[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33965, eindtekst

Wijziging van de Spoorwegwet en enige andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343/32)

Eindtekst

Nummer: 2015D21577, datum: 2015-06-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z11318:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

2 juni 2015



	Wijziging van de Spoorwegwet en enige andere wetten in verband met de
implementatie van richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de
Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese
spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343/32)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de
Spoorwegwet en enige andere wetten te wijzigen ter implementatie van
richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21
november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU
2012, L 343/32);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Spoorwegwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de omschrijving van het begrip kaderovereenkomst wordt “als
bedoeld in artikel 17 van richtlijn 2001/14/EG” vervangen door: als
bedoeld in artikel 42 van richtlijn 2012/34/EU.

b. In de omschrijving van het begrip netverklaring wordt “als bedoeld
in richtlijn 2001/14/EG” vervangen door: als bedoeld in artikel 27 van
richtlijn 2012/34/EU.

c. De omschrijving van het begrip spoorweginfrastructuur komt te luiden:
spoorwegen en de daarvan deel uitmakende elementen van
spoorweginfrastructuur als bedoeld in bijlage I bij richtlijn
2012/34/EU;

d. In de omschrijving van het begrip spoorwegonderneming wordt “als
bedoeld in richtlijn 95/18/EG” vervangen door: als bedoeld in artikel
3, onderdeel 1, van richtlijn 2012/34/EU;

e. In de alfabetische volgorde worden de volgende begrippen en
bijbehorende omschrijvingen ingevoegd:

dienstvoorziening: dienstvoorziening als bedoeld in artikel 3, onderdeel
11, van richtlijn 2012/34/EU;

exploitant van een dienstvoorziening: exploitant van een
dienstvoorziening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van richtlijn
2012/34/EU;

internationale passagiersvervoerdienst: internationale
passagiersvervoerdienst als bedoeld in artikel 3, onderdeel 5, van
richtlijn 2012/34/EU;

minimumtoegangspakket: het minimumtoegangspakket, bedoeld in bijlage II,
punt 1, bij richtlijn 2012/34/EU;.

f. Het begrip gebruiksvergoeding en de bijbehorende omschrijving
vervallen.

2. In artikel 1, tweede lid, vervallen de begrippen richtlijn
91/440/EEG, richtlijn 95/18/EG en richtlijn 2001/14/EG en de daarbij
behorende omschrijvingen.

B

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt “een eerlijke,
niet-discriminerende verdeling” vervangen door: een eerlijke,
niet-discriminerende en transparante verdeling.

2. Het derde en vierde lid komen te luiden:

3. Een concessie voldoet aan de eisen, opgenomen in artikel 30, tweede
lid, van richtlijn 2012/34/EU.

4. Een concessie wordt niet verleend aan een spoorwegonderneming dan met
inachtneming van artikel 7, eerste en tweede lid, van richtlijn
2012/34/EU.

C

Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, van artikel 16b,
wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. Een beheerder legt een activaregister aan dat voldoet aan artikel 30,
zevende lid, van richtlijn 2012/34/EU.

D

Artikel 17, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. voldaan wordt aan richtlijn 2012/34/EU;.

E

Artikel 17a, eerste lid, komt te luiden:

1. De beheerder stelt een beheerplan op dat voldoet aan artikel 8, derde
lid, van richtlijn 2012/34/EU en aan de voorschriften vastgelegd in de
aan hem verleende concessie.

F

Artikel 18a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Indien een besluit tot verlening of wijziging van een concessie met
inachtneming van het eerste lid is genomen, wordt dit besluit binnen
vier weken na de dag van bekendmaking van het voorgenomen besluit,
bedoeld in het eerste lid, gepubliceerd in de Staatscourant.

G

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “hoofdspoorwegen” vervangen door:
hoofdspoorweginfrastructuur voor zover dit het gebruik van
spoorvoertuigen betreft en met het oog op het minimumtoegangspakket.  

2. In het tweede lid, aanhef, en vierde lid, wordt “hoofdspoorwegen”
vervangen door: hoofdspoorweginfrastructuur als bedoeld in het eerste
lid.

3. In het tweede lid, onderdeel e, wordt “de hoofdspoorweg”
vervangen door: de hoofdspoorweginfrastructuur, bedoeld in het eerste
lid,.  

4. In het derde lid wordt “de artikelen 1 en 2 van richtlijn
95/18/EG” vervangen door: artikel 2, tweede lid, van richtlijn
2012/34/EU.

5. In het vierde lid wordt “bedoeld in artikel 28 van richtlijn
2001/14/EG” vervangen door: bedoeld in artikel 53 van richtlijn
2012/34/EU. 

H

In artikel 28, eerste lid, wordt “spoorwegonderneming” vervangen
door: onderneming.

I

In artikel 30, eerste lid, wordt “artikel 2, onderdeel b, van
richtlijn 95/18/EG” vervangen door: artikel 3, onderdeel 14, van
richtlijn 2012/34/EU.

J

Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:

In het derde en vierde lid wordt “artikel 3 van richtlijn 91/440/EG”
vervangen door: artikel 3, onderdeel 2, van richtlijn 2012/34/EU.

K

In hoofdstuk 4, paragraaf 1, wordt voor artikel 57 een artikel
ingevoegd, luidende:

Artikel 56

De beheerder werkt samen met buitenlandse infrastructuurbeheerders met
het oog op efficiënte verdeling en exploitatie van treindiensten die de
landsgrenzen overschrijden, met inachtneming van de artikelen 40 en 57,
zesde lid, van richtlijn 2012/34/EU.

L

Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het tweede lid wordt “artikel 2, onderdeel b, van
richtlijn 2001/14/EG” vervangen door: artikel 3, onderdeel 19, van
richtlijn 2012/34/EU.

