34279 ARvS inzake Wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet
Wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2015D34270, datum: 2015-09-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2015Z16705:
- Indiener: M.J. van Rijn, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Medeindiener: S.A. Blok, minister voor Wonen en Rijksdienst
- Medeindiener: K.H.D.M. Dijkhoff, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
- Volgcommissie: algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst (2012-2017)
- Volgcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2015-09-22 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2015-09-24 10:15: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2015-10-15 14:00: Wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet - 34279 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2015-12-16 10:15: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2015-12-16 13:55: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2016-03-24 10:15: Wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet (34 279) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2016-03-29 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2016-04-05 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W13.15.0186/III 's-Gravenhage, 15 juli 2015 Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2015, no.2015001059, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, de Zorgverzekeringswet en het Burgerlijk Wetboek, met memorie van toelichting. Het voorstel van wet omvat wijzigingen van verschillende wetten van zowel technische als meer inhoudelijke aard. De wijzigingen betreffen voornamelijk reparaties en aanvullingen in verband met de inwerkingtreding van de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de Jeugdwet op 1 januari 2015. De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden maar acht op onderdelen een dragende motivering of aanpassing van het voorstel aangewezen. Het vervallen van de eis om bij het verzoek tot uithuisplaatsing een verleningsbesluit over te leggen dient, mede in het licht van de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor het domein van de jeugdhulp, dragend te worden gemotiveerd voorts dient de terugwerkende kracht die aan het voorstel kan worden verleend te worden geclausuleerd. 1. Schrappen van het verleningsbesluit bij een verzoek om uithuisplaatsing Artikel 1:265b, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat wanneer de Raad voor de Kinderbescherming of het Openbaar Ministerie verzoekt om een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, een verleningsbesluit van het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) wordt overgelegd aan de kinderrechter. Een dergelijk besluit is in beginsel vereist nu, ingevolge artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet, het college bevoegd is jeugdhulpvoorzieningen te treffen. Het voorstel schrapt voornoemde eis om bij het verzoek tot uithuisplaatsing een verleningsbesluit over te leggen. De toelichting stelt dat deze eis in de praktijk voor problemen zou zorgen en bureaucratisch, tijdrovend en onnodig zou zijn. De Afdeling merkt op dat met de decentralisatie van het jeugdstelsel onder meer is beoogd de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid voor het domein van de jeugdzorg bij gemeenten te leggen. Vanaf 1 januari 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor het gehele jeugdstelsel. Deze verantwoordelijkheid betreft zowel de bekostiging als de regie bij de verlening van jeugdhulp. In het licht van die regietaak van de gemeente ligt het niet voor de hand dat nu al de eis wordt geschrapt dat bij een verzoek van de raad voor de kinderbescherming of het openbaar ministerie om uithuisplaatsing een verleningsbesluit wordt overgelegd. Uit de praktijk blijkt dat gemeenten soms te lang doen over het nemen van verleningsbesluiten hetgeen bij spoedmachtigingen kan knellen. Eveneens komt het voor dat gemeenten de bevoegdheid tot het nemen van verleningsbesluiten mandateren aan een gecertificeerde instelling, maar dat mandaat vervolgens niet wordt geaccepteerd door de rechter. Dergelijke problemen in de uitvoering die bij de invoering van een omvangrijke wet als de Jeugdwet niet altijd te vermijden zijn, hoeven er evenwel niet toe te leiden dat het essentiële uitgangspunt van gemeenteljike regie over jeugdhulp dat onder meer tot uitdrukking komt in het verleningsbesluit nu vervalt. De toelichting gaat niet in op de aard en de omvang van de gepercipieerde problemen bij verleningsbesluiten en maakt evenmin duidelijk hoe het schrappen van die eis zich verhoudt tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid met betrekking tot jeugdhulp. De Afdeling adviseert het vervallen van de eis om bij het verzoek tot uithuisplaatsing een verleningsbesluit in de hierboven genoemde gevallen over te leggen dragend te motiveren. Bij gebreke van een dergelijke motivering dient de eis te worden gehandhaafd. Onverminderd het voorgaande merkt de Afdeling het volgende op. Wanneer om een machtiging tot opname van een jeugdige in een gesloten accommodatie wordt verzocht, wordt daarbij ingevolge de artikelen 6.1.9, eerste lid jo. 6.1.2, vijfde lid, van de Jeugdwet een afschrift gevoegd van het besluit dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp nodig is. Dit besluit is een besluit van het college of de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert of de voogdij uitoefent. Nu volgens de toelichting de eis om het verleningsbesluit van het college bij een verzoek om uithuisplaatsing over te leggen tot problemen leidt, roept dat de vraag op waarom het besluit van het college in de procedure voor een machtiging gesloten jeugdhulp wordt gehandhaafd. De Afdeling adviseert in de toelichting op het vorenstaande in te gaan. 2. Administratieve lasten Het wetsvoorstel voorziet in een delegatiegrondslag in de Wmo 2015 en de Jeugdwet op grond waarvan het mogelijk wordt gemaakt om nadere regels te stellen over de arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht die de houder van een persoonsgebondenbudget (hierna: pgb) op grond van de Wmo 2015 of de Jeugdwet sluit met degene die een voorziening levert. Beoogd wordt dat in het kader van een pgb gesloten overeenkomsten eerst moeten worden goedgekeurd door de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) alvorens zij worden geëffectueerd. De goedkeuring van de SVB is mede van belang voor de vraag of declaraties op grond van die overeenkomsten al dan niet worden betaald. De Afdeling merkt op dat het aannemelijk is dat de voornoemde eis van goedkeuring voor budgethouders tot een verhoging van de administratieve lastendruk zal leiden. Uit de toelichting blijkt evenwel niets van een eventuele toename van administratieve lasten. De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het vorenstaande aan te vullen. 3. Inwerkingtreding Artikel VI biedt een ongeclausuleerde mogelijkheid om aan artikelen of onderdelen van de wet terugwerkende kracht te verlenen. Uit het oogpunt van rechtszekerheid bestaat hiertegen bezwaar. Daarnaast verzet de aard van sommige voorgestelde wijzigingen – bijvoorbeeld het voorgestelde artikel V - zich tegen het verlenen van terugwerkende kracht. Uit de artikelsgewijze toelichting blijkt dat het de bedoeling is om bepaalde artikelen – die de wijzigingen met betrekking tot overbruggingszorg en de grondslag voor de subsidie voor orthocommunicatieve behandeling van autisme bevatten – terugwerkende kracht te verlenen tot en met 1 januari 2015. Gelet hierop adviseert de Afdeling de ongeclausuleerde mogelijkheden om terugwerkende kracht te verlenen te beperken tot de in de toelichting opgesomde gevallen en toe te lichten waarom terugwerkende kracht nodig is, alsmede dat de terugwerkende kracht geen belasting voor burgers oplevert. De Afdeling adviseert het voorstel in het licht van het vorenstaande aan te passen. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Het derde lid van artikel 265b van Boek I van het Burgerlijk Wetboek formuleert namelijk een uitzondering op het tweede lid en bepaalt dat een verleningsbesluit achterwege kan blijven indien het belang van het kind dat vergt. Artikelsgewijze toelichting. Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, blz. 3. Artikel 6.1.2, vijfde lid, van de Jeugdwet. Toelichting, paragraaf 3.3. Toelichting, paragraaf 3.3. PAGE 2 ........................................................................ ........... AAN DE KONING