[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34314 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake Wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in verband met de selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag

Wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in verband met de selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2015D38181, datum: 2015-10-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2015Z18780:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


RAADNo.W04.15.0092/I 's-Gravenhage, 5 juni 2015

...................................................................................

Bij Kabinetsmissive van 1 april 2015, no.2015000586, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in verband met de selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag, met memorie van toelichting.

Het voorstel heeft als doel gemeenten de mogelijkheid te bieden, in het kader van de integrale aanpak van de leefbaarheid in een gebied, woningzoekenden met een crimineel of overlastgevend verleden te weren. Daarmee wordt het mogelijk om in een door de Minister voor Wonen en Rijksdienst op verzoek van de gemeenteraad aangewezen complex, straat of gebied een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) te vragen, óf een screening uit te voeren op basis van politiegegevens. De gemeente kan de huisvestingsvergunning of woonverklaring weigeren indien er indicaties zijn dat de huisvesting van de woningzoekende en zijn medebewoners, ouder dan 16 jaar, een negatief gevolg zal hebben op de overlast of criminaliteit in het aangewezen gebied.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderkent dat er in bepaalde wijken en straten ernstige vormen van overlast en criminaliteit kunnen voorkomen. Zij heeft er dan ook begrip voor dat gezocht wordt naar maatregelen om de leefbaarheid in deze wijken te verbeteren. Desondanks heeft de Afdeling opmerkingen over het voorstel die van dien aard zijn dat zij adviseert het voorstel niet naar de Tweede Kamer te zenden dan nadat daarmee rekening is gehouden. De Afdeling is van oordeel dat de proportionaliteit en effectiviteit van het voorstel onvoldoende zijn gemotiveerd. Indien deze aangetoond zouden kunnen worden met betrekking tot een vorm van screening, dan is de Afdeling niet overtuigd van de noodzaak en proportionaliteit van het gebruik van politiegegevens voor de screening naast de in het voorstel opgenomen mogelijkheid om een VOG te vragen. De Afdeling mist in de toelichting een zorgvuldige afweging tussen het belang van het meewegen van de lokale problematiek bij de screening enerzijds en de privacy van de betrokkenen anderzijds. Met betrekking tot de weging van de politiegegevens merkt de Afdeling op dat in de toelichting een invulling wordt gegeven van het toetsingskader die niet in het voorstel zelf is opgenomen. De Afdeling adviseert op dit punt het voorstel aan te passen. Ten slotte maakt de Afdeling opmerkingen over de screening van latere bewoners en over de rechtsbescherming.

1. Proportionaliteit en effectiviteit

Het voorstel bevat ingrijpende maatregelen die een ernstige inbreuk maken op de grondrechten vrijheid van vestiging en eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.1 Voor de toepassing van dit soort ingrijpende maatregelen moeten zwaarwegende redenen van algemeen belang bestaan. Inbreuken op grondrechten moeten noodzakelijk zijn en voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit betekent dat met de inbreuk een gerechtvaardigd doel wordt nagestreefd en dit doel met de maatregel daadwerkelijk bereikt kan worden. Hiervoor is mede bepalend of de maatregel effectief is. Daarnaast moet de maatregel evenredig aan het doel zijn, en mogen er geen minder verstrekkende of andere minder ingrijpende middelen bestaan waarmee hetzelfde doel kan worden bereikt.

Het voorgaande is in versterkte mate van belang omdat het voorstel tevens een beperking kan opleveren van het vrij verkeer van personen op grond van het recht van de Europese Unie.2 In dat geval moet een proportioneel ingevulde exceptie inroepbaar zijn om de belemmering te rechtvaardigen.3 Hetzelfde geldt met betrekking tot de bepalingen uit het Turkse Associatierecht.4

In dat licht maakt de Afdeling de volgende opmerkingen.

