn geconstateerd in de
rentederivatendienstverlening? Zijn Belgische banken slechter voor hun
klanten, is de Belgische zorgplicht zwaarder of zijn we in Nederland
bang om te benoemen wat er fout is gegaan? 

Vindt de minister dat een klant, zijnde MKB-ondernemer, is aan te
spreken op zijn of haar eigen verantwoordelijkheid bij de afname van een
rentederivaat als er in de vertrouwensrelatie tussen klant en
accountmanager sterk gestuurd wordt op de verkoop? Maakt het daarbij
voor de minister nog uit of het rentederivaat wel, niet of in bepaalde
mate verplicht werd om in aanmerking te komen voor financiering? 

De optelsom van verschillende aspecten, waaronder dat een rentederivaat
als inflexibel, complex en risicovol product niet bij het MKB past, de
tegengestelde belangen van de bank en de ondernemer, de
vertrouwensrelatie van de bank en de zorgplicht van de bank, maakt dat
het volgens de leden van de CDA-fractie logischer is dat de bank zich
verantwoordt of de verkoop van renteswaps in individuele gevallen goed
is gegaan dan dat de accountmanager die het derivaat zelf verkocht heeft
beoordeelt of er een fout is te vinden in de gang van zaken bij de
verkoop. Waarom acht de minister een herbeoordeling voldoende? Deelt de
minister de vrees dat veel MKB-ondernemers zich niet zullen kunnen
vinden in het ‘slager-keurt-zijn-eigen-vlees-oordeel’, waardoor deze
ondernemers naar het Kifid of de rechter zullen moeten stappen? De leden
van de CDA-fractie menen dat het nog lastiger wordt wanneer deze
MKB-ondernemers niet naar het Kifid kunnen (vanwege de inhoud van het
geschil over de verkoop van het derivaat) of niet naar de rechter kunnen
(vanwege hun financiële positie, bijvoorbeeld omdat ze in bijzonder
beheer terecht zijn gekomen). Kan de minister aangeven welke weg
MKB-ondernemers met rentederivaten nog kunnen bewandelen om hun gelijk
te krijgen?

Daarnaast is de herbeoordeling beperkt, omdat alleen gekeken wordt naar
het ‘onprofessionele MKB’. Waarom ziet de AFM niet mede toe op de
herbeoordeling van de dossiers van particulieren met een rentederivaat,
zo vragen de leden van de CDA-fractie de minister. Is de minister bereid
ervoor te zorgen dat ook deze dossiers herbeoordeeld worden onder
toezicht van de AFM? Particulieren kennen immers als consument in deze
financieringsconstructies een nog verdergaande bescherming uit hoofde
van de Wft. 

Negatieve waarde en opslagen

Het was niet alleen de – sommige gevallen gebrekkige –
informatievoorziening van de bank aan de klant over het derivaat, maar
ook de gewijzigde voorwaarden waar MKB-ondernemers ernstig door
gedupeerd zijn. Dit speelt wanneer op de lening moet worden afgelost van
de bank wanneer de waarde van het derivaat negatief is en wanneer door
verhoging van opslagen alsnog geen sprake is van een vaste rente. Vallen
ook deze aspecten onder de herbeoordeling, zo vragen de leden van de
CDA-fractie de minister. Hoe beoordeelt de minister deze aspecten in het
kader van de zorgplicht van de bank?

