[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34011, eindtekst

Wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van een civielrechtelijk bestuursverbod (Wet civielrechtelijk bestuursverbod)

Eindtekst

Nummer: 2015D25428, datum: 2015-06-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2014Z14751:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

23 juni 2015



	Wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de
mogelijkheid van een civielrechtelijk bestuursverbod (Wet
civielrechtelijk bestuursverbod)







VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het in verband met bestrijding
van faillissementsfraude wenselijk is de Faillissementswet te wijzigen
om de mogelijkheid van de oplegging van een civielrechtelijk
bestuursverbod in te voeren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: 

ARTIKEL I

In de Faillissementswet worden na artikel 106 de volgende artikelen
ingevoegd: 

Artikel 106a 

1. Op vordering van de curator of op verzoek van het openbaar ministerie
kan de rechtbank een bestuursverbod opleggen aan de bestuurder van een
in artikel 3 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek genoemde
rechtspersoon, de gewezen bestuurder daaronder begrepen, als tijdens of
in de drie jaren voorafgaand aan het uitspreken van het faillissement
van die rechtspersoon:

a. door de rechter bij onherroepelijk geworden uitspraak is geoordeeld
dat hij voor zijn handelen of nalaten bij die rechtspersoon
aansprakelijk is, als bedoeld in de artikelen 138 of 248 van Boek 2 van
het Burgerlijk Wetboek;

b. de bestuurder doelbewust namens de rechtspersoon rechtshandelingen
heeft verricht, toegelaten of mogelijk gemaakt waardoor schuldeisers
aanmerkelijk zijn benadeeld en die overeenkomstig de artikelen 42 of 47
bij onherroepelijk geworden uitspraak door de rechter zijn vernietigd;  

c. de bestuurder, ondanks een verzoek van de curator, in ernstige mate
is tekortgeschoten in de nakoming van zijn informatie- of
medewerkingsverplichtingen, bedoeld in deze wet, jegens de curator; 

d. de bestuurder, hetzij als zodanig, hetzij als natuurlijke persoon
handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf, ten minste
tweemaal eerder betrokken was bij een faillissement van een
rechtspersoon en hem daarvan een persoonlijk verwijt treft; of

e. aan de rechtspersoon of de bestuurder ervan een boete wegens een
vergrijp als bedoeld in de artikelen 67d, 67e of 67f van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen is opgelegd en deze beschikking onherroepelijk
is. 

2. Een bestuursverbod kan mede worden uitgesproken jegens de bestuurder
van een of meer rechtspersonen die bestuurder is of zijn als bedoeld in
het eerste lid.

3. De rijksbelastingdienst verstrekt op verzoek aan het openbaar
ministerie of de curator de voor de toepassing van het eerste lid,
onderdeel e, benodigde gegevens. 

4. Met uitzondering van het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid,
zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing op een natuurlijke
persoon die handelt of heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep
of bedrijf. 

Artikel 106b

1. Een bestuurder aan wie een bestuursverbod is opgelegd, kan gedurende
vijf jaar nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, of zoveel
korter als in de uitspraak is bepaald, niet tot bestuurder of
commissaris van een in artikel 3 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek
genoemde rechtspersoon worden benoemd. Een benoeming tot bestuurder of
commissaris in weerwil van een onherroepelijk opgelegd bestuursverbod is
nietig.

2. Tenzij in de uitspraak anders is bepaald, vormt het bestuursverbod
voor betrokkene tevens een beletsel voor de uitoefening van zijn functie
als bestuurder of commissaris bij alle op grond van artikel 106c, tweede
lid, in de procedure betrokken rechtspersonen. 

3. De griffier van de rechtbank, of in geval van hoger beroep, van het
gerechtshof, biedt de onherroepelijke uitspraak waarin een
bestuursverbod is opgelegd met bekwame spoed aan de Kamer van Koophandel
aan, die terstond tot uitschrijving van de betrokken bestuurder uit het
Handelsregister overgaat. Tevens wordt het bestuursverbod, voor de duur
waarvoor het is opgelegd, geregistreerd bij het Handelsregister. 