a. Noodzaak van het voorstel: aard, ernst en omvang van het probleem

Het voorstel strekt er toe gemeenten de mogelijkheid te bieden om woningzoekenden met een crimineel of overlastgevend verleden te weren in aangewezen complexen, straten of gebieden die kampen met ernstige leefbaarheidsproblemen. Deze selectieve woningtoewijzing vindt plaats door middel van screening op basis van een VOG of het raadplegen van politiegegevens. De toelichting merkt op dat in bepaalde wooncomplexen, straten of gebieden de leefbaarheid sterk wordt beïnvloed door de aanwezigheid van overlast en criminaliteit.5 Met betrekking tot het aantal gemeenten dat zou kampen met een dusdanige vorm van overlastgevend gedrag dat deze maatregel noodzakelijk is, wordt gesteld dat er nu in meer dan vijftien gemeenten al een vorm bestaat van selectieve woningtoewijzing.6 De Afdeling merkt op dat in de toelichting gegevens ontbreken die inzicht geven in de aard, omvang en ernst van het probleem. Weliswaar wordt erop gewezen dat het merendeel van de bevolking woonoverlast als een probleem ervaart,7 maar hierbij wordt geen relatie gelegd met de ernst van de leefbaarheidsproblemen dan wel de ernst van de woonoverlast waar het voorstel op ziet. Door het ontbreken van deze gegevens is vooralsnog de noodzaak van het voorstel niet aangetoond, omdat niet beoordeeld kan worden of de voorgestelde ingrijpende maatregel het doel van het voorstel, namelijk het beperken van overlastgevend en crimineel gedrag, rechtvaardigt.

b. Proportionaliteit

De Afdeling mist een afdoende motivering waarom de bestaande preventieve mogelijkheid van selectieve woningtoewijzing op grond van inkomensvereisten of sociaal economische kenmerken8 in combinatie met de bestaande mogelijkheden om bij ernstig overlastgevend gedrag personen uit hun huis te zetten, niet effectief is. Doel van de selectieve woningtoewijzing op grond van inkomensvereisten was immers ook het verbeteren van de leefbaarheid in de betreffende wijken.9 Dit klemt te meer daar slechts een zeer beperkt aantal gemeenten op dit moment gebruik maakt van de minder vergaande vorm van selectieve woningtoewijzing op basis van inkomensvereisten of sociaal economische kenmerken en daarnaast gemeenten naar voren hebben gebracht dat de voorgestelde maatregel niet noodzakelijk is voor de problematiek in hun gemeente of de maatregel te zwaar vinden.10 In dat licht is de proportionaliteit van de voorgestelde uitbreiding vooralsnog onvoldoende aangetoond.

Daar komt bij dat indien complexen, straten of gebieden worden aangewezen als plaatsen waar screening wordt toegepast, de duur van deze aanwijzing automatisch vier jaar is met een mogelijkheid van verlenging tot (uiteindelijk) 20 jaar. Er vindt binnen zo’n periode van vier jaar geen tussentijdse toetsing plaats om te zien of de noodzaak voor de aanwijzing nog bestaat. Nu deze ingrijpende maatregelen niet zijn beperkt in duur en op deze wijze algemeen kunnen worden gebruikt binnen de aangewezen complexen, straten of gebieden, is de toepassing ervan niet proportioneel en is er geen “fair balance” tussen enerzijds het algemeen belang dat met de inmenging wordt gediend en anderzijds de belangen van de woningzoekenden.

c. Effectiviteit van het voorstel

Uit de evaluatie van de gemeente Rotterdam inzake de toepassing van de huisvestigingsvergunning in de periode 2009-2011 blijkt dat het stellen van inkomensmaatregelen voor nieuwkomers de veiligheid in de betrokken wijken niet per se heeft verbeterd. In deze evaluatie staat dat daarbij moet worden aangetekend dat de veiligheid in een gebied niet uitsluitend wordt bepaald door de bewoners in het gebied. Veel veiligheidsproblemen (zoals drugsoverlast, diefstal, geweld, inbraak e.d.) spelen zich af in deze wijken, maar worden deels door buitenstaanders veroorzaakt.11 De Afdeling wijst erop dat de inzet van de maatregelen van een VOG en onderzoek op basis van politiegegevens niet effectief zullen zijn als de veiligheidsproblemen worden veroorzaakt door buitenstaanders. In de toelichting wordt niet ingegaan op deze uitkomsten.

