[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Commentaar t.b.v. hoorzitting/rondetafelgesprek uitvoering motie Van der Staaij cs over ambitieniveau krijgsmacht d.d. 30 september 2015

Position paper

Nummer: 2015D35709, datum: 2015-09-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2015Z11915:

Onderdeel van zaak 2015Z17521:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijdrage rondetafelgesprek ambitieniveau krijgsmacht

Van: Luitenant-Generaal b.d. Ton van Loon

d.d.: 25 September 25, 2015

Stijgend budget?

Het feit dat de voortdurende neerwaartse spiraal nu gestopt is kan alleen maar als een stap in de goede richting gezien worden. Desalniettemin komen de uitgaven voor defensie nog lang niet op het NAVO niveau. Om aan de tijdens de NAVO top in Wales afgesproken inspanning te voldoen is deze stap veel te klein, er zal echt serieus meer gedaan moeten worden.

Feitelijk is de huidige verhoging van het defensie niet meer dan een kleine vermindering van de lopende bezuiniging. Deze bezuinigingen hebben een grote druk op de organisatie gelegd en de budgetten zijn nu zo krap dat iedere verstoring onmiddellijk problemen veroorzaakt. Op papier moet het net kunnen maar in de praktijk had er ruimte moeten zijn voor “de post onvoorzien”. De krapte veroorzaakt nu ook ongewenste effecten in de bedrijfsvoering (bijv. beperken oefenen).

Ook de inzet van de krijgsmacht voor steunverlening in Nederland komt hierdoor onder druk te staan. Zo is bijv. de vierdaagse, de herdenkingsbijeenkomsten maar ook de inzet van onbemande vliegtuigjes voor dijkbewaking recent in het nieuws geweest. Tijdelijk zou de rekening voor dergelijke inzet elders gelegd kunnen worden maar uiteindelijk zou de krijgsmacht zo ingericht moeten zijn dat dit soort taken er gewoon bijgedaan kunnen worden. Zeker bij de krijgsmacht is kwantiteit een kwaliteit op zichzelf, dat is in de afgelopen decennia te vaak vergeten.

Opgemerkt moet ook worden dat financiële tegenvallers binnen de begroting moeten worden opgevangen. Zo is de (zeer positief te waarderen) hogere vulling m.n. bij de landmacht een financiële tegenvaller die opgevangen moet worden. Het is dan toch vreemd dat financiële meevallers door bijvoorbeeld vertraging in materieel projecten terugvloeien naar financiën.

Nederland ligt met ongeveer 1,2% BNP onder het NAVO gemiddelde en dat zal met de huidige plannen ook niet veranderen. Eigenlijk is dit % nog geflatteerd als we bedenken dat daar nog belastingen vanaf moeten en dat Nederland ook de grensbewaking (marechaussee) uit het defensiebudget betaald, hetgeen bijv. Duitsland met een vergelijkbaar % niet doet.

Veiligheid is niet meer vanzelfsprekend

Deze conclusie van de future force conferentie is eigenlijk een eeuwenoude waarheid (si vis pacem para bellum), daarom zou het woord “meer” tussen haken moeten staan. Eerste punt van zorg is dat het moeilijk in te schatten is waar de dreiging nu eigenlijk vandaan komt: uit het oosten of toch uit het zuiden. De invasie door Poetins Rusland van de Oekraïne heeft in ieder geval een eind gemaakt aan de illusie (want dat is wat het was) dat er nooit meer gebruik gemaakt zou worden van militaire machtsmiddelen in Europa. Dat wil echter nog lang niet zeggen dat we terugkeren naar de koude oorlog. Integendeel de dreiging vanuit het oosten heeft een hybride (in Nederland noemden we dat bijv. in Afghanistan 3D) karakter. De echte dreiging voor Europa komt mijns inziens echter uit het zuiden. Frans Timmermans zei in de Schoo lezing dat we keus hebben tussen nu stabiliteit exporteren of met zekerheid in de toekomst instabiliteit importeren. Hoe belangrijk dat is kunnen we nu vaststellen. Alleen betere opvang regelen in de regio is slechts een tijdelijke oplossing. Het probleem kan alleen structureel worden aangepakt door meer stabiliteit in de regio te brengen. De toekomst voorspellen is overigens vrijwel onmogelijk gebleken. Alle defensienota’s, white-papers, livre blancs, Weißbuchen etc. hebben niet kunnen voorspellen wat er allemaal gebeurt is en nog steeds gebeurt.