4. De rechtbank regelt zo nodig alle overige gevolgen van het door haar
uitgesproken bestuursverbod. 

5. De rechtbank kan ter verzekering van de naleving van haar uitspraak
een dwangsom opleggen. Wordt de dwangsom verbeurd, dan komt deze toe aan
de boedel of, als daarvan geen sprake is, aan de staat. De Minister van
Veiligheid en Justitie kan de ontvangen gelden besteden aan nader door
hem te bepalen doeleinden van faillissementsfraudebestrijding.

6. Een uitspraak houdende oplegging van een bestuursverbod kan niet
uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

Artikel 106c

1. Bij een verzoek of vordering tot het opleggen van een bestuursverbod
wordt een uittreksel uit het Handelsregister overgelegd van de overige
rechtspersonen, bedoeld in artikel 3 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek, waarvan de betrokkene bestuurder of commissaris is. De Kamer
van Koophandel verstrekt dit uittreksel op verzoek van de curator of het
openbaar ministerie.

2. De rechtbank stelt de in het vorige lid bedoelde rechtspersonen in de
gelegenheid om hun zienswijze over het gevraagde bestuursverbod en de
mogelijke gevolgen daarvan naar voren te brengen. Daarbij kunnen zij
niet worden vertegenwoordigd door de bestuurder jegens wie een
bestuursverbod is gevorderd of verzocht, tenzij deze de enige bestuurder
van de betrokken rechtspersoon is.

3. Indien een bestuursverbod ertoe leidt dat een rechtspersoon zonder
bestuurder of commissaris komt te verkeren, kan de rechtbank overgaan
tot de tijdelijke aanstelling van een of meer bestuurders of
commissarissen wier bezoldiging door de rechtbank wordt vastgesteld en
voor rekening van de rechtspersoon komt. 

4. De rechtbank bij wie een verzoek of vordering tot het opleggen van
een bestuursverbod aanhangig is, kan de desbetreffende bestuurder of
commissaris op verzoek van het openbaar ministerie of op vordering van
de curator schorsen en zo nodig voorzien in de tijdelijke aanstelling
van een of meer bestuurders of commissarissen.

5. De schorsing en de tijdelijke aanstelling van een of meer bestuurders
of commissarissen kan in elke stand van het geding worden verzocht of
gevorderd. Zij gelden voor ten hoogste de duur van het geding. 

6. De schorsing of de tijdelijke aanstelling van een of meer bestuurders
of commissarissen wordt, voor de duur van de schorsing of tijdelijke
aanstelling, ingeschreven in het Handelsregister.  

Artikel 106d

1. Voor de toepassing van de artikelen 106a tot en met 106c wordt als
bestuurder tevens aangemerkt degene die het beleid van de rechtspersoon
heeft bepaald of mede heeft bepaald als ware hij bestuurder.  

2. Voor de toepassing van de artikelen 106a tot en met 106c wordt met
bestuurder gelijk gesteld de uitvoerende bestuurder en met de
commissaris de niet uitvoerende bestuurder, indien de bestuurstaken zijn
verdeeld over uitvoerende en niet uitvoerende bestuurders.

Artikel 106e

De artikelen 106a tot en met 106d zijn van overeenkomstige toepassing op
bestuurders, gewezen bestuurders, commissarissen en feitelijk
leidinggevenden bij een Europees Economisch samenwerkingsverband, een
Europese vennootschap en een Europese coöperatieve vennootschap met
statutaire zetel in Nederland. 

ARTIKEL II

Artikel I is van toepassing op een faillissement dat na de
inwerkingtreding van deze wet is uitgesproken, alsmede op feiten en
omstandigheden die na de inwerkingtreding van deze wet zijn gelegen.   

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL IV

Deze wet wordt aangehaald als: Wet civielrechtelijk bestuursverbod.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

De Minister van Veiligheid en Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   4