[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst

Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst

Eindtekst

Nummer: 2015D39230, datum: 2015-10-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2015Z14958:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

13 oktober 2015



	Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig
maken van de publieke mediadienst







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de publieke
mediadienst toekomstbestendig te maken en dat het daarvoor nodig is de
publieke mediaopdracht aan te scherpen, de regels over het verzorgen en
plaatsen van media-aanbod door de landelijke publieke mediadienst
zodanig aan te passen dat meer openheid, pluriformiteit en creatieve
competitie kan ontstaan, de sturing door de NPO te versterken om meer
gemeenschappelijkheid en herkenbaarheid te bereiken, en in samenhang met
het voorgaande de governance van de landelijke publieke mediadienst bij
te stellen, alsmede een nieuwe bestuursstructuur voor de regionale
publieke mediadienst in te voeren, en daarnaast enige overige
maatregelen te treffen, en dat het daarvoor nodig is de Mediawet 2008 te
wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Mediawet 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1, eerste lid, worden in de alfabetische volgorde
ingevoegd:

catch-up: afname als mediadienst op aanvraag van media-aanbod gedurende
een beperkte periode die begint tijdens of kort na de verspreiding van
dat media-aanbod op een programmakanaal;

concessiebeleidsplan: concessiebeleidsplan als bedoeld in artikel 2.20;

concessiebeleidsplan RPO: concessiebeleidsplan RPO als bedoeld in
artikel 2.60l;

RPO: Stichting Regionale Publieke Omroep;.

B

Artikel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel a komt te luiden:

a. het op landelijk, regionaal en lokaal niveau verzorgen van publieke
mediadiensten door het aanbieden van media-aanbod dat tot doel heeft een
breed en divers publiek te voorzien van informatie, cultuur en educatie,
via alle beschikbare aanbodkanalen;.

b. Na onderdeel a wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

a1. het kunnen inzetten van amusement als middel om een informatief,
cultureel of educatief doel te bereiken of een breed en divers publiek
te trekken en te binden zodat deze doelen onder de aandacht worden
gebracht;.

c. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door “;
en” wordt een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

c. het stimuleren van innovatie ten aanzien van media-aanbod, het volgen
en stimuleren van technologische ontwikkelingen en het benutten van de
mogelijkheden om media-aanbod aan het publiek aan te bieden via nieuwe
media- en verspreidingstechnieken.

2. De aanhef van het tweede lid komt te luiden:

Publieke mediadiensten zijn in overeenstemming met publieke waarden,
waarbij zij voorzien in democratische, sociale en culturele behoeften
van de Nederlandse samenleving. Zij verzorgen daartoe media-aanbod dat:.

3. Het vierde lid vervalt.

C

Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1.In het eerste lid wordt “samenwerkings- en coördinatieorgaan”
vervangen door: sturings- en samenwerkingsorgaan.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt “het bevorderen van samenwerking en
coördinatie” vervangen door: het geven van sturing en het bevorderen
van samenwerking.

b. Na onderdeel b wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

b1. het zorgdragen voor de publieksbetrokkenheid bij de invulling van
het media-aanbod van de landelijke publieke mediadienst;.

c. In onderdeel f wordt na “media-instellingen” ingevoegd:
, waaronder de coördinatie van het verwerven, beheren en gebruiken van
rechten op media-aanbod en de daaraan verbonden namen en merken.

d. In onderdeel i wordt “bevorderen van” vervangen door: zorgdragen
voor.

e. Onder vervanging van “; en” aan het slot van onderdeel j door een
puntkomma en van de punt aan het slot van onderdeel k door “; en”
wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: 

l. het in samenwerking met publieke media-instellingen bevorderen van
talentontwikkeling.

D

Artikel 2.5, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede “vier andere leden” wordt vervangen door: zes andere
leden.

2. Aan het slot worden twee volzinnen toegevoegd, die luiden:

Een vacature wordt, onder opgave van het functieprofiel, openbaar
gemaakt. Onze Minister laat zich bij de voordracht voor de benoeming
adviseren door een onafhankelijke benoemingsadviescommissie.

E

Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De raad van toezicht is belast met het toezicht op:

a. de uitvoering van de publieke mediaopdracht op landelijk niveau;

b. de werkzaamheden van de raad van bestuur; en

c. de algemene gang van zaken in de organisatie van de NPO.

2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde
lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, dat luidt:

2. De raad van toezicht staat de raad van bestuur met advies ter zijde.

3. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

4. Bij de uitvoering van zijn taak neemt de raad van toezicht het
gemeenschappelijke belang van de landelijke publieke mediadienst in
acht.

4. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

5. De raad van bestuur verstrekt de raad van toezicht tijdig de
informatie die de raad van toezicht nodig heeft voor de uitvoering van
zijn taak.

F

Aan artikel 2.9 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

4. Een lid van de raad van bestuur kan niet na beëindiging van dat
lidmaatschap voor een aansluitende periode worden benoemd als lid van de
raad van toezicht.

G

In artikel 2.10, tweede lid, onder e, vervalt “, bedoeld in artikel
2.20”.

H

Artikel 2.20, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na “media-aanbod” ingevoegd: , de
publieksbetrokkenheid.

2. In onderdeel c wordt na “aanbodkanalen” ingevoegd: , alsmede
voor de aanbodkanalen die zijn bestemd of mede zijn bestemd voor het
verzorgen van een mediadienst op aanvraag de technische kwaliteit van
beeld of geluid en de periode waarin het media-aanbod beschikbaar is
voor afname.

I

Aan het slot van artikel 2.21, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd,
die luidt:

Het advies heeft in elk geval betrekking op de wijze waarop in het
concessiebeleidsplan vorm wordt gegeven aan de pluriformiteit van het
media-aanbod.

J

In artikel 2.22, tweede lid, onder a, wordt na “media-aanbod”
ingevoegd: , de publieksbetrokkenheid.

K

In artikel 2.30, tweede lid, wordt in de aanhef na “Het beleidsplan”
ingevoegd: is afgestemd op het concessiebeleidsplan voor dezelfde
periode en.

L

Aan artikel 2.35 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

4. De raad van bestuur kan de NTR belasten met het verzorgen van
media-aanbod als bedoeld in artikel 2.54, tweede lid.

M

Artikel 2.50 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid alsmede de aanduiding “1.” voor het eerste lid
vervallen.

2. Na “programma-aanbod verzorgd” wordt ingevoegd: en wordt op
tenminste een aanbodkanaal een kosteloze mediadienst op aanvraag
verzorgd die is bestemd voor de catch-up van de programma’s op de
algemene programmakanalen.

N

Artikel 2.51 vervalt.

O

Artikel 2.52 vervalt.

P

Artikel 2.53 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De raad van bestuur verzorgt de plaatsing van het media-aanbod van de
landelijke publieke media-instellingen op de aanbodkanalen.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt “urenindeling” vervangen door “plaatsing”
en wordt “programmakanalen” vervangen door: aanbodkanalen.

b. De onderdelen b en e vervallen.

c. De onderdelen c en d worden geletterd b en c.

d. Aan het slot van onderdeel b (nieuw) wordt de puntkomma vervangen
door: ; of.

e. Aan het slot van onderdeel c (nieuw) wordt “; of” vervangen door
een punt.

Q

Artikel 2.54 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt onder vernummering van het tweede lid tot
eerste lid.

2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. De zinsnede “, bedoeld in artikel 2.20,” vervalt.

b. Onder vervanging van de punt aan het slot door een komma wordt een
zinsdeel toegevoegd, dat luidt:

alsmede dat de landelijke publieke media-instellingen beschikken over
ruimte op de aanbodkanalen die nodig is om media-aanbod dat is
vervaardigd met de budgetten, bedoeld in artikel 2.149, eerste lid,
onder a tot en met d, te kunnen plaatsen.

3. Er worden leden toegevoegd, die luiden:

2. De raad van bestuur kan het initiatief nemen tot het verzorgen van
media-aanbod door een landelijke publieke media-instelling op basis van
een voorstel dat niet afkomstig is van de NPO of een landelijke publieke
media-instelling.

3. Bij het verzorgen van media-aanbod als bedoeld in het tweede lid
neemt de landelijke publieke media-instelling de afspraken in acht die
de raad van bestuur over het media-aanbod heeft gemaakt met de partij
van wie het voorstel afkomstig is.

R

Artikel 2.55 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na “media-aanbod” ingevoegd: , de
publieksbetrokkenheid.

2. In het tweede lid vervalt “en” aan het slot van onderdeel a en
wordt de punt aan het slot van onderdeel b vervangen door: ; en.

3. Aan het tweede lid wordt een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

c. verlenen medewerking in het kader van de taak van de NPO om voor de
landelijke publieke mediadienst het verwerven, beheren en gebruiken van
rechten op media-aanbod en de daaraan verbonden namen en merken te
coördineren.

