[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34302, bijgewerkt t/m nr. 79 (4e NvW d.d. 16 november 2015)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2015D39827, datum: 2015-11-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 5

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2015Z16496:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 79 (Vierde Nota van Wijziging d.d. 16 november 2015)



	34 302	Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten
(Belastingplan 2016)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het voor het jaar 2016
wenselijk is een aantal fiscale maatregelen te treffen die voortvloeien
uit het vijfmiljardpakket en de koopkrachtbesluitvorming en dat het in
het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2016 wenselijk is in een
aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen, bijstellingen
of technische reparaties aan te brengen die uiterlijk met ingang van 1
januari 2016 in werking moeten treden; 

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. Onder partner wordt niet verstaan degene die uitsluitend ingevolge
het eerste lid, onderdeel e, als partner wordt aangemerkt en woont in
een accommodatie van een instelling die opvang als bedoeld in artikel
1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 biedt, mits de
belastingplichtige een afschrift van de beschikkingen, bedoeld in
artikel 2.3.5, tweede lid, van die wet, tot het treffen van een
maatwerkvoorziening voor hem en voor de persoon, bedoeld in het eerste
lid, onderdeel e, ten behoeve van opvang overlegt.

B

In artikel 2.10, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan	maar niet
meer dan	bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag,
vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV
vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen
uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I	II	III	IV

 - 	 ā‚¬  19 922 	 - 	8,40%

 ā‚¬  19 922	 ā‚¬  33 715 	 ā‚¬   1 673	12,005%

 ā‚¬  33 715 	 ā‚¬  66 421 	 ā‚¬   3 33528 	40,2015%

 ā‚¬  66 421 	  - 	 ā‚¬ 16 48259	52,00%



C

In artikel 2.10a, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan	maar niet
meer dan	bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag,
vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV
vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen
uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I	II	III	IV

 - 	 ā‚¬  19 922 	 - 	8,40%

 ā‚¬  19 922	 ā‚¬  34 027 	 ā‚¬   1 673	12,005%

 ā‚¬  34 027 	 ā‚¬  66 421 	 ā‚¬   3 37265 	40,2015%

 ā‚¬  66 421 	  - 	 ā‚¬ 16 39471	52,00%



Ca

	In artikel 3.42, derde lid, wordt ā€œ41,5 percentā€ vervangen door: 58
percent.

D

Artikel 3.52a vervalt. 

E

In artikel 3.77, vierde lid, wordt ā€œartikel 23, derde en zevende lid,
van die wet,ā€ vervangen door: artikel 23, derde, vierde en zevende
lid, van die wet.

F

Artikel 7.5, zesde lid, komt te luiden:

6. Behoudens voor de toepassing van het vierde en vijfde lid, wordt een
lichaam dat ten minste vijf jaar in Nederland gevestigd is geweest, na
verplaatsing van de werkelijke leiding van het lichaam uit Nederland nog
geacht in Nederland te zijn gevestigd zolang een belastingaanslag ter
zake van te conserveren inkomen uit een aanmerkelijk belang in dat
lichaam, niet volledig is voldaan.

G

Artikel 8.10, tweede lid, komt te luiden:

2. De algemene heffingskorting bedraagt ā‚¬Ā 223420, verminderd, doch
niet verder dan tot nihil, met 4,796% van het gedeelte van het
belastbare inkomen uit werk en woning dat meer bedraagt dan het in de
tabel van artikel 2.10, eerste lid, in de tweede kolom als eerste
vermelde bedrag.

H

Artikel 8.11, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin, onderdeel b, wordt het als tweede vermelde
bedrag vervangen door: ā‚¬ 3103.

2. In de tweede volzin wordt ā€œde volgens artikel 22a van de Wet op de
loonbelasting 1964 toegekende arbeidskortingā€ vervangen door: de
volgens artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964 toegekende
arbeidskorting ter zake van het loon dat wordt belast volgens de
loonbelastingtabellen, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van die wet.

I

In artikel 8.14a, tweede lid, wordt ā€œ4%ā€ vervangen door ā€œ6,159%ā€
en wordt het als derde vermelde bedrag vervangen door: ā‚¬ 2769.

J

Het in artikel 8.17, tweede lid, als eerste vermelde bedrag wordt
vervangen door: ā‚¬Ā 1187.

K

Na artikel 10.6a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10.6b Indexering percentage algemene heffingskorting

Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 8.10, tweede
lid, vermelde percentage bij ministeriƫle regeling vervangen door een
ander percentage. Dit percentage wordt berekend door het in artikel
8.10, tweede lid, vermelde bedrag te delen door het verschil tussen het
in de tabel van artikel 2.10, eerste lid, in de tweede kolom als laatste
vermelde bedrag en het in die kolom als eerste vermelde bedrag. Dit
berekende percentage wordt rekenkundig afgerond op drie decimalen.

L

In artikel 10.7, vijfde lid, wordt ā€œvermeerderdā€ vervangen door ā€œ,
verminderdā€. Voorts wordt het in dat lid vermelde bedrag vervangen
door: ā‚¬ 10.443.

ARTIKEL IA

	Artikel 3.52a van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de op dat artikel
gebaseerde bepalingen, zoals dat artikel en die bepalingen luidden op 31
december 2015, blijven van toepassing ter zake van aanvragen die
betrekking hebben op een periode vĆ³Ć³r 1Ā januariĀ 2016.

ARTIKEL II

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2017 als
volgt gewijzigd:

A

In de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
2.10a, eerste lid, opgenomen tabel worden de in de laatste kolom van die
tabel als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met
0,2%-punt0,3%-punt.

B

Artikel 3.119a, derde lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. hetgeen ter zake van die verwerving, die verbetering, dat onderhoud
of die afkoop aan verhoogde vrijstelling van schenkbelasting is genoten.


C

Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Het voordeel uit sparen en beleggen wordt gesteld op 1,63% van het
gedeelte van de grondslag sparen en beleggen dat behoort tot
rendementsklasse I, vermeerderd met 5,5% van het gedeelte van die
grondslag dat behoort tot rendementsklasse II (forfaitair rendement). De
grondslag sparen en beleggen is de rendementsgrondslag aan het begin van
het kalenderjaar (peildatum) voor zover die rendementsgrondslag meer
bedraagt dan het heffingvrije vermogen. De omvang van het gedeelte van
de grondslag sparen en beleggen dat behoort tot rendementsklasse I,
onderscheidenlijk rendementsklasse II, wordt bepaald aan de hand van de
volgende tabel.

Van het gedeelte van de grondslag dat meer bedraagt dan	maar niet meer
dan	wordt toegerekend aan rendementsklasse I	en wordt toegerekend aan
rendementsklasse II

ā‚¬ 0	ā‚¬ 75.000		67%	33%

ā‚¬ 75.000	ā‚¬ 975.000	21% 	79%

ā‚¬ 975.000	-	0%	100%



2. In het tweede lid wordt ā€œwordt in afwijking van het eerste lid, het
voordeel uit sparen en beleggen gesteld op 4% (forfaitair rendement)
vanā€ vervangen door: wordt bij de toepassing van het eerste lid
uitgegaan van.

D

Artikel 5.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, eerste volzin, wordt, onder verlettering van de
onderdelen b tot en met e tot onderdelen c tot en met f, na onderdeel a
een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. verplichtingen tot het doen van periodieke uitkeringen of
verstrekkingen die ingevolge artikel 3.101, eerste lid, onderdelen b en
c, geen aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen zijn, niet
in aanmerking worden genomen;.