Het tweede punt van zorg is de afkalvende solidariteit. Het recente onderzoek van PewResearchCentre geeft aan dat veel inwoners van Europese NATO landen niet vinden dat hun leger zou moeten helpen als een ander NATO land wordt aangevallen (in Duitsland zelfs bijna 60%). Zie http://www.pewglobal.org/2015/06/10/nato-publics-blame-russia-for-ukrainian-crisis-but-reluctant-to-provide-military-aid. Dat is reden voor extreme zorg, zonder NATO solidariteit vervalt de verzekeringspolis en wordt het moeilijk (zo niet onmogelijk) een eventuele agressor af te schrikken. Solidariteit is cruciaal omdat feitelijk geen enkele Europese NATO partner (eigenlijk m.u.v. de VS geen enkele land) de capaciteiten heeft om zelfstandig haar belangen zeker te stellen.

Het derde punt van zorg betreft de neiging de collectieve verdediging en de inzet voor crisis beheersing als twee verschillende entiteiten te zien. De bedreigingen voor de lidstaten van de NAVO (en de EU) is lang niet altijd geografisch van aard. Ook de dreiging vanuit het oosten heeft eerder een hybride karakter en vereist dan ook een hybride antwoord. De stroom vluchtelingen laat ook duidelijk zien dat instabiele landen buiten Europa direct invloed hebben. Met andere woorden: daar waar crisisbeheersingsoperaties in het verleden nog “wars of choice” waren, worden ze steeds meer “wars of necessity”. Vooral voor Europa zijn de crisis in Afrika en het Midden Oosten een reële (zelfs acute) bedreiging waarbij de VS als “policeman of the world” steeds minder geneigd is onze kastanjes uit het vuur te halen. Onze krijgsmacht zal samen met Europese partners ingericht moeten worden om in het hele spectrum onze belangen te behartigen.

Europees samenwerken

Een Europees leger is verder weg dan ooit maar het ontwikkelen van Europese capaciteiten is essentieel. De defensie inspanning van de NAVO landen zal op de een of andere manier meer in evenwicht moeten komen. De huidige bijna volledige afhankelijkheid van de VS wordt steeds problematischer. Voor een dreiging uit het oosten kan Europa wel blijven rekenen op de VS (het onderzoek geeft ook aan dat in de VS bijna 60% ja zegt op de vraag of ze moeten helpen). Het is echter zeer de vraag of dat ook zo is bij de acute dreiging uit het zuiden. Europa zal capaciteiten moeten opbouwen op inlichtingen, geneeskundig en expeditionair vlak. Vooral als we naar het zuiden kijken is de comprehensive approach (3D aanpak) zeker niet alweer verouderd, integendeel ook CIMIC capaciteiten zullen dringend nodig zijn.

Er bestaat voor mij geen alternatief voor intensievere samenwerking maar dit mag niet steeds vanuit de gedachte “levert het mij voordeel op” gebeuren. Het zou goed zijn oplopende budgetten met name ook te gebruiken voor versterking van samenwerking. De bestaande en nieuwe initiatieven verdienen steun en mogen ook meer ambitieus worden aangepakt. Het gaat daarbij niet zo zeer om vaste structuren (met vaste leiders) maar vooral om pragmatische samenwerkingsvormen. Ik heb in de Duitse VKCD Arjan Robben als voorbeeld gebruikt. Die is deel van het multinationale team Bayern-München maar als Nederland haar soevereiniteit wil uitoefen kan hij ook een oranje shirt aantrekken. Zo zouden we ook met militaire middelen kunnen omgaan. Samen trainen, samen onderhouden, samen ontwikkelen maar de optie ophouden om ook apart op te treden.

Een optie zou ook kunnen zijn investeringsruimte te gebruiken om met (enkele) andere bondgenoten te voorzien in dringend benodigde (maar dure) capaciteiten die nu vrijwel alleen door de VS worden ingevuld. Die groep landen zou die schaarse capaciteiten dan onder Europese vlag beschikbaar kunnen stellen aan NAVO als geheel. Net zoals in Afghanistan vaak gesproken wordt over “US and NATO” zouden we dan kunnen spreken over “Europe and NATO”. Dat betekent dat Europa weliswaar onderling afhankelijk is (blijft) maar er tenminste een alternatief voor afhankelijkheid van de VS bestaat.