S

Artikel 2.56 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Voor de coördinatie en ordening op en tussen de aanbodkanalen van
het media-aanbod van de landelijke publieke mediadienst wordt de raad
van bestuur bijgestaan door een redactie, die als volgt is samengesteld:

a. de omroeporganisaties die een erkenning als bedoeld in artikel 2.23,
eerste lid, hebben verkregen, de NOS en de NTR benoemen elk een lid; en

b. de omroepverenigingen die een voorlopige erkenning als bedoeld in
artikel 2.23, tweede lid, hebben verkregen worden vertegenwoordigd door
het voor de NTR benoemde lid of het voor de omroeporganisatie, bedoeld
in artikel 2.26, eerste lid, onder f, benoemde lid. 

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde lid tot
tweede lid.

T

Artikel 2.57, onderdeel c, komt te luiden:

c. de wijze waarop de raad van bestuur de bevoegdheid, bedoeld in
artikel 2.54, tweede lid, gebruikt; en.

U

Het opschrift van paragraaf 2.3.1 komt te luiden:

Paragraaf 2.3.1. Stichting Regionale Publieke Omroep.

V

Na het opschrift van paragraaf 2.3.1 worden artikelen ingevoegd, die
luiden:

Artikel 2.60a

1. Onze Minister wijst een stichting aan als het samenwerkings- en
coördinatieorgaan voor de uitvoering van de publieke mediaopdracht op
regionaal niveau, bedoeld in artikel 2.1.

2. De stichting, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de toepassing van
deze wet aangeduid als de RPO.

3. De RPO wordt belast met de volgende taken:

a. het bevorderen van samenwerking en coördinatie met het oog op de
uitvoering van de publieke mediaopdracht op regionaal niveau; 

b. het behartigen van zaken die van gemeenschappelijk belang zijn voor
de regionale publieke mediadienst en de regionale publieke
media-instellingen;

c. het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten en het vaststellen
van normen voor de honorering van freelancers, mede in naam van de
regionale publieke media-instellingen;

d. het bevorderen van een doelmatige inzet van de gelden die bestemd
zijn voor de verzorging en verspreiding van het media-aanbod en het
bevorderen van geïntegreerde financiële verslaglegging en
verantwoording;

e. het inrichten, in stand houden, beheren en exploiteren en regelen van
het gebruik van organen, diensten en faciliteiten, waaronder studio’s
en distributie-infrastructuren, die nodig zijn voor een goede uitvoering
van de publieke mediaopdracht op regionaal niveau; en

f. andere taken waarmee zij bij de wet wordt belast.

4. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van toepassing op de
RPO.

Artikel 2.60b

De organen van de RPO zijn een raad van toezicht en een bestuur.

Artikel 2.60c

1. De raad van toezicht van de RPO bestaat uit een voorzitter en ten
hoogste vier andere leden die op voordracht van Onze Minister bij
koninklijk besluit worden benoemd, geschorst en ontslagen.

2. De gezamenlijke ondernemingsraden van de regionale publieke
media-instellingen kunnen voor benoeming van een van de andere leden
personen aanbevelen.

3. Benoeming geschiedt voor vijf jaar en herbenoeming voor een
aansluitende periode is eenmaal mogelijk.

Artikel 2.60d

1. Het lidmaatschap van de raad van toezicht van de RPO is onverenigbaar
met:

a. het lidmaatschap van het bestuur van de RPO;

b. het lidmaatschap van een orgaan van of een dienstbetrekking bij een
publieke media-instelling;

c. het lidmaatschap van een orgaan van of een dienstbetrekking bij een
commerciële media-instelling;

d. het lidmaatschap van een van beide Kamers der Staten-Generaal, een
provinciaal bestuur of een gemeentebestuur;

e. een dienstbetrekking bij een ministerie of bij een dienst, instelling
of bedrijf vallende onder de verantwoordelijkheid van een minister; en

f. het hebben van financiële of andere belangen bij bedrijven of
instellingen en het vervullen van nevenfuncties waardoor een goede
vervulling van de functie of de handhaving van de onafhankelijkheid van
het betrokken lid of van het vertrouwen daarin in het geding kan zijn.

2. Schorsing en ontslag zijn mogelijk wegens:

a. ongeschiktheid;

b. disfunctioneren; en

c. onverenigbaarheid als bedoeld in het eerste lid.