2. Het derde lid, komt te luiden:

3. Het verhandelen en het overdragen van capaciteit door een gerechtigde
is verboden, met uitzondering van het overdragen in de gevallen, bedoeld
in artikel 38, eerste lid, laatste alinea, van richtlijn 2012/34/EU.
Overtreding van het hiervoor gestelde verbod leidt tot uitsluiting van
verdere toewijzing van capaciteit.

3. Het vierde lid komt te luiden:

4. De spoorwegonderneming die voornemens is capaciteit aan te vragen met
het oog op het exploiteren van een internationale
passagiersvervoerdienst die niet deel uitmaakt van een concessie als
bedoeld in artikel 20, eerste of derde lid, van de Wet personenvervoer
2000, maakt daarvan uiterlijk tien maanden voor aanvang van de
geldigheidsperiode van de dienstregeling melding aan de Autoriteit
Consument en Markt en de beheerder.

4. In het vijfde lid wordt “het grensoverschrijdend vervoer”
vervangen door: een internationale passagiersvervoerdienst.

M

Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede, derde en vierde lid komen te luiden:

2. De netverklaring bevat informatie betreffende de aard en toegang tot
en het gebruik van de hoofdspoorweginfrastructuur en bevat in ieder
geval:

a. de informatie en gegevens genoemd in bijlage IV van richtlijn
2012/34/EU;

b. met inachtneming van artikel 41, tweede lid, van richtlijn
2012/34/EU, de voorwaarden om er voor te zorgen dat aan de
gerechtvaardigde verwachtingen van de beheerder ten aanzien van
toekomstige inkomsten en het toekomstig gebruik van de
hoofdspoorweginfrastructuur wordt voldaan;  

c. de verwijzing naar de website waar de bij of krachtens artikel 62,
vierde lid, vastgestelde voorschriften zijn gepubliceerd;

d. in voorkomend geval: een verwijzing naar de websites, bedoeld in de
artikelen 27, tweede lid, en 31, tiende lid, van richtlijn 2012/34/EU;

e. in voorkomend geval: de lijst van marktsegmenten, bedoeld in artikel
32, eerste lid, van richtlijn 2012/34/EU;

f. de informatie en gegevens betreffende de in artikel 32, vijfde lid,
van richtlijn 2012/34/EU aan een heffingsregeling gestelde vereisten;

g. een zakelijke weergave van de inhoud van de geldende
kaderovereenkomsten;

h. informatie over voor bepaalde soorten van gebruik voorbehouden
capaciteit;

i. de wijze waarop rekening wordt gehouden met vroegere benuttingsgraden
van treinpaden als bedoeld in artikel 52, eerste en tweede lid, van
richtlijn 2012/34/EU;

j. een prognose omtrent de ontwikkeling van de capaciteit;

k. de criteria voor het vaststellen van de nalatigheid van gebruik van
toegewezen capaciteit, bedoeld in artikel 36, van richtlijn 2012/34/EU.

3. Met inachtneming van artikel 27, eerste en vierde lid, van richtlijn
2012/34/EU stelt de beheerder de netverklaring algemeen beschikbaar,
zendt haar aan de betrokken spoorwegondernemingen en de Autoriteit
Consument en Markt en doet mededeling in de Staatscourant van de
vaststelling van de netverklaring.

4. De beheerder brengt in de netverklaring zo nodig wijzigingen aan, met
inachtneming van artikel 32, zesde lid, van richtlijn 2012/34/EU. Het
derde lid is van overeenkomstige toepassing.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

5. Een gerechtigde als bedoeld in het eerste lid kan bij de Autoriteit
Consument en Markt een klacht als bedoeld in artikel 71 indienen, voor
zover deze klacht ziet op de in de netverklaring bekend gemaakte
gegevens, bedoeld in onderdelen 2 en 3 van bijlage IV van richtlijn
2012/34/EU, tot uiterlijk zes weken na de datum van de Staatscourant
waarin mededeling is gedaan van de vaststelling van de netverklaring of
van een wijziging van de hiervoor bedoelde onderdelen van de
netverklaring.

6. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot de voorwaarden,
bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, nadere regels worden gesteld die
onder andere noodzakelijk zijn voor de goede uitvoering van
uitvoeringshandelingen op grond van artikel 41, derde lid, van richtlijn
2012/34/EU.  

N

Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt “overeenkomst over het gebruik van capaciteit”
vervangen door: toegangsovereenkomst over het gebruik van
hoofdspoorweginfrastructuur voldoet aan het gestelde in artikel 28 van
richtlijn 2012/34/EU en.

b. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden: 

b. de vergoeding, bedoeld in artikel 62, eerste lid.

2. In het tweede lid wordt “gebruiksvergoeding van nihil
overeengekomen” vervangen door: een vergoeding van nihil vastgesteld
als vergoeding als bedoeld in artikel 62, eerste, tweede of derde lid.

3. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.

4. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. In de toegangsovereenkomst wordt capaciteit in de vorm van treinpaden
als bedoeld in artikel 3, onderdeel 27, van richtlijn 2012/34/EU
verdeeld voor maximaal de duur van een dienstregelingsperiode. 

O

Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “artikel 10, vijfde lid, van richtlijn
91/440/EEG en artikel 17 van richtlijn 2001/14/EG” vervangen door:
artikel 42 van richtlijn 2012/34/EU.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld met betrekking tot kaderovereenkomsten.

P

In artikel 61, tweede lid, wordt “artikel 22, derde tot en met vijfde
lid, van richtlijn 2001/14/EG” vervangen door: artikel 47, derde tot
en met vijfde lid, van richtlijn 2012/34/EU.

Q

Het opschrift van paragraaf 6 van hoofdstuk 4 komt te luiden:

§ 6. Vergoeding voor het aan spoorwegondernemingen aangeboden
minimumtoegangspakket alsmede aanvullende heffingen, bijtellingen,
kortingen en aftrek

R

Artikel 62 komt te luiden:

Artikel 62

1. Een spoorwegonderneming die een toegangsovereenkomst sluit, is voor
het gebruik van hoofdspoorweginfrastructuur aan de beheerder ten minste
een vergoeding voor het gebruik van hoofdspoorweginfrastructuur met het
oog op het minimumtoegangspakket verschuldigd. Deze vergoeding is de
heffing, bedoeld in artikel 31, derde lid, van richtlijn 2012/34/EU.

2. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, kan de heffingen, bedoeld
in het zesde lid, onderdelen a en b, omvatten.

3. Onverminderd het tweede lid, kan de vergoeding, bedoeld in het eerste
lid, worden vermeerderd met de heffingen en bijtellingen, bedoeld in het
zesde lid, onderdelen c, d, f en g, of verminderd met de korting,
bedoeld in het zesde lid, onderdeel e, en de aftrek, bedoeld in het
zesde lid, onderdeel f. 

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
met betrekking tot het kader, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van
richtlijn 2012/34/EU. 

5. De in het vierde lid bedoelde regels omvatten regels met betrekking
tot: 

a. de aan het aan spoorwegondernemingen aangeboden
minimumtoegangspakket, bedoeld in het eerste lid, toe te rekenen kosten
en de methode voor toerekening van die kosten, bedoeld in artikel 30,
achtste lid, van richtlijn 2012/34/EU; 

b. de toepassing van de modaliteiten, bedoeld in artikel 31, derde lid,
van richtlijn 2012/34/EU en de wijze van invoering ervan. 

6. De in het vierde lid bedoelde regels kunnen mede regels omvatten met
betrekking tot:

a. een heffing voor het capaciteitsgebrek van gespecificeerde
hoofdspoorweginfrastructuur tijdens periodes van overbelasting als
bedoeld in artikel 31, vierde lid, van richtlijn 2012/34/EU; 

b. een heffing in verband met de kosten van milieueffecten van de
treinexploitatie als bedoeld in artikel 31, vijfde lid, van richtlijn
2012/34/EU;

c. een extra heffing als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van
richtlijn 2012/34/EU, om zo mogelijk volledige dekking van de door de
beheerder gemaakte kosten te verkrijgen;

d. een heffing, met betrekking tot bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur aangewezen hoofdspoorweginfrastructuur, die mede strekt ter
dekking van door een ander dan de beheerder gemaakte kosten van
investeringsprojecten als bedoeld in artikel 32, derde lid, van
richtlijn 2012/34/EU;

e. een korting als bedoeld in artikel 33 van richtlijn 2012/34/EU;

f. een bijtelling dan wel aftrek in verband met verstoringen van de
hoofdspoorweginfrastructuur of met het oog op verbetering van de
prestaties van de hoofdspoorweginfrastructuur als bedoeld in artikel 35,
eerste lid, van richtlijn 2012/34/EU;

g. een heffing voor overeengekomen, maar niet benutte capaciteit als
bedoeld in artikel 36 van richtlijn 2012/34/EU.

7. De in het vierde lid bedoelde regels kunnen tevens regels bevatten
over de maatstaven en nadere regels over de hoogte van de in het eerste
lid bedoelde vergoeding.

8. De vergoeding en de heffingen, bedoeld in het eerste en zesde lid,
onderdelen a en b, mogen overeenkomstig artikel 31, zesde lid, van
richtlijn 2012/34/EU evenredig worden verdeeld over een voldoende aantal
treindiensten en tijden.

9. De vergoedingen en heffingen, bedoeld in dit artikel worden door de
spoorwegondernemingen aan de beheerder betaald.

10. De beheerder werkt samen met buitenlandse infrastructuurbeheerders
met het oog op de invoering van efficiënte heffingsregelingen, het
coördineren van heffingen en het heffen van rechten voor de exploitatie
van treindiensten die de landsgrenzen overschrijden, met inachtneming
van artikel 37 van richtlijn 2012/34/EU.

11. De voordracht van een krachtens het vierde lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan vier weken nadat
het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

S

Artikel 63 komt te luiden:

Artikel 63

1. De beheerder stelt een methode vast voor de toerekening van de kosten
aan het aan spoorwegondernemingen aangeboden minimumtoegangspakket als
bedoeld in artikel 30, achtste lid, van richtlijn 2012/34/EU, zulks met
inachtneming van het krachtens artikel 62, vijfde lid, bepaalde.

2. De methode van toerekening, bedoeld in het eerste lid, behoeft de
goedkeuring van de Autoriteit Consument en Markt. Op de voorbereiding
van een goedkeuringsbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht van toepassing. Onverminderd artikel 3:15 van de Algemene
wet bestuursrecht, kunnen gerechtigden hun zienswijze naar voren brengen
over het voorgenomen goedkeuringsbesluit.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld met betrekking tot de goedkeuring, bedoeld in het tweede lid, en
de daartoe te volgen procedure.

4. De beheerder toont desgevraagd aan een spoorwegonderneming als
bedoeld in artikel 62, eerste lid, aan dat de overeenkomstig artikel 62
vastgestelde vergoeding en heffingen die aan die spoorwegonderneming in
rekening zijn gebracht, voldoen aan de bij of krachtens artikel 62,
eerste tot en met zevende lid, gestelde regels en aan de methode van
toerekening, bedoeld in het eerste lid.

5. De beheerder wendt de door hem ontvangen vergoedingen, bedoeld in
artikel 62, eerste, tweede en derde lid, aan om zijn onderneming van
middelen te voorzien.

T

Het opschrift van hoofdstuk 5 wordt vervangen door: 

Hoofdstuk 5. Dienstvoorzieningen en diensten

§ 1. Algemeen. Toegang tot dienstvoorzieningen en levering diensten

U

Artikel 67 komt te luiden:

Artikel 67

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt geregeld in
welke gevallen, onder welke voorwaarden en volgens welke procedures een
spoorwegonderneming recht heeft op:

a. toegang tot bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
omschreven spoorweginfrastructuur;

b. toegang tot bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
omschreven dienstvoorzieningen of een deel van dienstvoorzieningen;

c. verlening van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
omschreven diensten in dienstvoorzieningen of diensten.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt geregeld in
welke gevallen, onder welke voorwaarden en volgens welke procedures een
exploitant van een dienstvoorziening verplicht is tot het verlenen van
toegang als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, en tot het
verlenen van diensten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.  

