[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34198, bijgewerkt t/m nr. 15 (4e NvW d.d. 28 september 2015)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2015D26645, datum: 2015-09-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2015Z08499:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 15 (4e NvW d.d. 28 september 2015)



	34 198	Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere
wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet
financiële markten 2016)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om
bescherming te regelen van derivatenbeleggers tegen het faillissement
van hun tussenpersoon, de effectiviteit van de interventiebevoegdheden
van de Nederlandsche Bank en de Minister van Financiën te versterken,
alsmede enige andere wijzigingen en verbeteringen in de wetgeving op het
terrein van de financiële markten aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het financieel toezicht wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1:1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de definitie van afwikkeldiensten wordt in onderdeel a
“verzoeken die betrekking hebben op de goedkeuring van
betaalopdrachten” vervangen door: door betalers langs elektronische
weg gedane verzoeken aan hun betaaldienstverleners om onmiddellijke
bevestiging dat de door de betalers geĂŻnitieerde betaalopdrachten aan
de door de betaaldienstverleners gestelde voorwaarden voldoen.

2. In de definitie van financieel instrument wordt in onderdeel f na
“grondstoffen” de komma vervangen door: en dat.

	3. In de definitie van financiële onderneming wordt het tweede
onderdeel r geletterd s.

4. In de definitie van in aanmerking komende tegenpartij wordt in
onderdeel d na “beleggingsinstelling” ingevoegd: of icbe.

B

Artikel 1:104 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het slot van het eerste lid, onderdeel k, vervalt “of”. 

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid,
onderdeel l, door “; of” wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

m. de vergunninghouder niet voldoet aan de verplichting tot betaling van
een heffing als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Wet
bekostiging financieel toezicht.

C

In artikel 1:107, tweede lid, onderdeel a, subonderdeel 9, wordt voor
“die worden beheerd” ingevoegd, “waarmee een overeenkomst in de
zin van artikel 4:37f, tweede lid is afgesloten of” en wordt
“beheerder die het beheer over hen voert” vervangen door:
betreffende beheerder.

Ca

	Artikel 1:112 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid vervalt de zinsnede “met zetel in Nederland”.

	2. In het tweede lid wordt na “Nederland” ingevoegd: en financiĂ«le
ondernemingen die ingevolge het deel Markttoegang financiële
ondernemingen vergunningplichtig zijn voor activiteiten van een
bijkantoor in Nederland.

Cb

	In de artikelen 1:116, 1:118, 1:119, 1:124 en 1:125 vervalt telkens de
zinsnede “met zetel in Nederland”.

Cc

	Artikel 1:121, zesde lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de eerste volzin wordt “niet zijnde een bank of
beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten”
vervangen door: niet zijnde een financiële onderneming waarop de
artikelen 92 tot en met 96 van de richtlijn kapitaalvereisten van
toepassing zijn.

	2. In de tweede volzin wordt na “bijkantoor” ingevoegd: dat geen
ingevolge het deel Markttoegang financiële ondernemingen
vergunningplichtige activiteiten verricht,.

D

Artikel 2:3.0d, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel e wordt “tweede lid” vervangen door: derde lid.

2. Onderdeel g komt te luiden:

g. artikel 3:57, eerste en tweede lid, met betrekking tot de
solvabiliteit;.

3. Onder verlettering van de onderdelen h tot en met k tot j tot en met
m, worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

h. artikel 3:73b, met betrekking tot het effectief verlenen van
diensten;

i. artikel 3:267.0a, met betrekking tot een prudent beleggingsbeleid;.

Da

	Artikel 1:93, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede onderdeel f wordt geletterd g.

	2. In onderdeel f wordt na “de FinanciĂ«le Inlichtingen Eenheid”
ingevoegd: , de kansspelautoriteit.

E

Artikel 2:3.0i wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:

a. in onderdeel a, wordt “van de in dat artikel bedoelde personen”
vervangen door: van de personen die het dagelijks beleid van het in
Nederland gelegen bijkantoor bepalen.

b. in onderdeel b, wordt “de in dat artikel genoemde personen”
vervangen door: de personen die het beleid van het in Nederland gelegen
bijkantoor bepalen.

c. in onderdeel c wordt na “bedrijfsuitoefening” ingevoegd: van de
afwikkelonderneming.

d. onder verlettering van de onderdelen f tot en met i tot k tot en met
n worden de onderdelen d en e vervangen door:

d. artikel 3:15, eerste lid, met betrekking tot het minimum aantal
personen dat het dagelijkse beleid van de afwikkelonderneming bepaalt;

e. artikel 3:16, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;

f. artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting
van de bedrijfsvoering;

g. artikel 3:24aa, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum
aantal personen dat het dagelijks beleid van het bijkantoor bepaalt en
de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;

h. artikel 3:57, eerste en tweede lid met betrekking tot solvabiliteit;

i. artikel 3:73b, met betrekking tot het effectief verlenen van
diensten;

j. artikel 3:267.0a, met betrekking tot een prudentieel
beleggingsbeleid;.

2. In het vierde lid wordt “c of d” vervangen door: c, d, e of h.

Ea

	In artikel 1:106c, vierde lid, onderdeel b, wordt na
“levensverzekeraar,” ingevoegd: premiepensioeninstelling,.

F

Artikel 2:3.0m, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel d vervalt: en tweede.

2. In onderdeel e wordt “tweede lid” vervangen door: derde lid.

3. Onderdeel g komt te luiden:

g. artikel 3:57, eerste en tweede lid, met betrekking tot de
solvabiliteit;.

4. Onder verlettering van de onderdelen h tot en met k tot j tot en met
m, worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

h. artikel 3:73b, met betrekking tot het effectief verlenen van
diensten;

i. artikel 3:267.0a, met betrekking tot een prudent beleggingsbeleid;.

G

Artikel 2:5, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het slot van onderdeel i vervalt “en”. 

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door “;
en” wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

k. artikel 3:33c met betrekking tot de administratie van het
derivatenvermogen.

Ga

	Artikel 2:11, tweede lid, komt te luiden:

	2. Het eerste lid is niet van toepassing op personen op wie het Deel
Prudentieel toezicht financiële ondernemingen ingevolge artikel 3:2
niet van toepassing is.

H

In artikel 2:12, eerste lid, wordt onder verlettering van de onderdelen
i tot en met k tot j tot en met l een onderdeel ingevoegd, luidende:

i. artikel 3:33c met betrekking tot de administratie van het
derivatenvermogen;.

I

Onder vernummering van artikel 2:69c tot 2:69d wordt een artikel
ingevoegd, luidende:

Artikel 2:69c

1. Een beheerder van een icbe met een vergunning als bedoeld in artikel
2:69b verricht naast het beheer van icbe’s geen andere activiteiten
dan het beheer van beleggingsinstellingen waarvoor aan hem een
vergunning als bedoeld in artikel 2:65 is verleend. Een maatschappij
voor collectieve belegging in effecten die geen aparte beheerder heeft,
verricht geen andere bedrijfsmatige activiteiten dan het beheer van de
icbe.

2. In afwijking van het eerste lid kan de Autoriteit Financiële Markten
een beheerder van een icbe met een vergunning als bedoeld in artikel
2:69b, aanhef en onderdeel a, toestaan om de volgende activiteiten te
verrichten of diensten te verlenen:

a. het beheren van een individueel vermogen;

b. het in de uitoefening van beroep of bedrijf adviseren over
financiële instrumenten; en

c. bewaring en administratie van rechten van deelneming in
beleggingsinstellingen en icbe’s.

3. Het is een beheerder van een icbe niet toegestaan om: 

a. alleen de activiteiten te verrichten of diensten te verlenen, bedoeld
in het tweede lid; of

b. naast de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend de
activiteiten te verrichten of diensten te verlenen, bedoeld in het
tweede lid, onderdeel b of c.

J

Aan artikel 2:99, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
einde van onderdeel k door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

l. artikel 4:87a met betrekking tot de administratie van het
derivatenvermogen.

K

Na artikel 2:121c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2:121ca

1. Een Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling met een
vergunning als bedoeld in artikel 2:65 mag alleen rechten van deelneming
aanbieden in een niet-Europese beleggingsinstelling indien: 

a. de staat waar de beleggingsinstelling is gevestigd niet op de lijst
van niet-coöperatieve landen en gebieden van de Financial Action Task
Force of diens opvolger staat; en

b. de Autoriteit Financiële Markten en de toezichthoudende instantie
van de staat waar de niet-Europese beleggingsinstelling is gevestigd een
samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten die ten minste een efficiënte
informatie-uitwisseling waarborgt en die de Autoriteit Financiële
Markten in staat stelt haar toezichthoudende taken op grond van deze wet
uit te voeren. 