3. Ontslag is verder mogelijk op eigen verzoek.

4. De leden van de raad van toezicht van de RPO ontvangen van de RPO een
door Onze Minister vast te stellen vergoeding.

Artikel 2.60e

1. De raad van toezicht van de RPO houdt toezicht op het beleid van het
bestuur van de RPO, de algemene gang van zaken bij de RPO en de
uitvoering van de publieke mediaopdracht op regionaal niveau en staat
het bestuur van de RPO met advies terzijde.

2. De raad van toezicht van de RPO is verder belast met:

a. het vaststellen van de jaarrekening van de RPO; en

b. het wijzigen van de statuten van de RPO, op voorstel van het bestuur
van de RPO.

3. Bij de vervulling van hun taak richten de leden van de raad van
toezicht van de RPO zich naar het gemeenschappelijke belang van de
regionale publieke mediadienst.

Artikel 2.60f

1. Het bestuur van de RPO bestaat uit ten hoogste zes leden die worden
benoemd, geschorst en ontslagen door de raad van toezicht van de RPO.

2. Benoeming geschiedt voor vijf jaar en herbenoeming voor een
aansluitende periode is eenmaal mogelijk.

3. Besluiten tot benoeming, schorsing of ontslag behoeven de instemming
van Onze Minister.

Artikel 2.60g

1. Voor het bestuur van de RPO is artikel 2.60d, eerste lid, onder c tot
en met f, van overeenkomstige toepassing.

2. Het lidmaatschap van het bestuur van de RPO is onverenigbaar met het
lidmaatschap van een orgaan van of een dienstbetrekking bij een publieke
media-instelling, de regionale publieke media-instellingen uitgezonderd.

3. De leden van het bestuur van de RPO zijn in dienst van de RPO. De
raad van toezicht van de RPO stelt hun arbeidsvoorwaarden vast.

4. Artikel 668a, eerste tot en met vierde lid, van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op de leden van het bestuur
van de RPO.

5. Een lid van het bestuur van de RPO kan niet na beëindiging van dat
lidmaatschap voor een aansluitende periode worden benoemd als lid van de
raad van toezicht van de RPO.

Artikel 2.60h

1. Het bestuur van de RPO is belast met de uitvoering van de taken van
de RPO.

2. Naast de andere taken en bevoegdheden die het bestuur van de RPO
heeft op grond van deze wet, is hij belast met:

a. de dagelijkse leiding over de werkzaamheden van de RPO;

b. het vaststellen van de regelingen die nodig zijn voor de uitvoering
van de taken van de RPO;

c. het vaststellen van het concessiebeleidsplan RPO;

d. het aangaan van de prestatieovereenkomst, bedoeld in artikel 2.60n;

e. het vaststellen van de begroting, bedoeld in artikel 2.169a; en

f. het vaststellen van het jaarverslag, bedoeld in artikel 2.17, in
samenhang met artikel 2.60j, eerste lid.

Artikel 2.60i

1. De volgende besluiten van het bestuur van de RPO behoeven de
instemming van de raad van toezicht van de RPO:

a. de besluiten, bedoeld in het artikel 2.60h, tweede lid, onder c tot
en met f;

b. het doen van investeringen die een in de statuten van de RPO
vastgesteld bedrag te boven gaan;

c. het door de RPO aangaan of verbreken van duurzame samenwerking met
een andere rechtspersoon of vennootschap als die samenwerking van
ingrijpende betekenis is voor de RPO of de regionale publieke
media-instellingen;

d. collectief ontslag van een aanmerkelijk aantal werknemers; en

e. het vaststellen van ingrijpende wijzigingen in de
arbeidsomstandigheden van een aanmerkelijk aantal werknemers.

2. De verdere werkwijze van de raad van toezicht van de RPO en het
bestuur van de RPO wordt geregeld in de statuten en reglementen van de
RPO.

3. In de statuten wordt in ieder geval geregeld op welke wijze de
regionale publieke media-instellingen worden betrokken bij de
besluitvorming van het bestuur van de RPO.

Artikel 2.60j

1. De artikelen 2.15 tot en met 2.18, eerste lid, zijn van
overeenkomstige toepassing voor de RPO.

2. De raad van toezicht van de RPO en het bestuur van de RPO kunnen niet
besluiten tot ontbinding van de RPO. 

Artikel 2.60k

Voor de verwezenlijking van de publieke mediaopdracht op regionaal
niveau wordt bij koninklijk besluit aan de RPO een concessie verleend
die geldt voor tien jaar en in werking treedt met ingang van een in het
koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 2.60l

1. Voorafgaand aan de concessieverlening en vóór aanvang van de tweede
periode van vijf jaar van de concessieperiode dient de RPO een
concessiebeleidsplan RPO voor de komende vijf jaar in bij Onze Minister.

