Eindtekst
Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie
Eindtekst
Nummer: 2015D22538, datum: 2015-06-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2015Z01111:
- Indiener: I.W. Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2015-01-27 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2015-01-28 10:15: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2015-04-16 14:00: Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie (34138) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2015-06-03 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2015-06-04 13:45: Aanvang middag vergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2015-06-11 10:14: Hamerstuk: Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie (34138) (Hamerstukken), TK
Preview document (đ origineel)
De Tweede Kamer der Staten-
Generaal zendt bijgaand door
haar aangenomen wetsvoorstel
aan de Eerste Kamer.
De Voorzitter,
11 juni 2015
Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie | |
VOORSTEL VAN WET | |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te wijzigen in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van de zevende titel van het Eerst Boek komt te luiden:
Zevende titel. Hoger beroep in vorderingsprocedures.
B
In het opschrift van de eerste afdeling van de zevende titel van het Eerste Boek wordt âhooger beroepâ vervangen door: hoger beroep
C
Artikel 332 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âde dag van dagvaardingâ vervangen door: de dag van het indienen van de procesinleiding.
2. De eerste volzin van het derde lid komt te luiden: Was in eerste aanleg een tegenvordering ingesteld, dan is voor de toepassing van het eerste lid beslissend het totale beloop of de totale waarde van de vordering en van de tegenvordering, met dien verstande dat met betrekking tot de tegenvordering de rente wordt berekend tot aan de dag van instelling van de tegenvordering.
D
De artikelen 334 en 335 komen te luiden:
Artikel 334
De partij die in een vonnis heeft berust, is niet ontvankelijk in hoger beroep. De rechter oordeelt niet ambtshalve of sprake is van berusting.
Artikel 335
Geen hoger beroep staat open van veroordelingen bij verstek. Stelt de oorspronkelijke eiser hoger beroep in, dan kan de verweerder zich in hoger beroep verweren, ook door middel van incidenteel hoger beroep. De verweerder kan in dat geval geen verzet meer doen tegen de veroordeling in eerste aanleg.
E
In artikel 337, tweede lid, wordt âde rechterâ vervangen door: de rechter in eerste aanleg.
F
Het opschrift van de tweede afdeling van de zevende titel van het Eerste Boek komt te luiden:
Tweede afdeling. De termijn voor het instellen van hoger beroep in vorderingsprocedures
G
Artikel 339 komt te luiden:
Artikel 339
1. De termijn voor het instellen van hoger beroep is drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak van het vonnis dan wel de dag van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 30p. In afwijking van artikel 30o, eerste lid, onder a, kan deze termijn niet worden verlengd.
2. In afwijking van het eerste lid is de termijn voor het instellen van hoger beroep van een vonnis in kort geding vier weken.
3. De verweerder in hoger beroep kan incidenteel hoger beroep instellen, zelfs na verloop van de termijnen, bedoeld in het eerste en tweede lid, en na berusting in het vonnis. Het incidenteel hoger beroep wordt ingesteld bij verweerschrift.
4. De afstand van instantie laat de mogelijkheid incidenteel hoger beroep in te stellen onverlet. De afstand van instantie wordt op dezelfde wijze als het oproepingsbericht in hoger beroep betekend bij de nog niet verschenen verweerder. De verweerder kan binnen twee weken na kennisgeving van de afstand van instantie, aan de rechter verzoeken een termijn te bepalen voor het instellen van incidenteel hoger beroep. De gronden van het incidenteel hoger beroep moeten binnen twee weken na het indienen ervan bij exploot aan de wederpartij worden betekend.
5. Indien in eerste aanleg een vordering tot vrijwaring geheel of gedeeltelijk is afgewezen op grond van de afwijzing van de vordering in de hoofdzaak, staat het hoger beroep daarvan open tot het moment dat in de hoofdzaak in hoger beroep het verweerschrift is ingediend.
H
In artikel 340 wordt âde termijn van beroep van dat vonnisâ vervangen door âde termijn om van dat vonnis hoger beroep in te stellenâ en wordt âbinnen de termijn van beroepâ vervangen door: binnen de termijn van hoger beroep.
I
In artikel 341 wordt âhet beroepâ vervangen door: het hoger beroep.
