[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst 34199

Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie, het transport, de handel en de levering van elektriciteit en gas (Elektriciteits- en gaswet)

Eindtekst

Nummer: 2015D40341, datum: 2015-10-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2015Z08500:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

13 oktober 2015



	Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie, het
transport, de handel en de levering van elektriciteit en gas
(Elektriciteits- en gaswet)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: 

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, mede ter
uitvoering van Europese verplichtingen op het gebied van elektriciteit
en gas, één wettelijk kader tot stand te brengen met betrekking tot de
productie, het transport en de levering van elektriciteit en gas met het
oog op een betrouwbare, duurzame en doelmatige voorziening van
elektriciteit en gas;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling Advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

 

§ 1.1. Begripsbepalingen 

Artikel 1.1.

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

aangeslotene: een ieder die beschikt over een aansluiting;

aansluiting: één of meer leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen,
niet zijnde transformatoren, schakelsystemen en verdeelstations, ten
behoeve van transport van elektriciteit of gas tussen een systeem en een
onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e,
van de Wet waardering onroerende zaken, niet zijnde een systeem dat
wordt beheerd door een systeembeheerder, of tussen een systeem en een op
zee gelegen windpark;

afnemer: een grootafnemer of een eindafnemer;

Agentschap: het Agentschap, bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG)
nr. 713/2009 van het Europees parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot
oprichting van een agentschap voor de samenwerking tussen
energieregulators (Pb EU 2009, L 211);

Autoriteit Consument en Markt: Autoriteit Consument en Markt, genoemd in
artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en
Markt;

beheerder van een gasopslaginstallatie: rechtspersoon die krachtens
artikel 3.2 is aangewezen voor het beheer van een gasopslaginstallatie;

beheerder van een gesloten distributiesysteem: onderneming die op grond
van artikel 4.2, vierde lid, onderdeel a, of onderdeel b, is aangewezen;

bindende gedragslijn: een zelfstandige last die niet wegens een
overtreding wordt opgelegd;

biomassa: biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en
residuen van biologische oorsprong uit de landbouw – met inbegrip van
plantaardige en dierlijke stoffen –, de bosbouw en aanverwante
bedrijfstakken, met inbegrip van de visserij en de aquacultuur alsmede
de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk
afval;

buitenlandse transmissiesysteembeheerder: beheerder van een
transmissiesysteem in een andere lidstaat die op grond van wettelijke
regels is belast met het beheer van een transmissiesysteem als bedoeld
in artikel 2, onderdeel 4, van richtlijn 2009/72 of van richtlijn
2009/73;

congestie: situatie waarin de maximale transportcapaciteit van een deel
van een systeem niet voldoende is om te voorzien in de behoefte aan
transport;

congestiemanagement: stelsel van procedures dat voorkomt dat zich
congestie voordoet en de maatregelen die bewerkstelligen dat congestie
wordt opgeheven, met uitzondering van congestiebeheersprocedures;

directe lijn: één of meer leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen
ten behoeve van transport van elektriciteit of gas die voldoen aan
artikel 4.5, eerste lid, niet zijnde een systeem;

distributiesysteem: distributiesysteem voor elektriciteit of
distributiesysteem voor gas;

distributiesysteembeheerder: distributiesysteembeheerder voor
elektriciteit of distributiesysteembeheerder voor gas;

distributiesysteem voor elektriciteit: leidingen en daarmee verbonden
hulpmiddelen ten behoeve van transport van elektriciteit op een
spanningsniveau lager dan 110 kilovolt; 

distributiesysteem voor gas: leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen
ten behoeve van lokale of regionale gasdistributie, niet zijnde een
productiesysteem; 

distributiesysteembeheerder voor elektriciteit: rechtspersoon die op
grond van artikel 4.2, eerste lid, onderdeel e, is aangewezen;

distributiesysteembeheerder voor gas: rechtspersoon die op grond van
artikel 4.2, eerste lid, onderdeel f, is aangewezen;

eindafnemer: een ieder die elektriciteit of gas koopt voor eigen
verbruik;

garantie van oorsprong: bewijsstuk dat een producent een hoeveelheid
elektriciteit of gas uit hernieuwbare energiebronnen of een hoeveelheid
elektriciteit in een installatie voor hoogrenderende
warmtekrachtkoppeling heeft opgewekt;

gas: 

a. aardgas dat bij een temperatuur van 15° Celsius en bij een druk van
1,01325 bar in gasvormige toestand verkeert en in hoofdzaak bestaat uit
methaan of een andere stof die vanwege haar eigenschappen aan methaan
gelijkwaardig is en 

b. stof die: 

1º. is opgewekt in een productie-installatie die uitsluitend gebruik
maakt van hernieuwbare energiebronnen of is opgewekt in een hybride
productie-installatie die gebruik maakt van zowel hernieuwbare als
fossiele energiebronnen en 

2º. bij een temperatuur van 15° Celsius en bij een druk van 1,01325
bar in gasvormige toestand verkeert en in hoofdzaak bestaat uit methaan
of een andere stof die vanwege haar eigenschappen aan methaan
gelijkwaardig is die krachtens artikel 2.19 ingevoed kan worden op een
systeem;

gasopslaginstallatie: een installatie voor de opslag van gas, met
inbegrip van het gedeelte van een LNG-installatie dat voor opslag wordt
gebruikt, maar met uitzondering van het gedeelte dat wordt gebruikt voor
gasproductie en met uitzondering van een installatie die uitsluitend ten
dienste staat van een transmissiesysteembeheerder voor gas bij de
uitvoering van zijn wettelijke taken;

gesloten distributiesysteem: distributiesysteem dat op grond van artikel
4.4 is erkend;

grootafnemer: een ieder die elektriciteit of gas koopt om het door te
verkopen buiten het systeem waarop hij aangesloten is;

grote aansluiting: aansluiting, niet zijnde een kleine aansluiting;

handelaar: natuurlijk persoon of rechtspersoon die elektriciteit of gas
koopt om het door te verkopen aan andere handelaren of leveranciers;

hernieuwbare energiebronnen: wind, zon, omgevingslucht-,
oppervlaktewater- en aardwarmte, zee, waterkracht, biomassa, stortgas,
rioolwaterzuiveringsgas en biogas; 

hoogrenderende warmtekrachtkoppeling: warmtekrachtkoppeling die voldoet
aan bijlage II bij richtlijn 2012/27;

huishoudelijke eindafnemer: eindafnemer die koopt voor huishoudelijk
gebruik; 

infrastructuurbedrijf: de verzameling van rechtspersonen in de
infrastructuurgroep met uitzondering van één of meer
systeembeheerders;

infrastructuurgroep: groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek waarvan één of meer systeembeheerders onderdeel
uitmaken; 

inkomstenbesluit: besluit vastgesteld op grond van artikel 6.12;

installatie: elektrisch of gastechnisch materieel dat, leidingen die en
apparatuur die:

a. onderling duurzaam is verbonden,

b. is bestemd voor of ten dienste staat aan het verbruik, de opslag, de
overslag of de productie van elektriciteit of gas,

c. wordt gebruikt of beheerd door een afnemer, een beheerder van een
gasopslaginstallatie, een LNG-beheerder of een producent en 

d. zich ten opzichte van een systeem of een directe lijn bevindt achter
de voorzieningen die het systeem of de directe lijn beveiligen;

interconnector: één of meer landsgrensoverschrijdende leidingen en
daarmee verbonden hulpmiddelen die uitsluitend een koppeling leggen
tussen transmissiesystemen;

interconnectorbeheerder: rechtspersoon die op grond van artikel 4.2,
eerste lid, onderdeel b, of d, is aangewezen;

kleine aansluiting: aansluiting met een aansluitgrootte kleiner dan of
gelijk aan 3 x 80 Ampère of 40 m3(n) per uur;

leverancier: natuurlijk persoon of rechtspersoon die elektriciteit of
gas verkoopt aan afnemers;

leveringsvergunning: vergunning verleend op grond van artikel 8.22;

LNG-beheerder: rechtspersoon die krachtens artikel 3.2 is aangewezen
voor het beheer van een LNG-installatie;

LNG-installatie: installatie die bestemd is voor het vloeibaar maken van
gas, voor de invoer, of de verlading, en de hervergassing van vloeibaar
gas, met inbegrip van ondersteunende diensten en tijdelijke opslag die
nodig zijn voor het proces van hervergassing en de daaropvolgende
levering aan het systeem, met uitzondering van de gedeeltes van de
installatie die gebruikt worden voor opslag;

meetinrichting: samenstel van apparatuur dat tot doel heeft de
uitwisseling van elektriciteit of gas te meten;

methodebesluit: besluit vastgesteld op grond van artikel 6.11;

onderneming: onderneming in de zin van artikel 101, eerste lid, van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

ondersteunende diensten: de diensten die nodig zijn voor de toegang tot
of de werking van een LNG-installatie of een gasopslaginstallatie;

Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

op afstand uitleesbare meetinrichting: meetinrichting die voldoet aan de
eisen van artikel 5.17, eerste lid; 

producent: natuurlijk persoon of rechtspersoon die elektriciteit of gas
produceert;

productiesysteem: één of meer leidingen en daarmee verbonden
hulpmiddelen die onderdeel uitmaken van een olie- of gaswinningsproject
of die worden gebruikt voor het transport van gas rechtstreeks van een
gaswinningsproject naar een verwerkingsinstallatie, een opslagplaats of
een aanlandingsplaats;

programmaverantwoordelijke: natuurlijke persoon of rechtspersoon die
programmaverantwoordelijkheid heeft;

programmaverantwoordelijkheid: de op grond van artikel 7.6, eerste en
tweede lid, geldende verantwoordelijkheid tot het opstellen van een
programma;

rekening voor garanties van oorsprong: specificatie van een tegoed van
garanties van oorsprong in een elektronisch systeem voor het uitgeven en
innemen van garanties van oorsprong;

richtlijn 2009/72: Richtlijn nr. 2009/72/EG van het Europees parlement
en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor
de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn
2003/54/EG (Pb EU 2009, L 211);

richtlijn 2009/73: Richtlijn nr. 2009/73/EG van het Europees parlement
en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor
de interne markt voor gas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (Pb
EU 2009, L 211);

richtlijn 2012/27: Richtlijn nr. 2012/27/EU van het Europees parlement
en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot
wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende
intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (Pb EU 2012, L
315);

	standaardaansluiting: aansluiting waar op grond van artikel 6.13
tarieven voor wordt vastgesteld en die op grond van artikel 9.2 wordt
onderscheiden;

	systeem: transmissiesysteem of distributiesysteem; 

	systeembeheerder: transmissiesysteembeheerder of
distributiesysteembeheerder;

	systeemgebruiker: aangeslotene, handelaar, leverancier of
programmaverantwoordelijke; 

	tariefdrager: eenheid waarmee toegedeelde kosten in rekening worden
gebracht bij een systeemgebruiker;

	tijdelijke taken: taken als bedoeld in artikel 5.34;

	transmissiesysteem: transmissiesysteem voor elektriciteit,
transmissiesysteem voor gas, transmissiesysteem op zee of een
interconnector;

	transmissiesysteembeheerder: transmissiesysteembeheerder voor
elektriciteit of transmissiesysteembeheerder voor gas;

	transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit: een rechtspersoon die
op grond van artikel 4.2, eerste lid, onderdeel a, of g is aangewezen;

	transmissiesysteembeheerder voor gas: rechtspersoon die op grond van
artikel 4.2, eerste lid, onderdeel c, is aangewezen;

	transmissiesysteem op zee: één of meer leidingen en daarmee verbonden
hulpmiddelen ten behoeve van transport van elektriciteit die één of
meer windparken op zee verbinden met een transmissiesysteem voor
elektriciteit;

	transmissiesysteem voor elektriciteit: leidingen en daarmee verbonden
hulpmiddelen ten behoeve van transport van elektriciteit op een
spanningsniveau gelijk aan of groter dan 110 kilovolt, niet zijnde
leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen die voor lokale distributie
worden gebruikt;

	transmissiesysteem voor gas: leidingen en daarmee verbonden
hulpmiddelen ten behoeve van transport van gas vooral onder hoge druk,
niet zijnde een productiesysteem of hogedrukleidingen die in de eerste
plaats voor lokale distributie worden gebruikt; 

	vergunninghouder: houder van een leveringsvergunning;

	verordening 714/2009: Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees
parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor
toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en
tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003 (Pb EU 2009, L 211);

	verordening 715/2009: Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees
parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de
toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening
(EG) nr. 1775/2005 (Pb EU 2009, L 211);

	verordening 1227/2011: Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees
parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en
transparantie van de groothandelsmarkt voor energie en tot intrekking
van Verordening (EG) nr. 1228/2003 (Pb EU 2001, L 326);

	verordening 347/2013: Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees
parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de
trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking
nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr.
713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (PbEU 2013, L 115);

	verordening 994/2010: Verordening (EU) Nr. 994/2010 van het Europees
parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende maatregelen tot
veiligstelling van de gaslevering en houdende intrekking van Richtlijn
2004/67/EG van de Raad (PbEU 2010, L295);

	verwant bedrijf: verbonden onderneming in de zin van artikel 41 van de
zevende richtlijn nr. 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de
grondslag van artikel 54, derde lid, sub g, van het Verdrag, betreffende
de geconsolideerde jaarrekening (PbEG 1983, L193) of een geassocieerde
onderneming in de zin van artikel 33, eerste lid, van die richtlijn of
een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort;

	windpark: installatie voor de productie van elektriciteit met behulp
van windenergie in hoofdzaak bestaande uit één of meerdere windmolens;

	zeggenschap: rechten, overeenkomsten of andere middelen die,
afzonderlijk of tezamen, met inachtneming van alle feitelijke of
juridische omstandigheden, het mogelijk maken een beslissende invloed
uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name:

	1°. eigendoms- of gebruiksrechten op alle vermogensbestanddelen van
een onderneming of delen daarvan;

	2° rechten of overeenkomsten die een beslissende invloed verschaffen
op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de organen van
een onderneming.

	zelfstandige last: enkele last tot het verrichten van bepaalde
handelingen, bedoeld in artikel 5:2, tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, ter bevordering van de naleving van wettelijke
voorschriften.

	2. De wettelijke taken van een systeembeheerder zijn: 

	a. bij of krachtens deze wet aan hem opdragen taken, en 

	b. onderdelen van EU-verordeningen en EU-besluiten inzake elektriciteit
of gas.

3. Bij ministeriële regeling worden de onderdelen van EU-verordeningen
en EU-besluiten, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, aangewezen.

Artikel 1.2

	1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt
voor iedere aansluiting als aangeslotene met een grote aansluiting voor
elektriciteit beschouwd een organisatorische eenheid die zich in
hoofdzaak bezighoudt met:

	a. openbaar vervoer per trein, metro, tram of trolley, 

	b. mijnbouwkundige activiteiten, 

	c. het beheer en de exploitatie van telecommunicatie- en
kabelnetwerken, 

	d. het beheer van de openbare verlichting of van
verkeersregelinstallaties, 

	e. riolering, bemaling, waterzuivering of transport en distributie van
water, 

mits:

	1o. de eenheid daarbij uitsluitend ingevolge de technische aard van de
bedrijfsuitoefening beschikt over verscheidene aansluitingen,

	2o. het totale aan de eenheid voor die bedrijfsuitoefening beschikbaar
gestelde vermogen meer bedraagt dan 2 MVA en

	3o. de bedrijfsuitoefening door deze eenheid op fysiek geïntegreerde
basis geschiedt.

	2. Een systeembeheerder beschouwt een organisatorische eenheid voor
alle aansluitingen op zijn systeem met betrekking tot de facturering als
één aangeslotene.

	3. Een onderneming die zich in hoofdzaak bezig houdt met het vervoer
van personen of goederen per trein wordt voor de toepassing van het
bepaalde bij of krachtens deze wet aangemerkt als een aangeslotene met
een grote aansluiting ook indien zij geen aansluiting heeft op een
systeem. 

	4. Windparken die behoren tot eenzelfde onderneming of instelling en
die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen
hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen, worden geacht
te beschikken over één aansluiting.

	5. Meerdere onroerende zaken als bedoeld in artikel 16, onderdeel c,
van de Wet waardering onroerende zaken die zich bevinden in een bouwwerk
met:

	a. een woonfunctie bestemd voor bewoners die zijn ingeschreven aan een
instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet
educatie en beroepsonderwijs of aan een universiteit of hogeschool als
bedoeld in artikel 1.2, onderdelen a en b, van de Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of die zich voorbereiden op een
promotie als bedoeld in artikel 7.18 van laatstgenoemde wet, 

	b. een woonoppervlak van maximaal 50 vierkante meter per wooneenheid en

	c. gemeenschappelijke ruimtes die een meeromvattende functie hebben dan
de reguliere functie van gemeenschappelijke ruimten in een
appartementencomplex,

	worden op verzoek van de eigenaar of eigenaren van het bouwwerk voor de
toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde beschouwd als
één onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering
onroerende zaken. Indien de aansluiting is gerealiseerd kan een verzoek
van de eigenaar of eigenaren slechts worden ingetrokken ingeval van
ingrijpende renovatie van het bouwwerk.

§ 1.2. Toepassingsbereik

 Artikel 1.3

	Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing op
binnen de exclusieve economische zone van Nederland zoals vastgesteld
bij of krachtens de Rijkswet instelling exclusieve economische zone
gelegen productie-installaties, gasopslaginstallaties, LNG-installaties,
interconnectoren en transmissiesystemen op zee.

Hoofdstuk 2. Elektriciteits- en gasproductie

§ 2.1. Boekhouding

Artikel 2.1

	1. Een producent voert een afzonderlijke boekhouding voor de productie
van elektriciteit of gas.

	2. Een producent maakt een jaarrekening op overeenkomstig titel 9 van
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en laat deze door een onafhankelijk
accountant controleren. 

	3. Een producent die op grond van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek zijn jaarrekening niet openbaar hoeft te maken, legt een
exemplaar daarvan ter inzage op het hoofdkantoor met inachtneming van de
termijnen, bedoeld in artikel 394 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.


	4. Het eerste tot en met derde zijn niet van toepassing op een
producent die uitsluitend gas produceert anders dan winning uit een
gasveld en de hoeveelheid geproduceerd gas per jaar niet meer bedraagt
dan 10 000 000 m3 bij een temperatuur van 15° Celsius en bij een druk
van 1,01325 bar.

	5. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op aangeslotenen
met een kleine aansluiting die elektriciteit opwekken.

§ 2.2. Elektriciteitsproductie 

Artikel 2.2 

	1. Indien naar het oordeel van Onze Minister om de leveringszekerheid
of de voorzieningszekerheid van elektriciteit te waarborgen onvoldoende
productie-installaties worden gebouwd, kan hij een procedure starten
overeenkomstig artikel 8 van richtlijn 2009/72.

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over de procedure, bedoeld in artikel 8 van richtlijn
2009/72.

Artikel 2.3

	1. Iedere wijziging met betrekking tot zeggenschap als bedoeld in
artikel 26 van de Mededingingswet in een productie-installatie met een
nominaal elektrisch vermogen van meer dan 250 MW of een onderneming die
een productie-installatie met een nominaal elektrisch vermogen van meer
dan 250 MW beheert, wordt door één van de bij deze wijziging betrokken
partijen voorafgaand gemeld aan Onze Minister.

	2. Onze Minister kan op grond van overwegingen van openbare veiligheid,
de leveringszekerheid of de voorzieningszekerheid de wijziging, bedoeld
in het eerste lid, verbieden of voorschriften hieraan verbinden.

	3. Rechtshandelingen verricht in strijd met het eerste lid zijn door
een rechterlijke uitspraak vernietigbaar.

	4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot
de melding, bedoeld in het eerste lid.

§ 2.3. Coördinatieregelingen

Artikel 2.4

	1. De procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en
onderdeel c, van de Wet ruimtelijke ordening, is van toepassing op de
aanleg en uitbreiding van:

	a. een windpark, met inbegrip van de aansluiting van dat windpark op
een systeem, met een capaciteit van ten minste 100 MW;

	b. een productie-installatie, met inbegrip van de aansluiting van die
installatie op een systeem, met een capaciteit van ten minste 50 MW,
indien het betreft een installatie voor de opwekking van elektriciteit
uit hernieuwbare energiebronnen anders dan met behulp van windenergie;

	c. een productie-installatie, met inbegrip van de aansluiting van die
installatie op een systeem, met een capaciteit van ten minste 500 MW,
indien het betreft een installatie voor de opwekking van elektriciteit
anders dan uit hernieuwbare energiebronnen.

	2. De procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en
onderdeel c, van de Wet ruimtelijke ordening is eveneens van toepassing
op de uitbreiding van een productie-installatie voor de opwekking van
elektriciteit anders dan uit hernieuwbare energiebronnen, met inbegrip
van de aansluiting van die installatie op een systeem, indien door die
uitbreiding de capaciteit van die productie-installatie wordt vergroot
tot ten minste 500 MW.

Atikel 2.5

	1. Een producent meldt een voornemen tot aanleg of uitbreiding van een
productie-installatie als bedoeld in artikel 2.4, eerste of tweede lid,
zo spoedig mogelijk aan Onze Minister. Onze Minister kan voor de melding
een middel beschikbaar stellen. 

	2. Indien, in aanmerking genomen de omvang, aard en ligging van een
productie-installatie als bedoeld in artikel 2.4, eerste of tweede lid,
alsmede het aantal voor de aanleg of uitbreiding van die
productie-installatie benodigde besluiten, redelijkerwijs niet valt te
verwachten dat toepassing van de procedure, bedoeld in artikel 2.4,
eerste of tweede lid, de besluitvorming in betekenende mate zal
versnellen of anderszins aanmerkelijke voordelen heeft, kan Onze
Minister bepalen dat:

	a. geen van de procedures, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid,

	b. uitsluitend de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid,
aanhef en onderdeel a,

	c. uitsluitend de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid,
aanhef en onderdeel b of

	d. de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en
onderdeel a, gevolgd door de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste
lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet ruimtelijke ordening, van
toepassing zijn of is op de aanleg of de uitbreiding van die
productie-installatie. Onze Minister hoort de producent en de betrokken
bestuursorganen over een voornemen toepassing te geven aan de
bevoegdheid, bedoeld in de eerste volzin.

Artikel 2.6

	1. Onze Minister is de aangewezen minister, bedoeld in artikel 3.35,
tweede en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

	2. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3.28, vierde lid, van de
Wet ruimtelijke ordening treden, in afwijking van dat artikellid, Onze
Minister en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu gezamenlijk in de
plaats van burgemeester en wethouders ten aanzien van de bevoegdheden en
verplichtingen, bedoeld in dat artikellid.