2. In het derde lid, eerste volzin, onderdeel d (nieuw), wordt
ā€œonderdeel bā€ vervangen door: onderdeel c.

3. In het derde lid, eerste volzin, onderdeel e (nieuw), wordt
ā€œonderdeel cā€ vervangen door: onderdeel d.

4. In het derde lid, eerste volzin, onderdeel f (nieuw), wordt ā€œde
onderdelen a en bā€ vervangen door: de onderdelen a, b en c.

5. In het derde lid, tweede volzin, wordt ā€œonderdeel eā€ vervangen
door: onderdeel f.

6. In het vierde lid wordt ā€œonderdeel cā€ vervangen door: onderdeel
d.

E

Het in artikel 5.5 vermelde bedrag wordt vervangen door: ā‚¬ 25.000.

F

Artikel 7.7, eerste lid, tweede volzin, komt te luiden: 

Het voordeel uit sparen en beleggen in Nederland wordt gesteld op 1,63%
van het gedeelte van de rendementsgrondslag in Nederland aan het begin
van het kalenderjaar (peildatum) dat wordt toegerekend aan
rendementsklasse I, vermeerderd met 5,5% van het gedeelte van die
grondslag dat wordt toegerekend aan rendementsklasse II (forfaitair
rendement). De omvang van het gedeelte van de rendementsgrondslag in
Nederland dat behoort tot rendementsklasse I, onderscheidenlijk
rendementsklasse II, wordt bepaald aan de hand van de volgende tabel.

Van het gedeelte van de grondslag dat meer bedraagt dan	maar niet meer
dan	wordt toegerekend aan rendementsklasse I	en wordt toegerekend aan
rendementsklasse II

ā‚¬ 0	ā‚¬ 100.000		67%	33%

ā‚¬ 100.000	ā‚¬ 1.000.000	21% 	79%

ā‚¬ 1.000.000	-	0%	100%



G

Artikel 7.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel b, wordt ā€œartikel 5.5, enā€ vervangen
door: artikel 5.5;.

2. In het derde lid wordt onderdeel c verletterd tot onderdeel d.

3. In het derde lid wordt na onderdeel b een onderdeel ingevoegd,
luidende:

c. de omvang van het gedeelte van de grondslag dat behoort tot
rendementsklasse I en de omvang van het gedeelte van de grondslag dat
behoort tot rendementsklasse II worden bepaald aan de hand van de tabel
in artikel 5.2, eerste lid, en.

4. In het derde lid, onderdeel d (nieuw), wordt ā€œonderdeel eā€
vervangen door: onderdeel f.

5. In het zevende lid wordt ā€œhet heffingvrije vermogenā€ vervangen
door: het heffingvrije vermogen en waarbij de omvang van het gedeelte
van die grondslag dat behoort tot rendementsklasse I en de omvang van
het gedeelte van die grondslag dat behoort tot rendementsklasse II
worden bepaald aan de hand van de tabel in artikel 7.7, eerste lid.

Ga

	Het in artikel 8.10, tweede lid, vermelde bedrag wordt verlaagd met ā‚¬
3.

H

Het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, als tweede
vermelde bedrag wordt verhoogd met ā‚¬ 23.

I

In artikel 8.17, tweede lid, wordt het als eerste genoemde bedrag
verlaagd met ā‚¬Ā 222168.

J

Na artikel 10.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10.6bis Herijking percentage rendementsklasse I en
rendementsklasse II

1. Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 5.2, eerste
lid, en artikel 7.7, eerste lid, eerstvermelde percentage bij
ministeriƫle regeling vervangen door een ander percentage. Dit
percentage wordt gesteld op 131% van het gemiddelde rendement op
depositoā€™s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie
maanden, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank, over de vijf
kalenderjaren die volgen op het kalenderjaar dat zeven jaar voorafgaat
aan het kalenderjaar, bedoeld in de eerste volzin, verminderd met 31%
van de som van het voornoemde gemiddelde en 0,1 procentpunt.

2. Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 5.2, eerste
lid, en artikel 7.7, eerste lid, als tweede vermelde percentage bij
ministeriƫle regeling vervangen door een ander percentage. Dit
percentage wordt gesteld op de som van 53% van het langetermijnrendement
op onroerende zaken, 33% van het langetermijnrendement op aandelen en
14% van het langetermijnrendement op obligaties. 

3. Het langetermijnrendement op onroerende zaken wordt gesteld op het
meetkundige gemiddelde van veertienmaal het langetermijnrendement op
onroerende zaken van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het
kalenderjaar, bedoeld in het tweede lid, en eenmaal het rendement op
onroerende zaken over het kalenderjaar dat twee jaar voorafgaat aan het
kalenderjaar, bedoeld in het tweede lid. Het rendement op onroerende
zaken over een kalenderjaar wordt gesteld op de procentuele verandering
van het CBS-prijsindexcijfer voor Bestaande Koopwoningen (2010 = 100) in
het betreffende kalenderjaar. 

4. Het langetermijnrendement op aandelen wordt gesteld op het
meetkundige gemiddelde van veertienmaal het langetermijnrendement op
aandelen van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar,
bedoeld in het tweede lid, en eenmaal het rendement op aandelen over het
kalenderjaar dat twee jaar voorafgaat aan het kalenderjaar, bedoeld in
het tweede lid. Het rendement op aandelen over een kalenderjaar wordt
gesteld op de procentuele verandering van de MSCI Europe Standard Gross
Local Index in het betreffende kalenderjaar.

5. Het langetermijnrendement op obligaties wordt gesteld op het
meetkundige gemiddelde van veertienmaal het langetermijnrendement op
obligaties van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar,
bedoeld in het tweede lid, en eenmaal het rendement op obligaties over
het kalenderjaar dat twee jaar voorafgaat aan het kalenderjaar, bedoeld
in het tweede lid. Het rendement op obligaties over een kalenderjaar
wordt gesteld op het jaarcijfer voor de kapitaalmarktrentevoet van de
jongste Nederlandse 10-jarige staatsobligatie, zoals gepubliceerd door
De Nederlandsche Bank, in het betreffende kalenderjaar.

6. De percentages, bedoeld in het eerste en tweede lid, en de
langetermijnrendementen, bedoeld in het derde, vierde en vijfde lid,
worden rekenkundig afgerond op twee decimalen. 

K

Het in artikel 10.7, vijfde lid, vermelde bedrag wordt verhoogd met
ā‚¬Ā 575.

ARTIKEL III

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2018 als
volgt gewijzigd:

A

In de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
2.10a, eerste lid, opgenomen tabel worden de in de laatste kolom van die
tabel als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,1%-punt.

B

In artikel 10.1, eerste lid, wordt ā€œ3.133, 5.3ā€ vervangen door
ā€œ3.133, 5.2, 5.3ā€. Voorts wordt ā€œ6.20, 8.10ā€ vervangen door:
6.20, 7.7, 8.10.

ARTIKEL IV

In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2019
in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
2.10a, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL V

In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2020
in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
2.10a, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,1%-punt.

ARTIKEL VI

In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2021
in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
2.10a, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL VII

In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2022
in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
2.10a, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL VIII

In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2023
in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
2.10a, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,1%-punt.