3. Bij de regels, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan onderscheid
worden gemaakt naar soort exploitant van een dienstvoorziening, soort
spoorweginfrastructuur, soort dienstvoorziening en soort dienst. Die
regels kunnen in ieder geval inhouden dat een exploitant van een
dienstvoorziening als bedoeld in artikel 13, derde lid, van richtlijn
2012/34/EU een gescheiden boekhouding of een afzonderlijke
administratie binnen de boekhouding voert en deze ter inzage legt.

4. Wanneer een dienstvoorziening, voor zover dit een dienstvoorziening
betreft als bedoeld in bijlage II, punt 2, van richtlijn 2012/34/EU,
gedurende ten minste twee opeenvolgende jaren niet is gebruikt en een
spoorwegonderneming of andere gegadigde aan de exploitant van die
dienstvoorziening zijn belangstelling heeft laten blijken voor toegang
tot die dienstvoorziening, op basis van aangetoonde behoeften, biedt de
eigenaar of de bevoegde zakelijk gerechtigde de exploitatie van die
dienstvoorziening geheel of gedeeltelijk aan voor huur of lease als
dienstvoorziening, tenzij de exploitant van die dienstvoorziening
aantoont dat de dienstvoorziening vanwege een lopend reconversieproces
niet door een spoorwegonderneming kan worden gebruikt.

5. Voor zover dit noodzakelijk is voor de aanbieding voor huur of lease,
bedoeld in het vierde lid, verleent de exploitant of verlenen de
exploitanten van die dienstvoorziening medewerking aan die huur of
lease.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld ter uitvoering van het vierde en vijfde lid.

7. De voordracht voor een krachtens het eerste of tweede lid vast te
stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier
weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is
overgelegd.

V

Artikel 68 komt te luiden:

Artikel 68

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
over de voorwaarden en methoden voor berekening van vergoedingen die
exploitanten van dienstvoorzieningen aan spoorwegondernemingen in
rekening brengen voor het verlenen van toegang tot
spoorweginfrastructuur en dienstvoorzieningen als bedoeld in artikel 67,
eerste lid, onderdelen a en b, alsmede voor het verlenen van diensten in
dienstvoorzieningen of diensten als bedoeld in artikel 67, eerste lid,
onderdeel c.

2. Bij de regels, bedoeld in het eerste lid, kan onderscheid worden
gemaakt naar soort exploitant van een dienstvoorziening, soort
spoorweginfrastructuur, soort dienstvoorziening en soort dienst. Die
regels kunnen in ieder geval inhouden dat een exploitant van een
dienstvoorziening een gescheiden boekhouding of een afzonderlijke
administratie binnen de boekhouding voert en deze ter inzage legt.

3. Exploitanten van dienstvoorzieningen tonen desgevraagd aan
spoorwegondernemingen aan dat vergoedingen als bedoeld in het eerste
lid, die aan die spoorwegondernemingen in rekening zijn gebracht,
voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde
voorwaarden en methoden van berekening van vergoedingen als bedoeld in
het eerste lid en aan de netverklaring.

4. Exploitanten van dienstvoorzieningen wenden de vergoedingen, bedoeld
in het eerste lid, aan om hun onderneming van middelen te voorzien.

5. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken
nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

W

Na artikel 68 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 68a

1. Exploitanten van dienstvoorzieningen verstrekken aan de beheerder
informatie over de voorwaarden voor toegang en voor verlening van
diensten, bedoeld in artikel 67, en informatie over de vergoedingen,
bedoeld in artikel 68, of verwijzen de beheerder naar een website waarop
deze informatie kosteloos in elektronische vorm wordt aangeboden.

2. Onverminderd het eerste lid, verstrekken exploitanten van
dienstvoorzieningen als bedoeld in bijlage II, punt 2, onderdelen a, f
en i, van richtlijn 2012/34/EU, onverwijld informatie over de
voorwaarden voor toegang als bedoeld in artikel 67, eerste lid,
onderdeel b, of voor verlening van diensten als bedoeld in artikel 67,
eerste lid, onderdeel c, alsmede informatie over vergoedingen als
bedoeld in artikel 68, eerste lid, aan spoorwegondernemingen die daarom
verzoeken.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld ter uitvoering van het eerste lid.

Wa

	Na artikel 68a wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

	

§ 2. Bijzondere verplichtingen

	Artikel 68b

	1. Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing in geval van een
aanbesteding als bedoeld in hoofdstuk III, paragraaf 4, van de Wet
personenvervoer 2000 van een concessie voor openbaar vervoer per trein,
indien:

	a. voor de uitvoering van die concessie sprake is van gebruik van
dienstvoorzieningen of van diensten als bedoeld in bijlage II, punt 2,
onderdelen a, f en i, van richtlijn 2012/34/EU, en

	b. een dergelijke dienstvoorziening of dienst op één locatie
uitsluitend bij één exploitant aanwezig is.

	2. Onder exploitant van een dienstvoorziening wordt in deze paragraaf
verstaan een exploitant die verantwoordelijk is voor het beheer van een
of meer dienstvoorzieningen of voor het verrichten van een of meer
diensten als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 68c

	1. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 5, paragraaf 1,
mag een exploitant van een dienstvoorziening in het kader van een
aanbesteding als bedoeld in artikel 68b, eerste lid, de voorwaarden voor
toegang, bedoeld in artikel 67, eerste lid, onderdeel b, of voor
verlening van diensten, bedoeld in artikel 67, eerste lid, onderdeel c,
of de vergoedingen, bedoeld in artikel 68, eerste lid, pas toepassen
nadat deze voorwaarden of vergoedingen zijn goedgekeurd door de
Autoriteit Consument en Markt.