	3. Onze Minister kan, in overeenstemming met het gevoelen van de
ministerraad, bepalen dat Onze Minister en Onze Minister(s) wie het mede
aangaat, met overeenkomstige toepassing van artikel 3.35, derde lid,
vierde volzin, van de Wet ruimtelijke ordening, één of meer besluiten
nemen die nodig zijn voor de aanleg of uitbreiding van een daarbij
aangewezen productie-installatie als bedoeld in artikel 2.4, eerste of
tweede lid.

Artikel 2.7

	1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de besluiten
aangewezen die voor de aanleg of uitbreiding van een
productie-installatie als bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, in ieder
geval besluiten als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, onderdeel b,
van de Wet ruimtelijke ordening zijn.

	2. Onze Minister kan ten behoeve van de aanleg of uitbreiding van een
productie-installatie als bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, tevens
één of meer andere besluiten dan de bij of krachtens het eerste lid
aangewezen besluiten aanwijzen als besluiten als bedoeld in artikel
3.35, eerste lid, onderdeel b, van de Wet ruimtelijke ordening.

	3. Onze Minister kan, indien een bij of krachtens het eerste lid
aangewezen besluit de toepassing van de procedure, bedoeld in artikel
2.4, eerste lid, zou belemmeren of ernstig bemoeilijken, bepalen dat het
desbetreffende besluit, in afwijking van de maatregel, bedoeld in het
eerste lid, niet als een besluit als bedoeld in artikel 3.35, eerste
lid, onderdeel b, van de Wet ruimtelijke ordening wordt aangemerkt.

Artikel 2.8

	1. Provinciale staten zijn bevoegd voor de aanleg of uitbreiding van
een windpark met een capaciteit van ten minste 5 maar niet meer dan 100
MW, met inbegrip van de aansluiting van dat windpark op een systeem,
gronden aan te wijzen en daarvoor een inpassingsplan als bedoeld in
artikel 3.26, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening vast te
stellen. De gemeenteraad is voor de duur van tien jaren na de
vaststelling van het inpassingsplan niet bevoegd voor die gronden een
bestemmingsplan vast te stellen.

	2. Provinciale staten geven in ieder geval toepassing aan de
bevoegdheid op grond van het eerste lid indien een producent een
voornemen tot de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie als
bedoeld in het eerste lid schriftelijk bij hen heeft gemeld en de
betrokken gemeente een aanvraag van die producent tot vaststelling dan
wel wijziging van een bestemmingplan met betrekking tot de gronden,
bedoeld in het eerste lid, heeft afgewezen. Voor het doen van de melding
en de daarbij te verstrekken gegevens kunnen provinciale staten een
formulier vaststellen.

	3. Artikel 3.26, tweede en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening
is van overeenkomstige toepassing. Artikel 3.26, vijfde lid, van de Wet
ruimtelijke ordening is niet van toepassing.

	4. Indien provinciale staten toepassing geven aan de bevoegdheid,
bedoeld in het eerste lid, oefenen gedeputeerde staten de bevoegdheden
en voeren de verplichtingen, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de
Wet ruimtelijke ordening uit en beslissen op een aanvraag om een
omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1,
eerste lid, onderdeel a, b, c of g, van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht. Gedeputeerde staten zenden terstond een afschrift aan
burgemeester en wethouders van beschikkingen die zijn gegeven met
toepassing van de bevoegdheden, bedoeld in de eerste volzin. 

	5. Het tweede lid is niet van toepassing indien is voldaan aan de
krachtens het zesde lid voor die provincie gestelde minimum
realisatienorm.

	6. Bij algemene maatregel van bestuur kan per provincie een minimum
realisatienorm worden vastgesteld. 

Artikel 2.9

	1. Gedeputeerde staten coördineren de voorbereiding en bekendmaking
van de besluiten, aangewezen op grond van artikel 2.8, eerste lid, ten
behoeve van de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie als
bedoeld in artikel 2.4, eerste lid.

	2. Gedeputeerde staten nemen de besluiten, bedoeld in het eerste lid,
met uitsluiting van het in eerste aanleg bevoegde bestuursorgaan, tenzij
dit een bestuursorgaan van het Rijk is. 

	3. Gedeputeerde staten geven ten aanzien van de ontwerpen van de
besluiten, bedoeld in het eerste lid, gezamenlijk toepassing aan artikel
3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en voegen de
kennisgevingen, bedoeld in artikel 3:12 van die wet, samen in een
kennisgeving die door hen wordt gedaan.

	4. Voor zover de aanleg of de uitbreiding, bedoeld in het eerste lid,
onevenredig wordt belemmerd door bepalingen die – al dan niet
krachtens de wet – bij of krachtens een regeling van een gemeente of
waterschap zijn vastgesteld, kunnen die bepalingen bij het nemen of
uitvoeren van de besluiten, bedoeld in het eerste lid, om dringende
redenen buiten toepassing worden gelaten.

	5. Artikel 3.33, tweede en vierde tot en met zesde lid, van de Wet
ruimtelijke ordening is van overeenkomstige toepassing.

	6. Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat het eerste of tweede lid niet
van toepassing is op een productie-installatie als bedoeld in artikel
2.8, eerste lid, indien:

	a. in aanmerking genomen de omvang, aard en ligging van de
desbetreffende productie-installatie, redelijkerwijze niet valt te
verwachten dat toepassing van het eerste lid de besluitvorming in
betekenende mate zal versnellen of dat daaraan anderszins aanmerkelijke
voordelen zijn verbonden, of

	b. is voldaan aan de krachtens artikel 2.8, zesde lid, voor die
provincie gestelde minimum realisatienorm.

§ 2.4. Garanties van oorsprong

Artikel 2.10

	1. Onze Minister is belast met het uitgeven en innemen via een
elektronisch systeem van: 

	a. garanties van oorsprong voor elektriciteit uit hernieuwbare
energiebronnen;

	b. garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een
installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling;

	c. garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen.

	2. Onze Minister opent op aanvraag voor een in Nederland gevestigde
aangeslotene, leverancier, handelaar of de Nederlandse
emissieautoriteit, bedoeld in artikel 2.1 van de Wet milieubeheer, een
rekening voor garanties van oorsprong. Bij deze aanvraag overlegt de
producent het resultaat van de vaststelling, bedoeld in artikel 5.31.

	3. Onze Minister boekt op aanvraag garanties van oorsprong als bedoeld
in het eerste lid op een daarbij aangegeven rekening voor garanties van
oorsprong indien een in Nederland gevestigde producent bij deze aanvraag
de gegevens omtrent de gemeten hoeveelheid elektriciteit uit
hernieuwbare energiebronnen, elektriciteit opgewekt in een installatie
voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling of gas uit hernieuwbare
energiebronnen overlegt.

Artikel 2.11

	Onze Minister kan de taken, bedoeld in artikel 2.10, mandateren aan een
niet-ondergeschikte die onafhankelijk is van een producent, een
leverancier of een handelaar.

Artikel 2.12 

	1. Een garantie van oorsprong voor elektriciteit uit hernieuwbare
energiebronnen toont bij uitsluiting aan dat de daarop aangegeven
hoeveelheid elektriciteit is opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen.

	2. Een garantie van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een
installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling toont bij
uitsluiting aan dat de daarop aangegeven hoeveelheid elektriciteit is
opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling.

	3. Een garantie van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen
toont bij uitsluiting aan dat de daarop aangegeven hoeveelheid gas is
opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen.

Artikel 2.13

	1. Waar in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verwezen
naar garanties van oorsprong voor elektriciteit uit hernieuwbare
energiebronnen, worden garanties van oorsprong voor elektriciteit uit
hernieuwbare energiebronnen uitgegeven door onafhankelijke instanties in
een andere lidstaat van de Europese Unie, die naar aard en strekking
overeenkomen met eerstbedoelde garanties van oorsprong voor
elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, daarmee gelijkgesteld.

	2. Waar in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verwezen
naar garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een
installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, worden garanties
van oorsprong voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor
hoogrenderende warmtekrachtkoppeling uitgegeven door onafhankelijke
instanties in een andere lidstaat van de Europese Unie, die naar aard en
strekking overeenkomen met eerstbedoelde garanties van oorsprong,
daarmee gelijkgesteld.

Artikel 2.14

	1. Bij ministeriële regeling worden tarieven vastgesteld voor kosten
die gepaard gaan met handelingen met betrekking tot garanties van
oorsprong. 

	2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:

	a. de informatie die door een leverancier, een handelaar, een
aangeslotene of een systeembeheerder verstrekt wordt aan Onze Minister;

	b. het uitgeven en de geldigheidsduur van garanties van oorsprong;

	c. het vermelden van gegevens op garanties van oorsprong;

	d. de voorwaarden waaronder en de wijze waarop een leverancier, een
handelaar of een aangeslotene gebruik kunnen maken van de door hen
verkregen garanties van oorsprong of deze kunnen verhandelen;

	e. de vaststelling, bedoeld in artikel 5.31;

	f. het meten, bedoeld in artikel 5.19.

	3. De regels, bedoeld in het tweede lid, kunnen verschillen voor de
verschillende soorten garanties van oorsprong.

§ 2.5. Kleine velden

Artikel 2.15

	Onze Minister wijst voor de in artikel 2.16, eerste lid, omschreven
taken een rechtspersoon aan.

Artikel 2.16

	1. In het belang van het planmatig beheer van voorkomens van gas, ter
verzekering op lange termijn van een behoedzaam en rationeel gebruik van
deze natuurlijke hulpbron, verricht de op grond van artikel 2.15
aangewezen rechtspersoon de volgende taken:

	a. het zorg dragen voor de afname van gas dat wordt gewonnen in het
gebied dat is aangewezen in de bij koninklijk besluit van 30 mei 1963,
nr. 39 (Stcrt. 126) verleende winningsvergunning, op een wijze die ook
mogelijk maakt het winnen van gas in andere gebieden binnen Nederland en
het continentaal plat in het planmatig beheer te betrekken;

	b. het op verzoek van een houder van een andere Nederlandse
winningsvergunning dan bedoeld in onderdeel a, dan wel van degene met
wie voor het gebruik van die vergunning een overeenkomst is gesloten
inzake het voor gezamenlijke rekening winnen van gas, zorg dragen voor
de afname van gas dat wordt gewonnen in het gebied waarop de
winningsvergunning betrekking heeft, onder redelijke voorwaarden en
tegen betaling van een op marktconforme grondslag bepaalde vergoeding;

	c. het jaarlijks aan Onze Minister overleggen van een overzicht waarin
ten aanzien van de

eerstvolgende twintig jaar ramingen zijn opgenomen met betrekking tot de
uitoefening van de taken, bedoeld in de onderdelen a en b, onder
vermelding van daarbij gehanteerde vooronderstellingen en relevante
onderscheidingen.

	2. Onze Minister kan de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid,
tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste
lid, onderdeel b, indien deze rechtspersoon door naleving van die
verplichting ernstige economische en financiële moeilijkheden
ondervindt of dreigt te ondervinden.

	3. Indien een transmissiesysteembeheerder voor gas op grond van artikel
2.17, derde lid, geen uitvoering geeft aan artikel 2.17, eerste lid, dan
vervalt de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

Artikel 2.17

	1. Een transmissiesysteembeheerder voor gas heeft in het belang van het
planmatig beheer van voorkomens van gas, ter verzekering op lange
termijn van een behoedzaam en rationeel gebruik van deze natuurlijke
hulpbron tot taak zorg te dragen voor de inname en het transport van gas
uit de gasvoorkomens in gebieden binnen Nederland en op het continentaal
plat.

	2. Indien een transmissiesysteembeheerder voor gas ter uitvoering van
de taak, bedoeld in het eerste lid, moet investeren in de aanleg of
uitbreiding van het systeem dan meldt hij dit voornemen aan Onze
Minister. 

	3. Onze Minister besluit of een investering als bedoeld in het tweede
lid, noodzakelijk is, gelet op het belang, bedoeld in het eerste lid.
Indien Onze Minister besluit dat de investering niet noodzakelijk is,
wordt een transmissiesysteembeheerder voor gas geacht te zijn ontheven
van de taak, bedoeld in het eerste lid, voor dat voorkomen.

	4. Een transmissiesysteembeheerder voor gas overlegt jaarlijks aan Onze
Minister een overzicht waarin ten aanzien van de eerstvolgende twintig
jaar ramingen zijn opgenomen met betrekking tot de uitoefening van de
taak, bedoeld in het eerste lid, onder vermelding van daarbij
gehanteerde vooronderstellingen en relevante onderscheiden.

	5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de
melding, bedoeld in het tweede lid, en de procedure voor het besluit,
bedoeld in het derde lid.

Artikel 2.18

	1. Een transmissiesysteembeheerder voor gas kan, ten einde te
waarborgen dat hij de taak, bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, zo
doelmatig mogelijk kan uitvoeren, voorwaarden stellen aan de wijze
waarop het gas van een houder van Nederlandse winningsvergunningen of
degene met wie voor het gebruik van die vergunning een overeenkomst is
gesloten over het voor gezamenlijke rekening winnen van gas, wordt
ingenomen.

	2. Een systeemgebruiker verstrekt een transmissiesysteembeheerder voor
gas desgevraagd tijdig voldoende gegevens en inlichtingen om te
waarborgen dat de taak, bedoeld in het eerste lid, kan worden
uitgevoerd.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, en de gegevens
en inlichtingen, bedoeld in het tweede lid.

§ 2.6. Gaskwaliteit

Artikel 2.19

	Bij ministeriële regeling worden regels gesteld waaraan gas dat op een
systeem wordt ingevoed of door een systeembeheerder voor gas op
afleverpunten wordt afgeleverd, voldoet. De regels kunnen verschillen
voor invoed- en afleverpunten en naar energie-inhoud, drukniveau en
regio.

Hoofdstuk 3. Gasopslag en LNG

§ 3.1. Rijkscoördinatieregeling LNG-installaties

Artikel 3.1

	De artikelen 2.4 tot en met 2.7 zijn van overeenkomstige toepassing op
de aanleg of uitbreiding van een LNG-installatie met een capaciteit die
overeenkomt met ten minste 4 miljard m3 gas bij een temperatuur van 15°
Celsius en bij een druk van 1,01325 bar per jaar, met inbegrip van de
aansluiting van de LNG-installatie op een systeem, met dien verstande
dat onder productie-installatie telkens LNG-installatie wordt verstaan.

§ 3.2. Beheerder van een gasopslaginstallatie en LNG-installatie

Artikel 3.2

	1. Onze Minister wijst voor een periode van 10 jaar op aanvraag van een
onderneming aan wie een gasopslaginstallatie of een LNG-installatie
toebehoort, een rechtspersoon aan als beheerder van de desbetreffende
installatie.

	2. Onze Minister kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een
aanwijzing en kan deze wijzigen.

	3. Een aanwijzing kan worden ingetrokken.

	4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over:

	a. de voorschriften en beperkingen die aan een aanwijzing kunnen worden
verbonden;

	b. het opmaken, bewaren, overleggen of afdragen van gegevens;

	c. de voorwaarden waaronder een aanwijzing kan worden gewijzigd of
ingetrokken;

	d. de procedure om te komen tot een aanwijzing of een wijziging of
intrekking daarvan.

Artikel 3.3

	1. Een beheerder van een gasopslaginstallatie is onafhankelijk wat
betreft de rechtsvorm, organisatie en besluitvorming van andere, niet
met gastransport of gasopslag samenhangende activiteiten indien: 

	a. een beheerder van een gasopslaginstallatie tevens producent of
leverancier is of een producent of leverancier deel uitmaakt van een
groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek
waarvan ook een beheerder van een gasopslaginstallatie deel uitmaakt en 

	b. op een beheerder van een gasopslaginstallatie de verplichting,
bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van toepassing is. 

	2. Bij algemene maatregel van bestuur worden, ter implementatie van
richtlijn 2009/73, nadere eisen gesteld aan de onafhankelijkheid van een
beheerder van een gasopslaginstallatie. 

Artikel 3.4

	1. Een beheerder van een gasopslaginstallatie of een LNG-beheerder
onderhoudt en ontwikkelt zijn gasopslaginstallatie of zijn
LNG-installatie op een wijze die de veiligheid, betrouwbaarheid en
doelmatigheid van zijn installatie waarborgt, met inachtneming van het
milieu.

	2. Een beheerder van een gasopslaginstallatie of een LNG-beheerder
verstrekt aan:

	a. een systeembeheerder, een beheerder van een andere
gasopslaginstallatie en een beheerder van een andere LNG-installatie
voldoende informatie om te waarborgen dat de opslag van gas met behulp
zijn gasopslaginstallatie of zijn LNG-installatie en de daarmee
verbonden systemen voor gas op een veilige en doelmatige wijze kan
plaatsvinden en

	b. gebruikers van de installatie alle gegevens die zij nodig hebben
voor een efficiënte toegang tot de installatie. 

	3. Een beheerder van een gasopslaginstallatie of een LNG-beheerder
onthoudt zich van discriminatie tussen gebruikers of categorieën
gebruikers van zijn installatie.

	4. Een beheerder van een gasopslaginstallatie of een LNG-beheerder
maakt alle informatie die nodig is voor doeltreffende mededinging en een
efficiënte werking van de markt openbaar.

	5. Artikel 2.3 is van overeenkomstige toepassing op een
LNG-installatie.

Artikel 3.5

	1. De voorwaarden van een LNG-beheerder zijn redelijk, transparant en
niet discriminerend.

	2. Een LNG-beheerder stelt jaarlijks de berekeningsmethodiek van de
tarieven en de voorwaarden vast voor het sluiten van overeenkomsten over
het verlenen van toegang tot de LNG-installatie en voor het verrichten
van die toegang ondersteunende diensten. 

	3. In de voorwaarden worden in ieder geval bepalingen opgenomen over:

	a. het voorzien van toegang tot de LNG-installatie;

	b. het uitvoeren van LNG-activiteiten ten behoeve van een derde;

	c. het meten van gegevens betreffende LNG-activiteiten en de
uitwisseling van gegevens;

	d. de dienstverlening van LNG-beheerders aan derden;

	e. de door de LNG-beheerders te hanteren technische specificaties.

	4. De Autoriteit Consument en Markt keurt de berekeningsmethodiek van
de tarieven en de voorwaarden goed. De Autoriteit Consument en Markt
onthoudt haar goedkeuring aan de berekeningsmethodiek en de voorwaarden
als zij niet in overeenstemming zijn met de bij of krachtens het eerste,
tweede, derde en vijfde lid gestelde eisen.

	5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over:

	a. de berekeningsmethodiek van de tarieven;

	b. de procedure tot goedkeuring van de berekeningsmethodiek van de
tarieven en de voorwaarden;

	c. de procedure indien geen goedkeuring is gegeven aan de
berekeningsmethodiek van de tarieven of de voorwaarden;

	d. de publicatie en inwerkingtreding van de berekeningsmethodiek van de
tarieven en de voorwaarden.

Artikel 3.6

	Onverminderd artikel 3.8 is een LNG-beheerder verplicht, in voorkomend
geval tezamen met een verwant bedrijf, aan degene die daarom verzoekt
een aanbod te doen met behulp van de door hem beheerde LNG-installatie
en van één of meer installaties van het verwante bedrijf, ten behoeve
van verzoeker LNG-activiteiten en de die activiteiten ondersteunende
diensten uit te voeren. Het aanbod bevat een tarief, berekend op basis
van een berekeningsmethodiek als bedoeld in artikel 3.5, derde lid en de
voorwaarden, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid. 

Artikel 3.7

	1. Een beheerder van een gasopslaginstallatie onderhandelt met degene
die daarom verzoekt over toegang tot zijn gasopslaginstallatie of de
door hem aangeboden ondersteunende diensten indien toegang tot deze
gasopslaginstallatie of tot deze ondersteunende diensten voor degene die
daarom verzoekt in technische of economische zin noodzakelijk is voor
een efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan
systeemgebruikers.

	2. Voor een beheerder van een gasopslaginstallatie waarop de
verplichting, bedoeld in het eerste lid, van toepassing is, gelden het
derde tot en met het vijfde lid.

	3. De tarieven en de voorwaarden die een beheerder van een
gasopslaginstallatie hanteert voor gasopslag en ondersteunende diensten
zijn objectief, transparant en niet discriminerend.

	4. Een beheerder van een gasopslaginstallatie maakt een indicatie van
de tarieven en voorwaarden die het bedrijf voornemens is in het volgende
kalenderjaar te hanteren voor het verrichten van gasopslag en
ondersteunende diensten, bekend.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld
over:

	a. de technische of economische noodzakelijkheid voor een efficiënte
toegang tot het systeem voor de levering aan systeemgebruikers;

	b. de procedure voor het vaststellen van de indicatie van de tarieven
en voorwaarden en de bekendmaking van de indicatie van de tarieven en
voorwaarden.

Artikel 3.8

	1. Een LNG-beheerder of, in voorkomend geval, een verwant bedrijf kan
weigeren LNG-activiteiten en ondersteunende diensten te verrichten
indien:

	a. binnen zijn LNG-installatie onderscheidenlijk de installatie van het
verwante bedrijf, geen capaciteit beschikbaar is voor de
LNG-activiteiten of in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij alle
capaciteit beschikbaar stelt;

	b. het verrichten van die LNG-activiteiten zou verhinderen de taken,
bedoeld in artikel 3.4, te vervullen.

	2. Een beheerder van een gasopslaginstallatie waarop de verplichting,
bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van toepassing is, kan weigeren
gasopslag en ondersteunende diensten te verrichten indien binnen zijn
gasopslaginstallatie geen capaciteit beschikbaar is voor de opslag van
de desbetreffende hoeveelheid gas dan wel in redelijkheid niet kan
worden gevergd dat hij de gevraagde capaciteit beschikbaar stelt.

	3. Een weigering als bedoeld in het eerste en tweede lid is met redenen
omkleed.

Artikel 3.9

	1. Een beheerder van een gasopslaginstallatie of een LNG-installatie
die bij de uitvoering van zijn taken de beschikking krijgt over gegevens
waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet
vermoeden, houdt die gegevens geheim tenzij enig wettelijk voorschrift
anders bepaalt.

	2. Indien een beheerder van een gasopslaginstallatie of een
LNG-installatie gegevens over zijn bedrijfsvoering die commercieel
voordeel kunnen opleveren ter beschikking stelt aan derden, stelt hij
deze gegevens onder gelijke voorwaarden beschikbaar aan anderen.

Artikel 3.10

	1. Een beheerder van een gasopslaginstallatie en een LNG-beheerder
voeren een afzonderlijke boekhouding voor de taken die hem krachtens
artikel 3.4 zijn opgedragen.