ARTIKEL IX

In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2024
in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
2.10a, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL X

In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2025
in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
2.10a, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL XI

In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2026
in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
2.10a, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL XII

In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2027
in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
2.10a, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL XIII

In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2028
in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
2.10a, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL XIV

In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2029
in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
2.10a, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL XV

In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2030
in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
2.10a, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL XVI

In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2031
in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
2.10a, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL XVII

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 20a, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar loon van meer dan	maar niet meer dan	bedraagt de
belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van
het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag
te boven gaat

I	II	III	IV

- 	 ā‚¬  19 922 	 - 	8,40%

 ā‚¬  19 922	 ā‚¬  33 715 	 ā‚¬   1 673	12,050%

 ā‚¬  33 715 	 ā‚¬  66 421 	 ā‚¬   3 33528 	40,2015%

 ā‚¬  66 421 	 - 	 ā‚¬ 16 48259	52,00%



B

In artikel 20b, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar loon van meer dan	maar niet meer dan	bedraagt de
belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van
het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag
te boven gaat

I	II	III	IV

- 	 ā‚¬  19 922 	 - 	8,40%

 ā‚¬  19 922	 ā‚¬  34 027 	 ā‚¬   1 673	12,050%

 ā‚¬  34 027 	 ā‚¬  66 421 	 ā‚¬   3 37265 	40,2015%

 ā‚¬  66 421 	 - 	 ā‚¬ 16 39471	52,00%



C

Artikel 22, tweede lid, komt te luiden:

2. De algemene heffingskorting bedraagt ā‚¬Ā 223042, verminderd, doch
niet verder dan tot nihil, met 4,796% van het gedeelte van het
belastbare loon dat meer bedraagt dan het in de tabel van artikel 20a,
eerste lid, in de tweede kolom als eerste vermelde bedrag.

D

Het in artikel 22a, tweede lid, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag
wordt vervangen door: ā‚¬ 3103.

E

Het in artikel 22b, tweede lid, als eerste vermelde bedrag wordt
vervangen door: ā‚¬Ā 1187.

F

In artikel 22d wordt ā€œ10.1 en 10.7ā€ vervangen door: 10.1, 10.6b en
10.7.

G

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met
zesde lid tot tweede tot en met vijfde lid.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt ā€œvierde lidā€ vervangen door:
derde lid.

H

In artikel 28, eerste lid, onderdeel e, wordt ā€œde met de loonbelasting
en premie volksverzekeringen verrekende arbeidskortingā€ vervangen
door: de bij de toepassing van de loonbelastingtabellen, bedoeld in
artikel 25, tweede lid, met de loonbelasting en premie voor de
volksverzekeringen verrekende arbeidskorting.

ARTIKEL XVIII

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2017 als
volgt gewijzigd:

A

In de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
20b, eerste lid, opgenomen tabel worden de in de laatste kolom van die
tabel als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,23%-punt.

Aa

	Het in artikel 22, tweede lid, vermelde bedrag wordt verlaagd met ā‚¬
3.

B

Het in artikel 22a, tweede lid, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag
wordt verhoogd met ā‚¬Ā 23.

C

In artikel 22b, tweede lid, wordt het als eerste genoemde bedrag
verlaagd met ā‚¬Ā 222168.

ARTIKEL XIX

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2018
in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
20b, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,1%-punt.

ARTIKEL XX

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2019
in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
20b, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL XXI

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2020
in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
20b, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,1%-punt.

ARTIKEL XXII

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2021
in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
20b, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL XXIII

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2022
in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
20b, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL XXIV

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2023
in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
20b, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,1%-punt.

ARTIKEL XXV

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2024
in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
20b, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL XXVI

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2025
in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
20b, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL XXVII

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2026
in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
20b, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL XXVIII

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2027
in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
20b, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL XXIX

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2028
in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
20b, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL XXX

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2029
in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
20b, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL XXXI

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2030
in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
20b, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL XXXII

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2031
in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel
20b, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel
als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.

ARTIKEL XXXIII

De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de
volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel l, wordt ā€œdrijftā€ vervangen door:
drijft, tenzij deze inhoudingsplichtige een publieke kennisinstelling
is;.

2. In het eerste lid worden, onder verlettering van de onderdelen m tot
en met q tot onderdelen o tot en met s, na onderdeel l twee onderdelen
ingevoegd, luidende:

m. publieke kennisinstelling:

1Ā°. een instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in de onderdelen a,
b, c, g, h en i van de bijlage behorende bij de Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en een academisch ziekenhuis als
bedoeld in onderdeel j van die bijlage;

2Ā°. een geheel of gedeeltelijk, meerjarig door de overheid
gefinancierde onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten
verricht met als doel de algemene wetenschappelijke of technische kennis
uit te breiden;

3Ā°. een geheel of gedeeltelijk, meerjarig door een andere lidstaat van
de Europese Unie gefinancierde openbare instelling voor hoger onderwijs,
ziekenhuis of onderzoeksorganisatie die gelijkwaardig is aan een
publieke kennisinstelling als bedoeld onder 1Ā° of 2Ā°;

n. onderzoeksorganisatie: een onderzoeksorganisatie als bedoeld in
artikel 1.3, onderdeel ee, van de Kaderregeling betreffende staatssteun
voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (PbEU 2014, C198/7);.

3. In het eerste lid, onderdeel p (nieuw), wordt in de aanhef ā€œeen
S&O-inhoudingsplichtige, dan wel een S&O-belastingplichtige,ā€
vervangen door ā€œeen S&O-inhoudingsplichtige of een
S&O-belastingplichtigeā€ en wordt in onderdeel 2Ā° ā€œde
S&O-inhoudingsplichtige of de S&O-belastingplichtigeā€ vervangen door
ā€œde S&O-inhoudingsplichtige, onderscheidenlijk de
S&O-belastingplichtige,ā€. Voorts vervallen de onderdelen 3Ā° en 4Ā°.

4. Het eerste lid, onderdeel q (nieuw), komt te luiden:

q. programmatuur: het niet-fysieke, logische deelsysteem van een
informatiesysteem dat de structuur van de gegevens en van de
verwerkingsprocessen bepaalt voor zover dat deelsysteem is vastgelegd in
een formele programmeertaal;.

5. Aan het eerste lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel s (nieuw) door een puntkomma, vier onderdelen toegevoegd,
luidende:

t. kosten: al hetgeen voor de realisatie van speur- en ontwikkelingswerk
van de S&O-inhoudingsplichtige is betaald door de
S&O-inhoudingsplichtige of door een lichaam dat deel uitmaakt van
dezelfde fiscale eenheid als de S&O-inhoudingsplichtige voor zover deze
betalingen:

1Ā°. niet eerder in aanmerking zijn genomen voor een S&O-verklaring;

2Ā°. uitsluitend dienstbaar en direct toerekenbaar zijn aan het
uitvoeren van speur- en ontwikkelingswerk;

3Ā°. drukken op de S&O-inhoudingsplichtige of op een lichaam dat deel
uitmaakt van dezelfde fiscale eenheid als de S&O-inhoudingsplichtige; en

4Ā°. geen uitgaven zijn als bedoeld in onderdeel u;

u. uitgaven: al hetgeen is betaald voor de verwerving van nieuw
vervaardigde bedrijfsmiddelen voor zover deze betalingen drukken op de
S&O-inhoudingsplichtige of op een lichaam dat deel uitmaakt van dezelfde
fiscale eenheid als de S&O-inhoudingsplichtige en deze bedrijfsmiddelen:

1Ā°. niet eerder in aanmerking zijn genomen voor een S&O-verklaring;

2Ā°. niet eerder zijn gebruikt; en

3Ā°. dienstbaar en direct toerekenbaar zijn aan de realisatie van speur-
en ontwikkelingswerk van de S&O-inhoudingsplichtige;

v. bedrijfsmiddel: goed dat voor het drijven van een onderneming wordt
gebruikt;

w. uitbesteed onderzoek: werkzaamheden die voor de
S&O-inhoudingsplichtige als speur- en ontwikkelingswerk kunnen worden
aangemerkt en door deze S&O-inhoudingsplichtige worden uitbesteed aan
een derde.