De toelichting stelt voorts dat in de meeste gevallen waarin gemeenten selectieve woningtoewijzing toepassen op basis van een onderzoek van politiegegevens een evaluatie ontbreekt omdat dit middel pas recent is ingevoerd.12 Uit de enkele evaluaties die wel beschikbaar zijn, blijkt, volgens de toelichting, dat in meer of mindere mate een verbetering is te zien in de overlastsituatie in de desbetreffende buurten. De toelichting verwijst daarbij naar 3 evaluaties, die van de wijk Kolping in Nijmegen, die van de Dichtersbuurt in Amsterdam en die van de wijk Hambaken in ’s-Hertogenbosch. De Afdeling wijst erop dat uit de evaluatie van de screening in Hambaken blijkt dat geen sprake is van een verbetering.13 In die wijk was overigens sprake van een behoorlijk aantal geweigerde woningzoekenden. Uit de evaluatie van de Dichtersbuurt volgt dat hoewel professionals en (een deel van de) bewoners menen dat er sprake is van vermindering van overlast, de cijfers geen vermindering van de problematiek laten zien.14

Ten slotte wordt in de toelichting nauwelijks ingegaan op de mogelijk negatieve neveneffecten van het voorstel. Indien in bepaalde wijken gescreend wordt, kan het zijn dat in die wijken weliswaar een verbetering van de leefbaarheid zou kunnen optreden, maar dat de leefbaarheid in de wijken daarom heen afneemt. Dit waterbedeffect is een gevolg van het feit dat personen die overlastgevende of criminele antecenten hebben ofwel niet reageren op woningen in wijken waar gescreend wordt, ofwel geweigerd worden naar aanleiding van de screening en ten gevolge daarvan uitwijken naar nabije wijken. De toelichting vermeldt dat uit de genoemde evaluaties niet blijkt dat er aanwijzingen zijn voor dit negatieve waterbedeffect.15 De Afdeling wijst erop dat deze passage ziet op de drie eerder genoemde evaluaties. Eén daarvan, die van de Dichtersbuurt in Amsterdam, had slechts betrekking op de screening van 40 personen, waarvan er 39 succesvol door de screening kwamen.16 Het is daarom de vraag of op grond van deze zeer beperkte groep betrokkenen uitspraken kunnen worden gedaan over het mogelijke effect op andere wijken.

Daarnaast is bij de screening op grond van inkomen (de bestaande maatregel in de Wbmgp) wel sprake van enig waterbedeffect. De gemeente Spijkenisse wees in 2011 al op een toename van het aantal bijstandsgerechtigden in de gemeente, afkomstig vanuit wijken in Rotterdam waar gescreend werd. Ook Capelle aan de IJssel heeft deze ervaring.17 Dit heeft er in Capelle toe geleid dat besloten is om voor bepaalde wijken ook toestemming van de Minister te vragen om over te gaan tot selectieve woningtoewijzing, omdat de leefbaarheid in deze wijken in het geding is. Het is daarmee de vraag hoe effectief het middel van selectieve woningtoewijzing zal zijn om de problematiek van de leefbaarheid aan te pakken, of dat slechts sprake zal zijn van verplaatsing van het probleem van de ene naar de andere buurt.

d. Conclusie

Selectieve woningtoewijzing door middel van screening maakt een ernstige inbreuk op de grondrechten vrijheid van vestiging, het vrij verkeer van personen en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van woningzoekenden. De Afdeling constateert dat de noodzaak van het voorstel onvoldoende is aangetoond omdat gegevens over de aard, omvang en ernst van het probleem ontbreken. Daarnaast is niet dragend gemotiveerd dat inzet van deze ingrijpende maatregelen proportioneel is. Ten slotte concludeert de Afdeling dat de effectiviteit van het voorstel niet overtuigend aangetoond. Zij adviseert daarom het voorstel te heroverwegen.

Onverminderd het voorgaande merkt de Afdeling het volgende op.