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld met betrekking tot de samenwerkingsovereenkomsten,
bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

Ka

	Artikel 3:5, tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:

	d. het aantrekken, ter beschikking verkrijgen of ter beschikking hebben
van opvorderbare gelden als gevolg van het aanbieden van effecten in
overeenstemming met hetgeen in hoofdstuk 5.1 is bepaald; en.

L

In artikel 3:13 vervalt “van afwikkelondernemingen met zetel in een
niet-aangewezen staat,”.

M

Na artikel 3:13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:13a

1. De artikelen 3:8 en 3:9 zijn van overeenkomstige toepassing op in
Nederland gelegen bijkantoren van afwikkelondernemingen met zetel in een
niet-aangewezen staat.

2. Artikel 3:10 is van overeenkomstige toepassing op
afwikkelondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat die hun
bedrijf uitoefenen vanuit in Nederland gelegen bijkantoren dan wel door
middel van het verrichten van diensten naar Nederland. 

N

Artikel 3:24.0b vervalt.

O

In paragraaf 3.3.3.3 wordt voor artikel 3:24b een artikel ingevoegd,
luidende:

Artikel 3:24aa

1. De artikelen 3:15, eerste en derde lid, en 3:16, eerste en derde lid,
zijn van overeenkomstige toepassing op afwikkelondernemingen in een
niet-aangewezen staat die hun bedrijf uitoefenen door middel van het
verrichten van diensten naar Nederland.

2. De artikelen 3:15 en 3:16, eerste en derde lid, zijn van
overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen bijkantoren van
afwikkelondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat.

P

Na artikel 3:24c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:25

De artikelen 3:17 en 3:18 zijn van overeenkomstige toepassing op
afwikkelondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat die het
bedrijf uitoefenen door middel van het verrichten van diensten naar
Nederland.

Q

Na artikel 3:33b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:33c

1. Een bank of clearinginstelling die optreedt als tussenpersoon in de
zin van hoofdstuk 3b van de Wet giraal effectenverkeer draagt zorg voor
een adequate administratie van het derivatenvermogen, zodanig dat aan
artikel 49g, tweede lid van die wet wordt voldaan.

2. Ter voldoening van het eerste lid wordt de administratie op zodanige
wijze gevoerd en worden de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers
op zodanige wijze bewaard dat in elk geval te allen tijde op eenvoudige
wijze de rechten en verplichtingen die deel uitmaken van het
derivatenvermogen en van de daarmee samenhangende cliëntposities kunnen
worden gekend.

R

In artikel 3:49 wordt “2:3.0d, tweede lid” vervangen door: 2:3.0i,
eerste lid, 2:3.0m, eerste lid.

S

In artikel 3:61 wordt telkens na “van overeenkomstige toepassing op”
ingevoegd: afwikkelondernemingen,.

Sa

	Artikel 3:64 komt te luiden:

Artikel 3:64

	Artikel 3:63 is van overeenkomstige toepassing op banken met een zetel
in een andere lidstaat als bedoeld in artikel 2:16, eerste lid.

T

In artikel 3:73b, eerste lid, wordt na “afwikkelonderneming”
ingevoegd: met zetel in Nederland.

U

Na artikel 3:84 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:84a

De artikelen 3:71, 3:72, 3:73a en 3:73b zijn van overeenkomstige
toepassing op afwikkelondernemingen met zetel in een niet-aangewezen
staat en op in Nederland gelegen bijkantoren van afwikkelondernemingen
met zetel in een niet-aangewezen staat.

V

	In artikel 3:86, eerste lid, vervalt na “bijkantoren van”:
afwikkelondernemingen en.

W

Paragraaf 3.3.9.5 vervalt.

X

In artikel 3:95, eerste lid, onderdeel a, wordt na
“afwikkelonderneming” ingevoegd: met zetel in Nederland.

Y

In artikel 3:110, vierde lid, wordt onder verlettering van onderdelen f
en g tot g en h een onderdeel ingevoegd, luidende:

f. artikel 3:33c met betrekking tot de administratie van het
derivatenvermogen;.

Z

In artikel 3:111, tweede lid, wordt na “3:29” ingevoegd:, 3:33c.

AA

	Artikel 3:95 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na “afwikkelonderneming”
ingevoegd: met zetel in Nederland.

	2. In het eerste lid, onderdeel e, vervalt: of.

	3. In het eerste lid wordt onder verlettering van onderdeel f tot
onderdeel g, een onderdeel ingevoegd, luidende:

	f. premiepensioeninstelling met zetel in Nederland; of.

	4. In het tweede lid wordt “als bedoeld in het eerste lid, onderdeel
b of c” vervangen door: als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c of
d.

BB

In artikel 3:159b wordt na “een bank of verzekeraar met zetel in
Nederland” ingevoegd: of een moedermaatschappij met zetel in Nederland
van een verzekeraar met zetel in Nederland.

CC

Artikel 3:159c wordt gewijzigd als volgt:

1. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede tot en met
vierde lid tot derde tot en met vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

2. De Nederlandsche Bank kan een overdrachtsplan voorbereiden met
betrekking tot een moedermaatschappij van een verzekeraar als bedoeld in
het eerste lid, indien zich ten aanzien van die verzekeraar een situatie
als bedoeld in het eerste lid voordoet en de Nederlandsche Bank oordeelt
dat:

a. er ten aanzien van de moedermaatschappij tekenen zijn van een
gevaarlijke ontwikkeling met betrekking tot het eigen vermogen, de
solvabiliteit of de liquiditeit, en redelijkerwijs is te voorzien dat
die ontwikkeling niet voldoende of niet tijdig ten goede zal keren, of
dat de situatie waarin de verzekeraar verkeert, een bedreiging vormt
voor de groep waartoe deze behoort; en

b. voor de afwikkeling van de verzekeraar of de groep waartoe de
verzekeraar behoort een overdracht van activa of passiva van de
moedermaatschappij of door de moedermaatschappij uitgegeven aandelen
nodig is.

2. In het derde lid (nieuw), onderdeel b, wordt na “verzekeraar”
ingevoegd: of een moedermaatschappij van een verzekeraar.

CCa

	Artikel 3:159t wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld met betrekking tot de oprichting en beëindiging, de taak, de
financiering, de inrichting, het bestuur en de werkwijze van een
overbruggingsinstelling of van een rechtspersoon die tot taak heeft de
eigendom in een overbruggingsinstelling te houden.

	

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. De Nederlandsche Bank kan een overbruggingsinstelling of
rechtspersoon als bedoeld in het tweede lid een aanwijzing geven met
betrekking tot de taakuitoefening.

CCb

	Na artikel 3:159t wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:159ta

	1. De overbruggingsinstelling beschikt, voor zover nodig voor de
uitoefening van haar werkzaamheden, van rechtswege over een vergunning
als bedoeld in artikel 2:26a, eerste lid, 2:27, eerste lid, of 2:48,
eerste lid.

	2. De Nederlandsche Bank kan tijdelijk ontheffing verlenen van een of
meer van de vereisten, bedoeld in artikel 2:26b, eerste lid, 2:31,
eerste lid, of 2:49, eerste lid, met het oog op:

a. het voorkomen van significante nadelige gevolgen voor de stabiliteit
van het financiële stelsel;

b. het vermijden van een beroep op publieke middelen; of

c. het beschermen van de rechten van degenen die als verzekeringnemers,
verzekerden of gerechtigden op uitkeringen betrokken zijn bij
verzekeringen.

	3. de rechtspersoon, bedoeld in artikel 3:195t, tweede lid, beschikt,
voor zover nodig voor de uitoefening van zijn taak, van rechtswege over
een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid.

DD

In artikel 3:159w, tweede lid, wordt “artikel 3:159c, eerste lid”
vervangen door: artikel 3:159c, eerste of tweede lid.

EE

In artikel 3:159x, eerste lid, onderdeel d, wordt “artikel 3:159c,
eerste lid” vervangen door: artikel 3:159c, eerste of tweede lid.

FF

In artikel 3:159ij, eerste lid, wordt “artikel 3:159c, eerste lid”
vervangen door: artikel 3:159c, eerste of tweede lid.

GG

In artikel 3:159ag, derde lid, wordt “3:159c, tweede lid” vervangen
door: 3:159c, derde lid.

GGa

	Aan artikel 3:160, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op een bank of
verzekeraar waarvan de Europese Centrale Bank onderscheidenlijk de
Nederlandsche Bank de vergunning heeft ingetrokken.

HH

In artikel 3:161 wordt “artikel 3:159c, onderdelen a en b” vervangen
door: artikel 3:159c, derde lid, onderdelen a en b.

II

	Artikel 3:162c wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt ”3:159c, eerste lid” vervangen door:
3:160, eerste of tweede lid.

	2. In het tweede lid wordt “artikel 3:159c, tweede lid, onderdeel a
of b” vervangen door: artikel 3:159c, derde lid, onderdeel a of b.

