[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van schriftelijk overleg over het Ontwerpbesluit vereveningspercentages (Kamerstuk 31 497, nr. 176)

Passend onderwijs

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2015D38844, datum: 2015-10-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2015Z17430:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


31 497	Passend onderwijs

Nr. 			Inbreng verslag van een schriftelijk overleg

Vastgesteld d.d. …

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben
enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over
de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap d.d. 25 september 2015 ter aanbieding van het
ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bekostiging WPO en het
Bekostigingsbesluit WVO in verband met het vaststellen van de
vereveningspercentages (Kamerstuk 31 497, nr. 176). Bij brief van ...
heeft de staatssecretaris deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn
hierna afgedrukt. 

 

De voorzitter van de commissie

Wolbert

Adjunct-griffier van de commissie

Arends

I	Vragen en opmerkingen uit de fracties

II	Reactie van de staatssecretaris

I	Vragen en opmerkingen uit de fracties

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het besluit en
hebben geen verdere vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de wijzigingen van
het besluit bekostiging WPO en het bekostigingsbesluit WVO in verband
met het vaststellen van de vereveningspercentages. Zij hebben de
volgende vragen.

De voornoemde leden vragen of de verevening van de middelen niet gaat
leiden tot een tekort aan geld in de regio's, waar er traditioneel meer
indicaties voor zware ondersteuning zijn. Zij vragen hoe de
staatssecretaris de sluiting van een school voor speciaal onderwijs in
het oosten van het land beoordeelt vanwege de verevening van de
budgetten door de invoering van passend onderwijs. Hoeveel meer scholen
voor speciaal onderwijs staan op de nominatie voor sluiting vanwege de
verevening en de invoering van passend onderwijs? Kan de
staatssecretaris garanderen dat de verevening van de budgetten door de
invoering van passend onderwijs niet leidt tot nog meer scholen die de
deuren moeten sluiten?

Tevens vragen de eerder genoemde leden waarom ervoor is gekozen om de
middelen op basis van het aantal ingeschreven leerlingen in een
samenwerkingsverband te herverdelen. Is de staatssecretaris het met deze
leden eens dat elke regio zijn eigen problematiek kent? Is de
staatssecretaris vervolgens ook van mening dat er wezenlijke verschillen
bestaan in de zwaarte van deze problematiek en dat er in sommige
regio’s meer ondersteuning noodzakelijk is dan gemiddeld? Ook vragen
zij hoe het adagium 'geld volgt leerling' - waarbij gekeken wordt naar
wat een leerling nodig heeft - zich verhoudt tot het rücksichtlos
gelijk verdelen van de budgetten voor passend onderwijs zonder te
bekijken wat leerlingen in een bepaalde regio/samenwerkingsverband nodig
hebben. Staat de verevening van budgetten door de invoering van passend
onderwijs niet juist haaks op het uitgangspunt van meer maatwerk in het
onderwijs? De leden van deze fractie willen weten waarom de
staatssecretaris voor deze verevening kiest, terwijl passend onderwijs
juist draait op maatwerk. Kan de staatssecretaris aangeven waarom hij
niet kiest voor een bekostigingssystematiek die ruimte biedt voor
maatwerk, maar juist voor een systematiek die gebaseerd is op
gemiddelden?

Zij vragen of de invoering van het zogenaamde passend onderwijs en de
daarmee gepaard gaande plafondfinanciering niet juist funest is voor het
in stand houden van kwalitatief goed speciaal onderwijs en het maatwerk
dat benodigd is. Zou de financiering van passend onderwijs niet meer
leerlingvolgend en onderwijsinhoudelijk moeten zijn, in plaats van een
systematiek waarbij het budget leidend is voor de onderwijsplek van
leerlingen met een beperking? 