6. In het derde lid wordt ā€œonderdeel nā€ vervangen door: onderdeel p.

B

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, een opgave als bedoeld in
het vierde lid en een mededeling als bedoeld in artikel 24, tweede lid,
geschieden uitsluitend langs elektronische weg met gebruikmaking van de
hiervoor door Onze Minister van Economische Zaken beschikbaar gestelde
voorziening en door opvolging van de daarbij opgenomen aanwijzingen.

2. Het vijfde lid vervalt.

C

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel c, wordt ā€œhet speur- en
ontwikkelingswerkā€ vervangen door: het werk, bedoeld in onderdeel a,. 

2. In het tweede lid wordt, onder verlettering van onderdeel d tot
onderdeel e, na onderdeel c een onderdeel ingevoegd, luidende: 

d. het bedrag aan kosten en uitgaven dat naar verwachting betrekking
heeft op die periode en het werk, bedoeld in onderdeel a, of het bedrag
dat voor die periode naar verwachting volgt uit de toepassing van het
vierde lid, onderdeel b;.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. Het bedrag aan S&O-afdrachtvermindering beloopt 16 percent van:

a. het bedrag dat volgt uit het product van het aantal uren, bedoeld in
het tweede lid, onderdeel c, en het gemiddelde uurloon, bedoeld in het
vijfde lid; en

b. het bedrag aan kosten en uitgaven; 

vermeerderd met 16 percent van de som van de bedragen, bedoeld in de
onderdelen a en b, voor zover de som van die bedragen in het
kalenderjaar niet uitgaat boven ā‚¬Ā 350 000. De vermeerdering, bedoeld
in de eerste volzin, blijft achterwege voor zover die vermeerdering
reeds toepassing heeft gevonden bij een S&O-verklaring betreffende een
eerdere periode van het kalenderjaar.

4. Het vijfde lid vervalt.

5. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde lid tot
vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

4. Indien de S&O-inhoudingsplichtige in de aanvraag van de
S&O-verklaring die betrekking heeft op de eerste periode van een
kalenderjaar waarvoor de S&O-inhoudingsplichtige een aanvraag doet,
gekozen heeft voor het op forfaitaire wijze berekenen van het bedrag aan
kosten en uitgaven voor speur- en ontwikkelingswerk, beloopt het bedrag
aan S&O-afdrachtvermindering, in afwijking van het derde lid, 16 percent
van:

a. het bedrag dat volgt uit het product van het aantal uren, bedoeld in
het tweede lid, onderdeel c, en het gemiddelde uurloon, bedoeld in het
vijfde lid; en

b. het bedrag dat volgt uit het product van ā‚¬ 10 en het aantal uren,
bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, voor zover dit aantal uren in
het kalenderjaar niet hoger is dan 1800 en het bedrag dat volgt uit het
product van ā‚¬ 4 en het aantal uren, bedoeld in het tweede lid,
onderdeel c, voor zover dit aantal uren in het kalenderjaar hoger is dan
1800;

vermeerderd met 16 percent van de som van de bedragen, bedoeld in de
onderdelen a en b, voor zover de som van die bedragen in het
kalenderjaar niet uitgaat boven ā‚¬Ā 350 000. De vermeerdering, bedoeld
in de eerste volzin, blijft achterwege voor zover die vermeerdering
reeds toepassing heeft gevonden bij een S&O-verklaring betreffende een
eerdere periode van het kalenderjaar.

6. In het zevende lid wordt ā€œHet in het derde lid vermelde percentage
van 21 wordt vervangen door 36ā€ vervangen door: Het in het derde en
vierde lid laatstvermelde percentage wordt vervangen door 24.

7. In het achtste lid wordt ā€œvierde lidā€ vervangen door: vijfde lid.

8. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

9. Kosten en uitgaven kunnen slechts bij Ć©Ć©n S&O-inhoudingsplichtige
tot het bedrag, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, gerekend worden.

D

Na artikel 23 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 23a

1. Uitgaven die gedeeltelijk direct toerekenbaar zijn aan door de
S&O-inhoudingsplichtige verricht speur- en ontwikkelingswerk, komen
slechts voor dat deel als uitgaven als bedoeld in artikel 23, derde lid,
onderdeel b, in aanmerking.

2. Een uitgave kan slechts in Ć©Ć©n S&O-verklaring worden opgenomen.

3. Uitgaven van ā‚¬Ā 1 000 000 of meer per bedrijfsmiddel komen in enig
kalenderjaar voor 20 percent als uitgaven als bedoeld in artikel 23,
derde lid, onderdeel b, in aanmerking.

4. In afwijking van het tweede lid kunnen uitgaven als bedoeld in het
derde lid gedurende 5 jaar maximaal eenmaal per kalenderjaar in een
S&O-verklaring worden opgenomen. 

Artikel 23b

1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden niet tot de kosten
gerekend:

a. kosten van uitbesteed onderzoek;

b. kosten van inhuur van arbeid;

c. financieringskosten;

d. kosten van grondverwerving of grondverbetering;

e. kosten die een vergoeding vormen voor het ter beschikking stellen van
een bedrijfsmiddel waarvoor de S&O-inhoudingsplichtige of een ander
lichaam eerder een S&O-verklaring heeft ontvangen, mits:

1Ā°. de S&O-inhoudingsplichtige of het lichaam dat de kosten maakt
onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van of het toezicht
op, dan wel in het kapitaal van het lichaam dat het bedrijfsmiddel ter
beschikking stelt;

2Ā°. het lichaam dat het bedrijfsmiddel ter beschikking stelt
onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van of het toezicht
op, dan wel in het kapitaal van de S&O-inhoudingsplichtige of het
lichaam dat de kosten maakt; of

3Ā°. een derde zowel onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding
van of het toezicht op, dan wel in het kapitaal van de
S&O-inhoudingsplichtige of het lichaam dat de kosten maakt als
onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van of het toezicht
op, dan wel in het kapitaal van het lichaam dat het bedrijfsmiddel ter
beschikking stelt;

f. loonkosten. 

2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden niet tot de uitgaven
gerekend investeringen die in aanmerking komen voor
energie-investeringsaftrek als bedoeld in artikel 3.42 van de Wet
inkomstenbelasting 2001 of voor milieu-investeringsaftrek als bedoeld in
artikel 3.42a van die wet.

Artikel 23c

Indien tussen twee lichamen waarvan een van de lichamen onmiddellijk of
middellijk deelneemt aan de leiding van of toezicht op, dan wel in het
kapitaal van het andere lichaam ter zake van hun onderlinge
rechtsverhoudingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die
afwijken van voorwaarden die in het economische verkeer door
onafhankelijke partijen zouden zijn overeengekomen, worden de kosten en
uitgaven van deze lichamen voor de toepassing van dit hoofdstuk en de
daarop berustende bepalingen bepaald alsof die laatstbedoelde
voorwaarden zijn overeengekomen. De eerste volzin is van overeenkomstige
toepassing indien een derde onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de
leiding van of het toezicht op, dan wel in het kapitaal van twee
lichamen.