JJ

In artikel 3:174b, tweede lid, wordt “3:159c, tweede lid” vervangen
door: 3:159c, derde lid.

KK

Artikel 3:176, vijfde lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het slot van onderdeel b vervalt: en.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door “;
en” wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. de verplichtingen die voortvloeien uit corresponderende posities en
daarmee samenhangende cliëntposities als bedoeld in hoofdstuk 3b van de
Wet giraal effectenverkeer, alsmede de verplichtingen met betrekking tot
het stellen van zekerheid in verband met de betreffende
derivatenposities, voor wat betreft de verplichtingen jegens cliënten
beperkt tot de verplichtingen die kunnen worden voldaan uit het
derivatenvermogen, bedoeld in artikel 49g, eerste lid, van die wet.

KKa

	In artikel 3:195, tweede lid, wordt ”3:162, eerste tot en met derde
lid en vijfde lid, eerste volzin” vervangen door: 3:162, 3:162a,
3:162b en 3:162d, tweede lid, eerste volzin.

LL

Na het opschrift van Afdeling 3.5.6A wordt ingevoegd:

§ 3.5.6A.1 Afwikkelondernemingen met zetel in Nederland

MM

Na §3.5.6A.1 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3.5.6A.2 Afwikkelondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat

Artikel 3:267.0b

Artikel 3:267.0a is van overeenkomstige toepassing op
afwikkelondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat die hun
bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor dan wel
door middel van het verrichten van diensten naar Nederland.

NN

In artikel 3:267e, eerste lid, onderdeel a, wordt “artikel 3:159c,
eerste lid” vervangen door: artikel 3:159c, eerste of tweede lid.

OO

In artikel 4:37f, derde lid, wordt “taken van de beheerder”
vervangen door: taken van de bewaarder.

PP

Artikel 4:37g, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt “of de beheerder” vervangen door: of de
deelnemers.

2. In onderdeel a wordt “de beheerder” vervangen door: de deelnemer.

3. In onderdeel b wordt “of de beheerder de derde” vervangen door:
of de deelnemers de derde.

PPa

	Artikel 4:37a vervalt.

QQ

Artikel 4:37p, eerste lid, komt te luiden:

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden aanvullende
regels gesteld met betrekking tot de bedrijfsvoering, de informatie aan
beleggers en deelnemers, de bewaarder, informatie aan toezichthoudende
instanties, bevoegdheden van toezichthoudende instanties en adequate
behandeling van deelnemers. Deze aanvullende regels zijn van toepassing
voor zover een beheerder van een beleggingsinstelling rechten van
deelneming aanbiedt aan niet-professionele beleggers in Nederland,
tenzij de beheerder van een beleggingsinstelling rechten van deelneming
aanbiedt:

a. die slechts kunnen worden verworven tegen een tegenwaarde van ten
minste €100.000 per deelnemer; of

b. die een nominale waarde per recht hebben van ten minste € 100.000.

RR

Artikel 4:59, tweede lid, alsmede de aanduiding “1.” voor het eerste
lid vervallen.

SS

Artikel 4:60, derde lid, vervalt onder vernummering van het vierde tot
en met zesde lid tot derde tot en met vijfde lid.

TT

Na artikel 4:87 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4:87a

1. Een beleggingsonderneming die optreedt als tussenpersoon in de zin
van hoofdstuk 3b van de Wet giraal effectenverkeer draagt zorg voor een
adequate administratie van het derivatenvermogen, zodanig dat aan
artikel 49g, tweede lid van die wet wordt voldaan.

2. Ter voldoening van het eerste lid wordt de administratie op zodanige
wijze gevoerd en worden de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers
op zodanige wijze bewaard dat in elk geval te allen tijde op eenvoudige
wijze de rechten en verplichtingen die deel uitmaken van het
derivatenvermogen en van de daarmee samenhangende cliëntposities kunnen
worden gekend.

UU

Aan artikel 5:29, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien
binnen de marktexploitant een orgaan is belast met toezicht op het
beleid en de algemene gang van zaken van de gereglementeerde markt,
wordt dit toezicht gehouden door personen die geschikt zijn in verband
met de uitoefening van dit toezicht.

VV

Artikel 5:30 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld met betrekking tot het in het eerste lid, onderdeel f, bepaalde.

VVa

	In artikel 5:1, onderdeel a, wordt na “dergelijke effecten”
ingevoegd:, alsmede het plaatsen van effecten via financiële
intermediairs, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, van de
richtlijn prospectus.

VVb

	In artikel 5:3, eerste lid, onderdeel b, wordt voor “aan minder dan
150 personen” ingevoegd: in Nederland.

VVc

	Artikel 5:15 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt “deel uitmaakt van een reeds goedgekeurd
prospectus” vervangen door: reeds is goedgekeurd.

	2. Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De
verrichtingsnota en de samenvatting worden afzonderlijk goedgekeurd.

WW

In het eerste lid van artikel 5:89 wordt “, bedoeld in artikel 22,
eerste lid, van de verordening ratingbureaus, aan” vervangen door: aan
die belast is met het toezicht op de naleving van de verordening
ratingbureaus.

XX

Artikel 6:2 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt “onteigening van vermogensbestanddelen van
de betrokken onderneming of onteigening van door of met medewerking van
die onderneming uitgegeven effecten” vervangen door: onteigening van
vermogensbestanddelen van de betrokken onderneming, van door of met
medewerking van die onderneming uitgegeven effecten of van vorderingen
op die onderneming.

2. In het derde en vierde lid wordt “vermogensbestanddelen of
effecten” telkens vervangen door: vermogensbestanddelen, effecten of
vorderingen.

3. In het zesde lid wordt “onteigend vermogensbestanddeel of effect”
vervangen door: onteigend vermogensbestanddeel of effect of onteigende
vordering.

YY

In artikel 6:4, tweede lid, wordt “onteigening van
vermogensbestanddelen van de moedermaatschappij of onteigening van door
of met medewerking van die maatschappij uitgegeven effecten” vervangen
door: onteigening van vermogensbestanddelen van de moedermaatschappij,
van door of met medewerking van die maatschappij uitgegeven effecten of
van vorderingen op die maatschappij.

ZZ

Artikel 6:8 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste en derde lid wordt “onteigend vermogensbestanddeel of
effect” telkens vervangen door: onteigend vermogensbestanddeel of
effect of onteigende vordering.

2. In het eerste lid wordt “zijn vermogensbestanddeel of effect”
vervangen door: zijn vermogensbestanddeel, effect of vordering.

3. In het tweede lid wordt “het onteigende vermogensbestanddeel of
effect” vervangen door: het onteigende vermogensbestanddeel of effect
of de onteigende vordering.

AAA

In artikel 6:9, eerste lid, wordt “onteigend vermogensbestanddeel of
effect” vervangen door: onteigend vermogensbestanddeel of effect of
onteigende vordering.

BBB

De bijlage bij artikel 1:79 wordt gewijzigd als volgt: 

1. In de opsomming van artikelen in het Deel Markttoegang financiële
ondernemingen wordt in de numerieke volgorde het volgende artikel
ingevoegd: 

2:69c, eerste en derde lid.

2. In de opsomming van artikelen in het Deel Prudentieel toezicht
financiële ondernemingen wordt in de numerieke volgorde het volgende
artikel ingevoegd:

3:33c.

3. In de opsomming van artikelen in het Deel Gedragstoezicht financiële
ondernemingen wordt “4:59, eerste en tweede lid” vervangen door
“4:59” en wordt “4:60, eerste tot en met vierde lid” vervangen
door: 4:60, eerste tot en met derde lid.

4. In de opsomming van artikelen in het Deel Gedragstoezicht financiële
ondernemingen wordt in de numerieke volgorde het volgende artikel
ingevoegd:

2:67a, eerste, derde en vierde lid

4:37p, eerste lid

4:87a.

CCC

De bijlage bij artikel 1:80 wordt gewijzigd als volgt: 

1. In de opsomming van artikelen in het Deel Markttoegang financiële
ondernemingen wordt in de numerieke volgorde het volgende artikel
ingevoegd: 

2:69c, eerste en derde lid.

2. In de opsomming van artikelen in het Deel Prudentieel toezicht
financiële ondernemingen wordt in de numerieke volgorde het volgende
artikel ingevoegd:

3:33c.

3. In de opsomming van artikelen in het Deel Gedragstoezicht financiële
ondernemingen wordt “4:59, eerste en tweede lid” vervangen door
“4:59” en wordt “4:60, eerste tot en met vierde lid” vervangen
door: 4:60, eerste tot en met derde lid.

4. In de opsomming van artikelen in het Deel Gedragstoezicht financiële
ondernemingen wordt in de numerieke volgorde het volgende artikel
ingevoegd:

2:67a, eerste, derde en vierde lid

4:37p, eerste lid

4:87a.

