Reactie op verzoek van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake aandacht voor gemaakte fouten in Ruwaard van Putten Ziekenhuis
Brief regering
Nummer: 2015D22926, datum: 2015-06-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.I. Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2015Z11304:
- Indiener: E.I. Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2015-06-24 16:15: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2015-07-01 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 15 juni 2015 Bij brief van 30 april 2015 heeft de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van uw Kamer mij verzocht om te bevorderen dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) u een feitenrelaas zendt met betrekking tot het dossier van mevrouw K. te G, dochter van mevrouw Van D., die zich tot uw Kamer heeft gewend. Met deze brief stuur ik uw Kamer de gevraagde informatie. Feitenrelaas van de IGZ Algemeen Op 14 november 2012 stelde de IGZ verscherpt toezicht in bij het toenmalige Ruwaard van Putten Ziekenhuis in Spijkenisse. De IGZ ontving tijdens het verscherpt toezicht 42 meldingen van burgers. De IGZ had met 35 van deze melders een gesprek. De andere melders gaven aan daar geen behoefte aan te hebben. De uitkomsten van alle meldingen zijn in het onderzoek door de IGZ meegenomen en verwerkt in de conclusies van het rapport over het verscherpt toezicht. In een aantal gevallen is naar aanleiding van de meldingen specifieke conclusies getrokken en verbetermaatregelen getroffen. Melding van mevrouw K. Eén van de meldingen betrof de zorg in het ziekenhuis voor mevrouw Van D.. De IGZ ontving deze melding van haar dochter, mevrouw K., op 5 december 2012. Om redenen van bescherming van privacy kan ik niet op de (medische) inhoud van de melding ingaan. Op 22 januari 2013 voerde de IGZ een gesprek met de dochter (mevrouw K.), haar zuster en een letselschadeadvocaat. Tijdens dat gesprek hebben de dochters van mevrouw Van D. de IGZ verteld over de zorg voor hun moeder in het Ruwaard van Putten Ziekenhuis tijdens twee periodes in mei en juni 2010. Over de zorg in mei 2010 heeft de familie in 2010 een klacht ingediend bij het ziekenhuis, die na bemiddeling door de klachtenfunctionaris van het ziekenhuis is afgesloten. Tijdens het gesprek op 22 januari 2013 heeft de IGZ de dochters gewezen op de mogelijkheid een tweede klacht in te dienen bij het ziekenhuis over de zorg in juni 2010 en het belang van een dergelijke klacht. Daarnaast heeft de IGZ uitgelegd de informatie uit de meldingen en gesprekken naar aanleiding van die meldingen te betrekken bij het al lopende onderzoek door de IGZ tijdens het verscherpt toezicht en niet alle meldingen individueel te onderzoeken. Een aantal meldingen is wel individueel onderzocht (onder meer in het kader van het onderzoek naar het professioneel functioneren van drie in het ziekenhuis werkzame cardiologen). De melding van de mevrouw K. is één van de meldingen die niet individueel onderzocht is door de IGZ. De reden hiervoor is dat de melding niet wees op een calamiteit en ook geen elementen bevatte die niet al in het lopende brede onderzoek van de IGZ in het kader van het verscherpt toezicht op het Ruwaard van Putten Ziekenhuis aan de orde kwamen. Hierover is de familie op 14 maart 2013 schriftelijk door de IGZ geïnformeerd. In die brief heeft de IGZ nogmaals informatie gegeven over de klachtenprocedure van het ziekenhuis en het belang van het indienen van een tweede klacht. Voor zover de IGZ bekend is, heeft de familie geen tweede klacht bij het ziekenhuis ingediend. Op 3 december 2013 heeft de IGZ haar rapport over het verscherpt toezicht op het Ruwaard van Putten Ziekenhuis gepubliceerd. Alle melders, waaronder dus ook mevrouw K., hebben destijds van de IGZ een exemplaar van dit inspectierapport ontvangen. De familie heeft op 6 november 2013 melding gedaan bij de inspectie over haar onvrede over de zorg voor hun moeder in het verpleeghuis waar zij inmiddels verbleef. In januari 2014 heeft de IGZ de raad van bestuur van de betreffende zorginstelling om een reactie gevraagd. Op 14 februari 2014 ontving de inspectie deze reactie, die de inspectie vervolgens heeft beoordeeld. Op 12 maart 2014 heeft de IGZ de raad van bestuur geïnformeerd dat zij naar aanleiding van deze reactie, die een onderbouwing van de kwaliteit van zorg inhield, besloot het onderzoek naar aanleiding van de melding af te sluiten. Op 29 april 2014 heeft de inspectie dit besluit tijdens een persoonlijk gesprek met de familie toegelicht. Op 13 juni 2014 heeft de inspectie een definitief verslag van dit gesprek opgestuurd (nadat de familie in de gelegenheid was gesteld te reageren op het conceptverslag). Naar aanleiding van dit definitieve gespreksverslag heeft de familie nog diverse malen telefonisch contact gehad met de inspectie. Op 12 juli 2014 heeft de inspectie de familie schriftelijk bevestigd en uitgelegd dat en waarom zij het onderzoek naar aanleiding van de melding sluit. Voorts heeft de IGZ in deze brief de familie uitvoerig geïnformeerd over mogelijk nog door haar te nemen vervolgstappen via straf-, civiel- of tuchtrecht richting het ziekenhuis en/of individuele beroepsbeoefenaren. Op 8 januari 2014 en 3 juli 2014 heeft de familie ook brieven gestuurd naar Zijne Majesteit de Koning. Op Zijn verzoek hebben ambtenaren van het ministerie van VWS de beantwoording van deze brieven namens mij ter hand genomen. In een brief van 25 maart 2014 is de familie gecondoleerd met het overlijden van haar moeder en is zij nader geïnformeerd over het toezicht van de IGZ. Op 2 april 2014 ontving ik een reactie op deze brief, waarin de familie mij informeerde over haar onvrede over het verpleeghuis waar hun moeder in de laatste fase van haar leven verbleef en mij verzocht te assisteren bij een civielrechtelijke procedure tegen het verpleeghuis. Op 18 april 2014 is een antwoord verzonden op deze brief, waarin de familie is uitgelegd dat ik niet bevoegd ben tot bemiddeling bij dergelijke procedures. In deze brief is nadere informatie verstrekt over elders wel beschikbare hulp en advies bij deze procedure. Tot slot Het voorgaande feitenrelaas onderstreept mijn besef dat de familie K. erg teleurgesteld is in de kwaliteit van zorg aan hun moeder verleend zowel in het ziekenhuis als in het verpleeghuis voorafgaand aan haar overlijden. Met name de inspectie heeft in veelvuldig persoonlijk en schriftelijk contact met de familie, aandacht gehad voor de zorgverlening voor de moeder van de familie, maar daarmee de onvrede bij de familie niet weg kunnen nemen. Dat betreur ik, evenals de IGZ. Ik hoop dat de familieleden geholpen zijn met de adviezen die aan hen zijn verstrekt over mogelijke vervolgstappen en dat zij ondanks het verdriet en teleurstelling troost en steun vinden bij het verwerken van hun verlies. D DOCPROPERTY RolOndertekenaar \* MERGEFORMAT e minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport , E.I. Schippers