	2. De exploitant van een dienstvoorziening doet het verzoek tot
goedkeuring ten minste zes weken voorafgaand aan de datum waarop een
aanbesteding als bedoeld in artikel 61, eerste lid, van de Wet
personenvervoer 2000, is gestart. 

	3. De Autoriteit Consument en Markt beoordeelt binnen zes weken na
ontvangst van het verzoek of de voorwaarden of vergoedingen, bedoeld in
het eerste lid, in overeenstemming zijn met het bepaalde bij of
krachtens de artikelen 67, eerste of tweede lid, of 68. Indien gegevens
die de Autoriteit Consument en Markt noodzakelijk acht voor een
beoordeling ontbreken, wordt de exploitant van de dienstvoorziening
hiervan binnen een week na ontvangst van het verzoek op de hoogte
gesteld. Deze exploitant wordt in de gelegenheid gesteld deze gegevens
binnen een redelijke termijn alsnog aan te leveren in een door de
Autoriteit Consument en Markt aan te geven vorm. 

	4. De Autoriteit Consument en Markt kan de termijn, bedoeld in het
derde lid, eerste volzin, eenmaal met zes weken verlengen. Zij doet
hiervan schriftelijk mededeling aan de exploitant van de
dienstvoorziening die het verzoek heeft ingediend. 

	5. Indien de Autoriteit Consument en Markt van oordeel is dat de
voorwaarden of vergoedingen in overeenstemming zijn met het bepaalde bij
of krachtens de artikelen 67, eerste of tweede lid, of 68, keurt zij de
toepassing hiervan goed. 	

	6. Indien de Autoriteit Consument en Markt van oordeel is dat de
voorwaarden of vergoedingen niet in overeenstemming zijn met het
bepaalde bij of krachtens de artikelen 67, eerste of tweede lid, of 68,
doet zij hiervan mededeling aan de desbetreffende exploitant. Zij deelt
hierbij mede op welke punten niet voldaan is aan het bepaalde bij of
krachtens de artikelen 67, eerste of tweede lid, of 68. 

	7. De exploitant van de dienstvoorziening deelt de Autoriteit Consument
en Markt binnen vier weken na de datum van de mededeling, bedoeld in het
zesde lid, schriftelijk mede in hoeverre de voorwaarden of vergoedingen
worden aangepast aan die mededeling. De Autoriteit Consument en Markt
beoordeelt binnen drie weken na ontvangst van de mededeling van de
exploitant van de dienstvoorziening, bedoeld in de eerste volzin, op het
verzoek tot goedkeuring, of de voorwaarden of vergoedingen in
overeenstemming zijn met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 67,
eerste of tweede lid, of 68. 

	8. Artikel 68a is van toepassing op de voorwaarden of vergoedingen die
op grond van dit artikel zijn goedgekeurd.

	9. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in afwijking van het
eerste lid soorten dienstvoorzieningen of soorten diensten als bedoeld
in bijlage II, punt 2, onderdelen a, f en i, van richtlijn 2012/34/EU
uitgezonderd worden van de verplichting, bedoeld in het eerste lid. 

	10. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld
in het negende lid wordt niet eerder gedaan dan nadat de Autoriteit
Consument en Markt in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen
over het ontwerp van dat besluit en niet eerder dan vier weken nadat het
ontwerp tezamen met het advies van de Autoriteit Consument en Markt aan
beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

X

Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “artikel 10, zevende lid, van richtlijn
91/440/EEG en de artikelen 30 en 31 van richtlijn 2001/14/EG”
vervangen door: artikel 55 van richtlijn 2012/34/EU.

2. In het tweede lid wordt “57 tot en met 63, 67 en 68” vervangen
door: 56, 57 tot en met 63, eerste tot en met vierde lid, 67, 68, eerste
tot en met derde lid, 68a en 68c,.

3. Er worden zes leden toegevoegd, luidende: 

3. De Autoriteit Consument en Markt stelt een redelijke termijn als
bedoeld in artikel 13, vierde lid, van richtlijn 2012/34/EU vast, die in
de Staatscourant wordt bekendgemaakt.

4. De Autoriteit Consument en Markt onderzoekt uit eigen beweging de
toestand van de concurrentie op de markt voor spoorvervoerdiensten, met
name ten aanzien van de in artikel 56, eerste lid, onderdelen a tot en
met g, van richtlijn 2012/34/EU genoemde onderwerpen en brengt daar
jaarlijks een verslag over uit aan Onze Minister. 

5. De Autoriteit Consument en Markt kan in het kader van het onderzoek,
bedoeld in het vierde lid, tevens informatie vragen die nodig is voor
het gebruik voor statistische en marktwaarnemingsdoeleinden.     

6. De Autoriteit Consument en Markt consulteert in ieder geval om de
twee jaar de vertegenwoordigers van de gebruikers van goederen- en
personenvervoerdiensten. 

7. Op verzoek van de Autoriteit Consument en Markt verstrekken de
beheerder en een exploitant van een dienstvoorziening alle gegevens en
bescheiden over de door hen aan spoorwegondernemingen in rekening
gebrachte vergoedingen, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 62,
eerste tot en met achtste lid, respectievelijk over de vergoedingen,
bedoeld in artikel 68. 

8. Op verzoek van de Autoriteit Consument en Markt verstrekt een
spoorwegonderneming of een exploitant van een dienstvoorziening die bij
of krachtens deze wet verplicht is om een boekhoudkundige scheiding of
een gescheiden administratie binnen de boekhouding te voeren de in
bijlage VIII van richtlijn 2012/34/EU bedoelde informatie voor zover die
informatie nodig is in het kader van de uitoefening van de taken,
bedoeld in het tweede lid.  