De AFM schrijft in haar rapport op pagina 31 dat klanten die een
rentederivaat afsluiten in de meeste gevallen de intentie hebben om het
rentederivaat gedurende de hele looptijd aan te houden. De leden van de
CDA-fractie constateren dat dit alleen zo zal zijn als de koper van het
derivaat goed is voorgelicht over alle voorwaarden en risico’s van het
product. Als alle klanten van de bank goed waren voorgelicht over de
rentederivaten, zou het hele proces van de herbeoordeling niet nodig
zijn geweest. Is het de minister bekend dat de rentederivaten door
banken over het algemeen als flexibel en eenvoudig overdraagbaar werden
gepresenteerd en dat er vaak niet over een mogelijke negatieve waarde
gesproken werd? Zo ja, hoe kijkt de minister dan naar de conclusie van
de AFM dat klanten de intentie hadden het derivaat de gehele looptijd te
houden en de saldibewakingsplicht daardoor volgens de AFM niet geldt bij
rentederivaten van niet-professionele klanten? Deelt de minister de
mening van de AFM dat de margin- en saldibewakingsplicht van toepassing
zijn bij rentederivaten, tenzij bij het afsluiten voorzienbaar is
geweest dat het rentederivaat gedurende de looptijd tussentijds zou
worden opgezegd? Zo ja, wat is de wettelijke grondslag van deze
voorwaarde? De leden van de CDA-fractie menen dat als ondernemers
verplicht zouden zijn een onderpand te verlenen, de risico’s van het
product beter zichtbaar zouden zijn geweest voor de ondernemer. Door het
ontbreken van onderpand verslechterde immers de financiële positie van
de klant bij de bank, vaak met hogere risico-opslagen voor de ondernemer
tot gevolg. De leden van de CDA-fractie vragen de minister tevens om aan
te geven of banken momenteel met betrekking tot lopende rentederivaten
verplicht zijn te voldoen aan de marginverplichtingen op grond van
artikel 85 en 86 Bgfo of dat zij niet hoeven te voldoen aan de
marginverplichtingen op basis van het oordeel van de AFM in onderhavig
rapport. 

Verloop herbeoordelingen

De leden van de CDA-fractie ontvangen verschillende signalen dat de
herbeoordelingen nog lang niet altijd goed verlopen. 

Is de minister bijvoorbeeld op de hoogte van het feit dat banken in veel
gevallen hun derivatenklanten geen schriftelijke inzake geven in de
herbeoordeling van hun dossier, terwijl de AFM wel meent dat dit zou
moeten? 

Is de minister op de hoogte dat klachten over rentederivaten een
gemiddelde responstijd kennen van enkele maanden? 

Is de minister op de hoogte dat inhoudelijke opmerkingen vanuit de klant
en de adviseur van de klant niet worden meegenomen in de
herbeoordelingen? 

Is de minister op de hoogte dat de invulling van de zorgplicht bij de
advisering van rentederivaten door de banken niet wordt meegenomen in de
herbeoordeling? 

Is de minister op de hoogte van het feit dat banken slechts wanneer de
klant daar expliciet zelf om vraagt, de kwaliteit van het advies van de
bank bij het afsluiten van het rentederivaat herbeoordeeld?

De leden van de CDA-fractie vragen de minister hoe hij al deze aspecten
van de herbeoordeling ziet en wat hij eraan gaat doen om het verloop van
de herbeoordelingen te verbeteren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het AFM-rapport
‘Herbeoordelingen door banken van rentederivaten bij
niet-professionele MKB-ondernemingen’ en de brief van de minister
hierover. 

Naar aanleiding van het genoemde punt brengt de fractie het volgende
naar voren. 

 

Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat de banken de
herbeoordelingen zelf uitvoeren. De leden van de PVV-fractie vragen de
minister hierbij of hij het verstandig vindt dat de ‘slager zijn eigen
vlees keurt’. In hoeverre acht de minister het mogelijk de
herbeoordeling door een onafhankelijk instituut uit te laten voeren? 

Tevens stellen de leden van de PVV-fractie vast dat de banken één op
de vijf dossiers niet goed genoeg hadden herbeoordeeld. De leden van de
PVV-fractie vragen om een verklaring hiervoor. 

Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat de AFM als gevolg
hiervan er vervolgens op aan heeft gedrongen dat banken de
herbeoordeling van diverse dossiers voor een tweede keer uitvoeren of de
betreffende dossiers op aanvullende aspecten toetsen. De leden van de
PVV-fractie willen weten hoe de tweede herbeoordeling is verlopen en
gecontroleerd zal worden. 

Daarnaast stellen de leden van de PVV-fractie vast dat de minister
aangeeft dat het aantal oplossingen dat banken tot nu toe aan klanten
hebben aangeboden nog zeer beperkt is. De leden van de PVV-fractie
vragen aan hoeveel klanten er precies oplossingen zijn geboden (in
absolute cijfers) en welke oplossingen dit waren. Kan de minister
toezeggen dit in het vervolg inzichtelijk te blijven maken (ook welke
oplossingen er zijn geboden)? 