	2. Indien een beheerder van een gasopslaginstallatie en een
LNG-beheerder andere, al dan niet met gas verband houdende activiteiten
verricht dan in het eerste lid genoemde, wordt daarvoor eveneens, al dan
niet op geconsolideerde basis, een afzonderlijke boekhouding gevoerd.

	3. Een beheerder van een gasopslaginstallatie en een LNG-beheerder
maakt een jaarrekening op overeenkomstig titel 9 van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek en laat deze door een onafhankelijk accountant
controleren.

	4. In de toelichting op de jaarrekening wordt opgenomen:

	a. per onderdeel uit het eerste en het tweede lid segmentinformatie,
waaronder per onderdeel een balans en winst- en verliesrekening;

	b. een vermelding van elk verwant bedrijf waarmee de beheerder van een
gasopslaginstallatie of de LNG-beheerder een overeenkomst heeft gesloten
waarvan de opbrengst of de kosten een bedrag van € 4.500.000 te boven
gaat. Daarbij wordt tevens per bedrijf het aantal van die overeenkomsten
gemeld.

	5. Een beheerder van een gasopslaginstallatie of een LNG-beheerder, die
op grond van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn
jaarrekening niet openbaar hoeft te maken, legt een exemplaar daarvan
ter inzage op het hoofdkantoor met inachtneming van de termijnen bedoeld
in artikel 394 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

§ 3.3. Ontheffing nieuwe infrastructuur

Artikel 3.11

	1. Onze Minister kan voor een grote, nieuwe LNG-installatie, een
opslaginstallatie en een interconnector voor gas op verzoek voor een in
de ontheffing bepaalde periode ontheffing verlenen van het bepaalde bij
of krachtens artikel 3.5, artikel 3.6, artikel 3.7, artikel 3.8, artikel
4.3, eerste lid, artikel 4.6, hoofdstuk 6, artikel 7.6, artikel 7.7,
hoofdstuk 9, artikel 10.21, artikel 10.22 en artikel 5a van de
Mijnbouwwet indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

	a. de aanleg van de LNG-installatie, de opslaginstallatie of de
interconnector voor gas versterkt de mededinging bij de levering van gas
en de leveringszekerheid,

	b. het risico van de investering nodig voor de aanleg van de
LNG-installatie, de gasopslaginstallatie of de interconnector voor gas
is zo groot dat de aanleg niet zal plaatsvinden als geen ontheffing
wordt verleend,

	c. de eigendom van de LNG-installatie, de gasopslaginstallatie of de
interconnector voor gas berust bij een ander dan de beheerder van het
transmissiesysteem voor gas waarop de nieuwe LNG-installatie, de
opslaginstallatie of de interconnector voor gas zal worden aangesloten,

	d. de gebruikers van de LNG-installatie, de gasopslaginstallatie of de
interconnector voor gas wordt een tarief in rekening gebracht en

	e. de ontheffing belemmert niet de mededinging op of de doelmatige
werking van de interne gasmarkt of de doelmatige werking van het
transmissiesysteem voor gas waarop de nieuwe LNG-installatie, de
gasopslaginstallatie of de interconnector voor gas wordt aangesloten.

	2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op aanmerkelijke
uitbreidingen van de capaciteit van een bestaande LNG- installatie of
opslaginstallatie en op een wijziging van een bestaande LNG-installatie
of opslaginstallatie die de ontwikkeling van nieuwe bronnen van
gasvoorziening bevorderen.

	3. De ontheffing kan betrekking hebben op het gehele nieuwe systeem of
de gehele nieuwe installatie onderscheidenlijk de aanmerkelijke
uitbreiding of wijziging van een bestaand systeem of een bestaande
installatie dan wel op gedeelten daarvan.

	4. Onze Minister kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een
ontheffing.

	5. In afwijking van artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht vangt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift
aan op de dag van inwerkingtreding van een besluit als bedoeld in het
eerste lid. 

	6. Indien twee jaar na inwerkingtreding van het besluit, bedoeld in het
eerste lid, de bouw van de infrastructuur nog niet van start is gegaan
of wanneer vijf jaar na inwerkingtreding van het besluit, bedoeld in het
eerste lid, de infrastructuur nog niet openbaar is geworden, vervalt de
ontheffing tenzij Onze Minister op verzoek van de houder van de
ontheffing vaststelt dat de vertraging het gevolg is van grote
hindernissen die buiten de macht liggen van de persoon aan wie
ontheffing is verleend. 

	7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld over:

	a. de procedure tot het aanvragen en verlenen van een ontheffing;

	b. voorschriften of beperkingen aan de ontheffing.

Hoofdstuk 4. Inrichting systeembeheer

§ 4.1. Aanwijzing en certificering 

Artikel 4.1

	Een onderneming die eigenaar is van een systeem draagt er zorg voor:

	a. dat krachtens artikel 4.2 een beheerder is en blijft aangewezen;

	b. deze beheerder krachtens artikel 4.3 of artikel 4.4 wordt
gecertificeerd of erkend en gecertificeerd of erkend blijft;

	c. deze beheerder voldoet aan de bij of krachtens de artikel 4.2,
artikel 4.3 of artikel 4.4 gestelde voorwaarden.

Artikel 4.2

	1. Onze Minister wijst op aanvraag van een onderneming die eigenaar is
van een:

	a. transmissiesysteem voor elektriciteit en indien van toepassing
interconnectoren die daar deel van uitmaken, een rechtspersoon die
krachtens artikel 4.3 is gecertificeerd aan als beheerder van het
desbetreffende transmissiesysteem voor elektriciteit; 

	b. een interconnector voor elektriciteit die geen deel uitmaakt van een
transmissiesysteem voor elektriciteit, een rechtspersoon die krachtens
artikel 4.3 is gecertificeerd aan als beheerder van de desbetreffende
interconnector voor elektriciteit;

	c. transmissiesysteem voor gas en indien van toepassing
interconnectoren die daar deel van uitmaken, een rechtspersoon die
krachtens artikel 4.3 is gecertificeerd aan als beheerder van het
desbetreffende transmissiesysteem voor gas; 

	d. een interconnector voor gas die geen deel uitmaakt van een
transmissiesysteem voor gas, een rechtspersoon die krachtens artikel 4.3
is gecertificeerd aan als beheerder van de desbetreffende interconnector
voor gas;

	e. distributiesysteem voor elektriciteit, een rechtspersoon die
krachtens artikel 4.3 is gecertificeerd aan als beheerder van het
desbetreffende distributiesysteem voor elektriciteit;

	f. distributiesysteem voor gas, een rechtspersoon die krachtens artikel
4.3 is gecertificeerd aan als beheerder van het desbetreffende
distributiesysteem voor gas;

	g. transmissiesysteem op zee, een rechtspersoon die krachtens artikel
4.3 is gecertificeerd en die onderdeel uitmaakt van de
infrastructuurgroep waarvan een transmissiesysteembeheerder voor
elektriciteit onderdeel uitmaakt, aan als beheerder van het
desbetreffende transmissiesysteem op zee.

	2. Indien een transmissiesysteembeheerder of een
interconnectorbeheerder deelneemt aan een gemeenschappelijke onderneming
als bedoeld in artikel 4.10, kan, in afwijking van het eerste lid, de
eigendom van het systeem bij de gemeenschappelijke onderneming liggen.

	3. In afwijking van het eerste lid wijst Onze Minister bij overdracht
van de eigendom van een systeem indien de aanwijzing vervalt, op
aanvraag de onderneming waaraan de eigendom wordt overgedragen, aan als
beheerder van het betreffende systeem. De aanwijzing treedt in werking
op de dag waarop overdracht van de eigendom van het systeem plaatsvindt.

	4. De Autoriteit Consument en Markt wijst een rechtspersoon die
eigenaar is:

	a. van een distributiesysteem voor elektriciteit dat krachtens artikel
4.4 is erkend als gesloten distributiesysteem, aan als beheerder van het
desbetreffende gesloten distributiesysteem voor elektriciteit;

	b. van een distributiesysteem voor gas dat krachtens artikel 4.4 is
erkend als gesloten distributiesysteem, aan als beheerder van het
desbetreffende gesloten distributiesysteem voor gas.

	5. Onze Minister wijst uitsluitend een rechtspersoon als bedoeld in het
eerste lid aan indien deze rechtspersoon in staat is zijn taken op grond
van hoofdstuk 5 uit te voeren en zijn verplichtingen op grond van
hoofdstuk 5 na te komen. 

	6. Onze Minister dan wel de Autoriteit Consument en Markt kan
voorschriften en beperkingen verbinden aan een aanwijzing en kan deze
wijzigen.

	7. In geval van fusie, splitsing, ontbinding of faillissement van de
rechtspersoon die als systeembeheerder is aangewezen, vervalt de
aanwijzing als systeembeheerder van rechtswege. 

	8. Een aanwijzing kan worden ingetrokken indien een rechtspersoon niet
meer voldoet aan de eisen om te worden aangewezen of te worden
gecertificeerd of erkend. 

	9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over:

	a. de eisen waaraan een aanvraag tot aanwijzing voldoet, de informatie
die bij een aanvraag wordt overgelegd en de procedure om te komen tot
een aanwijzing;

	b. de voorwaarden of verplichtingen die aan een aanwijzing kunnen
worden verbonden;

	c. de wijziging of intrekking van de aanwijzing en de procedure
hiervoor;

	d. de overdracht van de eigendom van een systeem indien een aanwijzing
vervalt, wordt ingetrokken of niet kan worden verleend.

	10. De regels, bedoeld in het negende lid, kunnen verschillen voor
verschillende typen systeembeheerders.

Artikel 4.3

	1. De Autoriteit Consument en Markt certificeert op aanvraag een
rechtspersoon indien deze rechtspersoon direct of indirect eigenaar is
van het systeem waarvoor ze beheerder wil worden en indien de
rechtspersoon voldoet aan de eisen die zijn opgenomen bij of krachtens
artikel 4.6. 

	2. Indien een persoon uit een land buiten de Europese Unie zeggenschap
heeft over een eigenaar van een interconnector of een beheerder van een
interconnector, besluit de Autoriteit Consument en Markt bij de
certificering op verzoek en volgens de procedure van artikel 11 van
richtlijn 2009/72 of artikel 11 van richtlijn 2009/73 of is voldaan aan
de eisen van het derde lid van die artikelen. 

	3. In afwijking van het eerste lid certificeert de Autoriteit Consument
en Markt bij overdracht van de eigendom van een systeem indien de
aanwijzing vervalt, op aanvraag de rechtspersoon die direct of indirect
eigenaar wordt van dat systeem waarvoor ze beheerder wil worden en
indien deze rechtspersoon, na verkrijging van de eigendom van het
systeem, voldoet aan de eisen die zijn opgenomen bij of krachtens
artikel 4.6.

	4. Een transmissiesysteembeheerder stelt de Autoriteit Consument en
Markt in kennis van elke voorgenomen transactie die kan leiden tot
wijziging van een certificering. 

	5. De Autoriteit Consument en Markt kan een certificering wijzigen of
een certificeringsprocedure starten.

	6. De Autoriteit Consument en Markt kan een certificering intrekken,
indien niet langer aan de eisen, bedoeld in het eerste of tweede lid,
wordt voldaan.

	7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over:

	a. de eisen waaraan een aanvraag tot certificering voldoet, de
informatie die bij een aanvraag wordt overgelegd en de procedure om te
komen tot een certificering;

	b. de voorwaarden waaronder een certificering vervalt of kan worden
gewijzigd en de procedure hiervoor,

	c. de omstandigheden waaronder de Autoriteit Consument en Markt een
onderzoek start naar de naleving van de voorwaarden, bedoeld in artikel
4.6, of een nieuwe certificeringsprocedure start.

	8. De regels, bedoeld in het zevende lid, kunnen verschillen voor
verschillende typen systemen of beheerders.

	9. De Autoriteit Consument en Markt besluit over de gebiedsindeling,
waarbij voor een systeembeheerder een gebied wordt bepaald waarbinnen
deze systeembeheerder de taken en verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk
5, uitoefent.

Artikel 4.4

	1. De Autoriteit Consument en Markt erkent op aanvraag van een eigenaar
van een distributiesysteem dat systeem als een gesloten
distributiesysteem indien: 

	a. de aanvrager niet is aangewezen als systeembeheerder,

	b. de aanvrager geen onderdeel uitmaakt van een infrastructuurgroep,

	c. het bedrijfs- of productieproces van de aangeslotenen op het
distributiesysteem om specifieke technische of veiligheidsredenen
geïntegreerd is met het distributiesysteem of het distributiesysteem
primair elektriciteit of gas distribueert aan de eigenaar van het
distributiesysteem of daarmee verwante ondernemingen,

	d. het systeem binnen een geografisch afgebakende industriële locatie,
commerciële locatie of locatie met gedeelde diensten ligt en dat
systeem technische, organisatorische of functionele bindingen heeft,

	e. op het systeem minder dan 1.000 aangeslotenen zijn,

	f. het systeem geen huishoudelijke eindafnemers voorziet, tenzij er
sprake is van incidenteel gebruik door een klein aantal huishoudelijke
eindafnemers dat werkzaam is bij of vergelijkbare betrekkingen heeft met
de eigenaar van het gesloten distributiesysteem en

	g. de veiligheid van het systeem naar het oordeel van de Autoriteit
Consument en Markt voldoende is gewaarborgd.

	2. Een gesloten distributiesysteem kan bestaan uit leidingen en daarmee
verbonden hulpmiddelen die worden bedreven op of boven een
spanningsniveau van 110 kV. 

	3. De Autoriteit Consument en Markt kan een erkenning wijzigen. Aan een
erkenning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

	4. De Autoriteit Consument en Markt kan een erkenning intrekken, indien
degene aan wie de ontheffing is verleend:

	a. niet langer aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, voldoet;

	b. in strijd handelt met de voorwaarden of verplichtingen, bedoeld in
het vijfde lid, onder b; 

	c. de beheerder bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft
verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een
andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid.

	5. De Autoriteit Consument en Markt erkent op aanvraag van degene die
een distributiesysteem aanlegt of voornemens is aan te leggen en die
beschikt over de daarvoor benodigde vergunningen, ontheffingen en
toestemmingen, dat systeem als een gesloten distributiesysteem. Het
eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

	6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over:

	a. de eisen waaraan een aanvraag tot erkenning voldoet, de informatie
die bij een aanvraag wordt overgelegd en de procedure om te komen tot
een erkenning;

	b. de voorschriften of beperkingen die aan een erkenning kunnen worden
verbonden; 

	c. de voorwaarden waaronder een erkenning kan worden gewijzigd en de
procedure hiervoor.

Artikel 4.5

	1. Als directe lijn wordt aangemerkt één of meer leidingen voor het
transport van elektriciteit of gas: 

	a. behoudens voor zover die gelegen is binnen een installatie, die: 

	1°. niet verbonden is met een systeem van elektriciteit of gas of met
een andere leiding voor het transport en die een geïsoleerde
productie-installatie van een producent rechtstreeks verbindt met een
geïsoleerde eindafnemer of 

	2°. ten hoogste via de installatie van één aangeslotene op de
leidingen is verbonden met een systeem van elektriciteit of gas of met
een andere leiding voor het transport en die een productie-installatie
voor elektriciteit of gas, met tussenkomst van een leverancier,
rechtstreeks verbindt met één of meer eindafnemers, niet zijnde in
hoofdzaak huishoudelijke eindafnemers, teneinde hen te voorzien in hun
elektriciteits- of gasbehoefte en

	b. waarvan de eigenaar aan de Autoriteit Consument en Markt melding
heeft gemaakt.

	2. Een eigenaar meldt een significante wijziging ten opzichte van een
eerdere melding zo spoedig mogelijk na doorvoering van de betreffende
wijziging aan de Autoriteit Consument en Markt.

	3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over
de inhoud van de meldingen. 

§ 4.2. Voorwaarden

 

Artikel 4.6

	1. Natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen oefenen geen
directe of indirecte zeggenschap uit over een rechtspersoon of
vennootschap die elektriciteit of gas produceert, levert of daarin
handelt en, gelijktijdig, directe of indirecte zeggenschap of enig recht
over een transmissiesysteembeheerder, een interconnectorbeheerder, of
diens systemen.

	2. Natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen oefenen geen
directe of indirecte zeggenschap uit over een
transmissiesysteembeheerder, een interconnectorbeheerder, of diens
systemen en, gelijktijdig, directe of indirecte zeggenschap of enig
recht over een rechtspersoon of vennootschap die elektriciteit of gas
produceert, levert of daarin handelt.

	3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid worden twee
afzonderlijke overheidsorganen die direct of indirect zeggenschap
uitoefenen over, enerzijds, een transmissiesysteembeheerder of een
transmissiesysteem en, anderzijds, over een rechtspersoon of
vennootschap die elektriciteit of gas produceert, levert of daarin
handelt, niet als dezelfde persoon of dezelfde personen beschouwd. 

	4. In het eerste en tweede lid wordt onder enig recht in ieder geval
verstaan het recht om stemrechten uit te oefenen, de bevoegdheid om
leden aan te wijzen van de raad van bestuur, de raad van toezicht of een
rechtspersoon die het bedrijf juridisch vertegenwoordigt of het hebben
van een meerderheidsaandeel.

	5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld ter implementatie van artikel 9 van richtlijn 2009/72 en artikel
9 van richtlijn 2009/73.

	6. Het eerste tot en met het vijfde lid zijn van overeenkomstige
toepassing op distributiesysteembeheerders.

Artikel 4.7

	Het is een systeembeheerder verboden het door hem beheerde systeem of
een deel daarvan beschikbaar te stellen als zekerheid voor het
aantrekken van financiële middelen anders dan voor hemzelf.

Artikel 4.8

	1. De aandelen in een systeembeheerder berusten direct of indirect bij
één of meer openbare lichamen.

	2. Onder indirect berusten wordt verstaan dat de aandelen in een
systeembeheerder, berusten bij één of meer rechtspersonen waarvan alle
aandelen worden gehouden door een openbaar lichaam of bij een
rechtspersoon die een volledige dochtermaatschappij is van één of meer
rechtspersonen waarvan alle aandelen worden gehouden door één of meer
openbare lichamen.

Artikel 4.9

	In afwijking van artikel 4.8 kunnen aandelen in een
transmissiesysteembeheerder direct of indirect berusten bij een
buitenlandse transmissiesysteembeheerder of bij de middellijk of
onmiddellijk aandeelhouder van de buitenlandse
transmissiesysteembeheerder, voor zover is voldaan aan de volgende
voorwaarden: 

	a. ten minste 75 procent van de aandelen van de
transmissiesysteembeheerder en de overwegende zeggenschap over de
transmissiesysteembeheerder blijft direct of indirect bij één of meer
openbare lichamen, 

	b. het leidt tot samenwerking tussen een transmissiesysteembeheerder en
een buitenlandse transmissiesysteembeheerder,

	c. er is sprake van een aandelenruil die de betrouwbaarheid,
betaalbaarheid of duurzaamheid van het transmissiesysteem ten goede
komt,

	d. de aandelen in de transmissiesysteembeheerder of de
infrastructuurgroep komen te berusten bij een bedrijf dat de beheerder
is van een transmissiesysteem dat een directe verbinding heeft met het
transmissie-systeem in Nederland of dat door middel van een
interconnector met het Nederlandse transmissiesysteem is verbonden,

	e. de beide kamers der Staten-Generaal hebben ingestemd met het
voornemen de aandelen in een transmissiesysteembeheerder direct of
indirect te laten berusten bij een buitenlandse
transmissiesysteembeheerder of bij de middellijk of onmiddellijk
aandeelhouder van de buitenlandse transmissiesysteembeheerder.

Artikel 4.10

	1. Indien een transmissiesysteembeheerder deelneemt aan een
gemeenschappelijke onderneming waaraan ook een verticaal geïntegreerde
buitenlandse transmissiesysteembeheerder deelneemt, draagt een
transmissiesysteembeheerder er zorg voor dat de gemeenschappelijke
onderneming een nalevingsprogramma opstelt en implementeert in de
gemeenschappelijke onderneming. 

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over: 

	a. de inhoud van het nalevingsprogramma;

	b. de procedure van totstandkoming van het nalevingsprogramma. 

	3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken
nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

§ 4.3. Inrichting en werking systeembeheerder 

Artikel 4.11

	1. Een systeembeheerder verricht geen werkzaamheden buiten het gebied
dat hem krachtens artikel 4.3, negende lid, is toegewezen en verricht
geen andere werkzaamheden dan die noodzakelijk zijn voor een goede
uitvoering van zijn wettelijke taken, of van zijn taken die op grond van
deze wet aan hem zijn gemandateerd.

	2. In afwijking van het eerste lid mag een systeembeheerder in opdracht
van een andere systeembeheerder de wettelijke taken van die
systeembeheerder uitvoeren.

	3. Een systeembeheerder besteedt geen werkzaamheden bij een
aangeslotene uit aan een onderneming waar een leverancier onderdeel van
uitmaakt.

	4. Ingeval van uitbesteding van werkzaamheden behoudt de
systeembeheerder de verantwoordelijkheid voor de onafhankelijke,
volledige en juiste uitvoering van deze werkzaamheden.

Artikel 4.12

	Een eigenaar van een systeem waarvoor op basis van artikel 4.2 geen
beheerder is aangewezen, handelt als beheerder van zijn systeem. De bij
of krachtens hoofdstuk 5 aan een systeembeheerder opgelegde
verplichtingen zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4.13

	1. Een systeembeheerder bevoordeelt niet het infrastructuurbedrijf
waarmee hij een infrastructuurgroep vormt boven andere ondernemingen
waarmee dat infrastructuurbedrijf in concurrentie treedt en kent evenmin
een dergelijk infrastructuurbedrijf anderszins voordelen toe die verder
gaan dan in het normale handelsverkeer gebruikelijk is.

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen handelingen worden
aangemerkt als handelingen die voordelen genereren die verder gaan dan
in het normale handelsverkeer gebruikelijk is.

§ 4.4. Inrichting en werking infrastructuurgroep 

Artikel 4.14

	1. De hoofdzaak van de handelingen en activiteiten die een
infrastructuurgroep verricht ligt bij het beheer van één of meerdere
systemen.

	2. De handelingen en activiteiten in Nederland van een
infrastructuurbedrijf beperken zich tot handelingen en activiteiten met
betrekking tot:

	a. aanleg en beheer van interconnectoren,

	b. aanleg en beheer van kabels en leidingen en daarmee verbonden
hulpmiddelen,

	c. aanleg en beheer van infrastructuur voor het op- of ontladen van
elektrische voertuigen,

	d. aanleg, onderhoud en het ter beschikking stellen van installaties,

	e. meetdiensten en meetinrichtingen,

	f. certificering van hernieuwbare energie en

	g. energiebeurzen. 