ARTIKEL IA

	De Wet bekostiging financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

0A

	Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel h door een
punt, vervalt onderdeel i. 

0B

	In artikel 5, derde lid, wordt “artikel 36, derde lid, van de Wet op
de Accountants-administratieconsulenten” vervangen door: artikel 36,
tweede lid, onderdeel i, van de Wet op het accountantsberoep.

0C

	Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12a

	1. Voor de toepassing van bijlage I wordt verstaan onder
mkb-onderneming:

	a. een onderneming die op grond van de laatste vastgestelde
jaarrekening op het moment van de aanvraag of melding van de eenmalige
toezichthandeling aan ten minste twee van de volgende drie criteria
voldoet:

	1°. een gemiddeld aantal werknemers gedurende het boekjaar van minder
dan 250;

	2°. een balanstotaal van ten hoogste € 43 000 000;

	3°. een jaarlijkse netto-omzet van ten hoogste € 50 000 000.

	2. In afwijking van het eerste lid wordt voor de toepassing van
onderdeel A9 emissies van bijlage I onder een mkb-onderneming verstaan:
een uitgevende instelling waarvan op het moment van de aanvraag van de
eenmalige toezichthandeling nog geen vastgestelde jaarrekening
beschikbaar is, indien de totale tegenwaarde van de onder het prospectus
aan te bieden effecten ten hoogste € 25 000 000 bedraagt.

	3. Indien de onderneming deel uitmaakt van een groep als bedoeld in
artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek, wordt bij de beoordeling of
sprake is van een mkb-onderneming uitgegaan van de vastgestelde
geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moeder.

	4. In afwijking van het eerste lid wordt een special purpose entity
voor securitisatiedoeleinden als bedoeld in verordening (EU) nr.
575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013
betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en
beleggingsondernemingen en tot wijziging van verordening (EU) nr.
648/2012 (PbEU 2013, L176) niet aangemerkt als mkb-onderneming.

A

	Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het onderdeel “Toezichthouder: AFM” wordt in de categorie
“Onderdeel Wft.A2: aanvraag wijziging vergunning” na de eenmalige
toezichthandeling met code “Wft.A2.03” de volgende eenmalige
toezichthandeling met bijbehorende code en bijbehorend tarief ingevoegd:

Wft.A2.03a	De behandeling van een aanvraag van een wijziging van een
vergunning als bedoeld in artikel 2:69b van de Wet op het financieel
toezicht voor het aanbieden van rechten van deelneming in een icbe	€ 2
700



	2. In het onderdeel “Toezichthouder: AFM” wordt in de categorie
“Onderdeel Wft.A3: aanvraag verlening ontheffing” na de eenmalige
toezichthandeling met code “Wft.A3.03” de volgende eenmalige
toezichthandeling met bijbehorende code en bijbehorend tarief ingevoegd:

Wft.A3.03a	De behandeling van een aanvraag van een ontheffing in het
kader van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b van de Wet op het
financieel toezicht voor het aanbieden van rechten van deelneming in een
icbe	€ 5 500



	3. In het onderdeel “Toezichthouder: AFM” wordt het tarief van de
eenmalige toezichthandeling met de code Wft.A1.04 vervangen door: € 5
500.

	4. In het onderdeel “Toezichthouder:AFM” wordt in de beschrijving
van de eenmalige toezichthandeling Wft.A6.03 na “van een
beleggingsinstelling” ingevoegd: of een beheerder van een
beleggingsinstelling.

	5. In het onderdeel “Toezichthouder:AFM” wordt in de categorie
“Wft.A6 inschrijving/aanmelding” na de eenmalige toezichthandeling
met code Wft.A6.03 de volgende eenmalige toezichthandeling ingevoegd: 

Wft.A6.03a	Een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid,
aanhef en onderdeel a, onder 5° van de Wet op het financieel toezicht
van een beheerder van een beleggingsinstelling	€ 1500

	

	6. In het onderdeel “Toezichthouder:AFM” komt de beschrijving van
de eenmalige toezichthandeling Wft.A6.10 te luiden:

	Een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en
onderdeel a, onder 9° of 10°, met uitzondering van een inschrijving
van een financiële onderneming naar aanleiding van een melding als
bedoeld in artikel 2:66a, derde lid, onderdeel a.

	7. In het onderdeel “Toezichthouder:AFM” vervalt de eenmalige
toezichthandeling met code Wft.A6.11a.

	8. In het onderdeel “Toezichthouder:AFM” komt de beschrijving van
de eenmalige toezichthandeling Wft.A8.01 te luiden: 

	De toetsing van de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in
artikel 4:10 of 5:29 van de Wet op het financieel toezicht of van een
persoon als bedoeld in artikel 2 van het Besluit gedragstoezicht
financiële ondernemingen Wft.

	9. In het onderdeel “Toezichthouder:AFM” komt de beschrijving van
de eenmalige toezichthandeling Wft.A8.04 te luiden:

	De toetsing van de geschiktheid van een persoon als bedoeld in artikel
4:9 van de Wet op het financieel toezicht die het dagelijks beleid
bepaalt van een financiële dienstverlener als bedoeld in   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0020368/2/Hoofdstuk22/Afdeling228/2281/Ar
tikel275/geldigheidsdatum_17-04-2015"  artikel 2:75, eerste lid ,  
HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0020368/2/Hoofdstuk22/Afdeling229/2291/Ar
tikel280/geldigheidsdatum_17-04-2015"  artikel 2:80, eerste lid ,  
HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0020368/2/Hoofdstuk22/Afdeling2210/22101/
Artikel286/geldigheidsdatum_17-04-2015"  artikel 2:86, eerste lid  en
2:92, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht of van een
persoon als bedoeld in artikel 2a van het Besluit gedragstoezicht
financiële ondernemingen Wft.

	10. De eenmalige toezichthandeling met de code EU.A8.02 wordt als volgt
gewijzigd:

	a. In de beschrijving wordt “betrouwbaarheid” vervangen door:
geschiktheid.

	b. Het tarief wordt vervangen door: € 1 500.

	11. In het onderdeel “Toezichthouder: DNB” worden in de categorie
“Onderdeel Wft.D4: aanvraag verklaring van geen bezwaar” na de
eenmalige toezichthandeling met de code “Wft.D4.06” de volgende
eenmalige toezichthandelingen met bijbehorende codes en tarieven
ingevoegd, luidende:

Wft.D4.06a 	De behandeling van een aanvraag tot verlening van een
verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid,
aanhef en onderdeel f, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB
voor de behandeling van de aanvraag niet meer dan 15 uur nodig heeft	€
1 600

Wft.D4.06b 	De behandeling van een aanvraag tot verlening van een
verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid,
aanhef en onderdeel f, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB
voor de behandeling van de aanvraag meer dan 15 uur en niet meer dan 150
uur nodig heeft	€ 5 000

Wft.D4.06c 	De behandeling van een aanvraag tot verlening van een
verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid,
aanhef en onderdeel f, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB
voor de behandeling van de aanvraag meer dan 150 uur nodig heeft	€ 30
500



	12. In het onderdeel “Toezichthouder: DNB” wordt in de beschrijving
van de eenmalige toezichthandelingen met de codes “Wft.D4.07”,
“Wft.D4.07a” en “Wft.D4.08” “onderdeel f” telkens vervangen
door: onderdeel g.

B

	Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het onderdeel “Toezichthouder: Autoriteit FinanciĂ«le
Markten” vervallen de toezichtcategorieĂ«n “Beleggingsinstellingen
en aanbieders van beleggingsobjecten” en “Beleggingsondernemingen
niet voor eigen rekening, exclusief exploitanten van een MTF” en wordt
in de alfabetische volgorde van de toezichtcategorieën een
toezichtcategorie ingevoegd, luidende:

Beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s alsmede aanbieders van
beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen
rekening (exclusief exploitanten van een MTF)	14,7%	a. Aanbieders van
beleggingsobjecten waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in
artikel 2:55 Wft.

b. Beheerders van beleggingsinstellingen waaraan een vergunning is
verleend als bedoeld in artikel 2:65 Wft.

c. Beheerders van icbe’s waaraan een vergunning is verleend als
bedoeld in artikel 2:69b Wft.

d. Beleggingsondernemingen die in de uitoefening van beroep of bedrijf
niet of niet uitsluitend voor eigen rekening in Nederland
beleggingsdiensten verlenen, waaraan een vergunning is verleend als
bedoeld in artikel 2:96 Wft, uitgezonderd exploitanten van een MTF

e. Personen aan wie een vergunning is verleend om te bieden
overeenkomstig artikel 18, tweede lid, verordening (EU) nr. 1031/2010
(veiling van broeikasgasemissierechten)

	artikel 2:55 Wft

artikel 2:65 Wft

artikel 2:69b Wft

artikel 2:96 Wft

artikel 18, tweede lid, verordening (EU) nr. 1031/2010 (veiling van
broeikasgasemissierechten)	Vergunning en type beleggingsdienst of
–activiteit in combinatie met vermogen:

a.