J
Het opschrift van de derde afdeling van de zevende titel van het Eerste Boek komt te luiden:
Derde afdeling. De rechtspleging in hoger beroep in vorderingsprocedures en de gevolgen daarvan
K
De artikelen 343 en 344 komen te luiden:
Artikel 343
1. Het hoger beroep wordt aangevangen door de indiening van een procesinleiding in dezelfde vorm en met dezelfde vereisten als die in eerste aanleg, voor zover daarvan in deze titel niet is afgeweken.
2. Indien in eerste aanleg gelijktijdig uitspraak is gedaan op een vordering en een verzoek, kan hiervan gelijktijdig hoger beroep worden ingesteld. Artikel 30b is van overeenkomstige toepassing.
3. Indien de procesinleiding niet de gronden van het hoger beroep bevat, bepaalt de rechter dat de gronden moeten worden ingediend binnen een termijn van tien weken, in kort geding binnen een termijn van vier weken. Indien hoger beroep is ingesteld van een vonnis waarin uitspraak is gedaan over een vordering en een verzoek, geldt dit ook voor de gronden van het hoger beroep voor zover dat betrekking heeft op het verzoek.
4. In afwijking van artikel 30a, derde lid, onder f en g, hoeven in de procesinleiding de door de verweerder tegen de vordering aangevoerde verweren en de gronden daarvoor en de bewijsmiddelen en de getuigen niet vermeld te worden.
5. In afwijking van artikel 111, tweede lid, onder d, hoeven in het oproepingsbericht niet genoemd te worden de in artikel 139 genoemde rechtsgevolgen die intreden indien de verweerder bij een vordering niet verschijnt in de procedure als verweerder als bedoeld in artikel 114.
6. Artikel 113 is in hoger beroep niet van toepassing. Indien het oproepingsbericht in hoger beroep wordt bezorgd, is artikel 63 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 344
1. Alle zaken die in hoger beroep aanhangig worden gemaakt, worden door een enkelvoudige kamer in behandeling genomen.
2. De enkelvoudige kamer verwijst een zaak, ingevolge dit artikel bij haar aanhangig, naar een meervoudige kamer indien zij dit wenselijk acht, doch uiterlijk wanneer een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 30j, zesde lid, zal worden gehouden of uitspraak zal worden gedaan.
L
De artikelen 347 en 348 komen te luiden:
Artikel 347
1. Beide partijen krijgen in hoger beroep eenmaal de gelegenheid de gronden van het beroep en het verweer schriftelijk uiteen te zetten.
2. De termijn voor het indienen van een verweerschrift bedraagt tien weken na indiening van de gronden door de eiser. In kort geding bedraagt deze termijn vier weken na indiening van de gronden.
3. Indien incidenteel hoger beroep is ingesteld krijgt de eiser, op zijn verlangen, een termijn van tien weken, in kort geding vier weken, voor het indienen van schriftelijk verweer.
Artikel 348
De oorspronkelijke verweerder kan nieuwe verweren ten principale inbrengen, tenzij deze in het geding in eerste instantie zijn gedekt, waaronder niet begrepen is het geval, dat het recht om ten principale te antwoorden ingevolge artikel 30i, vierde lid, vervallen is.
M
Artikel 349 vervalt.
N
Artikel 350 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het hoger beroep schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis, indien dat niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard in de gevallen waarin dit is toegelaten.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede âingesteld tegen een tussenvonnis waartegenâ vervangen door: ingesteld van een tussenvonnis waarvan.
O
In artikel 351 wordt âtegen een vonnisâ vervangen door âvan een vonnisâ en wordt âde hogere rechterâ vervangen door: de rechter in hoger beroep.
P
Artikel 353 komt te luiden:
Artikel 353
1. In hoger beroep kan niet voor het eerst een tegenvordering worden ingesteld of een tegenverzoek worden gedaan.
2. Voor zover uit deze titel dan wel uit een andere wettelijke regeling niet anders voortvloeit, is de tweede titel in hoger beroep van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat partijen slechts bij advocaat kunnen procederen en dat iemand niet voor het eerst in hoger beroep in vrijwaring kan worden opgeroepen.