	3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere aan
energie-infrastructuur gerelateerde handelingen of activiteiten worden
aangewezen die een infrastructuurbedrijf kan verrichten.

	4. Een infrastructuurbedrijf dat onderdeel uitmaakt van een
infrastructuurgroep waarvan een transmissiesysteembeheerder voor
elektriciteit onderdeel uitmaakt, mag in aanvulling op het eerste lid
handelingen en activiteiten verrichten met betrekking tot aanleg en
beheer van antenne-opstelpunten ten behoeve van ethercommunicatie.

	5. Een infrastructuurbedrijf dat onderdeel uitmaakt van een
infrastructuurgroep waarvan een transmissiesysteembeheerder voor gas
onderdeel uitmaakt, mag in aanvulling op het eerste lid handelingen en
activiteiten verrichten met betrekking tot aanleg en beheer van LNG- en
gasopslaginstallaties en gasinfrastructuur, voor zover deze activiteiten
niet tot gevolg hebben dat niet langer wordt voldaan aan de
certificeringsvoorwaarden die krachtens artikel 4.3 gelden voor de
systeembeheerder die onderdeel uitmaakt van de infrastructuurgroep.

	6. De voordracht voor een krachtens het derde lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken
nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

§ 4.5. Monopolie op wettelijke taken 

Artikel 4.15

	Het is een ander dan de systeembeheerder verboden wettelijke taken uit
te voeren, met uitzondering van: 

	a. de werkzaamheden die een systeembeheerder aan die ander uitbesteedt;

	b. de aanleg, wijziging of verwijdering van een grote aansluiting met
een aansluitwaarde groter dan 10 MVA op een systeem voor elektriciteit,
niet zijnde een transmissiesysteem op zee;

	c. de aanleg, wijziging of verwijdering van een aansluiting van een
organisatorische eenheid als bedoeld artikel 1.2, eerste lid, op een
systeem voor elektriciteit; 

	d. het ter beschikking stellen en beheren van een meetinrichting voor
een aangeslotene met een grote aansluiting;

	e. de aanleg van leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen;

	f. de werkzaamheden die verband houden met de tijdelijke taken, bedoeld
in artikel 5.34.

Hoofdstuk 5. Taken en verplichtingen beheerders van systemen

§ 5.1. Algemene regels 

Artikel 5.1

	1. De artikelen 2.4 tot en met 2.7 zijn van overeenkomstige toepassing
op de aanleg of uitbreiding van een transmissiesysteem op zee met dien
verstande dat Onze Minister geen inpassingsplan als bedoeld in artikel
3.28 van de Wet ruimtelijke ordening vaststelt voor het gebied gelegen
aan de zeezijde van gemeentegrenzen of provinciale grenzen.

	2. De artikelen 2.4 tot en met 2.7 zijn van overeenkomstige toepassing
op de aanleg of uitbreiding van een transmissiesysteem voor
elektriciteit voor zover het betreft:

	a. de van dat systeem deel uitmakende delen voor het transport van
elektriciteit op een spanningsniveau van 220 kV of hoger en die als
zodanig worden bedreven met inbegrip van de aansluitingen op die
systemen,

	b. de van dat systeem deel uitmakende interconnectoren op een
spanningsniveau van 500 V of hoger met inbegrip van de aansluitingen op
die systemen of

	c. de aanleg of uitbreiding van een interconnector met inbegrip van de
aansluitingen op zo’n interconnector, en het een project betreft voor
elektriciteit dat is opgenomen op de Unielijst van projecten van
gemeenschappelijk belang, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van
Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees parlement en de Raad van
17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese
energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr.
1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009,
(EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (PbEU 2013, L 115).

	3. De artikelen 2.4 tot en met 2.7 zijn van overeenkomstige toepassing
op: 

	a. een uitbreiding van het transmissiesysteem voor gas, voor zover het
betreft de van dat systeem deel uitmakende leidingen met een druk van
ten minste 40 bar en een diameter van ten minste 45,7 centimeter, met
inbegrip van de aansluitingen op die leidingen;

	b. de aanleg of uitbreiding van een interconnector als bedoeld in
artikel 3.11, met inbegrip van de aansluitingen op zo’n
interconnector; 

	c. een uitbreiding van transmissiesysteem voor gas of de aanleg of
uitbreiding van een interconnector met inbegrip van de aansluitingen op
zo’n systeem, voor zover het een project betreft voor gas dat is
opgenomen op de Unielijst van projecten van gemeenschappelijk belang,
bedoeld in artikel 3, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 347/2013 van
het Europees parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende
richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot
intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de
Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009
(PbEU 2013, L 115).

Artikel 5.2 

	1. Een systeembeheerder handelt transparant en non-discriminatoir. 

	2. Een systeembeheerder hanteert voorwaarden, tarieven, vergoedingen en
bedragen die redelijk, objectief, transparant en niet discriminerend
zijn. 

	3. De artikelen 236 en 237 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn
mede van toepassing op voorwaarden in overeenkomsten met aangeslotenen
met een kleine aansluiting die rechtspersoon zijn of handelen in de
uitoefening van een beroep of bedrijf.

	4. Voorwaarden als bedoeld in de artikelen 236 en 237 van boek 6 van
het Burgerlijk Wetboek in overeenkomsten tussen een systeembeheerder en
een aangeslotene met een grote aansluiting worden vermoed niet redelijk
te zijn. Een voorwaarde is redelijk, wanneer dit blijkt uit de aard,
inhoud of wijze van totstandkoming van de betrokken voorwaarde.	

Artikel 5.3

	1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over de aanwijzing van gebieden waar:

	a. geen systemen worden aangelegd;

	b. geen distributiesysteem voor gas wordt aangelegd of waar in de
plaats van een distributiesysteem voor gas een warmtenet wordt
aangelegd.

	2. Indien een gebied is aangewezen als een gebied waar geen
distributiesysteem voor gas wordt aangelegd, of als gebied waar geen
systeem wordt aangelegd, is een systeembeheerder voor dat gebied
vrijgesteld van de verplichtingen, bedoeld in artikel 5.9 en artikel
5.10.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met
betrekking tot daarbij aan te wijzen gebieden regels worden gesteld over
de wijze waarop, gelet op het belang van een veilig, betrouwbaar,
duurzaam, doelmatig en milieu-hygiënisch verantwoord functionerende
energiehuishouding, een afweging wordt gemaakt met betrekking tot de
aanleg van systemen voor het transport van elektriciteit, gas of warmte
en over de voorwaarden waaronder een systeem verwijderd kan worden.

§ 5.2. Regels inzake het systeem

Artikel 5.4

	1. Een systeembeheerder waarborgt dat zijn systeem op de korte en lange
termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transport van
elektriciteit of gas en beheert, onderhoudt en ontwikkelt het systeem,
onder economische voorwaarden, op zodanige wijze dat de veiligheid,
betrouwbaarheid en doelmatigheid is geborgd, en met inachtneming van de
belangen van het milieu en de transitie naar een duurzaam
energiesysteem.

	2. Een systeembeheerder beschermt zijn systemen tegen mogelijke
invloeden van buitenaf.

	3. Het transmissiesysteem voor elektriciteit is zodanig ontworpen en in
werking dat het transport van elektriciteit ook verzekerd is indien zich
een enkelvoudige storing voordoet ten tijde van onderhoud, behoudens
bepaalde onderdelen van systeem of specifieke situaties.

	4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het eerste lid
en de betekenis die de verschillende in het eerste lid benoemde aspecten
daarbij hebben. De regels, kunnen verschillen voor verschillende typen
systeembeheerders.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur worden de onderdelen van het
systeem of situaties, bedoeld in het derde lid, aangewezen.

Artikel 5.5

	1. Een systeembeheerder stelt periodiek een investeringsplan op waarin
alle noodzakelijke uitbreidingsinvesteringen en vervangingsinvesteringen
worden beschreven en onderbouwd.

	2. Een systeembeheerder legt:

	a. een ontwerpinvesteringsplan voor ter consultatie en verwerkt de
gegeven reacties op de ingediende zienswijzen in het plan;

	b. een ontwerpinvesteringsplan na verwerking van de ingediende
zienswijzen voor aan de Autoriteit Consument en Markt; 

	c. voor zover het een ontwerpinvesteringsplan van een
transmissiesysteem betreft, het ontwerpinvesteringsplan tevens voor aan
Onze Minister. 

	3. De Autoriteit Consument en Markt toetst of een systeembeheerder in
redelijkheid tot het ontwerpinvesteringsplan heeft kunnen komen.

	4. Onze Minister toetst of een transmissiesysteembeheerder zich in
voldoende mate rekenschap heeft gegeven van ontwikkelingen in de
energiemarkt. 

	5. Een systeembeheerder stelt het investeringsplan vast met
inachtneming van de resultaten van consultatie en toetsing.

	6. Een systeembeheerder voert de in het investeringsplan opgenomen
investeringen uit en legt wijzigingen voor aan de Autoriteit Consument
en Markt. Het tweede tot en met vijfde lid zijn van overeenkomstige
toepassing bij een significante wijziging. 

	7. In het investeringsplan opgenomen investeringen worden noodzakelijk
geacht voor de uitvoering van de wettelijke taken van de
systeembeheerder.

	8. In een investeringsplan worden ten minste de investeringen opgenomen
die noodzakelijk zijn voor de ontsluiting van windparken, die zijn
opgenomen in een structuurvisie als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet
ruimtelijke ordening.

	9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over: 

	a. de termijn waarvoor het investeringsplan geldt;

	b. de nadere inhoud en het aggregatieniveau van een investeringsplan;

	c. de procedure waarlangs een investeringsplan tot stand komt;

	d. de wijze waarop de noodzaak van investeringen wordt aangetoond;

	e. het tijdstip en de frequentie waarmee een investeringsplan dan wel
onderdelen daarvan, wordt opgesteld dan wel aangepast;

	f. de wijze waarop en bij wie een ontwerpinvesteringsplan wordt
geconsulteerd;

	g. de wijze waarop bekendheid wordt gegeven aan een investeringsplan.

	10. De regels, bedoeld in het negende lid, kunnen verschillen voor
verschillende systemen, verschillende delen van systemen met een
verschillend spanningsniveau en verschillende systeembeheerders.

Artikel 5.6

	1. Onze Minister stelt een scenario vast inzake de ontwikkeling van
windenergie op zee. In het scenario wordt in ieder geval opgenomen:

	a. de locatie van één of meerdere windparken;

	b. het verwachte tijdstip van ingebruikname van ieder windpark;

	c. de verwachte levensduur van windparken;

	d. het maximale vermogen van ieder windpark;

	e. de minimale transportcapaciteit ten behoeve van ieder windpark;

	f. de wijze van elektrische ontsluiting van ieder windpark;

	g. de beoogde opleveringsdatum van onderdelen van het
transmissiesysteem op zee;

	h. toekomstige ontwikkelingen inzake windenergie op zee waarmee bij de
elektrische ontsluiting rekening wordt gehouden.

	2. Onze Minister kan het scenario wijzigen of aanvullen.

	3. Een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit die een
transmissiesysteem op zee beheert, werkt het scenario uit in een
investeringsplan, bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, en voert zijn
wettelijke taken uit in overeenstemming met het scenario.

Artikel 5.7

	1. Een systeembeheerder voor elektriciteit vervangt op verzoek
bovengrondse delen van het systeem op een spanningsniveau van 50 kV, 110
kV, of 150 kV voor ondergrondse systemen voor zover:

	a. het te vervangen deel ten minste 1000 meter lang is en

	b. dit deel van het systeem is aangemerkt als verkabelingstracé.

	2. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op delen van het
systeem op een spanningsniveau van 50kV.

	3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het
deel van de investeringskosten, waaronder kosten voor onderzoek naar de
haalbaarheid worden begrepen, dat wordt betaald door de verzoeker.

	3. Bij ministeriële regeling wordt het verkabelingstracé vastgesteld.

	4. De voordracht voor een krachtens het derdede lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken
nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 5.8

	1. Een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit: 

	a. handhaaft en herstelt de balans op alle in Nederland aanwezige en
onderling verbonden systemen voor elektriciteit op een veilige,
betrouwbare en doelmatige wijze;

	b. voorziet in een voorziening die benodigd is om bij een spanningsloos
systeem de eigen energievoorziening van een productielocatie onder
spanning te brengen, waarna de productie van elektriciteit kan worden
hervat. 

	2. Een transmissiesysteembeheerder voor gas handhaaft en herstelt de
balans op zijn systeem en door middel van zijn systeem op overige in
Nederland aanwezige en onderling verbonden systemen voor gas op een
veilige, betrouwbare en doelmatige wijze. 

Artikel 5.9 

	1. Een systeembeheerder sluit een ieder die verzoekt om een kleine
aansluiting, of een grote aansluiting voor elektriciteit met een
aansluitgrootte tot 1 MVA, binnen een redelijke termijn op het geschikte
spannings- of drukniveau en op het voor een aansluiting bestemde punt
dat de laagste kosten voor de verzoeker oplevert aan op zijn systeem. 

	2. Een systeembeheerder sluit een ieder die verzoekt om een aansluiting
voor elektriciteit met een aansluitgrootte die gelijk is aan of groter
is dan 1 MVA of een grote aansluiting voor gas binnen een redelijke
termijn aan op zijn systeem. Hij realiseert:

	a. de aansluiting op het geschikte spannings- of drukniveau, met de
verzochte capaciteit en op het voor een aansluiting bestemde punt dat de
laagste kosten voor de verzoeker oplevert, of 

	b. indien de verzoeker hierom vraagt, een afwijkende aansluiting op het
gewenste spannings- of drukniveau, met het verzochte fysieke ontwerp, de
verzochte capaciteit en op het verzochte, voor een aansluiting bestemde,
punt in het systeem.

	3. Indien degene die wenst te worden aangesloten zelf een aansluiting
aanlegt op grond van artikel 4.15, onderdeel b of c, koppelt de
systeembeheerder deze aansluiting op verzoek van degene die wenst te
worden aangesloten binnen een redelijke termijn met het systeem. 

	4. Een systeembeheerder kan een aansluiting als bedoeld in het tweede
lid of een koppeling als bedoeld in het derde lid slechts weigeren
indien de aansluitcapaciteit op zijn systeem niet toereikend is of het
aansluiten de systeemintegriteit in gevaar brengt. In dat geval
motiveert de systeembeheerder de afwijzing en schetst de
systeembeheerder de mogelijkheden voor een aansluiting of koppeling op
één of meerdere alternatieve punten.

	5. Op verzoek van de aangeslotene wijzigt of verwijdert de
systeembeheerder de aansluiting. 

	6. Een systeembeheerder beheert en onderhoudt de aansluitingen op zijn
systeem. Een eigenaar van een aansluiting verleent medewerking aan het
beheer en onderhoud door de systeembeheerder.

	7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld over de wijze waarop een systeembeheerder uitvoering geeft aan
het eerste tot en met vierde lid, waarbij ten minste regels worden
gesteld over de termijn waarbinnen een aansluiting moet zijn
gerealiseerd. De regels kunnen verschillen voor verschillende typen
systeembeheerders en verschillende typen aangeslotenen.

Artikel 5.10 

	1. Een systeembeheerder geeft een systeemgebruiker die daarom verzoekt
toegang tot het systeem en transporteert elektriciteit of gas ten
behoeve van deze systeemgebruiker.

	2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover de systeembeheerder
over onvoldoende capaciteit beschikt. Een weigering is met redenen
omkleed waarbij wordt ingegaan op congestiemanagement of
congestiebeheersprocedures.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden in verband
met congestiemanagement regels gesteld over:

	a. de mate van voorrang van verschillende soorten
productie-installaties waarmee elektriciteit wordt opgewekt of gas wordt
geproduceerd; 

	b. de procedures voor congestiemanagement, die voor verschillende
gebieden waarin de te verwachten behoefte aan transport van de in dat
gebied aanwezige aangeslotenen redelijkerwijs zal leiden tot congestie
en voor verschillende systeembeheerders verschillend kunnen zijn en de
totstandkoming hiervan;

	c. de verplichtingen van aangeslotenen bij congestiemanagement;

	d. de betalingen van een aangeslotene aan een systeembeheerder of van
een systeembeheerder aan een aangeslotene in het kader van
congestiemanagement.

	4. De Autoriteit Consument en Markt kan op aanvraag een
systeembeheerder voor gas tijdelijk ontheffing verlenen van de
transportplicht, overeenkomstig artikel 48 van richtlijn 2009/73/EG.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het eerste en
vierde lid. De regels kunnen verschillen voor verschillende typen
systeembeheerders.

Artikel 5.11

	1. Een systeembeheerder: 

	a. hanteert een doeltreffend kwaliteitsborgingssysteem voor de
uitvoering van zijn wettelijke taken, en

	b. beschikt over een document waarin is aangegeven op welke wijze
uitvoering is gegeven aan onderdeel a.

	2. Onder een doeltreffend kwaliteitsborgingssysteem wordt verstaan het
geheel van samenhangende plannen, processen en procedures dat een
systeembeheerder in staat stelt de kwaliteit van zijn systeem en de
uitvoering van zijn wettelijke taken te registreren, te monitoren en
waar nodig bij te sturen. 

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over het kwaliteitsborgingsysteem en de onderwerpen die in het
document, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, ten minste moeten zijn
opgenomen. De regels kunnen verschillen voor verschillende systemen,
verschillende delen van systemen met een verschillend spannings- of
drukniveau en verschillende systeembeheerders.

§ 5.3. Regels inzake meten

Artikel 5.12

	1. Een distributiesysteembeheerder stelt aan een aangeslotene met een
kleine aansluiting een meetinrichting beschikbaar en beheert deze
meetinrichting. 

	2. Een distributiesysteembeheerder stelt geen meetinrichting
beschikbaar indien het een onbemeten aansluiting betreft.

Artikel 5.13

	1. Een distributiesysteembeheerder stelt ingeval van een kleine
aansluiting een op afstand uitleesbare meetinrichting ter beschikking:

	a. indien de aangeslotene om een op afstand uitleesbare meetinrichting
verzoekt, tenzij dit technisch onmogelijk is, financieel niet redelijk
is of dit niet in verhouding staat tot de potentiële
energiebesparingen,

	b. indien de bestaande meetinrichting wordt vervangen, tenzij het ter
beschikking stellen technisch onmogelijk is of niet kostenefficiënt is
in verhouding tot de geraamde potentiële energiebesparingen op lange
termijn,

	c. indien een nieuwe aansluiting wordt aangelegd in een gebouw,

	d. indien een gebouw ingrijpend wordt gerenoveerd.

	2. Indien een op afstand uitleesbare meetinrichting door de
systeembeheerder ter beschikking is gesteld ingevolge het eerste lid,
onderdeel a, is de desbetreffende aangeslotene aan de desbetreffende
distributiesysteembeheerder een vergoeding verschuldigd in verband met
de kosten.

	3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere situaties worden
bepaald waarin een distributiesysteembeheerder een aangeslotene met een
kleine aansluiting binnen een redelijke termijn een op afstand
uitleesbare meetinrichting ter beschikking stelt. 

Artikel 5.14

	1. Een distributiesysteembeheerder stelt in een bij algemene maatregel
van bestuur te bepalen periode een bij algemene maatregel van bestuur te
bepalen percentage van zijn aangeslotenen met een kleine aansluiting een
op afstand uitleesbare meetinrichting beschikbaar. 

	2. Gedurende de periode, bedoeld in het eerste lid, kan een ander dan
een distributiesysteembeheerder op verzoek van een aangeslotene met een
kleine aansluiting na voorafgaande melding aan de betreffende
distributiesysteembeheerder ervoor zorgdragen dat die aangeslotene
beschikt over een geïnstalleerde op afstand uitleesbare meetinrichting.

	3. Indien een ander dan een distributiesysteembeheerder er zorg voor
draagt dat een aangeslotene met een kleine aansluiting beschikt over een
op afstand uitleesbare meetinrichting die is geïnstalleerd, betaalt de
desbetreffende distributiesysteembeheerder aan die ander een bedrag.

	4. Een distributiesysteembeheerder draagt er zorg voor dat een
aangeslotene met een kleine aansluiting op zijn verzoek op een eerder
tijdstip dan het door de systeembeheerder op grond van het eerste lid
voorziene tijdstip binnen een redelijke termijn een op afstand
uitleesbare meetinrichting ter beschikking wordt gesteld tenzij dit
ertoe leidt dat de planning die de systeembeheerder hanteert om te
voldoen aan de in het eerste lid bedoelde verplichting, niet wordt
gehaald.

	5. Indien een op afstand uitleesbare meetinrichting door de
systeembeheerder ter beschikking is gesteld ingevolge het vierde lid, is
de desbetreffende aangeslotene aan de desbetreffende
distributiesysteembeheerder een vergoeding verschuldigd in verband met
de meerkosten.

Artikel 5.15

	Indien een distributiesysteembeheerder op grond van artikel 5.13 of
artikel 5.14 een op afstand uitleesbare meetinrichting ter beschikking
stelt, kan de aangeslotene deze meetinrichting weigeren. In dat geval
stelt de distributiesysteembeheerder een niet op afstand uitleesbare
meetinrichting ter beschikking.

Artikel 5.16

 	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de
informatieverstrekking over het gebruik en de mogelijkheden van een op
afstand uitleesbare meetinrichting door een distributiesysteembeheerder
of door degene die op grond van artikel 5.14, tweede lid, ervoor zorg
draagt dat een aangeslotene beschikt over een geïnstalleerde op afstand
uitleesbare meetinrichting.

Artikel 5.17

	1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld over de functionaliteiten van een op afstand uitleesbare
meetinrichting van een aangeslotene met een kleine aansluiting. 

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels
gesteld worden gesteld over:

	a. meetinrichtingen van een aangeslotene met een kleine aansluiting die
niet op afstand uitleesbaar zijn, welke regels kunnen verschillen voor
verschillende aangeslotenen met een kleine aansluiting;

	b. de installatie van meetinrichtingen van aangeslotenen met een kleine
aansluiting;

	c. de administratie in verband met het vervangen, installeren of
verwijderen van meetinrichtingen van aangeslotenen met een kleine
aansluiting;

	d. de aanpassing van de besturings- en toepassingsprogramma’s van op
afstand uitleesbare meetinrichtingen door de
distributiesysteembeheerder.

Artikel 5.18

	1. Een distributiesysteembeheerder leest meetgegevens van een
aangeslotene met een kleine aansluiting die beschikt over een op afstand
uitleesbare meetinrichting, niet op afstand uit indien de aangeslotene
hierom verzoekt. In dit geval zijn het tweede tot en met het zesde lid
niet van toepassing.