- het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:55 Wft
aanbieden van beleggingsobjecten;

- het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft
beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd
met een bedrag per type dienst of activiteit genoemd in artikel 2:67a,
tweede lid, onderdeel a,b of d, Wft of artikel 2: 97, vierde lid, Wft;

- het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft
beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag
per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft;

- het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft
verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a
tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het
verlenen van een beleggingsdienst’; 

- het op grond van een vergunning overeenkomstig artikel 18, tweede lid,
verordening (EU) nr. 1031/2010 aanbieden van broeikasgasemissierechten

b. de omvang van het totaal van:

- het balanstotaal van de aanbieder van beleggingsobjecten;

- het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en);

- het balanstotaal van de beheerde icbe(‘s);

- het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel
1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het beheren van individueel vermogen’,
welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft
gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in
artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of
vierde lid, Wft;

- het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het ‘adviseren over
financiĂ«le instrumenten’ zoals genoemd in onderdeel d van het in
artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een
beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en
in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft.



	2. In het onderdeel “Toezichthouder: de Nederlandsche Bank”
vervallen de toezichtcategorieĂ«n “Beleggingsinstellingen”,
“Beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening” en
“Beleggingsondernemingen voor eigen rekening” en wordt in de
alfabetische volgorde van de toezichtcategorieën een toezichtcategorie
ingevoegd, luidende:

Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s alsmede
beleggingsondernemingen	7,2%	a. Beheerders van beleggingsinstellingen
waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:65 Wft.

b. Beheerders van icbe’s waaraan een vergunning is verleend als
bedoeld in artikel 2:69b Wft.

c. Beleggingsondernemingen die in de uitoefening van beroep of bedrijf
in Nederland beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten
verrichten, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel
2:96 Wft.	artikel 2:65 Wft

artikel 2:69b Wft

artikel 2:96 Wft

	Vergunning en type beleggingsdienst of –activiteit in combinatie met
vermogen:

a. 

- het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft
beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd
met een bedrag per type dienst of activiteit als genoemd in  artikel
2:67a, tweede lid, onderdeel a,b of d Wft of artikel 2: 97, vierde lid,
Wft;

- het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft
beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag
per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft;

- het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft
verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a
tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het
verlenen van een beleggingsdienst’

- het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft
verrichten van een van de beleggingsactiviteiten genoemd in de
onderdelen a en b van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het
verrichten van een beleggingsactiviteit’;

b. de omvang van het totaal van:

- het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en);

- het balanstotaal van de beheerde icbe (‘s);

- het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel
1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het beheren van individueel vermogen’,
welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft
gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in
artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of
vierde lid, Wft;

- het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het ‘adviseren over
financiĂ«le instrumenten’ zoals genoemd in onderdeel d van het in
artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een
beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en
in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft;

- honderd maal het minimum aan te houden toetsingsvermogen dat door DNB
is vastgesteld van degene die handelt voor eigen rekening zoals genoemd
in onderdeel a van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het
verrichten van een beleggingsactiviteit’.



ARTIKEL II

De Wet giraal effectenverkeer wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de definitie van aangesloten instelling en van effect wordt “het
centraal instituut” telkens vervangen door: een centraal instituut.

2. De definitie van centraal instituut komt te luiden: 

centraal instituut: een centrale effectenbewaarinstelling als bedoeld in
artikel 2 van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement
en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de
effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale
effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en
2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257);.

3. In de definitie van intermediair vervalt: en die in Nederland ten
name van cliënten rekeningen in effecten administreert.

B

De artikelen 2, 3 en 4 vervallen.

C

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Indien het een beleggingsonderneming of bank als bedoeld in de definitie
van intermediair op grond van de Wet op het financieel toezicht niet
langer is toegestaan zijn beroep of bedrijf uit te oefenen, geldt deze
wet alsof de beleggingsonderneming of bank nog intermediair in de zin
van deze wet is voor zover dit nodig is voor de afwikkeling van de
bestaande verzameldepots.

D

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

1. Effecten aan toonder behoren per soort slechts tot een verzameldepot
of een girodepot indien zij:

a. door middel van een verzamelbewijs in bewaring worden gegeven bij een
intermediair onderscheidenlijk een centraal instituut;

b. ten name van een intermediair worden bewaard door een instelling in
het buitenland waaraan het op grond van het op die instelling van
toepassing zijnde recht is toegestaan ten name van cliënten rekeningen
in effecten te administreren of aan te houden;

c. ten name van een centraal instituut worden bewaard door een
instelling in het buitenland waaraan het op grond van het op die
instelling van toepassing zijnde recht is toegestaan ten name van
cliënten rekeningen in effecten te administreren of aan te houden; of

d. ten name van een intermediair onderscheidenlijk een centraal
instituut worden bewaard door een in het buitenland gevestigd centraal
instituut of een instelling in het buitenland met een vergelijkbare
functie dat is erkend op grond van artikel 25, vierde tot en met elfde
lid, van Verordening (EU) Nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de
Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de
effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale
effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en
2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257).

2. In afwijking van het eerste lid zullen indien een buitenlands recht
van toepassing is op effecten die behoren tot een verzameldepot en die
anders dan door middel van een verzamelbewijs in bewaring worden
gegeven, die effecten blijven behoren tot het desbetreffende
verzameldepot indien dat buitenlands recht niet voorziet in de
mogelijkheid van omzetting.

E

In artikel 8b wordt “Indien effecten op naam zijn geleverd aan een
intermediair of aan het centraal instituut” vervangen door: Indien
effecten op naam zijn geleverd aan een intermediair of aan een centraal
instituut.

F

In artikel 10, onderdeel d, wordt “die berusten onder of bewaard
worden voor instellingen in het buitenland” vervangen door: dat wordt
aangehouden bij een instelling in het buitenland.

G

Artikel 12, tweede lid, komt te luiden:

2. Bewaargeving van effecten aan toonder of levering van effecten op
naam door de instelling die de effecten heeft uitgegeven aan een
intermediair ter opname van die effecten in een verzameldepot, heeft tot
gevolg dat degene ten gunste van wie de effecten worden uitgegeven in
het verzameldepot gerechtigd wordt als deelgenoot, gezamenlijk met hen
die daarin op dat tijdstip reeds gerechtigd waren.

H

Artikel 16, eerste lid, komt te luiden:

1. Behoort een verzameldepot toe aan twee of meer deelgenoten, dan kan
ieder over zijn aandeel daarin, of over een gedeelte van dat aandeel,
beschikken. Een deelgenoot kan met instemming van de intermediair ook
beschikken over een gedeelte van een effect, met dien verstande dat
uitoefening van aan een aandeel, of van aan een gedeelte van dat aandeel
verbonden stemrechten niet mogelijk is voor zover dat aandeel
onderscheidenlijk dat gedeelte van dat aandeel niet overeenkomt met een
of meer effecten.

I

Na artikel 24 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25

Beslag onder een intermediair op een ten name van een andere
intermediair staand aandeel in een verzameldepot is niet toegelaten.

J

Artikel 26, derde lid, komt te luiden:

3. Effecten worden uit een verzameldepot slechts uitgeleverd:

a. ter opname in een depot van een in het buitenland gevestigd centraal
instituut of een buitenlandse instelling met een functie vergelijkbaar
met die van een centraal instituut; of

b. ter opname in een verzameldepot van een andere intermediair of,
indien de instelling die de effecten heeft uitgegeven daarmee heeft
ingestemd, een depot van een instelling in het buitenland waaraan het op
grond van het op die instelling van toepassing zijnde recht is
toegestaan ten name van cliënten rekeningen in effecten te
administreren, indien alle effecten van de desbetreffende soort worden
uitgeleverd.

K

Aan artikel 33 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing in geval van
surseance van betaling of bij toepassing van de noodregeling als bedoeld
in afdeling 3.5.4a van de Wet op het financieel toezicht.

L

Artikel 34 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste en vijfde lid wordt “het centraal instituut”
telkens vervangen door: een centraal instituut.

2. In het tweede en derde lid wordt “een girodepot” telkens
vervangen door: een door hem gehouden girodepot.

M

Artikel 35, onderdeel b, komt te luiden:

b. het ten name van het centraal instituut staande tegoed terzake van
effecten van de betreffende soort, dat wordt aangehouden bij
instellingen in het buitenland;

N

Artikel 36, eerste lid, komt te luiden:

1. Een centraal instituut is belast met het beheer van de door hem
gehouden girodepots.

O

In de artikelen 37, eerste lid, 39, 43, eerste lid, en 44 wordt “het
centraal instituut” telkens vervangen door: een centraal instituut.