Artikel 23d

1. Kosten die in enig kalenderjaar in een S&O-verklaring zijn opgenomen
worden betaald voordat de mededeling, bedoeld in artikel 24, tweede lid,
voor deze S&O-verklaring wordt gedaan.

2. Uitgaven worden niet eerder in aanmerking genomen dan in het
kalenderjaar waarin het bedrijfsmiddel waarop zij betrekking hebben in
gebruik is genomen.

E

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

1. De S&O-inhoudingsplichtige aan wie een S&O-verklaring is afgegeven,
houdt een overeenkomstig bij regeling van Onze Minister van Economische
Zaken vast te stellen regels ingerichte administratie bij omtrent de
aard, de inhoud, de omvang en de voortgang van het werk dat in de
verklaring is aangemerkt als speur- en ontwikkelingswerk. Ingeval aan de
S&O-inhoudingsplichtige een S&O-verklaring is afgegeven die ook een
bedrag aan kosten en uitgaven als bedoeld in artikel 23, tweede lid,
onderdeel d, bevat, houdt de S&O-inhoudingsplichtige ook een
overeenkomstig bij regeling van Onze Minister van Economische Zaken vast
te stellen regels ingerichte administratie bij omtrent de kosten en
uitgaven die zijn gemaakt voor het speur- en ontwikkelingswerk waarvoor
hij de verklaring heeft ontvangen.

2. De S&O-inhoudingsplichtige aan wie een S&O-verklaring is afgegeven,
doet mededeling aan Onze Minister van Economische Zaken over de in dat
kalenderjaar aan speur- en ontwikkelingswerk bestede uren per afgegeven
S&O-verklaring en, ingeval die verklaring ook een bedrag aan kosten en
uitgaven als bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel d, bevat, van
de in dat kalenderjaar gerealiseerde kosten en uitgaven per afgegeven
S&O-verklaring.

2. Het vijfde lid vervalt.

F

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Onze Minister van Economische Zaken geeft aan de
S&O-inhoudingsplichtige die de mededeling, bedoeld in artikel 24, tweede
lid, heeft gedaan, zo nodig een correctie-S&O-verklaring af voor alle op
het kalenderjaar betrekking hebbende S&O-verklaringen gezamenlijk,
waarbij hij het bedrag van de correctie-S&O-verklaring, gespecificeerd
per S&O-verklaring, vaststelt op basis van de voor dat kalenderjaar
toegekende uren, kosten en uitgaven, maar volgens die mededeling
niet-bestede uren en niet-gerealiseerde kosten en uitgaven.

2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. aannemelijk is geworden, dat de S&O-inhoudingsplichtige de
verplichtingen, bedoeld in artikel 24, tweede, derde of vierde lid, niet
is nagekomen, met dien verstande dat het bedrag van de
correctie-S&O-verklaring wordt vastgesteld op 100% van het bedrag aan
S&O-afdrachtvermindering waarvoor de mededeling, bedoeld in artikel 24,
tweede lid, niet is gedaan. 

3. In het derde lid wordt ā€œ, is verrichtā€ vervangen door: is
verricht of kosten en uitgaven zoals opgenomen in de S&O-verklaring zijn
gerealiseerd. 

G

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ā€œeerste lid of tweede lid, tweede volzinā€
vervangen door: eerste lid.

2. In het tweede lid wordt ā€œtweede lid, eerste volzin, of derde lidā€
vervangen door: tweede, derde of vierde lid.

H

Artikel 27, achtste lid, komt te luiden:

8. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid en een mededeling als
bedoeld in het vierde lid geschieden uitsluitend langs elektronische weg
met gebruikmaking van de hiervoor door Onze Minister van Economische
Zaken beschikbaar gestelde voorziening en door opvolging van de daarbij
opgenomen aanwijzingen.

I

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ā€œhet in artikel 23, derde lid, vermelde
percentage van 14,ā€ vervangen door: het in artikel 23, derde en vierde
lid, eerstvermelde percentage.

2. In onderdeel b wordt ā€œhet in artikel 23, derde en zevende lid,
vermelde percentage van 21,ā€ vervangen door: het in artikel 23, derde
en vierde lid, laatstvermelde percentage.

3. In onderdeel c wordt ā€œpercentage van 36,ā€ vervangen door:
percentage.

J

Artikel 47 komt te luiden:

Artikel 47

1. Voor de toepassing van artikel 1, eerste lid, onderdeel t, onder 1Ā°,
en onderdeel u, onder 1Ā°, worden onder kosten en uitgaven die eerder in
aanmerking zijn genomen voor een S&O-verklaring mede verstaan: kosten en
uitgaven die eerder in aanmerking zijn genomen voor een beschikking als
bedoeld in artikel 3.52a, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001
zoals deze luidde tot en met 31 december 2015.

2. In afwijking van het eerste lid en artikel 1, eerste lid, onderdeel
u, wordt onder uitgaven mede verstaan 20% van de uitgaven van ā‚¬ 1 000
000 of meer per bedrijfsmiddel die in aanmerking zijn genomen voor een
beschikking als bedoeld in artikel 3.52a, eerste lid, van de Wet
inkomstenbelasting 2001 zoals deze luidde tot en met 31 december 2015,
voor zover deze uitgaven:

a. zijn betaald door de S&O-inhoudingsplichtige of door een lichaam dat
deel uitmaakt van dezelfde fiscale eenheid als de
S&O-inhoudingsplichtige;

b. dienstbaar zijn aan speur- en ontwikkelingswerk van de
S&O-inhoudingsplichtige; en

c. niet in meer dan vier voorgaande kalenderjaren in een beschikking als
bedoeld in artikel 3.52a, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001
zoals deze luidde tot en met 31 december 2015 of in een S&O-verklaring
zijn opgenomen.

3. Met betrekking tot de toepassing van deze wet ter zake van speur- en
ontwikkelingswerk dat is verricht voor 1 januari 2016, blijven de
bepalingen bij of krachtens de hoofdstukken I, VIII en XII zoals deze
luidden voor de wijzigingen ingevolge het Belastingplan 2016 van
toepassing. 

ARTIKEL XXXIV

In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vervalt artikel 12b, negende
lid. 

ARTIKEL XXXV

De Successiewet 1956 wordt met ingang van 1 januari 2017 als volgt
gewijzigd:

A

In artikel 12, derde lid, komt onderdeel 1Ā° te luiden:

1Ā°. als bedoeld in artikel 33, onderdelen 1Ā°, 2Ā°, 3Ā°, 8Ā°, 9Ā°, 11Ā°
en 12Ā° en, voor zover het een schenking betreft waarvoor de verhoogde
vrijstelling geldt, 5Ā° en 7Ā°.

B

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 5Ā° komt te luiden:

5Ā°. door een kind van de ouders, tot een bedrag van ā‚¬Ā 5.304, met
dien verstande dat dit bedrag voor een kind tussen 18 en 40 jaar voor
Ć©Ć©n kalenderjaar wordt verhoogd, mits op deze verhoogde vrijstelling
in de aangifte een beroep wordt gedaan, tot een bedrag van:

a. ā‚¬Ā 25.449;

b. ā‚¬ 53.016, onder bij ministeriĆ«le regeling te stellen voorwaarden,
indien het bedrag is bestemd voor de betaling van kosten van een studie
of de opleiding voor een beroep ten behoeve van dat kind en deze kosten
aanzienlijk hoger zijn dan gebruikelijk, of;

c. ā‚¬ 100.000, onder bij ministeriĆ«le regeling te stellen voorwaarden,
indien het bedrag een schenking ten behoeve van een eigen woning
betreft;.