	2. Een distributiesysteembeheerder collecteert meetgegevens van
aangeslotenen met een kleine aansluiting, die beschikken over een op
afstand uitleesbare meetinrichting, voor zover:

	a. dit noodzakelijk is voor:

	1°. de facturering door de leverancier,

	2°. de verhuizing van aangeslotenen,

	3°. de wisseling van leverancier door een aangeslotene,

	4°. bij of krachtens deze wet aan de leverancier opgedragen
verplichtingen,

	b. dit noodzakelijk is voor de nakoming van bij of krachtens dit
hoofdstuk aan de distributiesysteembeheerder opgelegde verplichtingen of

	c. deze gegevens op basis van het derde tot en met vijfde lid verstrekt
worden. 

	3. Een distributiesysteembeheerder verleent een leverancier toegang tot
meetgegevens betreffende een aangeslotene met een kleine aansluiting
voor zover:

	a. het gaat om meetgegevens betreffende eindafnemers van die
leverancier en

	b. deze betrekking hebben op een tijdsbestek van een dag of groter. 

	4. In afwijking van het derde lid verleent een
distributiesysteembeheerder een leverancier toegang tot meetgegevens
betreffende een aangeslotene met een kleine aansluiting die beschikt
over een op afstand uitleesbare meetinrichting, die betrekking hebben op
een kleiner tijdsbestek dan een dag, voor zover die leverancier de
desbetreffende meetgegevens op basis van artikel 8, onderdeel a, van de
Wet bescherming persoonsgegevens mag verwerken. 

	5. Een distributiesysteembeheerder verleent een derde uitsluitend
toegang tot meetgegevens betreffende aangeslotenen met een kleine
aansluiting die beschikken over een op afstand uitleesbare
meetinrichting voor zover die derde de desbetreffende meetgegevens op
basis van artikel 8, onderdeel a, van de Wet bescherming
persoonsgegevens mag verwerken.

	6. Een distributiesysteembeheerder die in het kader van dit artikel
toegang verleent tot meetgegevens, doet dit om niet voor zover het gaat
om meetgegevens per kwartier en per dag voor elektriciteit en
meetgegevens per uur en per dag voor gas en stelt overige meetgegevens
tegen een vergoeding beschikbaar.

Artikel 5.19

	Een systeembeheerder meet de hoeveelheid elektriciteit of gas die is
opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen of is opgewekt in een
installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling en deelt de
meetgegevens mee aan Onze Minister, alsmede aan de desbetreffende
aangeslotene voor zover die nog niet de beschikking heeft over die
informatie.

§ 5.4. Regels inzake gas

Artikel 5.20

	1. Een systeembeheerder voor gas weert gas dat niet voldoet aan de
invoedspecificaties vastgesteld krachtens artikel 2.19.

	2. In afwijking van het eerste lid en artikel 5.21, eerste lid,
onderdeel b, accepteert een transmissiesysteembeheerder voor gas gas dat
niet voldoet aan de invoedspecificaties, indien hij dit redelijkerwijs
met gebruikmaking van het systeem kan bewerken, behandelen of mengen,
teneinde het te laten voldoen aan de afleverspecificaties vastgesteld
krachtens artikel 2.19, indien en voor zover het gas uit de
gasvoorkomens in gebieden binnen Nederland en op het continentaal plat,
overeenkomstig artikel 2.17, betreft of indien: 

	a. een systeemgebruiker hierom verzoekt;

	b. de invoeding niet tot gevolg heeft dat gas krachtens artikel 5.21,
eerste lid, onderdeel b, wordt geweigerd, 

	c. de invoeding niet tot gevolg heeft dat niet kan worden voldaan aan
artikel 5.21, eerste lid, onderdeel c en

	d. de systeemgebruiker de doelmatige kosten betaalt. 

Artikel 5.21

	1. Een transmissiesysteembeheerder voor gas:

	a. treft voorzieningen in verband met de leveringszekerheid;

	b. weert gas dat voldoet aan de invoedspecificaties vastgesteld
krachtens artikel 2.19, maar dat de uitvoering van de taak, bedoeld in
onderdeel c, redelijkerwijs onmogelijk maakt;

	c. draagt er zorg voor dat gas dat aan het door hem beheerde
transmissiesysteem wordt onttrokken, voldoet aan de afleverspecificaties
vastgesteld krachtens artikel 2.19;

	d. zet, indien noodzakelijk, gelet op het verschil tussen de kwaliteit
van het zich in het transmissiesysteem bevindende gas en het aan het
transmissiesysteem te onttrekken gas:

	1°. gas met een hogere energie-inhoud administratief of fysiek om naar
een lagere energie-inhoud;

	2°. gas met een lagere energie-inhoud administratief om naar een
hogere energie-inhoud, voor zover er gas met een hogere energie-inhoud
voor omzetting beschikbaar is;

tenzij dit redelijkerwijs niet van een transmissiesysteembeheerder voor
gas kan worden gevergd;

	e. draagt zorg voor de inname en het transport van gas uit de
gasvoorkomens in gebieden binnen Nederland en op het continentaal plat,
overeenkomstig artikel 2.17;

	f. voorziet in voldoende grensoverschrijdende capaciteit om te komen
tot een geïntegreerde Europese infrastructuur die voldoet aan de
economisch redelijke en technisch haalbare vraag naar capaciteit,
rekening houdend met de leverings- en voorzieningszekerheid van gas;

g. verwarmt gas tot een hogere aflevertemperatuur op verzoek van de
aangeslotene.

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van het
eerste lid, onderdeel a, nadere regels worden gesteld over de
voorzieningen in verband met de leveringszekerheid. 

§ 5.5. Regels inzake samenwerking, informatieverstrekking en
administratie

Artikel 5.22 

	1. Een systeembeheerder:

	a. verstrekt een systeemgebruiker, een beheerder van een
gasopslaginstallatie of een LNG-beheerder de informatie die hij nodig
heeft voor een efficiënte toegang tot het systeem inclusief het gebruik
ervan;

	b. verstrekt een systeembeheerder van een ander systeem, een
interconnectorbeheerder, een beheerder van een gasopslaginstallatie en
een LNG-beheerder de informatie die nodig is voor de naleving van de bij
of krachtens deze wet toegekende taken; 

	c. maakt alle informatie openbaar die bijdraagt aan een doeltreffende
mededinging en een efficiënte werking van de markt, voor zover deze
redelijkerwijs te genereren is uit de informatie waarover de
systeembeheerder beschikt op basis van de uitvoering van zijn wettelijke
taken. 

	2. Een transmissiesysteembeheerder verstrekt buitenlandse
transmissiesysteembeheerders de informatie die nodig is om de
veiligheid, betrouwbaarheid en doelmatigheid, alsmede de samenhangende
ontwikkeling en interoperabiliteit, van de systemen te waarborgen.

	3. Indien een systeembeheerder gegevens over zijn bedrijfsvoering die
commercieel voordeel kunnen opleveren ter beschikking stelt aan derden,
stelt hij deze gegevens onder gelijke voorwaarden beschikbaar aan
anderen. 

	4. Een systeembeheerder die bij de uitvoering van zijn wettelijke taak
de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke
karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden,                         
           draagt er zorg voor dat die gegevens niet ter beschikking
komen of kunnen komen van derden, tenzij enig wettelijk voorschrift
anders bepaalt.

	5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het
eerste tot en met vierde lid.

Artikel 5.23 

	1. Een systeembeheerder voert een afzonderlijke boekhouding voor
onderscheidenlijk:

	a. de taken die hem bij of krachtens deze wet zijn toegekend met
uitzondering van zijn tijdelijke taken en de taken die hem krachtens
artikel 5.37 zijn opgedragen,

	b. zijn tijdelijke taken,

	c. de taken die hem krachtens artikel 5.37 zijn opgedragen, en 

	d. de werkzaamheden die hij verricht op grond van artikel 4.11, tweede
lid. 

	2. De afzonderlijke boekhouding uit het eerste lid, onderdeel a, omvat:

	a. een balans en een winst- en verliesrekening,

	b. een specificatie van de toerekening van de activa en de passiva en
de lasten en baten aan de verschillende taken als bedoeld in het eerste
lid, onderdeel a, waarbij in het bijzonder voor ieder spannings- of
drukniveau of een bandbreedte daarvan de bijbehorende kosten,
opbrengsten en hoeveelheden,

	c. een specificatie van opbrengsten en kosten met betrekking tot het
eigendom van het systeem, en

	d. een toelichting op de gebruikte regels voor de afschrijving. 

	3. Een systeembeheerder publiceert jaarlijks voor 1 oktober op
geschikte wijze een verslag van de afzonderlijke boekhouding, bedoeld in
het eerste en tweede lid, over het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

	4. Een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit voert een
afzonderlijke boekhouding met betrekking tot de opbrengst van het veilen
of op een andere marktconforme methode toewijzen van capaciteit. 

	5. Een systeembeheerder maakt een jaarrekening op overeenkomstig titel
9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en laat deze door een
onafhankelijk accountant controleren.

	6. In de toelichting op de jaarrekening wordt opgenomen:

	a. per onderdeel uit het eerste en het tweede lid segmentinformatie,
waaronder per onderdeel een balans en winst- en verliesrekening;

	b. een vermelding van elk verwant bedrijf waarmee een systeembeheerder
een overeenkomst heeft gesloten waarvan de opbrengst of de kosten een
bedrag van € 4.500.000 te boven gaat. Daarbij wordt tevens per
bedrijf het aantal van die overeenkomsten gemeld.

	7. Een systeembeheerder voegt aan zijn jaarrekening toe:

	a. een verklaring waaruit blijkt dat de financiële verhouding tussen
hem en het verbonden infrastructuurbedrijf voldoet aan het bepaalde bij
of krachtens artikel 4.13. 

	b. gegevens waaruit blijkt dat de systeembeheerder voldoet aan de
regels omtrent het financieel beheer, bedoeld in artikel 5.24, eerste
lid.

	8. Een systeembeheerder die op grond van titel 9 van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek zijn jaarrekening niet openbaar hoeft te maken, legt
een exemplaar daarvan ter inzage op het hoofdkantoor met inachtneming
van de termijnen bedoeld in artikel 394 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek.

Artikel 5.24 

	1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld over het financieel beheer van een systeembeheerder en het nemen
van risico’s bij het financieel beheer, de kredietwaardigheid van een
systeembeheerder en de waardering van vermogensonderdelen.

	2. Indien een systeembeheerder niet voldoet aan de regels, bedoeld in
het eerste lid:

	a. meldt een systeembeheerder dit onverwijld bij de Autoriteit
Consument en Markt;

	b. stelt een systeembeheerder binnen vier weken na de melding een
herstelplan op waarin wordt beschreven op welke wijze hij het financieel
beheer gaat verbeteren; 

	c. handelt de systeembeheerder volgens dit plan;

	d. keert de systeembeheerder geen dividend uit aan zijn aandeelhouders.

§ 5.6. Regels inzake incidenten

Artikel 5.25

	1. Een systeembeheerder treft ten behoeve van aangeslotenen
voorzieningen voor het geval van een faillissement van een leverancier
of een programmaverantwoordelijke of indien de vergunning van een
leverancier wordt ingetrokken.

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van het
eerste lid nadere regels worden gesteld over de wijze waarop enerzijds
transmissiesysteembeheerders en anderzijds distributiesysteembeheerders
en systeemgebruikers zich jegens elkaar gedragen.

Artikel 5.26

	1. Indien zich met betrekking tot een systeem voor gas een voorval
voordoet of heeft voorgedaan waardoor nadelige gevolgen voor de mens of
het milieu zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, meldt de
systeembeheerder dat voorval zo spoedig mogelijk aan Onze Minister. 

	2. Een systeembeheerder draagt er zorg voor dat aangeslotenen op een
eenvoudige wijze onderbrekingen in het transport van elektriciteit of
gas of waarnemingen van gaslucht kunnen melden en maakt aan
aangeslotenen bekend op welke wijze deze meldingen kunnen geschieden.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld over:

	a. het melden van een voorval,

	b. de registratie van de meldingen, en

	c. de openbaarmaking van de registratie. 

§ 5.7. Overige regels 

Artikel 5.27

	1. Een producent heeft recht op vergoeding van schade door een
transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit die een
transmissiesysteem op zee beheert, indien:

a. deze transmissiesysteembeheerder het voor de ontsluiting van het
windpark noodzakelijk deel van het transmissiesysteem op zee geheel of
gedeeltelijk later oplevert dan in het scenario, bedoeld in artikel 5.6,
eerste lid, is opgenomen en de producent hierdoor geheel of gedeeltelijk
geen elektriciteit kan laten transporteren, of

	b. de hoeveelheid elektriciteit die in een kalenderjaar niet kan worden
getransporteerd over het transmissiesysteem op zee groter is dan de
hoeveelheid elektriciteit die niet kan worden getransporteerd wegens
gemiddeld voor het systeem redelijkerwijs noodzakelijk onderhoud en de
producent hierdoor geheel of gedeeltelijk geen elektriciteit kan laten
transporteren. 

	2. De vergoeding van de schade bestaat uit gevolgschade en de schade
ten gevolge van gederfde of uitgestelde inkomsten.

	3. Een producent draagt er zorg voor dat de schade zo veel mogelijk
beperkt blijft.

	4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld over het recht op schadevergoeding, bedoeld in het eerste lid,
en de bestanddelen van de vergoeding, bedoeld in het tweede lid. 

Artikel 5.28

	Als een systeembeheerder elektriciteit of gas inkoopt ter uitvoering
van zijn wettelijke taken, doet hij dit op basis van transparante,
niet-discriminatoire, marktconforme procedures.

Artikel 5.29 

	1. Indien een aangeslotene van leverancier verandert, faciliteert de
systeembeheerder van het systeem waarop de aangeslotene een aansluiting
heeft, deze verandering. 

	2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:

	a. de termijn waarbinnen de verandering wordt gefaciliteerd en

	b. de wijze waarop de verandering wordt uitgevoerd. 

Artikel 5.30

	1. Een systeembeheerder voorziet in een transparante, eenvoudige en
goedkope procedure voor de behandeling van klachten over het
systeembeheer van aangeslotenen met een kleine aansluiting.

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over de klachtenprocedure. 

Artikel 5.31

	Een systeembeheerder stelt op verzoek van een producent vast of diens
productie-installatie geschikt is om elektriciteit of gas uit
hernieuwbare energiebronnen op te wekken dan wel of sprake is van een
installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, alsmede of de
inrichting om te meten geschikt is voor de meting van deze elektriciteit
of dit gas.

Artikel 5.32

	1. Een transmissiesysteembeheerder werkt samen met buitenlandse
transmissiesysteembeheerders teneinde een concurrerende interne markt
voor elektriciteit of gas tot stand te brengen.

	2. Een transmissiesysteembeheerder werkt samen met het Agentschap.

	3. Een beslissing tot het aanleggen van een interconnector wordt niet
genomen dan in nauwe samenwerking met de buitenlandse
transmissiesysteembeheerder waarmee een interconnector tot stand wordt
gebracht en andere relevante systeembeheerders.

Artikel 5.33

	Een transmissiesysteembeheerder voor gas heeft, indien Onze Minister
hem dit opdraagt, tot taak werkzaamheden te verrichten ter uitvoering
van verordening 994/2010.

§ 5.8. Tijdelijke taken

Artikel 5.34

	1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen één of meer andere taken
dan de op grond van deze wet toegekende taken voor de duur van ten
hoogste vijf jaren per taak worden toegestaan aan een systeembeheerder
voor zover:

	a. deze taken verband houden met de wettelijke taken van een
systeembeheerder,

	b. deze taken van belang zijn voor het toekomstig beheer van het
systeem en

	c. marktpartijen niet of in beperkte mate in de uitvoering van de taken
voorzien.

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor
het geval een toegekende taak na afloop van de periode van toekenning
van de taken wordt voortgezet of wordt beëindigd.

§ 5.9. Regels overige beheerders

Artikel 5.35

	1. Het bepaalde bij of krachtens artikel 5.2, eerste tot en met vierde
lid, artikel 5.4, eerste lid, artikel 5.10, eerste en tweede lid,
artikel 5.22, artikel 5.23, eerste tot en met zesde lid, en artikel 5.32
zijn van overeenkomstige toepassing op een interconnectorbeheerder. 

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de in het
eerste lid genoemde taken. De regels kunnen verschillen voor
verschillende typen interconnectorbeheerders.

	3. Bij ministeriële regeling worden de onderdelen van EU-verordeningen
en EU-besluiten inzake elektriciteit of gas aangewezen die tot de taken
van interconnectorbeheerders behoren.

Artikel 5.36

	Het bepaalde bij of krachtens artikel 5.2, artikel 5.4, eerste lid,
artikel 5.9, eerste tot en met zesde lid, artikel 5.10, eerste en tweede
lid, artikel 5.26, artikel 5.29 en artikel 5.30 zijn van overeenkomstige
toepassing op een beheerder van een gesloten distributiesysteem, met
dien verstande dat een beheerder van een gesloten distributiesysteem een
aansluiting kan weigeren indien een aansluiting niet past bij de
bijzondere kenmerken van zijn gesloten distributiesysteem.

	

§ 5.10. Experimenteerruimte

Artikel 5.37 

 

	1. Bij algemene maatregel van bestuur kan met inachtneming van
EU-verordeningen en EU-besluiten worden bepaald dat Onze Minister bij
wege van experiment een ontheffing kan verlenen van het bepaalde bij of
krachtens deze wet, voor zover:

	a. het een experiment betreft op het gebied van hernieuwbare energie,
energiebesparing of efficiënt gebruik van een systeem of 

	b. een experiment ten doel heeft het opdoen van praktijkkennis over
andere marktmodellen of tariefreguleringssystematieken.

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld over:

	a. welke afwijkingen van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn
toegestaan, 

	b. voor welke categorieën aangeslotenen of systeembeheerders de
afwijkingen gelden en de omvang van de groep aangeslotenen of
systeembeheerders waarvoor een afwijking geldt, 

	c. de ten hoogste toegestane tijdsduur van die afwijkingen en het
moment en de wijze waarop wordt besloten of de voortzetting van een
afwijking, anders dan als experiment, wenselijk is, 

	d. het aantal of welke situaties waarin een afwijking is toegestaan,

	e. de aanvraagprocedure en de termijn waarbinnen op een aanvraag wordt
beslist en

	f. de wijze waarop wordt vastgesteld of een afwijking aan haar doel
beantwoordt en of de tijdsduur daarvan aanpassing behoeft.

	3. Onze Minister zendt een verslag over de doeltreffendheid en de
effecten van een experiment, alsmede een standpunt inzake de
voortzetting ervan anders dan als experiment, aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal. 

	 

Hoofdstuk 6. Tariefregulering

§ 6.1. Algemene bepalingen

Artikel 6.1

	1. Een systeembeheerder brengt voor het uitvoeren van zijn wettelijke
taken, met uitzondering van zijn tijdelijke taken en de taken die
krachtens artikel 5.37 aan hem zijn opgedragen:

	a. tarieven in rekening die op grond van artikel 6.13 zijn vastgesteld,


	b. vergoedingen in rekening die op grond van artikel 6.14 door de
Autoriteit Consument en Markt kunnen worden getoetst, 

	c. bedragen in rekening als bedoeld in artikel 7.6, zevende lid, of die
door middel van marktconforme procedures tot stand zijn gekomen. 

	2. Een systeemgebruiker of een systeembeheerder betaalt aan een
systeembeheerder de tarieven, vergoedingen of bedragen die een
systeembeheerder op grond van het eerste lid in rekening brengt.

	3. Systeembeheerders, met uitzondering van een
transmissiesysteembeheerder voor gas, kunnen lagere tarieven in rekening
brengen dan die op grond van artikel 6.13 zijn vastgesteld.

	4. Een vordering tot betaling van een schuld van een systeemgebruiker
ten gevolge van tarieven, vergoedingen of bedragen wordt gedaan binnen
twee jaar nadat de vordering opeisbaar is geworden. Bij gebreke daarvan
vervalt de vordering. Indien het uitblijven van een vordering, een
onjuiste vordering daaronder begrepen, het rechtstreekse gevolg is van
een daartoe gerichte opzettelijke gedraging van de systeemgebruiker
gelden de eerste twee volzinnen niet.

Artikel 6.2

	1. Een systeembeheer brengt tarieven of vergoedingen in rekening voor
het uitvoeren van zijn tijdelijke taken en voor taken die krachtens
artikel 5.37 aan hem zijn opgedragen. 

	2. Een systeemgebruiker of een systeembeheerder betaalt aan een
systeembeheerder de tarieven of vergoedingen die een systeembeheerder op
grond van het eerste lid in rekening brengt.

	3. De Autoriteit Consument en Markt stelt de tarieven vast of kan
toetsen of een vergoeding gebaseerd is op de werkelijke kosten en of een
vergoeding niet-discriminerend en transparant is.

	4. Artikel 6.1, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat voor een
tijdelijke taak of een taak die krachtens artikel 5.37 aan een
systeembeheerder is opgedragen een tarief of een vergoeding wordt
vastgesteld en kunnen regels worden gesteld over de wijze van berekening
en vaststellen van de tarieven of de wijze van toetsen van vergoedingen.


§ 6.2. Tariefstructuur

Artikel 6.3

	1. De tarieven die een systeembeheerder in rekening brengt ter dekking
van de efficiënte kosten voor de uitvoering van zijn wettelijke taken,
met uitzondering van zijn tijdelijke taken en de taken die krachtens
artikel 5.37 aan hem zijn opgedragen, worden onderscheiden in tarieven
die verband houden met:

	a. aansluiten; 

	b. transporteren;

	c. meten. 

	2. De hoogte van de tarieven kan verschillen per spannings- of
drukniveau, voor verschillende systeembeheerders en voor verschillende
categorieën aangeslotenen.

Artikel 6.4

	1. De tarieven die verband houden met het aansluiten worden
onderscheiden in:

	a. eenmalige aansluittarieven; 

	b. periodieke aansluittarieven. 

	2. Een eenmalig aansluittarief:

	a. dient ter dekking van de kosten die verband houden met het aanleggen
van een standaardaansluiting,

	b. wordt eenmalig per standaardaansluiting in rekening gebracht bij een
ieder die door een systeembeheerder wordt aangesloten op zijn systeem, 

	c. is afhankelijk van de grootte van de aansluitcapaciteit en de lengte
van de aansluiting en

	d. wordt uitgedrukt in een vast bedrag. 