2. Screening van woningzoekenden

Voorgesteld wordt dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening kan bepalen dat een huisvestigingsvergunning wordt geweigerd indien een gegrond vermoeden bestaat dat de huisvestiging van personen zal leiden tot een toename van overlast of criminaliteit in het aangewezen gebied. De gemeenteraad kan hiertoe in de huisvestingsverordening bepalen dat bij zowel de aanvrager, als personen van 16 jaar of ouder die met de aanvrager de woning in gebruik zullen nemen, screening op basis van een VOG of op basis van politiegegevens zal plaatsvinden.18 Afhankelijk van de problematiek en de mate en aard van overlast en criminaliteit in een complex, straat of gebied dient de gemeenteraad in de aanvraag tot aanwijzing van complexen, straten of gebieden door de minister gemotiveerd naar voren te brengen of hij bij de screening van de woningzoekenden kiest voor de VOG of een onderzoek op basis van politiegegevens. Volgens de toelichting zal de minister bij de aanwijzing beoordelen of het gevraagde instrument geschikt, noodzakelijk, proportioneel en subsidiair is.

  1. screening en weging op basis van politiegegevens

De Afdeling heeft in haar eerdere advies over dit onderwerp opgemerkt dat het gebruik van een VOG bij woningtoewijzing met als doel de toename overlast en criminaliteit te voorkomen onder omstandigheden kan voldoen aan de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit. In het voorstel wordt er echter voor gekozen om ook het verder gaande instrument van screening op basis van politiegegevens door de gemeente mogelijk te maken. De toelichting vermeldt dat veel van de overlastgevende gedragingen niet worden meegenomen in het kader van de aanvraag van een VOG, terwijl dit juist de gedragingen zijn die de leefbaarheid en de veiligheid in het aangewezen gebied aantasten. Om die reden wordt gepleit voor screening op basis van politiegegevens.

Zoals in haar eerdere advies opgemerkt wijst de Afdeling erop dat politiegegevens informatie bevatten uit bronnen van uiteenlopende aard: van een proces-verbaal tot zachte CIE-informatie, dat wil zeggen informatie of meldingen over zaken die nog niet tot strafvervolging hebben geleid of hoeven te leiden en (nog) niet tot een veroordeling hebben geleid.19 Het kan gaan om zaken zoals openbare dronkenschap, vormen van jeugdcriminaliteit, hinderlijk gedrag, gewelddadigheden in de nabijheid van de woning of geluidsoverlast.20

Voorts merkt de Afdeling op dat hoewel een aantal van deze gedragingen die in de politiegegevens zijn opgenomen objectief vast te stellen zijn, zoals openbare dronkenschap, andere evenwel subjectief van aard zijn. Zo zal wat de één als geluidsoverlast ervaart, door de ander niet beschouwd worden als overlastgevend gedrag. Hetzelfde geldt voor het onbepaalde begrip hinderlijk gedrag. Het enkele feit dat hierover een melding is gedaan aan de politie hoeft niet te betekenen dat dit gedrag redelijkerwijs als overlast moet worden aangemerkt. Er kan ook niet van worden uitgegaan dat dergelijke meldingen op deugdelijke en objectieve wijze op hun waarheidsgehalte zijn getoetst.

Daarbij komt dat, wanneer een melding door de politie is ontvangen, niet in alle gevallen degene wiens gedrag is gemeld van de melding in kennis wordt gesteld, of hem de gelegenheid wordt gegeven tot het afleggen van een verklaring. In de toelichting wordt gesteld dat bij twijfel of onduidelijkheid bij de agent die de gegevens heeft opgenomen navraag kan worden gedaan omtrent de verdere toedracht van de gedragingen. De toelichting wijst erop dat dit bijvoorbeeld van belang kan zijn om te achterhalen of bij een melding van overlast door de buren de betrokkene wel degelijk de veroorzaker van de overlast is.21 Het voorstel houdt in dat over een periode van vier jaar kan worden teruggekeken. De Afdeling wijst erop dat bij voorvallen die zich geruime tijd voor de aanvraag hebben voorgedaan, de kans klein is dat de betrokken agent in staat zal zijn nadere toelichting te verstrekken.