Y

Artikel 71 komt te luiden:

Artikel 71

1. Een gerechtigde als bedoeld in artikel 57, een spoorwegonderneming,
een partij bij een toegangsovereenkomst of een kaderovereenkomst als
bedoeld in hoofdstuk 4 of een andere betrokken partij kan bij de
Autoriteit Consument en Markt schriftelijk een aanvraag indienen om te
onderzoeken of door een beheerder, een exploitant van een
dienstvoorziening, een spoorwegonderneming jegens de aanvrager sprake is
van:

a. oneerlijke behandeling, discriminatie of anderszins van benadeling
als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van richtlijn 2012/34/EU;

b. gedrag van een wederpartij bij een toegangsovereenkomst of een
kaderovereenkomst dat leidt tot oneerlijke behandeling, discriminatie of
anderszins van benadeling;

c. onterechte weigering van toegang tot een dienstvoorziening in geval
van een conflict als bedoeld in artikel 13, vijfde lid, van richtlijn
2012/34/EU.

2. De Autoriteit Consument en Markt neemt een besluit inzake een
aanvraag als bedoeld in het eerste lid.  

3. Indien de Autoriteit Consument en Markt besluit dat toegang tot een
dienstvoorziening als bedoeld in artikel 13, vijfde lid, van richtlijn
2012/34/EU ten onrechte is geweigerd, neemt zij voor zover nodig
maatregelen om ervoor te zorgen dat een passend deel van de beschikbare
capaciteit voor de betreffende dienstvoorziening wordt toegekend aan de
desbetreffende spoorwegonderneming.

4. De Autoriteit Consument en Markt kan zo nodig een last onder dwangsom
opleggen.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over de voor het onderzoek te verstrekken gegevens en bescheiden
en de daarmee samenhangende uitwerking.

6. De Autoriteit Consument en Markt stelt met inachtneming van artikel
56, achtste en negende lid, van richtlijn 2012/34/EU de termijnen vast
waarbinnen zij een besluit als bedoeld in het tweede lid neemt, alsmede
de termijnen voor het verstrekken van de voor het onderzoek benodigde
gegevens en bescheiden. Artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht
is van overeenkomstige toepassing op alle partijen waarbij de Autoriteit
Consument en Markt in het kader van de besluitvorming informatie
opvraagt.

Z 

Na artikel 71 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 72 

1. In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de Instellingswet
Autoriteit Consument en Markt en onverminderd artikel 7, derde lid, van
die wet, verstrekt de Autoriteit Consument en Markt de gegevens en
inlichtingen, bedoeld in artikel 57 van richtlijn 2012/34/EU, alsmede de
door de Europese Commissie gevraagde informatie ten behoeve van de door
die Commissie vast te stellen gedelegeerde handelingen of
uitvoeringsmaatregelen, bedoeld in richtlijn 2012/34/EU.

2.  Artikel 7, vierde lid, onderdeel a, van de Instellingswet
Autoriteit Consument en Markt is niet van toepassing op de verstrekking
van de gegevens, inlichtingen en informatie, bedoeld in het eerste lid.

AA

Na artikel 72 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 72a

In afwijking van artikel 8 van de Instellingswet Autoriteit Consument en
Markt stellen Onze Minister en de Autoriteit Consument en Markt een
gemeenschappelijk kader op voor informatie-uitwisseling en samenwerking
op het gebied van de spoorveiligheid en de concurrentie op de
spoorwegmarkt als bedoeld in artikel 56, derde lid, tweede alinea, van
richtlijn 2012/34/EU.

BB

In artikel 76, tweede lid, wordt na “27, eerste lid,” ingevoegd
“56,” en wordt “57 tot en met 62, 63, eerste lid, 67 en 68”
vervangen door: 57 tot en met 62, eerste tot en met achtste lid, 63,
eerste lid, tweede lid, eerste volzin, derde en vierde lid, 67, 68,
eerste tot en met derde lid, 68a, 68c, 70, zevende en achtste lid,.

CC

In artikel 77, eerste lid, wordt “en 96, tweede lid,” vervangen
door: , 96, tweede lid, en 96a,.

CCa

	Na artikel 80 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3a. toezicht en handhaving Europese regelgeving

Artikel 81

Bij ministeriële regeling kunnen voor de goede uitvoering van bindende
EU-rechtshandelingen van algemene strekking van de Europese Commissie
over het vervoer per spoor in ieder geval regels worden gesteld met
betrekking tot het toezicht, de toezichthoudende instantie en het van
toepassing verklaren van de artikelen 76, 77 of 80.

DD

In artikel 92 wordt “van richtlijn 91/440/EEG, richtlijn 95/18/EG,
richtlijn 2001/14/EG,” vervangen door: of aanvulling van richtlijn
2012/34/EU,.

EE

Het opschrift van paragraaf 10 van hoofdstuk 6, komt te luiden:

§ 10 Informatieplicht

FF

In paragraaf 10 wordt na artikel 96 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 96a

1. Een betrokkene als bedoeld in artikel 15, derde lid, van richtlijn
2012/34/EU verstrekt desgevraagd aan Onze Minister binnen de door hem te
bepalen termijn de gegevens en inlichtingen die hij nodig heeft om te
kunnen voldoen aan een verzoek van de Europese Commissie om informatie
over het gebruik van de spoorwegnetten en de ontwikkeling van de
kadervoorwaarden in de spoorwegsector als bedoeld in artikel 15, derde
en vierde lid, van richtlijn 2012/34/EU.

2. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld
over de in het eerste lid bedoelde onderwerpen.

ARTIKEL II

De Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden de volgende begrippen en bijbehorende omschrijvingen
in alfabetische volgorde ingevoegd:

internationale passagiersvervoerdienst: een passagiervervoerdienst als
bedoeld in artikel 3, onderdeel 5, van richtlijn 2012/34/EU;

richtlijn 2012/34/EU: richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en
de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese
spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343/32).

B

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde, vierde, vijfde en zesde lid wordt
“grensoverschrijdend personenvervoer per trein” telkens vervangen
door: een internationale passagiersvervoerdienst.