P

In artikel 38, tweede lid, wordt “Levering van effecten door de
instelling die de effecten heeft uitgegeven aan het centraal
instituut” vervangen door: Bewaargeving van effecten aan toonder of
levering van effecten op naam door de instelling die de effecten heeft
uitgegeven aan een centraal instituut.

Q

Artikel 45, derde lid, komt te luiden:

3. Effecten worden uit een girodepot slechts uitgeleverd:

a. ter opname in een depot van een in het buitenland gevestigd centraal
instituut of een buitenlandse instelling met een functie vergelijkbaar
met die van een centraal instituut; of

b. ter opname in een verzameldepot van een intermediair of, indien de
instelling die de effecten heeft uitgegeven daarmee heeft ingestemd, een
depot van een instelling in het buitenland waaraan het op grond van het
op die instelling van toepassing zijnde recht is toegestaan ten name van
cliënten rekeningen in effecten te administreren, indien alle effecten
van de desbetreffende soort worden uitgeleverd.

R

In artikel 47 wordt “Levert het centraal instituut” vervangen door:
Levert een centraal instituut.

S

In artikel 48 wordt “Het centraal instituut” vervangen door: Een
centraal instituut.

T

Artikel 49b, eerste lid, komt te luiden:

1. Een uitgevende instelling kan:

a. een centraal instituut schriftelijk verzoeken tot verstrekking van de
naam, het adres, en, indien aanwezig, het e-mailadres van iedere
aangesloten instelling die als deelgenoot in het girodepot gerechtigd is
tot door de uitgevende instelling of met haar medewerking uitgegeven
effecten met een aandelenkarakter, alsmede van het tegoed van iedere
aangesloten instelling luidend in zodanige effecten in dat girodepot;

b. een intermediair van wie de uitgevende instelling weet of
redelijkerwijs mag aannemen dat deze een verzameldepot houdt van door de
uitgevende instelling of met haar medewerking uitgegeven effecten met
een aandelenkarakter, schriftelijk verzoeken tot verstrekking van de
naam, het adres en, indien aanwezig, het e-mailadres van iedere
deelgenoot in dat verzameldepot alsmede van het tegoed van iedere
deelgenoot luidend in zodanige effecten in dat verzameldepot;

c. een instelling in het buitenland van wie de uitgevende instelling
weet of redelijkerwijs mag aannemen dat zij, beroepsmatig en anders dan
als aandeelhouder, door de uitgevende instelling of met haar medewerking
uitgegeven effecten met een aandelenkarakter bewaart, administreert of
aanhoudt, schriftelijk verzoeken tot verstrekking van de naam, het
adres, het tegoed luidend in zodanige effecten en, indien aanwezig, het
e-mailadres van iedere cliënt voor wie zij een tegoed luidend in
effecten met een aandelenkarakter bewaart, administreert of aanhoudt
alsmede van het tegoed van iedere cliënt luidend in zodanige effecten
dat bij de instelling wordt aangehouden; of

d. een bewaarder van een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1
van de Wet op het financieel toezicht van wie de uitgevende instelling
weet of redelijkerwijs mag aannemen dat hij door de uitgevende
instelling of met haar medewerking uitgegeven effecten met een
aandelenkarakter bewaart, administreert of aanhoudt, schriftelijk
verzoeken tot verstrekking van de naam, het adres en, indien aanwezig,
het e-mailadres van de beheerder van die beleggingsinstelling alsmede
van het tegoed van de beheerder luidend in zodanige effecten dat bij de
bewaarder wordt aangehouden.

U

Na hoofdstuk 3a wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 3B. DERIVATENVERMOGEN

Artikel 49f

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. centrale tegenpartij: centrale tegenpartij als bedoeld in artikel 2
van verordening (EU) nr. 648/2012 (EMIR);

b. cliënt: degene voor wie een tussenpersoon een derivatenpositie
aangaat of beheert;

c. cliëntpositie: derivatenpositie die een tussenpersoon houdt voor een
cliënt;

d. corresponderende positie: de derivatenpositie die een tussenpersoon
met een derde is aangegaan in verband met het aangaan van een
cliëntpositie, en die overeenkomt met de betreffende cliëntpositie;

e. derivatenpositie: de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit
een financieel instrument als bedoeld in onderdeel d tot en met j van de
definitie van financieel instrument in artikel 1:1 van de Wet op het
financieel toezicht, voor zover die rechten en verplichtingen betrekking
hebben op de bedingen die de kern van de prestaties aangeven;

f. derivatenvermogen: afgescheiden deel van het vermogen van een
tussenpersoon waartoe alle corresponderende posities behoren alsmede
alle rechten en verplichtingen met betrekking tot het stellen van
zekerheid ten behoeve van corresponderende posities;

g. tussenpersoon: beleggingsonderneming, bank of clearinginstelling als
bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, met zetel
in Nederland waaraan het op grond van die wet is toegestaan
beleggingsdiensten te verlenen onderscheidenlijk het bedrijf van bank of
clearinginstelling uit te oefenen, die voor rekening en risico van haar
cliënten corresponderende posities aangaat;

h. verordening (EU) nr. 648/2012 (EMIR): verordening (EU) nr. 648/2012
van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 inzake
otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012,
L 201);

i. zekerheid: goederen die strekken tot waarborg van de verplichtingen
voortvloeiend uit derivatenposities, of de goederen die daarvoor in de
plaats moeten worden geacht te zijn getreden.

Artikel 49g

1. In afwijking van artikel 276 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek
dient het derivatenvermogen uitsluitend tot voldoening van vorderingen
die voortvloeien uit de met de corresponderende posities samenhangende
cliëntposities, en vorderingen met betrekking tot de in verband met die
cliëntposities gestelde zekerheden.

2. Een tussenpersoon legt in zijn administratie vast welke
corresponderende posities behoren tot het derivatenvermogen. De
tussenpersoon legt voor iedere cliëntpositie vast welke
corresponderende positie is aangegaan.

3. Indien zowel een cliëntpositie als de daarmee corresponderende
positie gelijktijdig worden beëindigd, wordt een eventuele
restvordering die de cliënt na de beëindiging heeft op de
tussenpersoon voor zover mogelijk voldaan uit de restvordering die de
tussenpersoon heeft uit hoofde van het beëindigen van de
corresponderende positie en de in verband daarmee gestelde zekerheden.
Voor het niet-voldane gedeelte heeft de cliënt een vordering op de
tussenpersoon.

4. Indien een cliëntpositie wordt beëindigd zonder dat de daarmee
corresponderende positie wordt beëindigd, maakt de corresponderende
positie geen deel meer uit van het derivatenvermogen en is een eventuele
restvordering van de cliënt na beëindiging van de cliëntpositie een
vordering op de tussenpersoon, waarbij de cliënt een voorrecht heeft op
de derivatenpositie die correspondeerde met de beëindigde
cliëntpositie en de in verband daarmee gestelde zekerheden.

5. Indien een corresponderende positie wordt beëindigd voordat de
daarmee samenhangende cliëntpositie wordt beëindigd, blijven eventuele
restvorderingen uit hoofde van die corresponderende positie en de in
verband daarmee gestelde zekerheden beschikbaar voor het voldoen van de
vorderingen uit hoofde van de daarmee samenhangende cliëntpositie.
Indien de vorderingen van de cliënt daarmee niet volledig kunnen worden
voldaan, heeft hij voor het niet-voldane gedeelte een vordering op de
tussenpersoon.

6. Beslag onder een tussenpersoon op het derivatenvermogen is niet
toegelaten. Beslag onder een centrale tegenpartij of een tussenpersoon
op cliëntposities die worden aangehouden voor een tussenpersoon
onderscheidenlijk een andere tussenpersoon is niet toegelaten, voor
zover die cliëntposities samenhangen met posities die behoren tot het
derivatenvermogen van laatstbedoelde tussenpersoon.

7. Indien het een tussenpersoon op grond van de Wet op het financieel
toezicht niet langer is toegestaan zijn beroep of bedrijf uit te
oefenen, blijft het derivatenvermogen bestaan voor zover het reeds
bestaande derivatenposities betreft.

Artikel 49h

1. In geval van het faillissement van een tussenpersoon wijst de curator
een deskundige aan die onder verantwoordelijkheid van de curator is
belast met het beheer van de corresponderende posities, de daarmee
samenhangende cliëntposities en de in verband met deze posities
gestelde zekerheden. Indien het faillissement een beleggingsonderneming
betreft vindt de aanwijzing plaats met instemming van de Stichting
Autoriteit Financiële Markten. Indien het faillissement een bank of
clearinginstelling betreft vindt de aanwijzing plaats met instemming van
De Nederlandsche Bank N.V.