3. Niettemin is artikel 224 niet anders van toepassing dan behoudens de navolgende bepalingen:
a. de oorspronkelijke verweerder, eiser in hoger beroep, is niet gehouden tot de in dat artikel bedoelde zekerheidstelling;
b. de verweerder in hoger beroep is daartoe evenmin gehouden, zelfs niet bij het instellen van incidenteel hoger beroep;
c. de in eerste aanleg gestelde zekerheid blijft ook verbonden voor de kosten van hoger beroep;
d. de zekerheidstelling wordt gevorderd vóór alle weren.
Q
Artikel 354 komt te luiden:
Artikel 354
In afwijking van artikel 30j, vindt een mondelinge behandeling plaats indien de rechter daartoe aanleiding ziet of indien een van partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht te worden gehoord, binnen een door de rechter gestelde redelijke termijn heeft verklaard dat hij gebruik wil maken van dit recht.
R
In artikel 355 wordt âberoepâ telkens vervangen door: hoger beroep.
S
Artikel 357 komt te luiden:
Artikel 357
1. In afwijking van artikel 30q, eerste lid, doet de rechter uitspraak binnen tien weken na de datum van de mondelinge behandeling, respectievelijk de laatste proceshandeling. In geval van kort geding doet de rechter uitspraak binnen zes weken.
2. In afwijking van artikel 30p kan een rechter mondeling uitspraak doen in geval van een tussenarrest en van een eindarrest in kort geding.
T
De vierde afdeling van de zevende titel van het Eerste Boek wordt vernummerd tot achtste titel van het Eerste Boek. Het opschrift komt te luiden:
Achtste titel. Hoger beroep in verzoekprocedures
U
Artikel 358 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âTegen eindbeschikkingenâ vervangen door: Van eindbeschikkingen.
2. De laatste volzin van het tweede lid vervalt.
3. In het derde lid wordt âverzoekschriftâ telkens vervangen door: verzoek.
4. In het vierde lid wordt âde rechterâ vervangen door: de rechter in eerste aanleg.
V
Artikel 359 komt te luiden:
Artikel 359
Hoger beroep in verzoekprocedures wordt ingesteld door indiening van een procesinleiding. De procesinleiding vermeldt, naast hetgeen ingevolge de artikelen 30a en 278 moet worden vermeld, naam en woonplaats van hen die in eerste aanleg in de procedure zijn verschenen of bij name zijn opgeroepen.
W
Artikel 360 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt âde hogere rechterâ vervangen door: de rechter in hoger beroep.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede âtegen een tussenbeschikking waartegen ingevolge artikel 358, derde lid, geen hoger beroep openstaatâ vervangen door: van een tussenbeschikking waarvan ingevolge artikel 358, vierde lid, geen hoger beroep openstaat.
X
Na artikel 360 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
Artikel 360a
In afwijking van artikel 30j, vindt een mondelinge behandeling plaats indien de rechter daartoe aanleiding ziet of indien een van partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht te worden gehoord, binnen een door de rechter gestelde redelijke termijn heeft verklaard dat hij gebruik wil maken van dit recht. Het bericht waarbij belanghebbenden worden gewezen op hun recht te worden gehoord, gaat vergezeld van een afschrift van de procesinleiding in hoger beroep.
Y
Artikel 361 wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste twee volzinnen van het eerste lid worden vervangen door: De rechter beveelt in geval van een mondelinge behandeling de oproeping van de verzoeker in hoger beroep, van de verzoeker in eerste aanleg en van de in eerste aanleg in de procedure verschenen belanghebbenden.
2. In het tweede lid wordt âberoepschriftenâ vervangen door: procesinleidingen.
3. In het derde lid wordt âberoepschrift, tenzij de rechter anders bepaaltâ vervangen door: de procesinleiding in hoger beroep.
4. Het vierde lid komt te luiden:
4. Indien een belanghebbende incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, kunnen de verzoeker in hoger beroep en de in hoger beroep opgeroepen belanghebbenden daartegen binnen vier weken na de indiening van het verweerschrift waarbij dit incidentele hoger beroep is ingesteld, een verweerschrift indienen.
Z
Na artikel 361 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Artikel 361a
In afwijking van artikel 30q, eerste lid, doet de rechter uitspraak binnen zes weken na de datum van de mondelinge behandeling, respectievelijk de laatste proceshandeling.
AA
In artikel 362 wordt de zinsnede âdat geen zelfstandig verzoek kan worden gedaanâ vervangen door: dat in hoger beroep niet voor het eerst een tegenverzoek kan worden gedaan of een tegenvordering kan worden ingesteld.