2. Onderdeel 6Ā° vervalt.

3. Onderdeel 7Ā° komt te luiden:

7Ā°. in alle andere gevallen: ā‚¬Ā 2.122, met dien verstande dat dit
bedrag voor iemand tussen 18 en 40 jaar voor Ć©Ć©n kalenderjaar, onder
bij ministeriƫle regeling te stellen voorwaarden, wordt verhoogd tot
een bedrag van ā‚¬ 100.000 indien het een schenking ten behoeve van een
eigen woning betreft en mits op deze vrijstelling in de aangifte een
beroep wordt gedaan;.

C

Artikel 33a komt te luiden:

Artikel 33a

1. Voor de toepassing van artikel 33, onderdelen 5Ā° en 7Ā°, wordt, met
inachtneming van bij ministeriƫle regeling te stellen voorwaarden,
onder een schenking ten behoeve van een eigen woning verstaan:

a. een schenking van een woning die voor de verkrijger een eigen woning
is als bedoeld in artikel 3.111, eerste of derde lid, van de Wet
inkomstenbelasting 2001;

b. een schenking van een bedrag ter zake van de verwerving van een
woning als bedoeld in onderdeel a;

c. een schenking van een bedrag ter zake van de kosten voor verbetering
of onderhoud van een woning als bedoeld in onderdeel a;

d. een schenking van een bedrag ter zake van de afkoop van rechten van
erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot een woning als bedoeld
in onderdeel a;

e. een schenking van een bedrag voor de aflossing van een
eigenwoningschuld als bedoeld in artikel 3.119a van de Wet
inkomstenbelasting 2001 of voor de aflossing van een schuld die de
verkrijger had op het moment direct voorafgaand aan een vervreemding van
een eigen woning voor zover deze schuld heeft geleid tot een negatief
vervreemdingssaldo eigen woning als bedoeld in artikel 3.119aa van die
wet.

	2. Een verkrijger die in een kalenderjaar de verhoogde vrijstelling,
bedoeld in artikel 33, onderdeel 5o, onder c, of onderdeel 7o, slechts
gedeeltelijk heeft benut, kan, in afwijking van artikel 33, onderdeel
5o, onderscheidenlijk onderdeel 7o, van dezelfde schenker ontvangen
schenkingen ten behoeve van een eigen woning als bedoeld in het eerste
lid, tot ten hoogste het onbenutte gedeelte gespreid over een direct op
dat kalenderjaar volgende periode van ten hoogste twee kalenderjaren,
onder bij ministeriƫle regeling te stellen voorwaarden, alsnog ten
laste van die verhoogde vrijstelling brengen voor zover de schenkingen
plaatsvinden in de periode dat de verkrijger niet ouder dan 39 jaar is
en mits ter zake van de schenkingen op de vrijstelling in de aangifte
een beroep wordt gedaan.

D

In artikel 35a, eerste lid, wordt ā€œonderdelen 5Ā°, 6Ā° en 7Ā°ā€
vervangen door: onderdelen 5Ā° en 7Ā°.

E

Na artikel 82 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 82a

1. De verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 5Ā°,
onder a, is niet van toepassing en de verhoogde vrijstelling, bedoeld in
artikel 33, onderdeel 5Ā°, onder b en c, wordt verlaagd tot het verschil
tussen het bedrag, genoemd in artikel 33, onderdeel 5Ā°, onder b, en het
bedrag, genoemd in artikel 33, onderdeel 5Ā°, onder a, indien
voorafgaande aan 1 januari 2010 de verhoogde vrijstelling, bedoeld in
artikel 33, eerste lid, onderdeel 5Ā°, zoals dat luidde op 31 december
2009, door het kind is toegepast, terwijl in de kalenderjaren 2010 tot
en met 2016 niet de verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33,
onderdeel 6Ā°, zoals dat luidde in die jaren, of artikel 33a, zoals dat
luidde op 31 december 2014, is toegepast.

2. De verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 5Ā°, is
niet van toepassing indien in een van de kalenderjaren 2010 tot en met
2014 de verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdelen 5Ā° of
6Ā°, zoals die luidden in die kalenderjaren, of artikel 33a, zoals dat
luidde op 31 december 2014, door het kind is toegepast.

3. De verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 5Ā°,
onder a en b, is niet van toepassing en de verhoogde vrijstelling,
bedoeld in artikel 33, onderdeel 5Ā°, onder c, wordt verlaagd tot het
verschil tussen het bedrag, genoemd in artikel 33, onderdeel 5Ā°, onder
c, en het bedrag, genoemd in artikel 33, onderdeel 5Ā°, onder b, indien
in de kalenderjaren 2015 of 2016 de verhoogde vrijstelling, bedoeld in
artikel 33, onderdelen 5Ā° of 6Ā°, zoals die luidden op 31 december
2016, door het kind is toegepast.

4. De verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 7Ā°, is
niet van toepassing indien ter zake van een verkrijging van dezelfde
schenker of diens partner de vrijstelling, bedoeld in artikel 33a, zoals
dat luidde op 31 december 2014, is toegepast.

ARTIKEL XXXVI

Bij het begin van het kalenderjaar 2017 wordt artikel 35a van de
Successiewet 1956 niet toegepast op het in artikel 33, onderdelen 5Ā° en
7o, van die wet laatstgenoemde bedrag.

ARTIKEL XXXVII

In de Successiewet 1956 wordt artikel 82a met ingang van 1 januari 2019
als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ā€œkalenderjaren 2010 tot en met 2014ā€
vervangen door: kalenderjaren 2010 tot en met 2016.

2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde lid tot derde
lid.

ARTIKEL XXXVIII

Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de in
artikel XXXV van het Belastingplan 2016 opgenomen wijzigingen van
artikel 33 van de Successiewet 1956 aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van
die wijzigingen.

ARTIKEL XXXIX

In de Wet op belastingen van rechtsverkeer worden aan artikel 11 twee
leden toegevoegd, luidende:

4. Het tweede lid is niet van toepassing indien:

a. eigendom wordt verkregen door een levering onder voorbehoud van een
erfdienstbaarheid, een recht van erfpacht of een recht van opstal ten
behoeve van diegene die de eigendom vervreemdt; of

b. eigendom wordt verkregen, welke is bezwaard met een
erfdienstbaarheid, een recht van erfpacht of een recht van opstal,
indien het desbetreffende beperkte recht was gevestigd tegelijk met of
binnen drie jaar voorafgaand aan de verkrijging en ter zake van de
vestiging van het beperkte recht of een daarmee samenhangende
verkrijging van bloot eigendom de vrijstelling, bedoeld in artikel 15,
eerste lid, onderdeel h, van toepassing was.

5. Wanneer een verkrijging als bedoeld in het vierde lid wordt gevolgd
door een verkrijging als bedoeld in het eerste lid, door dezelfde
verkrijger of een rechtsopvolger onder algemene titel en met betrekking
tot dezelfde onroerende zaak, wordt de maatstaf van heffing bij de
opvolgende verkrijging verminderd met het bedrag waarover bij de vorige
verkrijging:

a. overdrachtsbelasting was verschuldigd welke niet in mindering heeft
gestrekt van schenk- of erfbelasting; of

b. omzetbelasting was verschuldigd welke op grond van artikel 15 van de
Wet op de omzetbelasting 1968 in het geheel niet in aftrek kon worden
gebracht.