2. De curator verleent zijn medewerking aan de overdracht, bedoeld in
artikel 48, vijfde of zesde lid, van verordening (EU) nr. 648/2012
(EMIR), alsmede de overdracht van de daarmee samenhangende
cliëntposities en, met inachtneming van het vierde lid, de in verband
daarmee gestelde zekerheden.

3. Indien de in het tweede lid bedoelde overdracht niet slaagt, kan de
curator het derivatenvermogen en de daarmee samenhangende
cliëntposities en, met inachtneming van het vierde lid, de in verband
daarmee gestelde zekerheden, geheel of gedeeltelijk overdragen aan een
andere tussenpersoon, of een met een tussenpersoon vergelijkbare
instelling in het buitenland waaraan het op grond van het op die
instelling van toepassing zijnde recht is toegestaan beleggingsdiensten
te verlenen, onverminderd het recht van cliënten of de centrale
tegenpartijen op voortijdige beëindiging van hun posities.

4. Indien de tussenpersoon in verband met de corresponderende posities
bij de centrale tegenpartijen zekerheid heeft gesteld en de waarde
daarvan op het tijdstip van faillietverklaring onvoldoende is om de
vorderingen tot teruggave van gestelde zekerheden te voldoen uit hoofde
van de daarmee samenhangende cliëntposities, worden de rechten van de
tussenpersoon jegens de centrale tegenpartijen inzake de terug te geven
zekerheden over de betreffende cliënten verdeeld naar rato van de
waarde van de door hen gestelde zekerheden, onverminderd het voorrecht
bedoeld in artikel 53 lid 3 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

5. In afwijking van het vorige lid behouden cliënten die
vermogensscheiding per individuele cliënt als bedoeld in artikel 39,
derde lid, van verordening (EU) nr. 648/2012 (EMIR) hebben bedongen, het
recht op volledige teruggave van de zekerheden die zij bij de
tussenpersoon hebben gesteld, en die de tussenpersoon in verband met de
betreffende corresponderende derivatenposities heeft gesteld bij de
centrale tegenpartij.

6. Het tweede tot en met vijfde lid is van overeenkomstige toepassing
indien niet een centrale tegenpartij wederpartij is bij de
corresponderende posities, maar een andere tussenpersoon.

7. Indien de vordering van een wederpartij bij een derivatenpositie niet
of niet volledig kan worden voldaan uit het derivatenvermogen, kan die
wederpartij voor het niet-voldane gedeelte een vordering ter verificatie
aanmelden bij de curator.

8. De curator zorgt ervoor dat, uiterlijk op het tijdstip waarop het
faillissement van de tussenpersoon is geëindigd, alle derivatenposities
die deel uitmaken van het derivatenvermogen en de daarmee samenhangende
cliëntposities zijn beëindigd of overgedragen aan een andere
tussenpersoon, tenzij het bedrijf van de gefailleerde instelling
overeenkomstig artikel 98 van de Faillissementswet wordt voortgezet.

ARTIKEL III

De Faillissementswet wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 212e wordt “instelling” vervangen door: deelnemer.

B

In artikel 212hc wordt “artikel 3:159c, tweede lid, aanhef en
onderdeel a” vervangen door: artikel 3:159c, derde lid, aanhef en
onderdeel a.

C

In artikel 212hk, eerste lid, wordt “artikel 3:159c, tweede lid”
vervangen door: artikel 3:159c, derde lid.

D

Artikel 213 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel f komt te luiden:

f. zetel: de plaats waar een verzekeraar of een moedermaatschappij van
een verzekeraar volgens zijn of haar statuten of reglementen is
gevestigd of, indien deze geen rechtspersoon is, de plaats waar die
verzekeraar of die moedermaatschappij zijn of haar hoofdvestiging
heeft;. 

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel p door een
puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

q. moedermaatschappij: een moedermaatschappij als bedoeld in artikel 1:1
van de Wet op het financieel toezicht.

E

In artikel 213ac wordt “artikel 3:159c, tweede lid, aanhef en
onderdeel b” vervangen door: artikel 3:159c, derde lid, aanhef en
onderdeel b.

F

Na artikel 213aq wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 213ar

1. Onverminderd artikel 1 kan De Nederlandsche Bank N.V. de rechtbank
Amsterdam verzoeken het faillissement uit te spreken ten aanzien van een
moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar als
bedoeld in artikel 213abis, eerste lid, indien zich ten aanzien van die
verzekeraar een situatie als bedoeld in dat artikel voordoet en De
Nederlandsche Bank N.V. oordeelt dat:

a. er ten aanzien van de moedermaatschappij tekenen zijn van een
gevaarlijke ontwikkeling met betrekking tot het eigen vermogen, de
solvabiliteit of de liquiditeit, onderscheidenlijk de technische
voorzieningen, en redelijkerwijs is te voorzien dat die ontwikkeling
niet voldoende of niet tijdig ten goede zal keren; en

b. het faillissement voor de afwikkeling van die verzekeraar of de
groep, bedoeld in artikel 3:159a, onderdeel d, van de Wet op het
financieel toezicht, waartoe de verzekeraar behoort nodig is.

2. Indien ten aanzien van een verzekeraar en diens moedermaatschappij de
situaties, bedoeld in het eerste lid, zich voordoen, kan een ander dan
De Nederlandsche Bank N.V. het faillissement van de moedermaatschappij
niet aanvragen. 

3. In afwijking van artikel 2, eerste lid, geschiedt de
faillietverklaring van een moedermaatschappij op een verzoek van De
Nederlandsche Bank N.V. als bedoeld in het eerste lid door de rechtbank
Amsterdam.

4. Indien een ander dan De Nederlandsche Bank N.V. het faillissement
verzoekt van een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een
verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis, eerste lid, stelt de
rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens
te beslissen op de aangifte of het verzoek tot faillietverklaring. 

5. De artikelen 213ac tot en met 213ap zijn van overeenkomstige
toepassing op een verzoek als bedoeld in het eerste lid, met dien
verstande dat voor de toepassing van de artikelen 213af en 213ag voor
“artikel 213abis, eerste lid,” wordt gelezen: “artikel 213ar,
eerste lid,”.

G

Artikel 215 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd: Indien de schuldenaar
een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar met
een vergunning als bedoeld in artikel 2:26a, 2:27 of 2:54a van de Wet op
het financieel toezicht is stelt de griffier van de rechtbank De
Nederlandsche Bank N.V. terstond in kennis van de neerlegging.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De rechtbank zal dadelijk de gevraagde surseance voorlopig verlenen
en een of meer bewindvoerders benoemen, ten einde met de schuldenaar het
beheer over diens zaken te voeren. Bovendien beveelt de rechtbank, dat
de bekende schuldeisers, benevens de schuldenaar, en indien de
schuldenaar een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een
verzekeraar met een vergunning als bedoeld in artikel 2:26a, 2:27 of
2:54a van de Wet op het financieel toezicht is, De Nederlandsche Bank
N.V., tegen een door de rechtbank op korte termijn bepaalde dag, door de
griffier bij brieven worden opgeroepen, ten einde, alvorens beslist
wordt omtrent het definitief verlenen van de gevraagde surseance, op het
verzoekschrift te worden gehoord. Behalve de dag worden uur en plaats
der bijeenkomst daarbij vermeld, alsmede of een ontwerp van akkoord bij
het verzoekschrift is gevoegd. Artikel 6, eerste lid, derde zin, en
vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

H

Artikel 218 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het zesde lid komt te luiden: 

6. Indien een aanvrage tot faillietverklaring, niet zijnde een verzoek
als bedoeld in artikel 213ar, en een verzoek tot surseance gelijktijdig
aanhangig zijn, komt eerst het verzoek tot surseance in behandeling.
Indien een aanvrage tot faillietverklaring als bedoeld in artikel 213ar
en een verzoek tot surseance gelijktijdig aanhangig zijn, komt eerst de
aanvrage tot faillietverklaring in behandeling.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. In afwijking van het vijfde lid stelt de rechtbank De Nederlandsche
Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens een moedermaatschappij met
zetel in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis,
eerste lid, in staat van faillissement te verklaren.

I

Aan artikel 242 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. In afwijking van het vierde lid stelt de rechtbank De Nederlandsche
Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens de faillietverklaring uit
te spreken van een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een
verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis, eerste lid. 

J

Artikel 246 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na “waarop de schuldeisers” ingevoegd:
of, indien van toepassing, De Nederlandsche Bank N.V..

2. In het tweede lid wordt na “de schuldeisers” ingevoegd: of,
indien van toepassing, De Nederlandsche Bank N.V..

K

Artikel 248, eerste lid, komt te luiden: 

1. Gedurende een surseance kan faillietverklaring behoudens de
mogelijkheid van artikel 213ar niet rauwelijks worden verzocht.

L

In artikel 272 wordt, onder vernummering van het vijfde lid tot zesde
lid, een lid ingevoegd, luidende:

5. In afwijking van het vierde lid stelt de rechtbank De Nederlandsche
Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens een moedermaatschappij met
zetel in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis,
eerste lid, in staat van faillissement te verklaren.