BB
Na artikel 362 vervalt het opschrift âAchtste titelâ.
CC
De artikelen 376, 377, 378, 379 en 380 komen te luiden:
Artikel 376
Derden zijn bevoegd zich te verzetten tegen een vonnis of arrest dat hun rechten benadeelt, indien zij noch in persoon, noch wettelijk zijn vertegenwoordigd, of indien noch degenen die zij vertegenwoordigen, in het rechtsgeding zijn opgeroepen, of door voeging of tussenkomst partij zijn geweest.
Artikel 377
Dit verzet wordt beoordeeld door de rechter, door wie het vonnis of arrest is gewezen. Wie het verzet instelt, bezorgt of betekent het oproepingsbericht als bedoeld in artikel 111 bij alle partijen tussen wie het vonnis of arrest is gewezen op de wijze als bedoeld in artikel 112. De voorschriften voor de wijze van procederen in vorderingszaken zijn op dit verzet toepasselijk.
Artikel 378
Indien een derde verzet heeft ingesteld tegen een vonnis of arrest dat hem is tegengeworpen in een geding, kan de rechter voor wie dat geding aanhangig is, indien daartoe gronden bestaan, de schorsing daarvan toestaan, totdat op het ingestelde verzet zal zijn beslist.
Artikel 379
De rechter die over een verzet van derden oordeelt, kan, indien daartoe gronden bestaan, de uitvoering van het aangevallen vonnis of arrest schorsen, totdat op het verzet zal zijn beslist.
Artikel 380
Wordt het verzet gegrond bevonden, dan wordt het vonnis of arrest, waartegen het verzet is gericht, alleen in zoverre verbeterd als het de rechten van derden heeft benadeeld, tenzij de uitspraak onsplitsbaar is en gehele vernietiging daarvan noodzakelijk is.
DD
In het opschrift van de eerste afdeling van de tiende titel van het Eerste Boek wordt âvonnissenâ vervangen door: vonnissen en arresten.
EE
In de artikelen 382, aanhef en onder c, 383, eerste lid, 386, 388, eerste lid, en 389 wordt telkens âvonnisâ vervangen door: vonnis of arrest.
FF
Artikel 385 komt te luiden:
Artikel 385
Voor zover uit deze titel niet anders voortvloeit, is in het geding tot herroeping de tweede titel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat artikel 113 niet van toepassing is.
GG
In artikel 392, eerste lid, aanhef, vijfde lid en zesde lid wordt âeisâ vervangen door: vordering.
HH
Artikel 393 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt de een na laatste volzin.
2. In het vijfde lid wordt âontstaandeâ vervangen door âontstaneâ en vervalt de een na laatste volzin.
3. In het negende lid wordt âeisâ vervangen door: vordering
II
In artikel 394, eerste lid, wordt âeisâ vervangen door: vordering.
JJ
Artikel 395 komt te luiden:
Artikel 395
In afwijking van de artikelen 30p en 30q is in een procedure inzake prejudiciële vragen geen mondelinge uitspraak mogelijk en is de uitspraak niet aan een termijn gebonden.
KK
In het opschrift van de eerste afdeling van de elfde titel van het Eerste Boek wordt âVan de zakenâ vervangen door: Vorderingsprocedures.
LL
Artikel 398 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt voor de dubbele punt ingevoegd: van
2. In onderdeel 1° wordt âtegen uitsprakenâ vervangen door: uitspraken.
3. In onderdeel 2° wordt âtegen vonnissenâ vervangen door: vonnissen.
MM
In de artikelen 399 en 400 wordt âberoepâ vervangen door: beroep in cassatie.
NN
Artikel 401b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âTegenâ vervangen door: Van.
2. In het tweede lid wordt âincidenteel beroepâ vervangen door: incidenteel hoger beroep.
OO
In artikel 401c, eerste lid, wordt âberoep tegenâ vervangen door: beroep in cassatie van.
PP
Het opschrift van de tweede afdeling van de elfde titel van het Eerste Boek komt te luiden:
Tweede afdeling. De termijn van beroep in cassatie in vorderingsprocedures en de schorsende kracht daarvan
In artikel 402, derde lid, wordt âberoep in cassatie daartegenâ vervangen door âberoep in cassatie daarvanâ en wordt de zinsnede âde conclusie van antwoord wordt genomenâ vervangen door: het verweerschrift is ingediend.