Weliswaar wordt de betrokkene gehoord indien het college van burgemeester en wethouders voornemens is om de huisvestingsvergunning te weigeren, maar het is de vraag of de betrokkene op dat moment in staat zal zijn de politiegegevens voldoende te weerleggen.22 Hierbij speelt opnieuw het mogelijke tijdsverloop tussen de gedragingen en het moment van aanvraag, maar ook het feit dat het voor de betrokkene vrijwel onmogelijk zal zijn om overtuigend aan te tonen dat hij de overlast niet heeft veroorzaakt, dan wel dat niet gesteld kan worden dat redelijkerwijs sprake was van overlast. Dit wordt des te moeilijker omdat gegevens van mogelijke getuigen anoniem worden verstrekt aan de gemeente.23

Indien deze gegevens vervolgens aanleiding zijn voor het weigeren van een huisvestingsvergunning kan dit betekenen dat een betrokkene op deze wijze in feite wordt gestraft voor gedrag dat door het openbaar ministerie niet als voldoende ernstig is beschouwd om tot vervolging over te gaan. De toelichting wijst daar zelf al op, onder meer in verband met radicaliserende gedragingen. Een weigering van de huisvestingsvergunning is volgens de toelichting immers ook mogelijk in die gevallen waarin er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor strafvervolging.24

De Afdeling is van oordeel dat de noodzaak en de proportionaliteit van het gebruik van politiegegevens naast de in het voorstel opgenomen mogelijkheid om een VOG te vragen niet overtuigend zijn aangetoond. De Afdeling adviseert daarom dit onderdeel van het voorstel te heroverwegen.

  1. Screening door Justis of de het college van burgemeester en wethouders

Volgens de toelichting zal onderzoek op basis politiegegevens anders dan bij de VOG niet door de dienst Justis plaatsvinden, maar door het college van burgemeester en wethouders op basis van door de politie geselecteerde en aangeleverde politiegegevens. In zijn reactie op het voorstel heeft het de Nationale Politie voorgesteld om het onderzoek op basis van politiegegevens ook via Justis te laten lopen. De toelichting vermeldt dat dit advies niet is overgenomen omdat een dergelijke vorm van centrale screening onvoldoende rekening kan houden met de lokale problematiek. Daarnaast sluit deze werkwijze niet aan bij de reeds bestaande screeningspraktijken bij gemeenten. Zoals in de punten hiervoor is aangeduid is een verwijzing naar de bestaande praktijken in dit geval onvoldoende grond om keuzes in het voorstel te motiveren. De Afdeling wijst erop dat centrale screening via Justis een minder grote inbreuk op de privacy van burgers met zich brengt omdat de politiegegevens in dat geval niet verstrekt hoeven te worden aan burgemeester en wethouders. Hierdoor blijft de kring van personen die toegang heeft tot deze informatie beperkt. Bij de keuze voor lokale dan wel centrale screening moet daarom een zorgvuldige afweging worden gemaakt tussen het belang van het kunnen meewegen van de lokale problematiek en het belang van de privacy van betrokkenen. Deze afweging ontbreekt in de toelichting.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen.

3. Weging van de politiegegevens

Bij het beoordelen van de politiegegevens moet het college van burgemeester en wethouders een aantal criteria in acht nemen.25 Het gaat hierbij om de aard, ernst, frequentie en onderlinge samenhang van de gedragingen, de overlast die de gedragingen hebben veroorzaakt, het tijdsverloop sinds de gedragingen en de relatie tussen de gedragingen en de mogelijke invloed hiervan op de leefbaarheid in een aangewezen complex, straat of gebied.