	3. Een periodiek aansluittarief:

	a. dient ter dekking van de kosten die verband houden met het beheren
en onderhouden van een standaardaansluiting,

	b. wordt jaarlijks per standaardaansluiting in rekening gebracht bij
een ieder die een aansluiting heeft op het systeem van een
systeembeheerder,

	c. is afhankelijk van de grootte van de aansluitcapaciteit en de lengte
van de verbinding en

	d. wordt uitgedrukt in een vast bedrag.

	4. Een systeembeheerder brengt, indien het een aansluiting betreft met
een doorlaatwaarde van ten hoogste 10 MVA, ten hoogste een
aansluittarief in rekening dat gerelateerd is aan het voor een
dergelijke aansluiting bestemde punt dat de laagste kosten voor degene
die om de aansluiting verzoekt oplevert.

Artikel 6.5

	1. Een systeembeheerder brengt een vergoeding voor maatwerk in rekening
voor:

	a. het aanleggen of het beheren en onderhouden van een aansluiting,
indien het:

	1°. een aansluiting voor elektriciteit betreft die een doorlaatwaarde
heeft die groter is dan 10 MVA, 

	2°. een aansluiting betreft die een doorlaatwaarde heeft die groter is
dan 1 MVA of 40 m3 (n) per uur waarvoor geen standaardaansluiting is
onderscheiden of waarbij de aangeslotene de systeembeheerder heeft
verzocht om van de standaardaansluiting af te wijken als bedoeld in
artikel 5.9, tweede lid, onder b, of

	3°. een aansluiting betreft die een tijdelijk karakter heeft,

	b. het koppelen van een aansluiting met een systeem voor elektriciteit,
bedoeld in artikel 5.9, derde lid, 

	c. het wijzigen of verwijderen van een aansluiting.

	2. Een systeembeheerder brengt, indien het een aansluiting betreft met
een doorlaatwaarde van ten hoogste 10 MVA, ten hoogste een vergoeding in
rekening die gerelateerd is aan het voor een dergelijke aansluiting
bestemde punt dat de laagste kosten voor degene die om de aansluiting
verzoekt oplevert. 

Artikel 6.6

	De tarieven ter dekking van de kosten die verband houden met het
aanleggen, beheren, wijzigen, verwijderen en onderhouden van een
aansluiting op een transmissiesysteem voor gas worden:

	a. vastgesteld voor invoed- en afleverpunten en

	b. in rekening gebracht bij programmaverantwoordelijken.

Artikel 6.7

	1. De tarieven die verband houden met het transporteren worden
onderscheiden in:

	a. transporttarieven; 

	b. een blindvermogentarief voor systeembeheerders voor elektriciteit.

	2. Een transporttarief wordt onderscheiden naar spannings- of
drukniveau, of een bandbreedte daarvan, en dient ter dekking van:

	a. de kosten die een systeembeheerder ten behoeve van een systeem maakt
en die verband houden met de wettelijke taken, met uitzondering van:

	1o. zijn tijdelijke taken en de taken die krachtens artikel 5.37 aan
hem zijn opgedragen; 

	2o. de taken waar aansluit- of meettarieven voor worden vastgesteld
tenzij het algemene facturerings- en inningskosten van deze taken
betreft;

	3o. de taken waarvoor vergoedingen worden onderscheiden of bedragen
voor in rekening worden gebracht, en

	b. de kosten die op een hoger spannings- of drukniveau worden gemaakt
ten behoeve van het spannings- of drukniveau waarvoor het tarief wordt
vastgesteld, met uitzondering van de kosten die op het
transmissiesysteem voor gas worden gemaakt. 

	3. Een transporttarief wordt in rekening gebracht bij een aangeslotene
die elektriciteit of gas aan het systeem onttrekt of, bij een andere
systeembeheerder of, indien voor een systeem waar op basis van artikel
4.2 geen beheerder is aangewezen, bij de eigenaar van dat systeem.

	4. Op verzoek van een aangeslotene met een kleine aansluiting kan een
transporttarief voor elektriciteit op basis van een lagere
aansluitcategorie worden berekend, indien de aangeslotene met een kleine
aansluiting een op afstand uitleesbare meetinrichting heeft en aantoont
dat hij gelet op de elektriciteit die hij aan het systeem onttrekt, aan
een lagere aansluitcategorie voldoende zou hebben, dan die voor zijn
invoeding noodzakelijk is.

	5. Een aangeslotene die beschikt over een aansluiting met meerdere
verbindingen met een systeem op eenzelfde spanningsniveau of een
bandbreedte van spanningsniveaus, wordt voor de berekening van het
transporttarief geacht te beschikken over één aansluiting op dat
spanningsniveau of die bandbreedte van spanningsniveaus. 

	6. In afwijking van het derde lid worden de transporttarieven van een
transmissiesysteembeheerder voor gas in rekening gebracht bij
programmaverantwoordelijken voor gas.

	7. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een
transporttarief van een transmissiesysteembeheerder in bepaalde gevallen
bij vergunninghouders of distributiesysteembeheerders in rekening wordt
gebracht.

	

Artikel 6.8

	1. Een transmissiesysteembeheerder voor gas brengt een vergoeding in
rekening voor het bewerken, behandelen of mengen van gas dat niet aan de
invoedspecificaties voldoet, bedoeld in artikel 5.20, tweede lid, of
voor het verwarmen van het gas, bedoeld in artikel 5.21, eerste lid,
onder g, bij de systeemgebruiker die hierom heeft verzocht.

	2. Een systeembeheerder voor elektriciteit brengt een vergoeding ter
deking van de investeringskosten, bedoeld in artikel 5.7, derde lid, in
rekening bij de verzoeker die verband houden met de taak, bedoeld in
artikel 5.7.

Artikel 6.9

	1. Een meettarief:

	a. dient ter dekking van de kosten die verband houden met de taken,
bedoeld in paragraaf 5.3, met uitzondering van de taken waarvoor
vergoedingen worden onderscheiden.

	b. wordt in rekening gebracht bij aangeslotenen met een kleine
aansluiting met meetinstallatie;

	c. wordt uitgedrukt in een vast bedrag per jaar.

	2. Een systeembeheerder brengt bij de verzoeker een vergoeding in
rekening voor:

	a. het ter beschikking stellen en beheren van een meetinrichting,
bedoeld in artikel 12.24;

	b. de kosten, bedoeld in artikel 5.13, tweede lid, en artikel 5.14,
vijfde lid; 

	c. het ter beschikking stellen van de meetgegevens, bedoeld in artikel
5.18. 

Artikel 6.10

	1. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld
over:

	a. de tariefdragers van de transporttarieven; 

	b. de te onderscheiden transporttarieven van een
transmissiesysteembeheerder voor gas en de wijze waarop de tarieven in
rekening worden gebracht.

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld over de tariefstructuren, bedoeld in de artikelen 6.4 tot en met
6.9.

	3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen vergoedingen worden
onderscheiden en kan worden bepaald welke kosten door een vergoeding
worden gedekt. 

	4. De regels, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, kunnen
verschillen per spannings- of drukniveau, voor verschillende
systeembeheerders en voor verschillende categorieën aangeslotenen.

§ 6.3. Procedure tot vaststelling van de tarieven

Artikel 6.11

	1. De Autoriteit Consument en Markt stelt, overeenkomstig afdeling 3.4
van de Algemene wet bestuursrecht, voor een periode van vier tot zes
jaar een methodebesluit vast voor onderscheidenlijk:

	a. transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit;

	b. transmissiesysteembeheerders voor gas;

	c. distributiesysteembeheerders voor elektriciteit;

	d. distributiesysteembeheerders voor gas.

	2. Een methodebesluit wordt voldoende ruim voor de aanvang van de
periode vastgesteld, prikkelt de systeembeheerder tot een doelmatige
bedrijfsvoering, voorziet in een rendement dat in het economisch verkeer
gebruikelijk is en dient een betrouwbare, betaalbare en duurzame
energievoorziening.

	3. In een methodebesluit wordt ten minste de wijze van vaststelling van
de verwachte efficiënte kosten bepaald, alsmede daartoe de wijze van
vaststelling van: 

	a. indien van toepassing, het efficiëntieniveau van een
systeembeheerder, 

	b. de verwachte efficiëntieverandering,

	c. het rendement dat in het economisch verkeer gebruikelijk is,

	d. indien van toepassing de rekenvolumina en

	e. voor distributiesysteembeheerders voor elektriciteit, de wijze van
vaststelling van de kwaliteitsterm.

	4. Bij de vaststelling van het efficiëntieniveau van een
transmissiesysteembeheerder:

	a. worden niet-beïnvloedbare kosten door Autoriteit Consument en Markt
zo veel mogelijk buiten beschouwing gelaten;

	b. laat de Autoriteit Consument en Markt de kosten die betrekking
hebben op landspecifieke kenmerken, waaronder de kwaliteit van het
systeem, buiten beschouwing. 

	5. Bij de toepassing van het vastgestelde efficiëntieniveau van een
transmissiesysteembeheerder:

	a. laat de Autoriteit Consument en Markt de niet-beïnvloedbare kosten
buiten beschouwing;

	b. houdt de Autoriteit Consument en Markt in ieder geval rekening met
de financierbaarheid van de transmissiesysteembeheerder.	 

	6. De Autoriteit Consument en Markt betrekt de tarieven die
systeembeheerders van elektriciteit afdragen aan andere
systeembeheerders en bedragen die systeembeheerders moeten afdragen aan
de Autoriteit Consument en Markt in het kader van de financiering van
haar toezicht, bij de vaststelling van de toegestane inkomsten zonder
correctie voor het vastgestelde efficiëntieniveau, de
efficiëntieverbetering en de kwaliteitsterm. 

	7. De kwaliteitsterm geeft de aanpassing van de toegestane inkomsten in
verband met de geleverde kwaliteit aan en heeft ten doel
systeembeheerders te stimuleren om de kwaliteit van hun transportdienst
te optimaliseren.

Artikel 6.12

	1. De Autoriteit Consument en Markt stelt voorgaand aan het eerste jaar
van een reguleringsperiode, met inachtneming van het methodebesluit, per
systeembeheerder de jaarlijkse toegestane inkomsten ten behoeve van de
tarieven vast, waarbij worden betrokken de verwachte efficiënte kosten
en:

	a. indien van toepassing, het efficiëntieniveau van een
systeembeheerder, 

	b. de verwachte efficiëntieverbetering ten opzichte van het actuele
niveau van de efficiënte kosten,

	c. het rendement dat in het economisch verkeer gebruikelijk is, 

	d. indien van toepassing de rekenvolumina en 

	e. voor de distributiesysteembeheerders voor elektriciteit, de
kwaliteitsterm.

	2. Indien de Autoriteit Consument en Markt een reguleringsperiode van
zes jaar vaststelt, dan stelt de Autoriteit Consument en Markt het
inkomstenbesluit, bedoeld in het eerste lid, vast voor de eerste drie
jaren van de reguleringsperiode en stelt zij in het derde jaar van een
reguleringsperiode per systeembeheerder op grond van actuele gegevens,
de elementen, genoemd in het eerste lid, opnieuw vast voor de laatste
drie jaar van de reguleringsperiode, met inachtneming van:

	a. het methodebesluit,

	b. de kosten voor investeringen die tot het derde jaar van de
reguleringsperiode in gebruik zijn genomen met uitzondering van de
investeringen die de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid,
aanhef en onderdeel c, van de Wet ruimtelijke ordening doorlopen, 

c. relevante wijzigingen die in een reguleringsperiode in
EU-verordeningen en EU-besluiten inzake elektriciteit of gas, deze wet,
of daarop gebaseerde bepalingen zijn gedaan.

Artikel 6.13

	1. De Autoriteit Consument en Markt stelt de tarieven per
systeembeheerder vast.

	2. Een systeembeheerder stuurt een voorstel voor de tarieven voor het
daaropvolgende jaar aan de Autoriteit Consument en Markt. 

	3. De Autoriteit Consument en Markt betrekt bij het vaststellen van de
tarieven:

	a. de op grond van het inkomstenbesluit vastgestelde toegestane
inkomsten toegerekend aan dat jaar, 

	b. de geschatte vermogenskosten die een systeembeheerder in het jaar
waarop het tarievenvoorstel betrekking heeft zal maken met betrekking
tot nog niet in gebruik genomen investeringen, waarop de procedure,
bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet
ruimtelijke ordening van toepassing is,

	c. de geschatte kosten die een systeembeheerder heeft voor
investeringen die in het jaar waarop het tarievenvoorstel betrekking
heeft, in gebruik worden of zijn genomen, waarop de procedure, bedoeld
in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet
ruimtelijke ordening van toepassing is, 

	d. de geschatte kosten die een transmissiesysteembeheerder voor gas
heeft voor investeringen als bedoeld in artikel 2.17, tweede lid, die in
het jaar waarop het tarievenvoorstel betrekking heeft, in gebruik worden
of zijn genomen en ten aanzien waarvan Onze Minister heeft geoordeeld
dat deze noodzakelijk zijn,

	e. de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex.

	4. De Autoriteit Consument en Markt betrekt bij het vaststellen van de
tarieven correcties met betrekking tot:

	a. gerealiseerde efficiënte kosten die afwijken van de schattingen,
bedoeld in het derde lid, onderdeel b en c; 

	b. tarieven uit dat jaar of voorgaande jaren die in een
bezwaarprocedure, bij rechterlijke uitspraak of door een herziening van
een besluit door de Autoriteit Consument en Markt zijn gewijzigd.

	5. De Autoriteit Consument en Markt kan bij het vaststellen van de
inkomsten of de tarieven betrekken:

	a. correcties met betrekking tot verschillen tussen gerealiseerde
volumina en rekenvolumina van een transmissiesysteembeheerder of, indien
van toepassing, tussen toegestane inkomsten en gerealiseerde inkomsten
van een transmissiesysteembeheerder;

	b. correcties met betrekking tot inkomsten of tarieven die:

	1°. zijn of worden vastgesteld met inachtneming van onjuiste of
onvolledige gegevens en de Autoriteit Consument en Markt, indien zij de
beschikking had over juiste of volledige gegevens, andere tarieven zou
hebben vastgesteld;

	2°. zijn of worden vastgesteld met gebruikmaking van geschatte
gegevens en de feitelijke gegevens daarvan afwijken;

	3°. zijn of worden vastgesteld met gebruikmaking van gegevens omtrent
kosten voor bepaalde taken, maar een systeembeheerder die taken niet
heeft uitgevoerd of voor die taken geen of minder kosten heeft gemaakt,
of waarbij geen rekening is gehouden met taken die een systeembeheerder
heeft uitgevoerd;

	c. correctie met betrekking tot de toepassing van de volumecorrectie,
bedoeld in artikel 6.15, eerste lid.

	6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld over:

	a. het indienen van een voorstel;

	b. de procedure bij ontbreken van een voorstel;

	c. de publicatie, het vaststellingsmoment en de geldigheidsduur van de
tarieven. 

	7. Indien op grond van artikel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht
voor het indienen van een voorstel als bedoeld in het tweede lid een
formulier wordt vastgesteld kan het bestuursorgaan dat daartoe bevoegd
is bepalen dat indiening van dat formulier uitsluitend elektronisch kan
plaatsvinden.

§ 6.4. Overige bepalingen ten aanzien van de tarieven en vergoedingen

Artikel 6.14

	1. De Autoriteit Consument en Markt kan uit eigen beweging of op
verzoek van een systeemgebruiker toetsen of de door een systeembeheerder
in rekening gebrachte vergoedingen, die op grond van paragraaf 6.2
worden onderscheiden, een afspiegeling zijn van de werkelijke kosten
voor zover een efficiënte, structureel vergelijkbare systeembeheerder
deze ook zou maken en niet-discriminerend en transparant zijn.

	2. De Autoriteit Consument en Markt stelt de systeembeheerder van het
voornemen tot toetsing op de hoogte.

	3. De Autoriteit Consument en Markt toetst op verzoek van een
systeembeheerder of de berekeningsmethodiek voor de vergoedingen leidt
tot vergoedingen die voldoen aan de eisen, bedoeld in het eerste lid. 

Artikel 6.15

	1. Bij het in rekening brengen van een transporttarief voor
elektriciteit als bedoeld in artikel 6.7 past een systeembeheerder voor
elektriciteit voor een aangeslotene met een grote aansluiting met een
bedrijfstijd van ten minste 65% en een verbruik op jaarbasis van ten
minste 50 GWh, in een kalenderjaar een volumecorrectie van ten hoogste
90% toe op de tariefdragers van een transporttarief.

	2. Een transporttarief voor elektriciteit als bedoeld in artikel 6.7
voor een aangeslotene met een grote aansluiting en met een bedrijfstijd
kleiner dan 600 uur per jaar, kan door de Autoriteit Consument en Markt
op een afwijkende hoogte worden vastgesteld. 

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
over de toepassing van het eerste en tweede lid worden gesteld. 

Artikel 6.16

	De Autoriteit Consument en Markt betrekt de kosten die verband houden
met de verwerving van een bestaand systeem door een systeembeheerder
waarvoor nog niet eerder een systeembeheerder was aangewezen door Onze
Minister en de investeringen tot aanpassing van dat verworven systeem
aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen, bij het vaststellen van
de transporttarieven voor zover deze kosten doelmatig zijn.

Artikel 6.17

	1. Een beheerder van een gesloten distributiesysteem stelt een methode
voor de berekening van de tarieven op zijn systeem op. 

	2. De Autoriteit Consument en Markt keurt op verzoek van een
aangeslotene op een gesloten distributiesysteem de van kracht zijnde
methode voor de berekening van de tarieven goed indien deze methode
transparant, non-discriminatoir en kostengeoriënteerd is.

	 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere
regels worden gesteld over de procedure voor goedkeuring van de methode
voor berekening van de tarieven en de termijn waarbinnen een dergelijk
besluit wordt genomen.

Artikel 6.18

	1. Indien een interconnector deel uitmaakt van het door een
transmissiesysteembeheerder gas beheerde transmissiesysteem, zijn de
bepalingen uit dit hoofdstuk voor een transmissiesysteembeheerder voor
gas van overeenkomstige toepassing, rekening houdend met het
grensoverschrijdende karakter en de regulering van de andere lidstaat.

	2. De Autoriteit Consument en Markt houdt bij het vaststellen van het
methodebesluit rekening met de opbrengsten van marktconforme procedures.

§ 6.5. Tariefregulering net op zee

Artikel 6.19

	1. Indien subsidie wordt verstrekt als bedoeld in artikel 11.7 betrekt
de Autoriteit Consument en Markt deze bij het vaststellen van de
tarieven.

	2. Indien de subsidie in een jaar het bedrag, bedoeld in artikel 11.7,
tweede lid, niet of niet geheel dekt en een transmissiesysteembeheerder
die een transmissiesysteem op zee beheert dezelfde rechtspersoon is als
een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit, wordt het deel dat
niet door de subsidie wordt gedekt betrokken bij de vaststelling van de
transporttarieven van de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit.

	3. Indien de subsidie in een jaar het bedrag, genoemd in artikel 11.7,
tweede lid, niet of niet geheel dekt en een transmissiesysteembeheerder
die een transmissiesysteem op zee beheert niet dezelfde rechtspersoon is
als een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit, brengt een
transmissiesysteembeheerder die een transmissiesysteem op zee beheert
het deel dat niet door de subsidie wordt gedekt in rekening bij een
transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit. 

 

Artikel 6.20

	1. Indien een transmissiesysteembeheerder die een transmissiesysteem op
zee beheert een schadevergoeding als bedoeld in artikel 5.27 heeft
betaald, betrekt de Autoriteit Consument en Markt deze bij het
vaststellen van de tarieven. 

	2. Indien sprake is van grove nalatigheid van deze
transmissiesysteembeheerder, wordt in afwijking van het eerste lid, het
totaal aan schadevergoedingen tot een bedrag van ten hoogste € 10
miljoen per jaar niet in de tarieven verdisconteerd. Het totaal aan
schadevergoedingen die het bedrag van € 10 miljoen in één jaar
overstijgt wordt in dit geval betrokken bij het vaststellen van de
tarieven.

Hoofdstuk 7. Markten en handel

§ 7.1. Markten

Artikel 7.1

	1. Onze Minister verzamelt en analyseert systematisch inlichtingen en
gegevens met betrekking tot de leveringszekerheid en de
voorzieningszekerheid.

	2. Onze Minister stelt periodiek een verslag op voor elektriciteit of
gas waarin hij zijn bevindingen en de getroffen of voorgenomen
maatregelen vastlegt. 

	3. Onze Minister kan een transmissiesysteembeheerder de taak opdragen
werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van het eerste lid.

	4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld:

	a. over de inhoud van de gegevens, bedoeld in het eerste lid;

	b. over de inhoud van een verslag, het proces van opstellen van een
verslag, de frequentie van het opstellen en de datum waarvoor dit
verslag wordt vastgesteld;

	c. over de wijze waarop bekendheid wordt gegeven aan een verslag.

Artikel 7.2

	Indien dat noodzakelijk is in het belang van een voldoende transparante
en liquide markt voor vraag en aanbod van elektriciteit en gas,
transportcapaciteit, opslagcapaciteit of productiecapaciteit of in het
belang van de daarmee verband houdende leveringszekerheid, kunnen bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over:

	a. de wijze waarop of de voorwaarden waaronder producenten, handelaren,
leveranciers, systeembeheerders, beheerders van een gasopslaginstallatie
of beheerders van een LNG-installatie elektriciteit, gas,
transportcapaciteit, opslagcapaciteit of productiecapaciteit waarover
zij beschikken, aanbieden;

	b. de informatie die producenten, handelaren, leveranciers,
systeembeheerders, beheerders van een gasopslaginstallatie of beheerders
van een LNG-installatie verstrekken met betrekking tot de vraag en
aanbod van elektriciteit, gas, transportcapaciteit, opslagcapaciteit of
productiecapaciteit.

Artikel 7.3

	Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over de voorwaarden die handelaren hanteren ten opzichte van een
leverancier met een leveringsvergunning. Deze regels kunnen betrekking
hebben op de financiële zekerheden die worden gevraagd voor de
verhandeling van gas aan een leverancier met een leveringsvergunning.

Artikel 7.4

	1. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 3, 4 en 5 van
verordening 1227/2011. 

	2. Overtreding van het eerste lid is een misdrijf. 

Artikel 7.5

	1. Onze Minister wijst één of meer rechtspersonen aan die tot taak
hebben een beurs tot stand te brengen en in stand te houden waar kan
worden gehandeld in elektriciteit of gas. Onze Minister kan regels
stellen in verband met de procedure voor de aanwijzing van een beurs. 

	2. Onze Minister kan voorschriften en beperkingen verbinden aan de
aanwijzing en kan deze wijzigen. 

	3. Een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid stelt een
beursreglement op. Het beursreglement en een wijziging daarvan behoeven
de goedkeuring van Onze Minister. 