ARTIKEL XL

In de Wet op de accijns wordt in artikel 7, eerste lid, onderdeel a,
ā€œā‚¬ 7,59ā€ vervangen door: ā‚¬ 7,91.

ARTIKEL XLA

	In de Wet op de accijns wordt met ingang van 1 april 2016 in artikel
35, eerste lid, onderdeel c, het laatstgenoemde bedrag verhoogd met ā‚¬
13,51.

ARTIKEL XLI

De Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken wordt als volgt
gewijzigd:

A

Artikel 7, eerste lid, komt te luiden:

1. Onder vruchten- en groentesap wordt verstaan drank die bestaat uit
sap van vruchten of groenten of een mengsel daarvan.

B

Artikel 10, eerste en tweede lid, komen te luiden:

1. De belasting bedraagt per hectoliter ā‚¬ 7,91.

2. Voor de toepassing van het eerste lid geschiedt de herleiding van
vruchtensap, groentesap en limonade in vaste of geconcentreerde vorm
naar het volume van voor gebruik gereed vruchten- en groentesap of voor
gebruik gerede limonade op basis van de factor 4, waarbij voor het
herleiden van vruchtensap, groentesap en limonade in vaste vorm een gram
wordt gelijkgesteld aan een milliliter.

C

Artikel 28 vervalt.

D

Artikel 29, eerste lid, komt te luiden:

1. Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en
beperkingen wordt vrijstelling van belasting verleend ter zake van de
uitslag en de invoer van alcoholvrije dranken die door degene die de
betreffende dranken betrekt, worden gebruikt als grondstof voor het
vervaardigen van andere goederen dan alcoholvrije dranken.

ARTIKEL XLII

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede tot en met
vierde lid tot derde tot en met vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

2. Vrijstelling van de belasting wordt verleend ter zake van de uitslag
en de invoer van kolen die worden gebruikt als brandstof voor het
opwekken van elektriciteit.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt ā€œeerste en tweede lidā€ vervangen
door: eerste tot en met derde lid.

B

In artikel 45, eerste lid, wordt ā€œartikel 44, eerste of tweede lidā€
vervangen door: artikel 44, eerste tot en met derde lid.

Ba

	Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel a, eerste aandachtsstreepje, wordt
ā€œā‚¬ 0,1911ā€ vervangen door: ā‚¬ 0,24310.

	2. In het eerste lid, onderdeel c, eerste aandachtsstreepje, wordt
ā€œā‚¬ 0,1196ā€ vervangen door: ā‚¬ 0,10067.

	3. In het derde lid wordt ā€œā‚¬ 0,1911ā€ vervangen door: ā‚¬ 0,24310.

C

Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, eerste aandachtsstreepje, wordt
ā€œā‚¬Ā 0,19110,24310ā€ vervangen door: ā‚¬Ā 0,200640,25168.

2. In het eerste lid, onderdeel a, tweede aandachtsstreepje, wordt
ā€œā‚¬Ā 0,0677ā€ vervangen door: ā‚¬Ā 0,06954.

3. In het eerste lid, onderdeel a, derde aandachtsstreepje, wordt
ā€œā‚¬Ā 0,0247ā€ vervangen door: ā‚¬Ā 0,02537.

4. In het eerste lid, onderdeel a, vierde aandachtsstreepje, wordt
ā€œā‚¬Ā 0,0118ā€ vervangen door: ā‚¬Ā 0,01212.

5. In het eerste lid, onderdeel c, eerste aandachtsstreepje, wordt
ā€œā‚¬Ā 0,1196ā€ vervangen door: ā‚¬Ā 0,12020.[vervallen].

6. In het eerste lid, onderdeel c, tweede aandachtsstreepje, wordt
ā€œā‚¬Ā 0,0469ā€ vervangen door: ā‚¬Ā 0,04996.

7. In het eerste lid, onderdeel c, derde aandachtsstreepje, wordt
ā€œā‚¬Ā 0,0125ā€ vervangen door: ā‚¬Ā 0,01331.

8. In het eerste lid, onderdeel c, vierde aandachtsstreepje, wordt
ā€œā‚¬Ā 0,0010ā€ vervangen door ā€œā‚¬Ā 0,00107ā€ en wordt
ā€œā‚¬Ā 0,0005ā€ vervangen door: ā‚¬Ā 0,00053.

9. In het derde lid wordt ā€œā‚¬Ā 0,19110,24310ā€ vervangen door:
ā‚¬Ā 0,200640,25168.

Ca

	In artikel 60, eerste lid, eerste aandachtsstreepje, wordt ā€œā‚¬
0,03069ā€ vervangen door: ā‚¬ 0,03904.

D

Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste aandachtsstreepje, wordt
ā€œā‚¬Ā 0,030690,03904ā€ vervangen door: ā‚¬Ā 0,032220,04042.

2. In het eerste lid, tweede aandachtsstreepje, wordt ā€œā‚¬Ā 0,02278ā€
vervangen door: ā‚¬Ā 0,02339.

3. In het eerste lid, derde aandachtsstreepje, wordt ā€œā‚¬Ā 0,0247ā€
vervangen door: ā‚¬Ā 0,02537.

4. In het eerste lid, vierde aandachtsstreepje, wordt ā€œā‚¬Ā 0,0118ā€
vervangen door: ā‚¬Ā 0,01212.

ARTIKEL XLIIA

	De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari
2017 als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid komt de eerste volzin te luiden:

	Vrijstelling van belasting wordt verleend ter zake van de levering van:

	- elektriciteit die wordt gebruikt voor chemische reductie en
elektrolytische en metallurgische procedƩs; en

	- aardgas dat wordt gebruikt voor metallurgische procedƩs.

	2. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde tot en met
zesde lid tot vijfde tot en met zevende lid, een lid ingevoegd,
luidende:

	4. Vrijstelling van de belasting wordt verleend ter zake van de
levering van aardgas dat wordt gebruikt voor mineralogische procedƩs. 

	Als mineralogische procedƩs worden aangemerkt de vervaardiging van
glas en glaswerk, de vervaardiging van keramische producten, de
vervaardiging van cement, kalk of gips, de vervaardiging van
kalkzandsteen of cellenbeton en de vervaardiging van steenwol.

	De vrijstelling voor mineralogische procedƩs geldt alleen voor de
bedrijven die volgens de Standaard Bedrijfsindeling van 21 juli 2008 van
het Centraal Bureau voor de Statistiek behoren tot code 23.

	3. In het zesde lid (nieuw) wordt ā€œeerste, derde en vierde lidā€
vervangen door: eerste, derde, vierde en vijfde lid.

B

	Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt ā€œartikel 64, derde lidā€ vervangen door:
artikel 64, derde lid, eerste volzin, eerste aandachtsstreepje.

	2. In het derde lid wordt ā€œartikel 64, vierde lidā€ vervangen door:
artikel 64, derde lid, eerste volzin, tweede aandachtsstreepje, vierde
en vijfde lid.

ARTIKEL XLIII

In de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt aan artikel 3
een lid toegevoegd, luidende:

7. Onder partner wordt niet verstaan degene die uitsluitend ingevolge
het tweede lid, onderdeel e, als partner wordt aangemerkt en woont in
een accommodatie van een instelling die opvang als bedoeld in artikel
1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 biedt, mits de
belanghebbende een afschrift van de beschikkingen, bedoeld in artikel
2.3.5, tweede lid, van die wet, tot het treffen van een
maatwerkvoorziening voor hem en voor de persoon, bedoeld in het tweede
lid, onderdeel e, ten behoeve van opvang overlegt.