Tevens vragen zij of de staatssecretaris van plan is om te stoppen met
de oneerlijke en onevenwichtige vereveningsystematiek. Zo nee, waarom
niet? Welke maatregelen gaat de staatssecretaris nemen om scholen in
financiële nood door de oneerlijke vereveningsystematiek bij te staan
en te ondersteunen? Is de staatssecretaris van plan om een specifiek
fonds in te richten voor scholen die met sluiting worden bedreigd, maar
uniek zijn in het aangeboden onderwijstype in een bepaalde
regio/samenwerkingsverband? Kan de staatssecretaris toelichten wanneer
de invoering van passend onderwijs is mislukt, zo vragen de voornoemde
leden.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit
waarbij de vereveningspercentages voor de samenwerkingsverbanden worden
vastgelegd. Deze leden hebben nog wel een aantal vragen.

In het besluit lezen deze leden dat er voor is gekozen om de verevening
gefaseerd in te voeren. Zij vragen of de staatssecretaris dan kan
toelichten wat hij bedoelt met de zinsnede dat voor het schooljaar
2015/16 het verschilbedrag voor 100% wordt bijgevoegd/afgetrokken van
het normatief budget van het samenwerkingsverband. Is het niet zo dat de
samenwerkingsverbanden die er op termijn op achteruitgaan, gelijk in het
eerste jaar de volledige bezuiniging te verwerken krijgen en daarna pas
het bezuinigingsbedrag steeds kleiner wordt, gezien de aflopende
percentages? Tevens vragen zij waarom er niet voor gekozen is om de
samenwerkingsverbanden die er op termijn op achteruit gaan, gefaseerd te
laten wennen aan de lagere bedragen en dus de afloop van percentages om
te keren: dus in plaats van te beginnen met aftrek van 95% en af te
laten lopen naar 30%, te beginnen met een aftrek van 30% en dat te laten
oplopen naar 95%. Hetzelfde geldt ook voor de samenwerkingsverbanden die
er op termijn op vooruit gaan. Zij ontvangen graag een toelichting
hierop. Naar de mening van de voornoemde leden is het beter om de
samenwerkingsverbanden gefaseerd te laten wennen aan minder budget of 
meer budget. Zij vragen of de staatssecretaris kan aangeven of hierover
overleg is geweest met de betrokken onderwijsorganisaties. Wat is hun
visie op de opbouw van de percentages en kunnen zij zich hierin vinden?
Tot slot vragen de eerder genoemde leden of de staatssecretaris kan
aangeven hoe hij de extra middelen van €4,6 miljoen wil gaan besteden
en hoe hij deze wil verdelen over de getroffen samenwerkingsverbanden.

Ook de leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het
bovengenoemde ontwerpbesluit. Zij stellen enkele vragen. Zij vragen een
reactie van de staatssecretaris op de bevindingen van de Kinderombudsman
over verevening in het passend onderwijs. Zo stelt de Kinderombudsman
dat niet altijd een toelaatbaarheidsverklaring wordt afgegeven voor
kinderen die in het speciaal onderwijs thuishoren in
samenwerkingsverbanden met negatieve verevening, met name in
krimpgebieden. Op pagina 19 staat: “Vooral de situatie waarin de
verevening een doorslaggevende rol kan spelen bij de beslissing of een
kind wel of niet naar speciaal onderwijs mag, wordt door veel
betrokkenen als een zorgelijke ontwikkeling genoemd.” Zij vragen of de
staatssecretaris hier op kan reageren, ook in het licht van het
ontwerpbesluit.

Tevens vragen de voornoemde leden wat de gevolgen zijn voor leerlingen
met een ernstige meervoudige beperking (EMB) in regio’s met negatieve
verevening, in het bijzonder in krimpgebieden. Blijft er voldoende
budget voor EMB-leerlingen beschikbaar in deze regio’s en bovendien
voldoende budget voor het overig passend onderwijs en speciaal
onderwijs? Zij vragen of de staatssecretaris dit kan onderbouwen.
Tenslotte vragen deze leden naar het behoud van expertise in regio’s
met negatieve verevening en op welke manier expertise behouden kan
blijven in deze regio’s.

II	Reactie van de staatssecretaris

 WPO: Wet primair onderwijs

 WVO: Wet voortgezet onderwijs 

 ‘Werkt passend onderwijs? Stand van zaken een jaar na dato’ van de
Kinderombudsman, d.d. 8 september 2015 (ons kenmerk Parlisnr.
2015Z15972)

 PAGE   \* MERGEFORMAT 1