De leden van de PVV-fractie stellen vast dat alle banken hebben
toegezegd om alle klanten uiterlijk eind 2015 een oplossing te hebben
geboden. De leden van de PVV-fractie vragen welke gevolgen er zullen
kleven aan het niet nakomen van deze afspraak door de banken. 

Tot slot ontvangen de leden van de PVV-fractie graag een update van
hoeveel de ondernemingen in totaal aan extra bijstortingen kwijt waren
(rente-opslag en marginverplichting). Op welke wijze zal voorkomen
worden dat zich een volgende affaire met megaclaims aandient?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de AFM-rapportage
over rentederivatendienstverlening aan het MKB. Het feit dat banken
achterlopen op schema en daarnaast ook nog uit steekproeven van de AFM
blijkt dat banken één op de vijf dossiers niet goed hebben beoordeeld,
is zeer teleurstellend. Met name de constatering dat banken pas na
aandringen van de AFM bereid waren de herbeoordelingen op orde te
brengen, getuigt  van te weinig  betrokkenheid van banken bij het
aanpakken van deze problematiek.

De leden van de D66-fractie vragen of de minister bereid is om de
mogelijkheid af te dwingen dat banken bij naam en toenaam worden genoemd
in de volgende AFM-rapportage begin 2016, indien er dan nog banken zijn
die niet voor het einde van dit jaar aan alle betreffende klanten een
oplossing hebben geboden. Deze leden lezen dat na een moeizame start, de
AFM nu de kwaliteit van de uitvoering van de herbeoordelingen 'grosso
modo' voldoende vindt. Kan hierop een nadere toelichting worden gegeven?
Op welke aspecten schieten sommige herbeoordelingen nog tekort? In
bijlage vijf van de rapportage geeft de AFM een toelichting op de wijze
waarop het toezicht wordt uitgevoerd op de herbeoordelingen door banken.
Deze leden vragen of de AFM ook spreekt met de klanten van de dossiers
die zij steekproefsgewijs selecteren. Zo nee, waarom niet?

De leden van de D66-fractie vragen hoe de minister aankijkt tegen
uitbreiding van het toezicht op herbeoordelingen door banken naar
particulieren, in aanvulling op het niet-professionele MKB?

Tot slot vragen de leden van de D66-fractie naar aanleiding van het
recente besluit van de Belgische FSMA  waardoor banken 'bermudan swaps'
moeten omzetten naar 'plain vanilla swaps', kan de minister aangeven of
en zo ja hoeveel 'bermudan swaps' door Nederlandse banken zijn verkocht?


Vragen en opmerkingen van de fractie van de ChristenUnie

De leden van de ChristenUnie-fractie willen graag enkele vragen stellen
aan de minister over de AFM-rapportage ‘rentederivatendienstverlening
aan het MKB’.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de minister de conclusie
van de AFM deelt dat de voortgang van de herbeoordeling door banken van
rentederivaten bij niet-professionele MKB-ondernemingen tegenvalt en dat
de banken verder hadden moeten zijn. Kan de minister inzicht geven
waarom banken aan het begin in de werkprogramma’s niet voorzagen in
het vaststellen in hoeverre het product bij aanvang van de
dienstverlening passend was en of de informatieverstrekking aan de klant
voldeed aan de wettelijke eisen.

Ondertussen is de kwaliteit van de herbeoordelingen volgens de AFM
aanmerkelijk verbeterd, maar de leden van de ChristenUnie-fractie
stellen vast dat een tweetal banken volgens de laatste steekproef (tabel
5) nog steeds gedeeltelijk onvoldoende scoren. Hoe oordeelt de minister
hierover en kan de minister aangeven wat de oorzaken van de
achterblijvende scores bij deze twee banken zijn, zo vragen genoemde
leden. Deze leden willen weten hoe er voor gezorgd gaat worden dat de
kwaliteit van de herbeoordelingen ook bij deze twee banken verbeterd.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wanneer meer duidelijkheid
wordt verwacht over de nadere afspraken tussen de AFM en de banken over
de wijze waarop banken de reeds beëindigde contracten in de
herbeoordeling betrekken.

De minister geeft aan dat de AFM zal communiceren over de voortgang. De
leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de minister ook de Kamer
tussentijds zal informeren over de voortgang en of banken de
herbeoordeling conform hun huidige planning afronden.







II 	Reactie van de minister van Financiën









 PAGE    

 PAGE   1