RR
In artikel 403, tweede lid, wordt âberoepâ vervangen door: beroep in cassatie.
SS
Aan het eind van het opschrift van de derde afdeling van de elfde titel van het Eerste Boek wordt toegevoegd: in vorderingsprocedures.
TT
Artikel 406 komt te luiden:
Artikel 406
1. De artikelen 30c, vierde lid, 30h, 30i, 30p en 30q zijn niet van toepassing op de procedure in cassatie.
2. De Hoge Raad kan een mondelinge behandeling gelasten, waarop de artikelen 30j en 30k van overeenkomstige toepassing kunnen zijn.
UU
Artikel 407 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âbij een dagvaardingâ vervangen door: door het indienen van een procesinleiding.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De procesinleiding behelst, in afwijking van artikel 30a, derde lid, onder d, de omschrijving van de middelen, waarop het beroep in cassatie steunt. Artikel 30a, derde lid, onder f en g is niet van toepassing.
3. In het derde lid wordt âhet exploit van dagvaardingâ vervangen door: de procesinleiding.
4. In het vierde lid wordt âhet exploitâ vervangen door: de procesinleiding.
5. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
5. Op het oproepingsbericht van de griffier is artikel 111, tweede lid, onder d, niet van toepassing. In aanvulling op artikel 111, tweede lid, vermeldt het oproepingsbericht wel de gevolgen van niet tijdige betaling van het griffierecht.
VV
Artikel 408 vervalt.
WW
Artikel 408a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Alle zaken worden door de enkelvoudige kamer in behandeling genomen.
2. In het tweede lid, onder a, wordt aan het slot een komma geplaatst.
3. Het tweede lid, onder b, komt te luiden:
b. wanneer uitspraak zal worden gedaan,
4. In het derde lid vervalt de zinsnede: wanneer arrest wordt gevraagd.
XX
Artikel 409 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De verweerder kan alleen verschijnen vertegenwoordigd door een advocaat bij de Hoge Raad, die verklaart als zodanig op te treden.
2. Onder vernummering van het derde lid tot het tweede lid, vervalt het tweede lid.
3. In het tweede lid (nieuw) vervalt de zinsnede âin het zittingbladâ.
YY
Artikel 410 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De verweerder, die in cassatie wil komen, doet dit, op straffe van verval van het recht daartoe, bij verweerschrift, dat alsdan een omschrijving behelst van de middelen waarop het beroep in cassatie steunt.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De afstand van instantie laat de mogelijkheid incidenteel cassatieberoep in te stellen onverlet. De afstand van instantie wordt op dezelfde wijze als het oproepingsbericht in hoger beroep betekend bij de nog niet verschenen verweerder. De verweerder kan binnen twee weken na de kennisgeving van de afstand van instantie aan de Hoge Raad verzoeken een termijn te bepalen voor het instellen van incidenteel cassatieberoep. De gronden van het incidenteel cassatieberoep moeten binnen twee weken na het instellen ervan bij exploot aan de wederpartij worden betekend.
ZZ
Artikel 411 komt te luiden:
Artikel 411
1. De verweerder dient zijn verweerschrift in op een door de Hoge Raad te bepalen datum. Voor de indiening wordt een termijn van vier weken verleend. Indiening geschiedt niet dan nadat de verweerder het verschuldigde griffierecht heeft voldaan. Indien de verweerder het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, vervalt zijn recht om verweer in cassatie te voeren of om van zijn zijde in cassatie te komen.
2. Artikel 30i, vierde lid, is van toepassing in cassatie. Alleen de in artikel 30i, vijfde lid, bedoelde exceptie wordt op straffe van verval afzonderlijk voor alle weren van rechten voorgedragen.
AAA
Artikel 412 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âincidenteel beroepâ vervangen door: incidenteel cassatieberoep.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede âdan wordt onmiddellijk na het nemen der conclusie van antwoord de dag van pleidooi bepaald, tenzij partijen, onder overlegging der stukken, daarop recht vragenâ vervangen door: dan wordt onmiddellijk na het indienen van het verweerschrift de dag van pleidooi bepaald.
BBB
Artikel 413 vervalt.
CCC
Artikel 414 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt âberoepâ vervangen door: cassatieberoep.