	4. Een transmissiesysteembeheerder verleent medewerking aan de
rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, en aan de door deze
rechtspersoon ingeschakelde derden, voor zover het betreft de
afhandeling van de op de beurs op tot stand gekomen overeenkomsten, voor
zover deze medewerking noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de
aan deze rechtspersoon opgelegde taak. Onze Minister kan nadere regels
stellen over de door een transmissiesysteembeheerder te verlenen
medewerking.

	5. De rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, die bij de uitvoering
van zijn taak de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het
vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, houdt die
gegevens geheim tenzij enig wettelijk voorschrift anders bepaalt. 

	6. Producenten, leveranciers, handelaren, eindafnemers en
aandeelhouders onthouden zich van elke bemoeiing met de uitvoering van
de taak die is opgedragen aan de rechtspersoon, bedoeld in het eerste
lid.

§ 7.2. Programmaverantwoordelijkheid

Artikel 7.6

	1. Een aangeslotene van elektriciteit: 

	a. stelt een programma op met betrekking tot zijn invoeding of afname
van elektriciteit en 

	b. stuurt het programma naar de transmissiesysteembeheerder voor
elektriciteit. 

	2. Degene die gas op een systeem voor gas invoedt tot een virtueel punt
op het systeem: 

	a. stelt een programma op waarin is opgenomen hoeveel gas waar op een
systeem voor gas wordt ingevoed en ten aanzien van hoeveel gas netto op
het virtuele punt op het systeem voor gas de
programmaverantwoordelijkheid overgaat en op wie en

	b. stuurt het programma naar een transmissiesysteembeheerder voor gas.

	3. Degene die gas aan een systeem voor gas onttrekt vanaf een virtueel
punt op het systeem voor gas: 

	a. is verantwoordelijk voor het opstellen van een programma waarin is
opgenomen ten aanzien van hoeveel gas netto op het virtuele punt op het
systeem voor gas de programmaverantwoordelijkheid overgaat en op wie en
hoeveel gas waar aan het systeem wordt onttrokken en

	b. stuurt het programma naar een transmissiesysteembeheerder voor gas.

	4. In afwijking van het eerste lid tot en met het derde lid stelt een
leverancier die elektriciteit of gas levert aan een aangeslotene met een
kleine aansluiting, een programma voor de voor deze aangeslotenen op.

	5. Een programmaverantwoordelijke kan zijn
programmaverantwoordelijkheid overdragen aan een ander.

	6. Een transmissiesysteembeheerder kan, in het belang van de doelmatige
uitvoering van zijn wettelijke taken, instructies geven over een
ingediend programma.

	7. Indien niet volgens het programma wordt gehandeld, is de
programmaverantwoordelijke verplicht op verzoek van een
transmissiesysteembeheerder een bedrag voor het handhaven of herstellen
van de balans door een transmissiesysteembeheerder ten gevolge van de
afwijking van het programma te betalen.

	8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld, die kunnen verschillen voor elektriciteit en gas, met
betrekking tot:

	a. de inhoud van een programma;

	b. de voorwaarden waaronder de programmaverantwoordelijkheid kan worden
overgedragen;

	c. de gevolgen van afwijkingen van een programma, waaronder het bedrag,
bedoeld in het zevende lid.

 Artikel 7.7

	1. Indien een verkoper van gas een overeenkomst aan een koper van gas
aanbiedt met betrekking tot gas dat niet op het systeem wordt ingevoed: 

	a. worden de overname van de programmaverantwoordelijkheid en de
verkoop van gas separaat aangeboden; 

	b. is het de verkoper van gas niet toegestaan te eisen dat de koper van
gas de programmaverantwoordelijkheid overdraagt; 

	c. is het de verkoper van gas niet toegestaan tarieven en voorwaarden
te stellen waardoor het aannemelijk is dat de koper van gas, gelet op de
voorwaarden en tarieven waaronder de koper van gas een overeenkomst zou
kunnen sluiten zonder de programmaverantwoordelijkheid over te dragen,
zal kiezen de programmaverantwoordelijkheid aan de verkoper van gas over
te dragen. 

	2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing voor zover de
koper van gas met de verkoper van gas is overeengekomen dat de
hoeveelheid te kopen gas bepaald wordt door de feitelijke onttrekking
van gas aan het systeem op één of meer aansluitingen. 

	3. Indien een koper van gas een overeenkomst aan een verkoper van gas
aanbiedt met betrekking tot op het systeem voor gas in te voeden gas: 

	a. worden de overname van de programmaverantwoordelijkheid en de koop
van gas separaat aangeboden; 

	b. is het de koper van gas niet toegestaan te eisen dat de verkoper van
gas de programmaverantwoordelijkheid overdraagt; 

	c. is het de koper van gas niet toegestaan tarieven en voorwaarden te
hanteren waardoor het aannemelijk is dat de verkoper van gas, gelet op
de voorwaarden en tarieven waaronder de verkoper van gas een
overeenkomst zou kunnen sluiten zonder de programmaverantwoordelijkheid
over te dragen, zal kiezen de programmaverantwoordelijkheid aan de koper
van gas over te dragen.

	4. Het derde lid, onderdeel b, is niet van toepassing voor zover er
sprake is van afname van gas ter uitvoering van de taak, bedoeld in
artikel 5.21, eerste lid, onderdeel e.

Hoofdstuk 8. Levering

§ 8.1. Rechten en plichten aangeslotenen

Artikel 8.1

	Iedere aangeslotene met een kleine aansluiting heeft recht op levering
van elektriciteit of gas door een vergunninghouder op betrouwbare wijze
en tegen redelijke tarieven en voorwaarden. 

Artikel 8.2

	1. Iedere aangeslotene heeft keuzevrijheid van leverancier.

	2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een ieder die
voornemens is elektriciteit of gas te produceren of te gebruiken en die
verzoekt om een aansluiting op een systeem.

	3. Iedere aangeslotene heeft het recht van leverancier te wisselen. 

Artikel 8.3

	Een aangeslotene met een kleine aansluiting verleent de nodige
medewerking aan de uitvoering van de taken, genoemd in artikel 5.13 en
artikel 5.15, tweede volzin.

§ 8.2. Bescherming van aangeslotenen met een kleine aansluiting 

Artikel 8.4

	1. De voorwaarden verbonden aan een overeenkomst tot transport of
levering van elektriciteit of gas met een aangeslotene met een kleine
aansluiting zijn transparant, eerlijk en vooraf bekend. De voorwaarden
worden in ieder geval voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst
verstrekt en zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal.

	2. Een leverancier draagt er zorg voor dat een aangeslotene met een
kleine aansluiting te allen tijde transparante informatie kan verkrijgen
over de geldende tarieven en voorwaarden voor transport of levering van
elektriciteit of gas.

	3. Een overeenkomst tot transport of levering van elektriciteit of gas,
gesloten in strijd met het eerste en tweede lid, artikel 8.5, artikel
8.6 en het bepaalde bij of krachtens artikel 8.11 is vernietigbaar.

Artikel 8.5

	Het is een leverancier verboden op zodanige wijze aangeslotenen met een
kleine aansluiting te benaderen waardoor onduidelijkheid bestaat over
het feit of een leveringsovereenkomst is afgesloten, de duur van de
leveringsovereenkomst, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging
van de leveringsovereenkomst, het bestaan van een recht op opzegging en
de voorwaarden van opzegging.

Artikel 8.6 

	1. Een leverancier biedt een aangeslotene met een kleine aansluiting in
ieder geval een overeenkomst voor de levering van elektriciteit of gas
voor een onbepaalde duur aan.

	2. Indien de aangeslotene met een kleine aansluiting geen
uitdrukkelijke keuze maakt voor een overeenkomst voor bepaalde duur,
wordt hij geacht gekozen te hebben voor een overeenkomst voor onbepaalde
duur.

	3. Een aangeslotene met een kleine aansluiting kan elke
leveringsovereenkomst beëindigen met inachtneming van een termijn van
dertig dagen.

	4. Indien sprake is van een overeenkomst voor bepaalde duur, kan de
leverancier in deze overeenkomst opnemen dat bij tussentijdse
beëindiging van de overeenkomst de aangeslotene met een kleine
aansluiting een redelijke vergoeding is verschuldigd. Indien sprake is
van een overeenkomst voor onbepaalde duur, kan een dergelijke vergoeding
niet in de overeenkomst worden opgenomen.

Artikel 8.7

	1. De Autoriteit Consument en Markt stelt een model voor een
leveringsovereenkomst vast na consultatie van organisaties van
leveranciers, systeembeheerders en eindafnemers.

	2. Een leverancier biedt een aangeslotene met een kleine aansluiting in
ieder geval levering volgens het model aan.

Artikel 8.8

	1. Een systeembeheerder en een leverancier voeren een beleid, gericht
op het voorkomen van het afsluiten van een aangeslotene met een kleine
aansluiting, in het bijzonder in de periode van 1 oktober tot 1 april
van enig jaar.

	2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het
beëindigen van de levering van elektriciteit of gas aan aangeslotenen
met een kleine aansluiting, alsmede over preventieve maatregelen om de
afsluiting van aangeslotenen met een kleine aansluiting zoveel mogelijk
te voorkomen. 

Artikel 8.9

	Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het beperken van
de levering van elektriciteit.

Artikel 8.10

	1. Een leverancier voorziet in een transparante, eenvoudige en goedkope
procedure voor de behandeling van klachten van aangeslotenen met een
kleine aansluiting over de levering.

	2. De procedure voorziet er in dat:

	a. de behandeling van de klacht geschiedt door een persoon die niet bij
de gedraging waarop de klacht betrekking heeft, betrokken is geweest,

	b. de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis wordt gesteld van de
bevindingen naar aanleiding van de klacht en van de conclusies die
daaraan worden verbonden en

	c. de klacht zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen acht weken wordt
afgehandeld.

	3. Indien een leverancier van een aangeslotene met een kleine
aansluiting een klacht of vraag ontvangt over het systeembeheer, zendt
de leverancier deze onverwijld door naar de systeembeheerder op wie de
klacht of vraag betrekking heeft, onder gelijktijdige mededeling daarvan
aan de klager of de vrager.

Artikel 8.11

	Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld over bescherming van aangeslotenen met een kleine aansluiting
ter uitvoering van EU-verordeningen en EU-besluiten inzake elektriciteit
of gas.

§ 8.3. Bescherming van alle aangeslotenen

Artikel 8.12

	Leveranciers voorzien afnemers van een door de Europese Commissie
vastgesteld overzicht met praktische informatie over de rechten van
afnemers, bedoeld in artikel 3, zestiende lid, van richtlijn 2009/72/EG
en artikel 3, twaalfde lid, van richtlijn 2009/73/EG en stellen dit
overzicht algemeen beschikbaar. 

Artikel 8.13 

	1. Op overeenkomsten tot transport of levering van elektriciteit of gas
is Nederlands recht van toepassing.

	2. De Nederlandse rechter is bij uitsluiting bevoegd kennis te nemen
van geschillen over overeenkomsten tot transport of levering van
elektriciteit of gas. 

	3. Een beding dat in strijd met het eerste of tweede lid in een
overeenkomst tot transport of levering van elektriciteit of gas is
opgenomen, is nietig.

	4. Het eerste tot en met derde lid is niet van toepassing op een
overeenkomst tot levering van elektriciteit of gas die een leverancier
of handelaar sluit met een aangeslotene:

	a. die beschikt over een grote aansluiting voor elektriciteit en een
beschikbaar vermogen van ten minste 2 MVA per aansluiting;

	b. die beschikt over een grote aansluiting voor gas en meer dan 10 000
000 m3 gas per jaar verbruikt. 

	5. De toepasselijkheid van dit artikel wordt beperkt door dwingende
bepalingen van internationaal recht.

§ 8.4. Informatieverstrekking aan afnemers

Artikel 8.14

	Een leverancier meldt op of bij de rekening en in het promotiemateriaal
aan zijn eindafnemers informatie betreffende de rechten van deze
eindafnemers aangaande geschillenbeslechting. 

Artikel 8.15

	Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
over:

	a. de inrichting van energiekostenramingen en facturen inzake het
verbruik van elektriciteit en gas;

	b. de frequentie van facturen inzake het verbruik van elektriciteit en
gas; 

	c. het verstrekken van gegevens over het verbruik van elektriciteit en
gas;

	d. degenen die de informatie, bedoeld in de onderdelen a, b en c,
verstrekken, welke regels kunnen verschillen per categorie van
ontvangers van de informatie, bedoeld in de onderdelen a, b, en c;

	e. het toesturen van facturen, factureringsinformatie en
energiekostenramingen;

	f. de kosten van toegang tot meetgegevens en van facturatie.

Artikel 8.16

	1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld over de informatie die een systeembeheerder of een leverancier
verstrekt aan eindafnemers in overeenkomsten, rekeningen of
ontvangstbewijzen. 

	2. De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen verschillen per
categorie eindafnemers.

§ 8.5. Leveranciersmodel

Artikel 8.17

	1. Een leverancier heeft ten aanzien van een aangeslotene met een
kleine aansluiting tot taak de door deze aangeslotene aan een
systeembeheerder verschuldigde bedragen te factureren en innen. De
leverancier brengt hiervoor geen kosten in rekening aan de
systeembeheerder.

	2. Het eerste lid is niet van toepassing op bedragen die zijn gebaseerd
op tarieven met een eenmalig karakter.

	3. De betaling door een aangeslotene met een kleine aansluiting aan een
leverancier van de overeenkomstig het eerste en tweede lid gefactureerde
bedragen geldt als bevrijdende betaling.

	4. Rechtsvorderingen tot betaling van de door de leverancier
overeenkomstig het eerste lid gefactureerde bedragen verjaren door
verloop van twee jaren. Indien de leverancier de factuur, bedoeld in het
eerste lid, niet binnen twee jaar na het moment dat de betreffende
dienst door de systeembeheerder aan de aangeslotene is geleverd, aan de
aangeslotene heeft gezonden, vervalt het recht om voor de betreffende
dienst bij de aangeslotene te factureren.

	5. Een leverancier draagt per periode de overeenkomstig het eerste lid
gefactureerde of te factureren bedragen af aan de desbetreffende
systeembeheerder.

	6. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de omvang en
het moment van de afdracht, bedoeld in het vijfde lid, ten behoeve van
een gelijkmatige afdracht aan de systeembeheerders.

§ 8.6. Informatie over de keuze van energiebronnen bij elektriciteit

Artikel 8.18

	1. Een producent of handelaar meldt aan de leverancier de
opwekkingsgegevens van door hem geproduceerde of verhandelde
elektriciteit. 

	2. Een leverancier van elektriciteit meldt op de rekening en het
promotiemateriaal de opwekkingsgegevens van de door hem aan zijn
eindafnemers geleverde elektriciteit op begrijpelijke wijze en op
dusdanige wijze dat de gegevens van verschillende leveranciers kunnen
worden vergeleken.

	3. Een leverancier van elektriciteit meldt op of bij de rekening aan
een eindafnemer het aandeel van elke energiebron die de leverancier
heeft gebruikt voor levering aan die eindafnemer onder vermelding van
informatie over de uitstoot van koolstofdioxide die en radioactief afval
dat te verwachten is van elektriciteitsproductie met die energiebronnen.

	4. De betrouwbaarheid van de opwekkingsgegevens van elektriciteit wordt
door middel van garanties van oorsprong voor elektriciteit uit
hernieuwbare energiebronnen of garanties van oorsprong voor
elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende
warmtekrachtkoppeling gewaarborgd. 

	5. Indien de producent, handelaar of leverancier onderdeel uitmaakt van
een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek, meldt de producent, handelaar of leverancier tevens de
opwekkingsgegevens van de groep als geheel. 

	6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over het eerste tot en met het vierde lid. 

Artikel 8.19

	1. Een leverancier geeft ten minste eenmaal per kalenderjaar aan zijn
eindafnemers een keuze van energiebronnen die hij zal gebruiken, onder
vermelding van informatie over uitstoot van koolstofdioxide die en
radioactief afval dat te verwachten is van elektriciteitsproductie met
die energiebronnen.

	2. Een eindafnemer maakt een keuze uit het aanbod van de leverancier en
maakt deze keuze bekend aan de leverancier.

	3. Indien een eindafnemer binnen de door de leverancier gestelde
termijn geen keuze maakt, levert de leverancier elektriciteit uit door
de hem gekozen energiebronnen aan de eindafnemer.

	4. Een producent of een handelaar geeft aan een leverancier een keuze
van energiebronnen waaruit hij elektriciteit kan krijgen, onder
vermelding van informatie over de uitstoot van koolstofdioxide die en
radioactief afval dat te verwachten is van elektriciteitsproductie met
die energiebronnen.

§ 8.7. Salderen en terugleveren

Artikel 8.20

	1. Voor een aangeslotene met een kleine aansluiting die elektriciteit
uit hernieuwbare energiebronnen invoedt op het systeem, berekent de
leverancier het verbruik ten behoeve van de facturering en inning van de
leveringskosten door de aan het systeem onttrokken elektriciteit te
verminderen met de op het systeem ingevoede elektriciteit, waarbij de
vermindering maximaal de hoeveelheid aan het systeem onttrokken
elektriciteit bedraagt. 

	2. Voor een aangeslotene met een kleine aansluiting die elektriciteit
uit andere dan hernieuwbare energiebronnen invoedt op het systeem,
berekent de leverancier het verbruik ten behoeve van de facturering en
inning van de leveringskosten door de aan het systeem onttrokken
elektriciteit te verminderen met de op het systeem ingevoede
elektriciteit, met een maximum van 5.000 kWh aan op het systeem
ingevoede elektriciteit, voor zover het saldo van de aan het systeem
onttrokken minus de op het systeem ingevoede elektriciteit niet minder
dan nul bedraagt. 

	3. Indien de door de aangeslotene, bedoeld in het eerste en tweede lid,
op het systeem ingevoede hoeveelheid elektriciteit groter is dan de
hoeveelheid die ingevolge die leden in mindering wordt gebracht op de
aan het systeem onttrokken elektriciteit, betaalt de leverancier aan de
betreffende aangeslotene voor het meerdere een redelijke vergoeding.

Artikel 8.21

	1. Een leverancier aanvaardt een aanbod van een aangeslotene met een
kleine aansluiting tot teruglevering van door hem geproduceerde
elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen. 

	2. Bepalingen die zijn opgenomen in een overeenkomst inzake levering
van elektriciteit aan een aangeslotene met een kleine aansluiting en die
tot doel hebben de opwekking van elektriciteit uit hernieuwbare
energiebronnen te verbieden, zijn onverbindend.

§ 8.8. Leveringsvergunning

Artikel 8.22

	1. Het is verboden zonder vergunning elektriciteit of gas te leveren
aan een aangeslotene met een kleine aansluiting.

	2. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van het leveren
van elektriciteit of gas: 

	a. voor zover deze is geproduceerd met een installatie die voor
rekening en risico van de aangeslotene met een kleine aansluiting,
alleen of voor een evenredig deel, tezamen met andere aangeslotenen met
een kleine aansluiting, in werking wordt gehouden en de aangeslotene de
geleverde elektriciteit gebruikt; 

	b. voor zover de aangeslotene met een kleine aansluiting aan dezelfde
rechtspersoon toebehoort als de producent die de elektriciteit heeft
opgewekt dan wel een dochtermaatschappij daarvan in de zin van artikel
24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de aangeslotene de
geleverde elektriciteit verbruikt;

	c. aan een aangeslotene met een kleine aansluiting op een gesloten
distributiesysteem; 

	d. voor zover elektriciteit of gas anders dan bedrijfsmatig wordt
geleverd;

	e. door een buiten Nederland gevestigde leverancier aan ten hoogste 500
aangeslotenen met een kleine aansluiting die wonen in gebieden aan de
Nederlandse landsgrens;

	f. in het kader van een overeenkomst als bedoeld in artikel 8.23.

	3. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de
uitzonderingen, bedoeld in het tweede lid. 

Artikel 8.23

	Van het bepaalde bij of krachtens artikel 7.6, vierde lid, artikel 8.4,
derde lid, artikel 8.5, artikel 8.6, vierde lid, artikel 8.8, artikel
8.9, artikel 8.11, artikel 8.12, artikel 8.27, eerste lid en artikel
8.29 kan worden afgeweken indien er sprake is van een overeenkomst tot
levering van elektriciteit of gas aan een groep aangeslotenen, waarbij:

	a. de meerderheid van deze aangeslotenen rechtspersoon is of handelt in
de uitoefening van een beroep of bedrijf,

	b. alle aangeslotenen in de overeenkomst vertegenwoordigd worden en

	c. de vertegenwoordiger van de groep aangeslotenen er zorg voor draagt
dat hij ten aanzien van alle aangeslotenen met een kleine aansluiting
over toestemming tot vertegenwoordiging in het kader van de overeenkomst
beschikt.

Artikel 8.24

	1. Onze Minister verleent een leverancier op aanvraag een
leveringsvergunning indien deze:

	a. beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en
technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taak;

	b. redelijkerwijs in staat kan worden geacht de verplichtingen als
opgenomen in de hoofdstukken 8 en 9 na te komen.

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld met betrekking tot de inhoud van en de procedure voor aanvraag
van een leveringsvergunning en de voorwaarden, bedoeld in het eerste
lid.

Artikel 8.25

	1. Onze Minister kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een
leveringsvergunning en kan deze wijzigen.

	2. Onze Minister kan toestemming geven om een leveringsvergunning over
te dragen. Degene aan wie de leveringsvergunning wordt overgedragen,
voldoet aan artikel 8.24, eerste lid. 

Artikel 8.26

	1. Onze Minister kan een leveringsvergunning intrekken indien:

	a. de vergunninghouder dit verzoekt;

	b. de vergunninghouder in onvoldoende mate voldoet aan één of meer
verplichtingen, bedoeld in de hoofdstukken 8 of 9;

	c. de vergunninghouder de in de vergunning opgenomen voorschriften of
opgelegde beperkingen niet nakomt;

	d. de vergunninghouder bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens
heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot
een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

	e. de vergunninghouder om andere redenen niet langer in staat moet
worden geacht de vergunde activiteit of in de vergunning opgenomen
voorschriften na te komen.

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld met betrekking tot de tijdelijke voorzieningen en de
procedure bij intrekking van een leveringsvergunning.

§ 8.9. Verplichtingen leveranciers

Artikel 8.27

	1. Een vergunninghouder draagt op betrouwbare wijze en tegen redelijke
tarieven en voorwaarden zorg voor de levering van elektriciteit of gas
aan iedere aangeslotene met een kleine aansluiting, die daarom verzoekt.