In de toelichting wordt vervolgens gesteld dat aan bepaalde gedragingen een zwaarder gewicht moet worden toegekend. De toelichting stelt: “Bij de weging van de feiten zullen de in het voorgestelde artikel 10a, tweede lid, genoemde wettelijke strafbare feiten (drugshandel, gewelddadigheden, bedreigingen, vernielingen, discriminatie en extremisme) het zwaarst wegen, vervolgens de genoemde APV-feiten (zoals openbare dronkenschap, geluidshinder, overlast door stank etc.). Feiten en gedragingen van klassieke woonoverlast zoals bedoeld in artikel 10a, tweede lid, onderdeel a, van dit wetsvoorstel zullen dus minder zwaar wegen dan bijvoorbeeld het illegale gebruik van de woning, activiteiten die strafbaar zijn gesteld op grond van de Opiumwet (zoals een hennepkwekerij in een woning) en vormen van radicaal of extremistisch gedrag.”26

De Afdeling wijst erop dat de in de toelichting voorgestelde weging niet is vastgelegd in het voorstel. Weliswaar spreekt artikel 10b, vierde lid, van de aard en ernst van de gedragingen, maar hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen wettelijk strafbare feiten en overige gedragingen. Gelet op de inbreuk die het voorstel maakt op de fundamentele grondrechten, is het vanuit een oogpunt van kenbaarheid en rechtszekerheid aangewezen dat het voorstel zo nauwkeurig mogelijk bepaalt op welke wijze de inbreuk die gemaakt wordt, ingevuld wordt. Dit betekent dat relevante wegingsfactoren zoals de differentiatie tussen strafbare en niet strafbare feiten in het voorstel zelf moet worden opgenomen.

De Afdeling adviseert de relevante factoren voor de weging van de politiegegevens in het voorstel zelf op te nemen.

4. Screening latere bewoners

De toelichting stelt dat in de huisvestigingsverordening kan worden bepaald dat personen die zich later bij de hoofdbewoner willen vestigen kunnen worden gescreend. Het voorstel gaat echter uit van screening bij de aanvraag van de huisvestingsvergunning door de hoofdbewoners.27 Op het moment van de aanvraag worden tevens de personen die op dat moment medebewoners worden (vanaf 16 jaar oud) gescreend. De Afdeling wijst erop dat ook de screening van een persoon die op een later moment bij de hoofdbewoner wil komen wonen een inbreuk maakt op de fundamentele grondrechten. Voor een dergelijke inbreuk is, zoals de toelichting onderkent, een wettelijke grondslag noodzakelijk. De enkele mogelijkheid dat in een huisvestingsverordening kan worden bepaald dat zo’n screening kan plaatsvinden voldoet daarom niet.

De Afdeling adviseert op grond van het bovenstaande in het voorstel zelf een regeling te treffen voor de screening van personen die na het moment van de aanvraag van de huisvestingsvergunning bij de hoofdbewoner willen komen wonen.

5. Rechtsbescherming

Blijkens de toelichting zijn de afwijzing van een huisvestingsvergunning of een woonverklaring besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep openstaat.28 De toelichting gaat echter niet in op de vraag wat de gevolgen zijn indien het bezwaar of beroep leiden tot vernietiging dan wel herroeping van het oorspronkelijke besluit. Op verzoek van de woningcorporaties is gekozen voor zeer korte termijnen waarin beslist wordt over de huisvestingsvergunning dan wel woonverklaring, om zo langdurige leegstand te voorkomen. Het maken van bezwaar of het instellen van beroep heeft geen schorsende werking op de toewijzing van de woning aan een ander. Dit betekent dat zelfs indien het bezwaar of beroep gegrond wordt geacht, de kans aanzienlijk is dat de betreffende woning ondertussen aan een ander verhuurd is. In gebieden waarin betaalbare woningen schaars zijn, kan dit betekenen dat de betrokkene niet op korte termijn een vergelijkbare woning kan worden aangeboden.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan.

6. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.


De vice-president van de Raad van State,

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W04.15.0092/I

  • In de toelichting in de passage over de inwerkingtreding ingaan op de gevolgen van de inwerkingtreding van de Wet raadgevend referendum voor de inwerkingtreding van dit voorstel.