2. Het concessiebeleidsplan RPO bevat in elk geval:

a. een beschrijving van de wijze waarop in de komende vijf jaar de
publieke mediaopdracht op regionaal niveau wordt uitgevoerd, tevens
uitgewerkt in kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen voor het
media-aanbod en het publieksbereik van de regionale publieke
mediadienst;

b. aard en aantal van de programmakanalen en de daarvoor gewenste
frequentieruimte;

c. aard en aantal van de overige aanbodkanalen;

d. een onderbouwd overzicht van de naar verwachting benodigde
organisatorische, personele, materiële en financiële middelen; en

e. een beschrijving van de samenwerking met de landelijke en lokale
publieke media-instellingen en anderen.

3. Bij ministeriële regeling kunnen regels gesteld worden over de
inrichting van het concessiebeleidsplan RPO en het tijdstip van
indiening.

4. Het bestuur van de RPO stelt het concessiebeleidsplan RPO vast na
overleg met in elk geval de regionale publieke media-instellingen en,
voor zover het de samenwerking betreft, de betrokken landelijke en
lokale publieke media-instellingen.

Artikel 2.60m

1. De RPO maakt het concessiebeleidsplan RPO openbaar.

2. Over het concessiebeleidsplan RPO vraagt Onze Minister advies aan het
Commissariaat en de Raad voor cultuur.

3. Het concessiebeleidsplan RPO behoeft de instemming van Onze Minister
voor zover het betreft de onderwerpen, bedoeld in artikel 2.60l, tweede
lid, onder b en c, waarbij de instemming geschiedt in overeenstemming
met het bepaalde in de Telecommunicatiewet.

4. Als de RPO wijzigingen wil aanbrengen in het door Onze Minister
goedgekeurde deel van het concessiebeleidsplan RPO, dan neemt zij die op
in de begroting. Het eerste tot en met derde lid zijn van
overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.60n

1. Mede op basis van het concessiebeleidsplan RPO sluiten Onze Minister
en de RPO een prestatieovereenkomst voor de duur van het
concessiebeleidsplan RPO.

2. De prestatieovereenkomst bevat afspraken over:

a. kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor het media-aanbod en
het publieksbereik van de regionale publieke mediadienst;

b. maatregelen bij niet naleving, voor zover mogelijk binnen het
bepaalde bij of krachtens deze wet; en

c. tussentijdse wijziging in verband met veranderende inzichten of
omstandigheden.

3. De prestatieovereenkomst heeft geen betrekking op de inhoud van het
media-aanbod van de regionale publieke mediadienst.

Artikel 2.60o

De regionale publieke media-instellingen verstrekken desgevraagd aan de
raad van toezicht van de RPO, het bestuur van de RPO en de door hem
daartoe aangewezen medewerkers van de RPO alle inlichtingen voor zover
dat voor de vervulling van de taken van de raad van toezicht van de RPO
en het bestuur van de RPO redelijkerwijs nodig is.

W

Na artikel 2.60o wordt een paragraafopschrift ingevoegd, dat luidt:

Paragraaf 2.3.1a. Aanwijzing van regionale of lokale publieke
media-instelling.

X

Het opschrift van paragraaf 2.3.2 komt te luiden:

Paragraaf 2.3.2. Media-aanbod van regionale of lokale publieke
mediadienst.

Y

Afdeling 2.5.5 vervalt.

Z

In artikel 2.133 wordt “buiten de landelijke publieke mediadienst”
vervangen door: buiten de publieke mediadienst.

AA

In artikel 2.135, eerste lid, wordt na “de NPO” ingevoegd: , de
RPO.

BB

In artikel 2.141, eerste lid, wordt na “de NPO” ingevoegd: , de
RPO.

CC

In artikel 2.142, eerste lid, wordt na “de NPO” ingevoegd: , de
RPO.

CCa

In artikel 2.142a, eerste lid, wordt na “De NPO,” ingevoegd: de
RPO,.

DD

In artikel 2.143, eerste lid, wordt na “NPO” ingevoegd: , de RPO.

EE

Artikel 2.146, onder h, vervalt.

FF

Aan artikel 2.150 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

4. Het media-aanbod, bedoeld in artikel 2.54, tweede lid, komt ten laste
van het budget, bedoeld in artikel 2.149, eerste lid, onder f.