ARTIKEL XLIV

De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 25, achtste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De tweede volzin vervalt.

2. De laatste volzin, onderdeel b, komt te luiden:

b. ingeval de vennootschap waarin de belastingschuldige de aandelen of
winstbewijzen houdt, reserves aan de belastingschuldige heeft
uitgedeeld, voor een bedrag ter grootte van 25 percent van de
uitgedeelde reserves op de aandelen of winstbewijzen die aan het uitstel
ten grondslag liggen, verminderd met de over die uitgedeelde reserves in
Nederland verschuldigde dividendbelasting of inkomstenbelasting en de
daarover in het buitenland feitelijk geheven belasting;.

	3. Er wordt een volzin toegevoegd, luidende: 

Indien rechten die besloten liggen in de aandelen of winstbewijzen die
aan het uitstel ten grondslag liggen overgaan op andere aandelen of
winstbewijzen, worden die andere aandelen of winstbewijzen geacht
eveneens aan het uitstel ten grondslag te liggen.

B

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid, wordt ā€œartikel 25, vijfde of achtste lidā€
vervangen door ā€œartikel 25, vijfde lidā€ en wordt ā€œde termijn,
bedoeld in artikel 25, vijfde lid, tweede volzin, onderscheidenlijk de
termijn, bedoeld in artikel 25, achtste lid, tweede volzinā€ telkens
vervangen door: de termijn, bedoeld in artikel 25, vijfde lid, tweede
volzin.

	2. In het vijfde lid, onderdeel a, wordt ā€œanders dan door uitkering
van 

winstreserves of teruggaaf van wat is gestort of ingelegdā€ vervangen
door: anders dan door uitkering van winstreserves, teruggaaf van wat is
gestort of ingelegd of overgang van rechten op andere aandelen of
winstbewijzen.

C

Na artikel 70e wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 70ea

Artikel 25, achtste lid, en artikel 26, tweede lid, zoals die op 14
september 2015 luidden, blijven van toepassing op belastingaanslagen die
zijn opgelegd naar aanleiding van belastbare feiten die zich hebben
voorgedaan voor 15 september 2015, 15.15 uur. 

ARTIKEL XLV

In de Provinciewet wordt in artikel 222a, vierde lid, ā€œhoogsteā€
vervangen door: laagste.

ARTIKEL XLVI

In de Invoeringswet fiscaal stelsel BES wordt in hoofdstuk III, artikel
II, vierde lid, ā€œvijf jaarā€ vervangen door: zes jaar.

ARTIKEL XLVII

In de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II worden de in de artikelen 3.6
tot en met 3.20 en de in de artikelen 5.4 tot en met 5.18 vermelde
bedragen verhoogd met ā‚¬Ā 300.

ARTIKEL XLVIII

In het Belastingplan 2015 wordt in artikel III ā€œverlaagdā€ vervangen
door: verhoogd.

ARTIKEL XLIX

Voor de toepassing van artikel 10.6bis van de Wet inkomstenbelasting
2001 bij het begin van het kalenderjaar 2017 wordt het
langetermijnrendement op onroerende zaken, aandelen en obligaties van
het kalenderjaar 2016 gesteld op 4,25%, 8,25%, onderscheidenlijk 4,00%. 

ARTIKEL L

Artikel 90 van de Wet belastingen op milieugrondslag vindt bij het begin
van het kalenderjaar 2016 geen toepassing op de bedragen, genoemd in
artikel 59, eerste lid, onderdelen a en c, artikel 59, derde lid, en
artikel 60, eerste lid, van die wet.

ARTIKEL LI

Ingeval de samenloop van wetten die in 2015 in het Staatsblad zijn of
worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in een of meer
belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of indien als gevolg
van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen,
artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende
wetten, kunnen die wetten op dit punt bij ministeriƫle regeling worden
gewijzigd.

ARTIKEL LII

1. Onder toepassing van artikel 12 van de Wet raadgevend referendum
treedt deze wet in werking met ingang van 1 januari 2016, met dien
verstande dat:

a. artikel I, onderdelen B en C, eerst toepassing vindt nadat artikel
10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 3.5 van de Wet
maatregelen woningmarkt 2014 II bij het begin van het kalenderjaar 2016
zijn toegepast;

b. artikel I, onderdeel G, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van
de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel III, onderdeel C, van het
Belastingplan 2014 bij het begin van het kalenderjaar 2016 zijn
toegepast;

c. artikel I, onderdeel H, onder 1, eerst toepassing vindt nadat artikel
10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel III, onderdeel D, van
het Belastingplan 2014 bij het begin van het kalenderjaar 2016 zijn
toegepast;

d. artikel I, onderdelen I, J en L, eerst toepassing vindt nadat artikel
10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het
kalenderjaar 2016 is toegepast;

e. indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin
van het kalenderjaar 2017 wordt toegepast: artikel II, onderdeel E,
eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting
2001 bij het begin van het kalenderjaar 2017 is toegepast;

f. artikel XVII, onderdelen A en B, eerst toepassing vindt nadat de
artikelen 20a, tweede lid, en 20b, tweede lid, van de Wet op de
loonbelasting 1964 en artikel 5.3 van de Wet maatregelen woningmarkt
2014 II bij het begin van het kalenderjaar 2016 zijn toegepast;

g. artikel XVII, onderdeel C, eerst toepassing vindt nadat artikel 22d
van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel VII, onderdeel C, van het
Belastingplan 2014 bij het begin van het kalenderjaar 2016 zijn
toegepast;

h. artikel XVII, onderdeel D, eerst toepassing vindt nadat artikel 22d
van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel VII, onderdeel D, van het
Belastingplan 2014 bij het begin van het kalenderjaar 2016 zijn
toegepast;

i. artikel XVII, onderdeel E, eerst toepassing vindt nadat artikel 22d
van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar
2016 is toegepast;

j. artikel XLVI toepassing vindt voordat hoofdstuk III, artikel II,
vierde lid, van de Invoeringswet fiscaal stelsel BES wordt toegepast;

k. artikel XLVII eerst toepassing vindt nadat artikel 8.1 van de Wet
maatregelen woningmarkt 2014 II bij het begin van het kalenderjaar 2016
is toegepast.

2. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen XLII en L in
werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en vinden
toepassing met ingang van 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar
na dat tijdstip. In afwijking van het eerste lid treden artikel XLII,
onderdelen A, B, C en D, en artikel L in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip en:

	a. vinden deze eerst toepassing nadat artikel XLII, onderdelen Ba en
Ca, is toegepast; en

	b. vinden deze toepassing met ingang van 1 januari van het
eerstvolgende kalenderjaar na het tijdstip, bedoeld in de aanhef.

3. Artikel XLIV, onderdeel A, onder 1 en 2, onderdeel B, onder 1, en
onderdeel C, werkt terug tot en met 15 september 2015, 15.15 uur.

4. Artikel XLIV, onderdeel A, onder 3, en onderdeel B, onder 2, werkt
terug tot en met 29 oktober 2015, 23:15 uur.

ARTIKEL LIII

Deze wet wordt aangehaald als: Belastingplan 2016.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiƫn,

De Staatssecretaris van Financiƫn,

 

 

 PAGE    

 PAGE   2