M

In artikel 277 wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende:

De rechtbank stelt de Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord
alvorens een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een
verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis, eerste lid, in staat van
faillissement te verklaren.

N

Aan artikel 280 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. In afwijking van het tweede lid stelt de rechtbank De Nederlandsche
Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens een moedermaatschappij met
zetel in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis,
eerste lid, in staat van faillissement te verklaren.

ARTIKEL IV

De Wet financiële markten BES wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 2:23 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. in de staat van zetel bevoegd te zijn tot uitoefening van het
desbetreffende verzekeringsbedrijf en dit bedrijf daadwerkelijk vanuit
een vestiging in die staat uit te oefenen, en in die staat onder
prudentieel toezicht te staan.

2. Het eerste lid, onderdeel d, vervalt.

3. In het vierde lid wordt “de artikelen 3:1, 3:15 en 3:17”
vervangen door: de artikelen 3:1 en 3:15.

Aa

	In artikel 3:20, eerste lid, wordt “Een financiĂ«le onderneming met
zetel in het buitenland wordt, indien zij in de staat van zetel onder
prudentieel toezicht staat,” vervangen door: Een financiĂ«le
onderneming met zetel in het buitenland die in de staat van zetel onder
prudentieel toezicht staat wordt, onverminderd de bevoegdheden van de
toezichtautoriteit en de door haar aangewezen toezichthouders uit hoofde
van artikel 1:7 en hoofdstuk 7,.

B

In artikel 3:27 wordt “meer dan tien procent van de stemrechten”
vervangen door: ten minste tien procent van de stemrechten.

C

Aan artikel 3:28 worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. Indien een verklaring van geen bezwaar wordt verleend kan de
aanvrager tevens toestemming worden verleend tot het vergroten van zijn
gekwalificeerde deelneming, waarbij als bovengrens 20, 33, 50 of 100
procent kan gelden. 

5. Indien een verklaring van geen bezwaar wordt verleend kan op aanvraag
worden bepaald dat die verklaring van geen bezwaar geldt voor alle
groepsmaatschappijen gezamenlijk.

D

Artikel 4:23 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. een deelneming in een andere onderneming te houden, te verwerven of
te vergroten die meer bedraagt dan een procent van het balanstotaal van
de kredietinstelling;.

2. Na het derde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. Indien een verklaring van geen bezwaar wordt verleend voor een
handeling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan de aanvrager
tevens toestemming worden verleend tot het vergroten van zijn
gekwalificeerde deelneming, waarbij als bovengrens 20, 33, 50 of 100
procent kan gelden. 

5. Indien een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel b, wordt verleend, kan deze betrekking hebben op door de
aanvrager:

a. via een dochtermaatschappij verworven en nog te verwerven middellijke
deelnemingen; of

b. verworven dan wel nog te verwerven middellijke deelnemingen, niet
zijnde deelnemingen als bedoeld in onderdeel a, voor zover deze
deelnemingen buiten de invloedssfeer van de aanvrager zijn verworven dan
wel worden verworven.

ARTIKEL V

De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt
gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 12, onder d, komt te
luiden:

d. het aan- of verkopen van aandelen in, of het geheel of gedeeltelijk
aan- of verkopen dan wel overnemen van ondernemingen, vennootschappen,
rechtspersonen of soortgelijke lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste
lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;. 

B

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt: 

1. Het negende lid komt te luiden: 

9. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van het
in het eerste, tweede, derde of vierde lid bepaalde. Aan een
vrijstelling kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden
verbonden.

2. Het tiende lid komt te luiden:

10. Onze Minister van Financiën kan, op verzoek van een instelling, al
dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het in het eerste,
tweede, derde, of vierde lid bepaalde. Aan een ontheffing kunnen
beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.

C

In artikel 24, eerste lid, wordt “deze wet” vervangen door: de bij
en krachtens deze wet gestelde regels.

D

In artikel 37 wordt “artikel 3, zevende lid” vervangen door: artikel
3, tiende lid.

ARTIKEL VI

De Wet op de kansspelen wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 33e wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Voor zover de kansspelautoriteit op grond van artikel 24, eerste lid,
van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme is
belast met het toezicht op de naleving van de bij en krachtens die wet
gestelde regels door de instellingen, bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onderdeel a, onder 16°, van die wet, wordt de kansspelheffing tevens
geheven ter bestrijding en ten hoogste ten bedrage van de geraamde
kosten van de kansspelautoriteit in Ă©Ă©n kalenderjaar van de
uitoefening van dat toezicht. Deze aanvullende kansspelheffing wordt
geheven van genoemde instellingen, voor zover deze houder van een
vergunning op grond van deze wet zijn. Daarbij wordt de grondslag,
bedoeld in het tweede lid, voor de desbetreffende categorie
vergunninghouder aangehouden.

B

Artikel 33f wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt “€ 160 per speeltafel en
€ 120 per aangekoppelde spelersterminal” vervangen door: € 164 per
speeltafel en € 123 per aangekoppelde spelersterminal.

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt “€ 120 per spelersplaats”
vervangen door: € 123 per spelersplaats.

ARTIKEL VII

De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES
wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1.1, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel p, onder 2° wordt
“de in onderdeel a bedoelde bestuursorganen” vervangen door: de
onder 1° bedoelde bestuursorganen.

B

In de artikelen 5.10, eerste lid, en 5.11, eerste lid, wordt “en” na
“3.10” vervangen door een komma en wordt na “3.13” ingevoegd: ,
4.2 en 4.3.

ARTIKEL VIIA

	Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet bekostiging
financieel toezicht als volgt te luiden: Wet bekostiging financieel
toezicht: een besluit omtrent de goedkeuring als bedoeld in de artikelen
3 en 6.

B

	In de artikelen 7 en 11 komt de zinsnede met betrekking tot de
Sanctiewet 1977 te luiden:

Sanctiewet 1977: de artikelen 10ba tot en met 10d.

ARTIKEL VIII

In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten wordt in
de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht
“4:60, vierde lid” vervangen door: 4:60, derde lid.

ARTIKEL IX

	Artikel 68, onderdeel Ba, van de Wet op het accountantsberoep vervalt.

ARTIKEL X

In artikel 24, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties
wordt “zeven” vervangen door: vijf.

ARTIKEL XA

	In artikel II, tweede lid, van de Wet beloningsbeleid financiële
ondernemingen wordt “artikel 1:128, tweede lid” telkens vervangen
door: artikel 1:128, eerste lid.

ARTIKEL XI

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2014 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de
kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren
van kansspelen op afstand (Kamerstukken II 2013/14, 33 996, nrs. 1-3)
tot wet is of wordt verheven en eerder in werking is getreden of treedt
dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet,
wordt aan artikel VI, onderdeel B, van deze wet een subonderdeel
toegevoegd, luidende:

3. In het derde lid wordt “2%” telkens gewijzigd in: 2,28% 

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2014 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de
kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren
van kansspelen op afstand (Kamerstukken II 2013/14, 33 996, nrs. 1-3)
tot wet is of wordt verheven en later in werking is getreden of treedt
dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet,
wordt in artikel I, onderdeel S, subonderdeel 3, van die wet “2%”
telkens gewijzigd in: 2,28%

ARTIKEL XIA

	1. Het verbod, bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, van de Wet op het
financieel toezicht om een gekwalificeerde deelneming te houden, dan wel
enige zeggenschap verbonden aan een gekwalificeerde deelneming uit te
oefenen zonder verkregen verklaring van geen bezwaar van de
Nederlandsche Bank, geldt gedurende 3 maanden, gerekend vanaf het
tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AA, niet voor
personen die op dat tijdstip reeds een gekwalificeerde deelneming in een
premiepensioeninstelling houden.

	2. De in het eerste lid bedoelde termijn wordt voor personen die binnen
die termijn een aanvraag voor een verklaring van geen bezwaar voor het
houden van een gekwalificeerde deelneming indienen, verlengd tot en met
de dag na ontvangst van het besluit van de Nederlandsche Bank.

	3. Artikel 3:104, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht is
niet van toepassing op besluiten in een premiepensioeninstelling die
zijn genomen voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I,
onderdeel AA, van deze wet.

ARTIKEL XIB

	Op wettelijke controles die betrekking hebben op een boekjaar dat reeds
is aangevangen voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel X,
blijft artikel 24, eerste lid, van de Wet toezicht
accountantsorganisaties zoals dat luidde voor inwerkingtreding van
artikel X, van toepassing.

ARTIKEL XII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig
toepassing gegeven aan artikel 12 van de Wet raadgevend referendum.

ARTIKEL XIII

Deze wet wordt aangehaald als: Wijzigingswet financiële markten 2016.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister van Veiligheid en Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   38