GG

In artikel 2.167, eerste lid, onder a, wordt na “de NPO” ingevoegd:
, de RPO.

HH

In artikel 2.168, tweede lid, wordt na “de NPO” ingevoegd: , de
RPO.

II

Na het opschrift van afdeling 2.6.5 worden artikelen ingevoegd, die
luiden:

Artikel 2.169a

1. De RPO dient jaarlijks vóór 15 september een begroting voor de
regionale publieke mediadienst in bij Onze Minister en het
Commissariaat.

2. De begroting bevat in elk geval:

a. een beschrijving van de wijze waarop door de RPO en de regionale
publieke media-instellingen invulling wordt gegeven aan het voorgenomen
media-aanbod op de verschillende aanbodkanalen, met in achtneming van
het bepaalde bij of krachtens deze wet;

b. een overzicht van aard en aantal van de aanbodkanalen;

c. de financiële middelen die voor het volgende kalenderjaar nodig zijn
om de voornemens met betrekking tot de regionale publieke mediadienst te
verwezenlijken en een raming voor de daarop volgende vier jaar;

d. een toelichting op de onderscheiden onderdelen en begrotingsposten;
en

e. een beschrijving van de samenwerking met de landelijke en lokale
publieke media-instellingen en anderen.

3. De financiële middelen worden als volgt onderverdeeld:

a. de eigen inkomsten van de regionale publieke media-instellingen, die
gebruikt moeten worden voor de verzorging van het media-aanbod; en

b. de financiële middelen voor de uitvoering van de taken en
werkzaamheden van de RPO. 

Artikel 2.169b

1. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over
de inhoud en inrichting van de begroting.

2. Het Commissariaat zendt vóór 15 oktober zijn opmerkingen met
betrekking tot de begroting aan Onze Minister.

3. De RPO maakt de begroting openbaar.

JJ

In artikel 2.170, vierde lid, wordt na “een begroting” ingevoegd:
die is afgestemd op de begroting, bedoeld in artikel 2.169a, eerste lid,
voor dezelfde periode.

KK

In artikel 2.172, derde lid, wordt na “jaarrekening” ingevoegd: ,
waaronder regels over de wijze waarop inzicht wordt gegeven in de kosten
van de programmering.

LL

Artikel 2.173a wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid wordt na “de uitgaven van” ingevoegd: de RPO en.

2. In het tweede lid wordt “de regionale publieke
media-instellingen” vervangen door: de RPO en de regionale publieke
media-instellingen.

LLa

In artikel 2.177, eerste lid, wordt na “van de NPO” ingevoegd:, de
RPO.

MM

In artikel 7.4, onder c, wordt na “bij de NPO,” ingevoegd: de RPO,.

NN

	In artikel 7.11, eerste lid, onder a, wordt “2.2 tot en met 2.27”
vervangen door “2.2, eerste lid en tweede lid, onderdelen a tot en met
h, j tot en met l, 2.3 tot en met 2.27” en wordt na “2.60”
ingevoegd: 2.60a tot en met 2.60o,.

OO

In artikel 7.12, derde lid, wordt na “en 6.23 tot en met 6.25,”
ingevoegd: of van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.

PP

Artikel 7.14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid alsmede de aanduiding “1.” voor het eerste lid
vervallen.

2. Onderdeel a vervalt en de onderdelen b en c worden geletterd a en b.

QQ

Artikel 7.16 vervalt.

RR

In afdeling 9.2.8 wordt artikel 9.15 vernummerd tot artikel 9.14b.

SS

Na afdeling 9.2.8 wordt een afdeling ingevoegd, die luidt:

Afdeling 9.2.9. Overgangsrecht RPO

Artikel 9.14c

1. In afwijking van artikel 2.60k kan de eerste concessie die wordt
verleend aan de RPO gelden voor een periode korter dan tien jaar.

2. In geval van toepassing van het eerste lid heeft het eerste
concessiebeleidsplan RPO, in afwijking van artikel 2.60l, betrekking op
de volledige periode van de eerste concessie.

ARTIKEL II

Archiefbescheiden van de stichting Stimuleringsfonds Nederlandse
culturele omroepproducties gaan met ingang van de datum van
inwerkingtreding van artikel I, onder W, over naar de NPO, voor zover
zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een
archiefbewaarplaats.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig
toepassing gegeven aan artikel 12 van de Wet raadgevend referendum.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

 

 

 PAGE    

 PAGE   1