In dat licht verdient het ook aanbeveling te bekijken wat Duitsland op dit moment met hun nieuwe Weißbuch doet. Hier is gekozen voor een breed opgezet traject waarbij met alle stakeholders brainstorm sessies georganiseerd zijn en nog worden om gezamenlijk te komen tot een zo optimaal mogelijke krijgsmacht. Recentelijk heeft zo’n sessie plaatsgevonden georganiseerd door het Duitse ministerie van ontwikkelingssamenwerking (BMZ) waaraan ik mocht deelnemen. Hier ontstond een levendige discussie over wat de krijgsmacht moet doen (en wat ze daar voor nodig heeft) om andere actoren (hier vooral vanuit ontwikkelingsperspectief) in staat te stellen hun werk te doen. Door deze opzet ontstaat een veel breder draagvlak en worden benodigde capaciteiten ook in een breder perspectief gezien.

Inzetbaarheid

Kern voor iedere krijgsmacht moet een geloofwaardige inzetbaarheid zijn. Ik heb (ook in Duitsland) meerdere malen de metafoor met mijn duitse herder gebruikt. Mijn hond bewaakt mijn huis, waartegen weet hij niet en dat maakt ook niet uit. Hij werpt een drempel op om in mijn huis binnen te dringen. Dat doet hij door er te zijn en door er dreigend uit te zien. Omdat hij er dreigend uitziet en omdat hij in voorkomend geval aan de lijn kan hoeft hij eigenlijk niet te bijten. Het voortdurende proberen de krijgsmacht “uit te rekenen” door capaciteiten te koppelen aan zichtbare dreigingen gaat voorbij aan deze grondgedachte. Primaire vraag moet zijn: ziet onze krijgsmacht eruit als een duitse herder of toch …..

De solidariteitsgedachte (kern van NAVO) vereist bovendien dat deze geloofwaardigheid ook zichtbaar is in het hele bondgenootschappelijk gebied. Assurance van de meer oostelijke bondgenoten vraagt om een regelmatige aanwezigheid van bondgenoten op hun grondgebied als signaal van solidariteit. Initiatieven zoals de VJTF en NRF verdienen eerlijkere bijdragen. Te vaak zijn NRF (en waarschijnlijk in de toekomst ook VJTF) oefeningen onvoldoende serieus ingevuld (bijv. vrijwel geen enkele NRF rotatie heeft ooit de benodigde helikopters ook echt ter beschikking gehad).

We hebben in Nederland een tijd gedacht dat we wel konden volstaan met lange afstand wapens en veel minder “boots on the ground”, dat is een misvatting gebleken (Libië is geen succes). Aanpassingsvermogen en flexibiliteit zit in de krijgsmacht vooral in het personeel, technologie zal dat nooit alleen kunnen overnemen. Er moet een goede balans gevonden worden tussen investeren in technologie en in mensen. Overigens zal voor hybride optreden ook moeten worden geïnvesteerd in minder concrete technologieën in het informatie domein, zowel op het gebied van cyber als ook informatie operaties (info ops). Hier is het versterken van de info ops capaciteit belangrijk maar ook CIMIC gaat een steeds centralere rol spelen die aandacht behoeft.

Voor het personeel van de krijgsmacht is niets zo frustrerend als niet goed/realistisch kunnen oefenen. Het hoogwaardige personeel van de Nederlandse krijgsmacht wil zijn werk goed doen, daar zijn ze terecht trots op. Steeds meer is goed/realistisch oefenen ook een effectief middel om de geloofwaardigheid te demonstreren en daardoor een toekomstig conflict te voorkomen. Goedkoop is dat niet, maar een verkeerde inschatting van een agressor is vele malen duurder.

Nederland kan het voorbeeld geven met een championsleague waardige krijgsmacht, waarin geweldig personeel (spelers), met goede doctrine (top coaches), door geweldige training, met goede spullen in Europees verband laat zien wat er wel kan. Vooral moet Nederland (net als heel Europa) zich realiseren dat we een KRIJGsmacht nodig hebben.