2. In het vierde lid wordt âinstantiĂ«nâ vervangen door: instanties.
DDD
Artikel 415 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt âter rolleâ.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De verweerder in het incident dient tegelijk met de vorderingen als bedoeld in het eerste lid of op een nader door de Hoge Raad te bepalen datum zijn verweerschrift in het incident in, waarop door de Hoge Raad, na partijen, zo zij dit verlangen, en de procureur-generaal bij de Hoge Raad te hebben gehoord, afzonderlijk wordt beslist.
EEE
In artikel 416 wordt âbij betekend exploit of ter terechtzittingâ vervangen door: bij betekend exploot of ter zitting.
FFF
Artikel 418 komt te luiden:
Artikel 418
1. Na de pleidooien neemt de procureur-generaal bij de Hoge Raad conclusie, hetzij onmiddellijk, hetzij op een daartoe te bepalen dag.
2. Tenzij de Hoge Raad dadelijk uitspraak doet, bepaalt hij de dag, waarop dit zal geschieden.
GGG
In artikel 418a wordt de zinsnede âde artikelen 87 tot en met 92, de artikelen 111 tot en met 122â vervangen door: de artikelen 111, 112, 114 tot en met 122.
HHH
Het opschrift van de vierde afdeling van de elfde titel van het Eerste Boek komt te luiden:
Vierde afdeling. Uitspraak in cassatie in vorderingsprocedures
III
In artikel 419, eerste lid, wordt âberoepâ vervangen door: beroep in cassatie.
JJJ
Artikel 425 vervalt.
KKK
Het opschrift van de vijfde afdeling van de elfde titel van het Eerste Boek komt te luiden:
Vijfde afdeling. Beroep in cassatie in verzoekprocedures
LLL
Artikel 426 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âTegen beschikkingen op rekestâ vervangen door âVan beschikkingenâ en wordt âin een der vorige instantiĂ«nâ vervangen door: in een van de vorige instanties.
2. In het vierde lid wordt de zinsnede âDe artikelen 399, 400 en 401aâ vervangen door: De artikelen 399, 400, 401a, 403 en 404.
MMM
Artikel 426a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âbij een verzoekschrift, datâ vervangen door: bij een procesinleiding, die.
2. In het tweede lid wordt âHet verzoekschriftâ vervangen door âDe procesinleidingâ en wordt âberoepâ vervangen door: beroep in cassatie.
NNN
Artikel 426b komen te luiden:
Artikel 426b
De verweerder heeft voor het indienen van een door een advocaat bij de Hoge Raad getekend verweerschrift een termijn van drie weken nadat de griffier hem heeft bericht over de indiening van het cassatieberoep. Artikel 276, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op het bericht van de griffier.
OOO
Artikel 427a komt te luiden:
Artikel 427a
1. In geval van incidenteel cassatieberoep of indien door de verweerder een exceptie tegen het principaal cassatieberoep wordt aangevoerd, kan de verzoeker tot cassatie binnen drie weken na de indiening daarvan antwoorden bij door een advocaat bij de Hoge Raad getekend verweerschrift.
2. Artikel 276, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op het bericht van de griffier.
PPP
Artikel 429, derde lid, komt te luiden:
3. De griffier verstrekt onverwijld een afschrift van de beschikking aan de advocaten.
ARTIKEL II
1. Ten aanzien van een procedure in hoger beroep en cassatie waarbij het exploot voor de datum van inwerkingtreding van deze wet rechtsgeldig is betekend, blijft het recht van toepassing zoals dat voor die datum gold.
2. Ten aanzien van een procedure in hoger beroep en cassatie waarbij een beroepschrift of verzoekschrift voor de datum van inwerkingtreding van deze wet bij het gerechtshof of bij de Hoge Raad is ingediend, blijft het recht van toepassing zoals dat gold voor de inwerkingtreding van deze wet.
3. Zolang de verplichting om langs elektronische weg te procederen nog niet bij alle gerechten voor alle zaken in werking is getreden, bepaalt de rechter naar wie een zaak wordt doorgestuurd, verwezen of teruggewezen, zo nodig op welke wijze die zaak wordt behandeld of voortgezet.
ARTIKEL III
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan, voor verschillende vorderingen en verzoeken en voor de verschillende gerechten verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Veiligheid en Justitie,