2. In het vierde lid wordt “artikel 57, tweede lid,” vervangen door:
artikel 57, vierde lid,.

3. Het vijfde lid, onderdeel a, en zesde lid, onderdeel a, komen te
luiden:

a. het hoofddoel van het vervoer is passagiers vervoeren tussen stations
in verschillende lidstaten of dat geen aanvraag het hoofddoel betreft,
en.

4. Het zevende, achtste en tiende lid vervallen en het negende lid wordt
vernummerd tot zevende lid.

5. In het zevende lid (nieuw) wordt “achtste lid” vervangen door:
zesde lid.

6. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over onder
meer de toepassing van dit artikel en de procedure en criteria, bedoeld
in de artikelen 10, vierde lid, en 11, vierde lid, van richtlijn
2012/34/EU.

C

Artikel 19a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De Autoriteit Consument en Markt doet zo spoedig mogelijk na
ontvangst van een melding als bedoeld in artikel 57, vierde of vijfde
lid, van de Spoorwegwet mededeling van die melding in de Staatscourant
en aan de betrokken concessieverleners, de betrokken concessiehouders en
Onze Minister en vermeldt daarbij de mogelijkheid van een aanvraag als
bedoeld in het tweede lid, en de termijn voor indiening van die
aanvraag.

2. De aanhef en onderdeel a van het tweede lid, komen te luiden:

De Autoriteit Consument en Markt stelt op daartoe strekkende aanvraag
van een of meer betrokken concessieverleners, een of meer betrokken
concessiehouders, Onze Minister of een beheerder als bedoeld in artikel
1 van de Spoorwegwet vast of het ingevolge artikel 57, vierde of vijfde
lid, van de Spoorwegwet, gemelde voorgenomen vervoer:

a. het vervoeren van passagiers tussen stations in verschillende
lidstaten als hoofddoel heeft, of.

3. Het vijfde tot en met het achtste lid vervallen.

4. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde
lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. De Autoriteit Consument en Markt neemt de in artikel 11, tweede lid,
van richtlijn 2012/34/EU voorgeschreven procedurele eisen in acht.

5. In het vierde lid (nieuw) wordt “binnen acht weken” vervangen
door: binnen zes weken.

6. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

5. De Autoriteit Consument en Markt doet mededeling van de aanvraag en
van de beschikking, bedoeld in het zesde lid, aan een beheerder als
bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet en doet mededeling van die
beschikking in de Staatscourant.

D

In hoofdstuk II, paragraaf 1, worden na artikel 19a twee artikelen
ingevoegd, luidende:

Artikel 19b

1. Een concessieverlener als bedoeld in artikel 20, eerste of derde lid,
kan aan spoorwegondernemingen een heffing opleggen voor de exploitatie
van een passagiersvervoerdienst op onder zijn concessiebevoegdheid
vallende trajecten tussen twee stations in Nederland.

2. De heffing, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de voorwaarden van
artikel 12 van richtlijn 2012/34/EU.

3. De in het eerste lid bedoelde concessieverleners houden de
informatie, bedoeld in artikel 12, vierde lid, van richtlijn 2012/34/EU
bij. Een concessieverlener als bedoeld in artikel 20, derde lid,
verstrekt die gegevens desgevraagd aan Onze Minister voor zover Onze
Minister die nodig heeft om te kunnen voldoen aan een verzoek van de
Europese Commissie.

4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over
de heffing, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 19c

Bij een internationale passagiersvervoerdienst hebben de desbetreffende
spoorwegondernemingen het recht om op het internationale traject
passagiers te laten instappen op elk station en hen te laten uitstappen
op een ander station, ook wanneer die in Nederland zijn gelegen.

E

In artikel 25, vijfde lid, wordt “gebruiksvergoeding” vervangen
door: vergoeding.

F

In artikel 87, vijfde lid, wordt na “is verklaard” ingevoegd: ,
uitvoeringsverordening (EU) nr. 869/2014 van de Commissie van 11
augustus 2014 inzake nieuwe spoorvervoersdiensten voor passagiers (PbEU
2014, L 239)  en de bij ministeriële regeling aangewezen bindende
EU-rechtshandelingen van algemene strekking van de Europese Commissie op
het gebied van internationale passagiersvervoerdiensten. 

G

Aan artikel 93 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De Autoriteit Consument en Markt is bevoegd tot het opleggen van een
last onder dwangsom ter handhaving van bij ministeriële regeling
aangewezen bindende EU-rechtshandelingen van algemene strekking van de
Europese Commissie op het gebied van internationale
passagiersvervoerdiensten.

ARTIKEL III

De Wet lokaal spoor wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begrippen richtlijn 95/18/EG en richtlijn 2001/14/EG, alsmede de
daarbij behorende omschrijvingen vervallen.

2. In de alfabetische volgorde wordt in chronologische volgorde
ingevoegd: 

richtlijn 2012/34/EU: richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en
de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese
spoorwegruimte (PbEU L 2012, 343/32);.

Aa

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

1. De hoofdstukken 2 tot en met 10 zijn van toepassing op lokale
spoorwegen die uitgesloten kunnen worden van het toepassingsgebied van
de artikelen 7, 8 en 13 en hoofdstuk IV van richtlijn 2012/34/EU en van
de uitvoeringsmaatregelen bij richtlijn 2008/57/EG en bij richtlijn
2004/49/EG.

2. Tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald, zijn lokale
spoorwegen als bedoeld in het eerste lid uitgesloten van het
toepassingsgebied van de artikelen 7, 8 en 13 en hoofdstuk IV van
richtlijn 2012/34/EU en van de uitvoeringsmaatregelen bij richtlijn
2008/57/EG en bij richtlijn 2004/49/EG. Tenzij bij of krachtens deze wet
anders is bepaald, zijn vervoerders die gebruik maken van een dergelijke
lokale spoorweg uitgesloten van het toepassingsgebied van de
hoofdstukken II en III van richtlijn 2012/34/EU. Tenzij bij of krachtens
deze wet anders is bepaald, zijn bestuurders op een dergelijke spoorweg
vrijgesteld van de uitvoeringsmaatregelen bij richtlijn 2007/59/EG.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over lokale spoorwegen die niet uitgesloten kunnen worden
van het toepassingsgebied van de artikelen 7, 8 en 13 en hoofdstuk IV
van richtlijn 2012/34/EU en van de uitvoeringsmaatregelen bij richtlijn
2008/57/EG en richtlijn 2004/49/EG.

4. De regels, bedoeld in het derde lid, kunnen in ieder geval inhouden
het geheel of gedeeltelijk van toepassing verklaren van deze wet, de
Spoorwegwet of de op die wetten berustende bepalingen.

5. In het koninklijk besluit, bedoeld in artikel 2, wordt aangeduid of
een spoorweg onder het eerste of het derde lid valt.

B

Na artikel 19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19a

De infrastructuurbeheerder is verantwoordelijk voor zijn eigen beheer,
bestuur en interne controle en neemt hierbij het heffings- en
toewijzingskader en de specifieke regels die door de lidstaten zijn
opgesteld, in acht.

C

Na artikel 29 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 29a

Een vervoerder die niet alleen onder de directe of indirecte zeggenschap
staat van een onderneming of een andere entiteit die andere
spoorvervoerdiensten dan stads-, voorstads- en regionale diensten
verricht of integreert, maar die ook direct of indirect eigendom is van
of wordt beheerd door de Staat, heeft een onafhankelijke rechtspositie
op het vlak van bestuur, administratief beheer en interne
administratieve, economische en boekhoudkundige controle, volgens welke
hij in het bijzonder beschikt over een vermogen, een begroting en een
boekhouding die gescheiden zijn van die van de Staat.

Artikel 29b

1. Indien een vervoerder onder de directe of indirecte zeggenschap staat
van een onderneming of een andere entiteit die andere
spoorvervoerdiensten dan stads-, voorstads- en regionale diensten
verricht of integreert, worden de winst-en-verliesrekeningen en balansen
gescheiden opgesteld en gepubliceerd voor zover het betreft enerzijds
activiteiten met betrekking tot de levering van vervoerdiensten door die
vervoerder en anderzijds activiteiten met betrekking tot de levering van
vervoerdiensten door die onderneming of andere entiteit.

2. Financiële middelen die door een bestuursorgaan zijn verstrekt met
het oog op een van de in het eerste lid bedoelde activiteiten worden
niet overgedragen naar de andere activiteit.

3. De wijze waarop de boekhoudingen van de verschillende bedoelde
activiteiten worden gevoerd, maakt het mogelijk toe te zien op het
verbod op de overdracht van openbare financiële middelen van het ene
activiteitengebied naar het andere.

ARTIKEL IV

1. In bijlage 1 van de Algemene wet bestuursrecht wordt in de zinsnede
met betrekking tot de Spoorwegwet “artikel 71, derde lid” vervangen
door: hoofdstuk 5, paragraaf 2, en artikel 71, tweede lid.

	2. In de artikelen 4, 7 en 11 van bijlage 2 van de Algemene wet
bestuursrecht wordt in de zinsnede met betrekking tot de Spoorwegwet
“71, derde lid” telkens vervangen door: hoofdstuk 5, paragraaf 2, en
artikel 71, tweede lid. 

ARTIKEL V

Onder vernummering van artikel 3, zesde lid, van de Instellingswet
Autoriteit Consument en Markt tot zevende lid, wordt een lid ingevoegd,
luidende:

6. Een lid van de Autoriteit Consument en Markt legt jaarlijks een
schriftelijke verklaring af dat hij geen belangen heeft als bedoeld in
het vijfde lid. In die verklaring worden alle directe en indirecte
belangen vermeld die van invloed kunnen zijn op de uitoefening van zijn
functie.

ARTIKEL VA

1. In artikel 1, onder 40 , van de Wet op de economische delicten
vervalt in de zinsnede met betrekking tot de Wet personenvervoer 2000
“artikel 19a, tiende lid”. 

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 1 april 2014 ingediende
voorstel van wet houdende wijziging van de Spoorwegwet en de Wet
personenvervoer 2000 in verband met een tweede tranche van
uitvoeringsmaatregelen van het kabinetsstandpunt “Spoor in
beweging”, waaronder regels inzake bijzondere spoorwegen en
vereenvoudiging van het vergunningenregime hoofdspoorwegen, en in
verband met de invoering van een verblijfsverbod voor voorzieningen
openbaar vervoer (33 904) tot wet is of wordt verheven en artikel V,
tweede lid, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan
artikel II, onderdeel C, van deze wet, wordt deze wet als volgt
gewijzigd: 

In artikel VA, eerste lid, wordt “artikel 19a, tiende lid” vervangen
door: artikel 19a, achtste lid”.

ARTIKEL VB

1. Er kan een verhoging, korting, aftrek, bijtelling of
gebruiksvergoeding als bedoeld in artikel 62, derde, vierde, vijfde of
zesde lid, van de Spoorwegwet zoals dat luidde voor het tijdstip van
inwerkingtreding van dit artikel, worden overeengekomen, mits die in de
netverklaring als bedoeld in artikel 58 van de Spoorwegwet is opgenomen,
tot het tijdstip waarop voor het desbetreffende onderwerp op grond van
artikel 62, zesde lid, van de Spoorwegwet vastgestelde regels in werking
zijn getreden.  

2. De in het eerste lid bedoelde vergoedingen voldoen aan de artikelen
32 tot en met 37 en 51, eerste lid, van richtlijn 2012/34/EU van het
Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van
één Europese spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343/32) juncto artikel 62,
eerste lid, van de Spoorwegwet.

ARTIKEL VI

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

 

 

 PAGE    

 PAGE   8