  1. Het recht van vrije vestiging (artikel 12 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en artikel 2, vierde protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), respectievelijk het recht op ongestoord genot van eigendom (artikel 1, eerste protocol EVRM). Het recht op eerbiediging en bescherming van de persoonlijke levenssfeer (artikel 8 EVRM en artikel 10 Grondwet).↩︎

  2. Het betreft onder meer het vrij verkeer van burgers (artikel 21 VWEU), werknemers (artikel 45 VWEU) en zelfstandigen (artikelen 49 en 56 VWEU).↩︎

  3. Zie bijvoorbeeld zaak C-9/02, Lasteyrie du Saillant, overweging 43) en gevoegde zaken C-197/11 en C-203/11, Libert, overwegingen 38, 41 en 49.↩︎

  4. Artikel 7 besluit 2/76 en artikel 13 besluit 1/80 betreffende Turkse werknemers en hun gezinsleden alsmede artikel 41 Aanvullend Protocol betreffende Turkse zelfstandigen. Zie hierover ook zaak C-225/12, Demir, overweging 40 en zaak C-138/13, Dogan, overweging 37.↩︎

  5. Toelichting, paragraaf 1, Aanleiding.↩︎

  6. Toelichting, paragraaf 3.1 Huidige vormen van screening.↩︎

  7. Toelichting, paragraaf 1, Aanleiding.↩︎

  8. Zie de artikelen 8 en 9 Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp). In paragraaf 4.4 van de toelichting wordt weliswaar ingegaan op de bestaande wettelijke mogelijkheden, maar blijft deze mogelijkheid op grond van de huidige wet onderbelicht.↩︎

  9. Kamerstukken II 2004/05, 30 091, nr. 3, blz. 13.↩︎

  10. Kamerstukken II 2011/12, 33 340, nr. 1, blz. 9-10.↩︎

  11. Evaluatie Huisvestingsvergunning Rotterdam, juli 2009-2011, Centrum voor Onderzoek en Statistiek, augustus 2012, tweede herziene druk, blz. 8.↩︎

  12. Toelichting, paragraaf 3.1, Huidige vormen van screening.↩︎

  13. Twee jaar selectief toewijzen, Evaluatie van de pilot selectieve woningtoewijzing in Hambaken, Rigo, september 2011, blz. 31.↩︎

  14. Veel groen, weinig rood, Evaluatie screening kandidaat-huurders Dichtersbuurt pilot Amsterdam Nieuw-West, SDP-groep 2013, blz. 17.↩︎

  15. Toelichting, paragraaf 3.1, Huidige vormen van screening.↩︎

  16. Veel groen, weinig rood, Evaluatie screening kandidaat-huurders Dichtersbuurt pilot Amsterdam Nieuw-West, SDP-groep 2013.↩︎

  17. http://www.binnenlandsbestuur.nl/ruimte-en-milieu/nieuws/rotterdamwet-verschuift-problemen-naar.1824586.lynkx.↩︎

  18. Het voorgestelde artikel 10, eerste lid, van de Wbmgp.↩︎

  19. Zie het advies van de Afdeling advisering van 13 september 2013 over de Wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek en de Huisvestingswet naar aanleiding van de evaluatie van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, (W04.13.0188/I), Kamerstukken II 2013/14, 33 787, nr. 4.↩︎

  20. Toelichting, paragraaf 5.2.2.5 De huisvestingsverordening.↩︎

  21. Toelichting, paragraaf 5.2.2.4 Verklaring omtrent het gedrag (VOG) of onderzoek op basis van politiegegevens.↩︎

  22. Toelichting, paragraaf 5.2.2.8 Bij weigering of verbinden van voorschriften aan huisvestingsvergunning, het horen van de aanvrager.↩︎

  23. Toelichting, paragraaf 5.2.2.11 Nadere regels.↩︎

  24. Toelichting, paragraaf 1. Aanleiding.↩︎

  25. Het voorgestelde artikel 10b, vierde lid van de Wbmgp.↩︎

  26. Toelichting, paragraaf 5.2.2.7 Het beoordelen van de politiegegevens.↩︎

  27. Artikel 5, derde lid.↩︎

  28. Toelichting, paragraaf 5.2.2.12 Rechtsbescherming.↩︎