	2. De voorwaarden zijn in ieder geval niet redelijk als zij niet in
overeenstemming zijn met het bepaalde bij of krachtens artikel 8.4,
artikel 8.5, artikel 8.6 en artikel 8.11. De artikelen 236 en 237 van
Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn mede van toepassing op
voorwaarden in overeenkomsten met aangeslotenen met een kleine
aansluiting die rechtspersoon zijn of handelen in de uitoefening van een
beroep of bedrijf. 

Artikel 8.28

	1. Een leverancier draagt zorg voor het valideren en vaststellen van
meetgegevens die betrekking hebben op aangeslotenen met een kleine
aansluiting die beschikken over een op afstand uitleesbare
meetinrichting en draagt zorg voor het collecteren, valideren en
vaststellen van meetgegevens die betrekking hebben op aangeslotenen met
een kleine aansluiting die niet beschikken over een op afstand
uitleesbare meetinrichting.

	2. Het eerste lid is niet van toepassing voor een rechtspersoon of een
natuurlijke persoon die handelt in de uitoefening van een beroep of
bedrijf, die behalve één of meer kleine aansluitingen ten minste één
grote aansluiting heeft. 

Artikel 8.29

	1. Een vergunninghouder verschaft de Autoriteit Consument en Markt een
opgave van de tarieven die hij berekent en de voorwaarden die hij
gebruikt bij de levering van elektriciteit of gas aan aangeslotenen met
een kleine aansluiting.

	2. Indien de Autoriteit Consument en Markt van oordeel is dat de
tarieven die een vergunninghouder berekent onredelijk zijn kan zij een
tarief vaststellen dat vergunninghouders ten hoogste mogen berekenen
voor de levering van elektriciteit of gas aan aangeslotenen met een
kleine aansluiting.

	3. Na de vaststelling van het maximumtarief, bedoeld in het tweede lid,
worden de tarieven voor de levering van elektriciteit of gas aan
aangeslotenen met een kleine aansluiting die hoger zijn dan dat
maximumtarief, van rechtswege gesteld op dat maximumtarief.

	4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de opgave,
bedoeld in het eerste lid, en de termijnen hiervoor.

	5. Het eerste tot en met het vierde lid vervallen op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip. De voordracht voor een krachtens dit lid
vast te stellen koninklijk besluit wordt niet eerder gedaan dan vier
weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is
overgelegd.

Artikel 8.30

	1. Een leverancier voert een afzonderlijke boekhouding voor de levering
van elektriciteit of gas.

	2. Een leverancier maakt een jaarrekening op overeenkomstig titel 9 van
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en laat deze door een onafhankelijk
accountant controleren. 

	3. Een leverancier die op grond van titel 9 van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek zijn jaarrekening niet openbaar hoeft te maken, legt
een exemplaar daarvan ter inzage op het hoofdkantoor met inachtneming
van de termijnen bedoeld in artikel 394 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek.

	4. Het eerste tot en met het derde lid zijn niet van toepassing op een
leverancier die anders dan bedrijfsmatig elektriciteit of gas levert als
bedoeld in artikel 8.22, tweede lid, onderdeel d. 

Hoofdstuk 9. Codes

Artikel 9.1

	1. De gezamenlijke systeembeheerders zenden aan de Autoriteit Consument
en Markt een voorstel voor technische codes.

	2. In technische codes kunnen regels worden gesteld over:

	a. de wijze waarop systeembeheerders en systeemgebruikers alsmede
systeembeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van de
uitvoering van de taken van systeembeheerders als bedoeld in artikel
5.4, artikel 5.9, artikel 5.10 en artikel 5.12;

	b. de kwaliteitscriteria waaraan systeembeheerders moeten voldoen,
waaronder in ieder geval technische specificaties, spanningskwaliteit,
het verhelpen van storingen in het transport van elektriciteit of gas,
de betalingsvoorwaarden, de klantenservice en het voorzien in
compensatie bij ernstige storingen;

	c. de regeling van samenwerking tussen systeembeheerders ten aanzien
van de uitvoering van hun wettelijke taken, het waarborgen van het
systeembeheer en het transport van elektriciteit of gas in buitengewone
omstandigheden;

	d. de wijze waarop een systeembeheerder aangeslotenen die produceren
objectief, transparant en niet-discriminatoir op het systeem aansluit,
rekening houdend met de kosten en baten van de onderscheiden technieken
met betrekking tot hernieuwbare energiebronnen, decentrale productie en
warmtekrachtkoppeling;

	e. de programmaverantwoordelijkheid, bedoeld in artikel 7.6 en artikel
7.7, waarbij ten minste regels worden gesteld over de omgang met
afwijkingen van een programma, de voorwaarden waaronder de
programmaverantwoordelijkheid kan worden overgedragen en de wijze waarop
een transmissiesysteembeheerder een ernstige verstoring van het
evenwicht op de systemen voorkomt of herstelt;

	f. de technische eisen waaraan een aansluiting van een gesloten
distributiesysteem moet voldoen;

	g. de wijze waarop systeembeheerders zich jegens systeemgebruikers en
elkaar gedragen ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het
transport van elektriciteit of gas.

	3. In technische codes voor elektriciteit kunnen regels worden gesteld
over:

	a. de wijze waarop een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit
uitvoering geeft aan zijn wettelijke taken;

	b. de wijze waarop een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit
enerzijds en systeemgebruikers en de overige systeembeheerders
anderzijds zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het verstrekken
van informatie die noodzakelijk is voor een goede uitvoering van
verordening 714/2009 en de daarop gebaseerde richtsnoeren;

	c. de wijze waarop systeembeheerders uitvoering geven aan de regels
over de storingsreserve, bedoeld in artikel 5.4, derde lid;

	d. de minimale voorschriften en verplichtingen inzake operationele
netwerkveiligheid.

	4. In technische codes voor gas kunnen regels worden gesteld over:

	a. de wijze waarop een transmissiesysteembeheerder voor gas uitvoering
geeft aan zijn wettelijke taken, waarbij de verschillende vormen van
transport worden onderscheiden;

	b. de door een systeembeheerder aan te houden reservecapaciteit
beschikbaar voor transport van gas;

	c. de eisen, met inbegrip van veiligheidseisen, waaraan het technisch
ontwerp en de exploitatie van leidingen en installaties ten minste moet
voldoen voor aansluiting van die leidingen en installaties op het
systeem van een systeembeheerder voor gas en de installaties van een
verwant bedrijf dat diensten levert die noodzakelijk zijn voor
uitvoering van het transport van gas;

	d. de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de systematiek van
transport uitgaande van invoed- en afleverpunten.

Artikel 9.2

	1. De gezamenlijke systeembeheerders zenden aan de Autoriteit Consument
en Markt een voorstel voor een tarievencode.

	2. In een tarievencode worden nadere regels gesteld ten aanzien van de
tariefstructuren, waarin de elementen en de wijze van berekening van de
tarieven en vergoedingen worden beschreven, en waarbij ten minste regels
worden gesteld over:

	a. de te onderscheiden standaardaansluitingen; 

	b. aansluitcategorieën voor aangeslotenen met een
standaardaansluiting;

	c. de wijze waarop een aangeslotene wordt gecompenseerd, indien op zijn
aansluiting een aansluiting ten behoeve van een derde wordt gemaakt;

	d. categorieën van bandbreedtes van spanningsniveaus binnen het
systeem, dat in beheer is van systeembeheerders van elektriciteit;

	e. categorieën van bandbreedtes van drukniveaus binnen het systeem,
dat in beheer is van distributiesysteembeheerders van gas;

	f. in welke gevallen en voor welke categorieën aangeslotenen een
blindvermogenstarief in rekening wordt gebracht;

	g. de tijdseenheid en de hoogte van het transporttarief voor een
aangeslotene met een grote aansluiting en met een bedrijfstijd kleiner
dan 600 uur per jaar als bedoeld in artikel 6.15, tweede lid;

	h. de tarieven op de invoed- en afleverpunten op het transmissiesysteem
voor gas, waaronder de wijze van verdelen van de kosten die verband
houden met het aanleggen, het beheren en onderhouden van aansluitingen. 

Artikel 9.3

	1. Een representatief deel van de ondernemingen die zich bezighouden
met het transporteren, leveren of meten van elektriciteit of gas zendt
aan de Autoriteit Consument en Markt een voorstel voor een
informatiecode. 

	2. In een informatiecode worden regels gesteld over:

	a. op welke wijze de met administratieve processen samenhangende
gegevens worden vastgelegd, uitgewisseld of gebruikt en de wijze waarop
en de termijn waarbinnen die gegevens worden bewaard;

	b. wie verantwoordelijk is voor het verzamelen van de meetgegevens van
de aangeslotene met een kleine aansluiting.

Artikel 9.4 

	1. Een transmissiesysteembeheerder of ten minste een derde van het
aantal overige systeembeheerders van elektriciteit of van gas kan de
gezamenlijke systeembeheerders verzoeken een voorstel te doen tot
wijziging van de technische codes of tarievencodes.

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld over de inhoud van het verzoek en de termijn waarop aan dit
verzoek moet worden voldaan. 

Artikel 9.5

	1. De gezamenlijke systeembeheerders of het representatief deel van de
ondernemingen, bedoeld in artikel 9.3, eerste lid, die een voorstel doen
voor een code, voeren voordat een voorstel aan de Autoriteit Consument
en Markt wordt gezonden overleg over dit voorstel met representatieve
organisaties van partijen op de elektriciteits- of gasmarkt.

	2. In het voorstel dat aan Autoriteit Consument en Markt wordt
gezonden, geven de gezamenlijke systeembeheerders of het representatief
deel van de ondernemingen, bedoeld in artikel 9.3, eerste lid, aan welke
gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die de
organisaties naar voren hebben gebracht.

	3. Een transmissiesysteembeheerder of een interconnectorbeheerder voert
overleg met buitenlandse transmissiesysteembeheerders waarmee een
interconnector tot stand is gebracht over eisen aan de operationele
netwerkveiligheid.

Artikel 9.6

	1. De Autoriteit Consument en Markt kan uit eigen beweging een ontwerp
van een besluit maken tot wijziging van:

	a. een technische code of een tarievencode, of kan de gezamenlijke
systeembeheerders opdragen een daartoe strekkend voorstel voor te
bereiden en aan haar toe te zenden;

	b. een informatiecode, of kan een representatief deel van de
ondernemingen, bedoeld in artikel 9.3, eerste lid, opdragen een daartoe
strekkend voorstel voor te bereiden en aan haar toe te zenden. 

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld over de procedure tot vaststelling van de codes.

Artikel 9.7

	1. De Autoriteit Consument en Markt stelt de codes vast met
inachtneming van:

	a. het ingediende voorstel,

	b. het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en
milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteits- en
gasvoorziening,

	c. het belang van de bevordering van de ontwikkeling van het
handelsverkeer op de elektriciteits- en gasmarkt,

	d. het belang van de bevordering van het doelmatig handelen van
systeemgebruikers,

	e. het belang van een goede kwaliteit van de dienstverlening van
systeembeheerders en

	f. het belang van een objectieve, transparante en niet discriminatoire
handhaving van het evenwicht op het systeem op een wijze die de kosten
weerspiegelt.

	2. De Autoriteit Consument en Markt stelt een code alleen vast als:

	a. de code de interoperabiliteit van de systemen garandeert;

	b. de code objectief, evenredig en niet-discriminatoir is;

	c. de verplichtingen op grond van richtlijn nr. 98/34/EG van het
Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998
betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en
technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de
informatiemaatschappij (PbEG 1998, L 204) zijn nagekomen. 

	3. Indien een voorstel voor een code in strijd is met het bepaalde bij
of krachtens deze wet, EU-verordeningen of EU-besluiten, draagt de
Autoriteit Consument en Markt de gezamenlijke systeembeheerders of een
representatief deel van de ondernemingen, bedoeld in artikel 9.3, eerste
lid, op het voorstel onverwijld zodanig te wijzigen dat deze strijd
wordt opgeheven. 

	4. Indien de gezamenlijke systeembeheerders of een representatief deel
van de ondernemingen, bedoeld in artikel 9.3, eerste lid, niet binnen
vier weken het voorstel wijzigen overeenkomstig de opdracht van de
Autoriteit Consument en Markt, bedoeld in het derde lid, stelt de
Autoriteit Consument en Markt de codes vast onder het aanbrengen van
zodanige wijzigingen dat deze in overeenstemming zijn met de belangen,
bedoeld in het eerste en de eisen, bedoeld in het tweede lid. 

	5. De bekendmaking van bij code vastgestelde algemeen verbindende
voorschriften geschiedt door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 9.8

	1. De Autoriteit Consument en Markt kan op aanvraag een ontheffing
verlenen van de codes. Bij haar beslissing neemt de Autoriteit Consument
en Markt de belangen, bedoeld in artikel 9.7, eerste lid, in acht.

	2. De Autoriteit Consument en Markt kan voorschriften en beperkingen
verbinden aan de ontheffing en kan deze wijzigen.

	3. De Autoriteit Consument en Markt kan de ontheffing intrekken,
indien:

	a. de houder van de ontheffing hierom verzoekt;

	b. de houder van de ontheffing de aan de ontheffing verbonden
voorschriften of opgelegde beperkingen niet nakomt;

	c. de houder van de ontheffing bij de aanvraag onjuiste of onvolledige
gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige
gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

	d. zij, gelet op de belangen, bedoeld in artikel 9.7, eerste lid, van
oordeel is dat intrekking van de ontheffing noodzakelijk is.

Artikel 9.9

	1. De codes treden in werking op een door de Autoriteit Consument en
Markt te bepalen tijdstip en gelden voor onbepaalde tijd.

	2. Na de vaststelling van de codes gelden deze als minimumeisen voor de
technische veiligheid en voor het technisch ontwerp en de exploitatie
van de installaties en systemen, bedoeld in artikel 5 van richtlijn
2009/72 en artikel 8 van richtlijn 2009/73.

Artikel 9.10

	1. De codes zijn van toepassing op interconnectoren en
interconnectorbeheerders voor zover dit in de codes is aangegeven. 

	2. De procedure voor totstandkoming van de codes, bedoeld in artikel
9.1, artikel 9.2 en artikel 9.3, waarin regels zijn opgenomen voor
interconnectoren zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande
dat in plaats van transmissiesysteembeheerder wordt gelezen
interconnectorbeheerder. De interconnectorbeheerder maakt in dat geval
deel uit van de gezamenlijke systeembeheerders.

Hoofdstuk 10. Uitvoering en Toezicht

§ 10.1. Toezicht op de naleving

Artikel 10.1

	1. Het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze
wet, met uitzondering van de artikelen, genoemd in artikel 10.2, is
opgedragen aan de Autoriteit Consument en Markt. 

	2. Het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens
verordening 714/2009, verordening 715/2009, verordening 994/2010,
verordening 1227/2011 en verordening 347/2013 is opgedragen aan de
Autoriteit Consument en Markt.

Artikel 10.2

	1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens
paragraaf 2.5, artikel 5.26, eerste lid, artikel 10.16, eerste lid, en
met onderwerpen die samenhangen met de kwaliteit van systemen met als
doel het voorkomen van ongevallen, voorvallen en schade met betrekking
tot gas zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen
ambtenaren.

	2. Bij ministeriële regeling worden de artikelen of delen hiervan
aangewezen waarop de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren
ingevolge het eerste lid toezicht houden.

§ 10.2. Handhaving

Artikel 10.3

	1. De Autoriteit Consument en Markt of Onze Minister kan, voor zover
deze belast is met het toezicht op de naleving van deze artikelen, in
geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens: 

	a. artikel 2.19, artikel 3.4, artikel 3.5, artikel 3.6, artikel 3.7,
artikel 4.1, artikel 4.6, artikel 4.7, artikel 4.11, artikel 4.12,
artikel 4.13, artikel 4.14, artikel 4.15, artikel 5.2, artikel 5.4,
artikel 5.8, artikel 5.9, artikel 5.10, artikel 5.12, artikel 5.13,
artikel 5.21, artikel 5.24, artikel 5.28, artikel 5.35, artikel 5.36,
artikel 6.1, artikel 6.2, artikel 7.2, artikel 7.5, artikel 8.22,
artikel 8.25, artikel 8.27 en artikel 10.18 de overtreder per
overtreding een bestuurlijke boete opleggen;

	b. artikel 2.1, artikel 2.18, artikel 3.9, artikel 3.10, artikel 4.5,
tweede lid, artikel 5.11, artikel 5.16, artikel 5.18, artikel 5.19,
artikel 5.22, artikel 5.23, artikel 5.25, artikel 5.29, artikel 8.5,
artikel 8.6, artikel 8.7, tweede lid, artikel 8.8, artikel 8.9, artikel
8.10, artikel 8.11, artikel 8.12, artikel 8.14, artikel 8.15, artikel
8.16, artikel 8.18, artikel 8.19, eerste en vierde lid, artikel 8.21,
artikel 8.28, artikel 8.29, artikel 8.30, artikel 9.7, artikel 10.11,
artikel 10.12 en artikel 10.14 de overtreder per overtreding een
bestuurlijke boete opleggen.

	2. De op grond van het eerste lid, onder a, vast te stellen
bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 450.000 of, indien dat meer
is, ten hoogste 10% van de omzet van de overtreder.

	3. De op grond van het eerste lid, onder b, vast te stellen
bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 450.000 of, indien dat meer
is, ten hoogste 1% van de omzet van de overtreder.

Artikel 10.4

	1. De Autoriteit Consument en Markt kan een last onder bestuursdwang
opleggen ter handhaving van voorschriften waarvoor het toezicht op de
naleving aan haar is opgedragen krachtens artikel 10.1. 

	2. Onze Minister kan een last onder bestuursdwang opleggen ter
handhaving van voorschriften waarvoor het toezicht op de naleving aan
hem is opgedragen krachtens artikel 10.2.

Artikel 10.5

	1. De Autoriteit Consument en Markt kan een bindende gedragslijn
opleggen in verband met de naleving van voorschriften waarvoor het
toezicht op de naleving aan haar is opgedragen krachtens artikel 10.1.

	2. Onze Minister kan een zelfstandige last geven in verband met de
naleving van voorschriften waarvoor het toezicht op de naleving aan hem
is opgedragen krachtens artikel 10.2.

	3. Onze Minister kan een bindende gedragslijn opleggen in verband met
de naleving van de voorschriften waarvoor het toezicht op de naleving
aan hem is opgedragen krachtens artikel 10.2. 

	4. Onze Minister kan een systeembeheerder een zelfstandige last geven
of een bindende gedragslijn opleggen in het kader van de bescherming van
zijn systeem tegen een mogelijke invloed van buitenaf, bedoeld in
artikel 5.4, tweede lid, of een bindende gedragslijn opleggen in het
kader van de investeringsplannen, bedoeld in artikel 5.5, vierde lid. 

Artikel 10.6

	Bij gebreke van volledige betaling binnen de gestelde termijn kan Onze
Minister de door hem opgelegde verschuldigde bestuurlijke boete of
dwangsom invorderen bij dwangbevel.

§ 10.3. Uitvoering door de ACM

Artikel 10.7

	1. De Autoriteit Consument en Markt is de nationale regulerende
instantie, bedoeld in:

	a. artikel 35, eerste lid, van richtlijn 2009/72;

	b. artikel 39, eerste lid, van richtlijn 2009/73. 

	2. Bij ministeriële regeling kunnen artikelen van EU-verordeningen en
EU-besluiten inzake elektriciteit of gas worden aangewezen waarvoor de
Autoriteit Consument en Markt de nationale regulerende instantie, de
bevoegde instantie of de bevoegde autoriteit is. 

	3. De Autoriteit Consument en Markt houdt bij de uitoefening van de
haar bij of krachtens deze wet toegekende taken en bevoegdheden rekening
met artikel 36 van richtlijn 2009/72 en artikel 40 van richtlijn
2009/73.

Artikel 10.8

	De Autoriteit Consument en Markt:

	a. werkt in grensoverschrijdende kwesties samen met instellingen in
andere lidstaten van de Europese Unie die op grond van nationale
wettelijke regels zijn aangewezen als nationale regulerende instantie of
toezichthouder; 

	b. werkt samen met andere instanties; 

	c. werkt, onder meer teneinde de nationale markten op één of meer
geografische gebieden als bedoeld in artikel 12, derde lid, van
verordening 714/2009 of artikel 12, derde lid, van verordening 715/2009
te integreren en samenwerking tussen een transmissiesysteembeheerder en
een buitenlandse transmissiesysteembeheerder in deze gebieden aan te
moedigen, samen met instellingen in andere lidstaten van de Europese
Unie die op grond van nationale wettelijke regels zijn belast met de
toepassing van de regels op het gebied van elektriciteit of gas en het
Agentschap;

	d. werkt samen met het Agentschap; 

	e. waakt erover dat geen kruissubsidiëring tussen activiteiten met
betrekking tot transmissie, distributie en levering plaatsvindt; 

	f. keurt de procedures voor toewijzing van beschikbare capaciteit met
betrekking tot een interconnector goed;

	g. keurt de congestiebeheersprocedures met betrekking tot een
interconnector goed;

	h. volgt in welke mate de elektriciteitsmarkt aan de doelstellingen,
bedoeld in artikel 36 van richtlijn 2009/72, voldoet;

	i. volgt de samenhang tussen een investeringsplan van een
transmissiesysteembeheerder als bedoeld in artikel 5.5 en de
netontwikkelingsplannen als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel
b, van verordening 714/2009;

	j. volgt het niveau van transparantie, met inbegrip van de
groothandelsprijzen; 

	k. volgt het niveau en de doeltreffendheid van de openstelling van de
markt en de mededinging op groot- en kleinverbruikersniveau; 

	l. volgt het bestaan van praktijken gericht op het aangaan van
overeenkomsten die aangeslotenen met een grote aansluiting kunnen
weerhouden van of hen beperkingen kunnen opleggen met betrekking tot een
keuze voor het gelijktijdig sluiten van overeenkomsten met meer dan een
leverancier; 

	m. volgt de investeringen in productiecapaciteit met het oog op de
continuïteit van de voorziening; 

	n. volgt de technische samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders
en buitenlandse instellingen die op grond van nationale wettelijke
regels zijn belast met het beheer van een transmissiesysteem in landen
buiten de Europese Unie; 

	o. draagt bij aan de compatibiliteit van gegevensuitwisselingsprocessen
voor de belangrijkste marktprocessen in één of meer geografische
gebieden als bedoeld in artikel 12, derde lid, van verordening 714/2009
of artikel 12, derde lid, van verordening 715/2009;

	p. publiceert jaarlijks aanbevelingen over de conformiteit van de
leveringsprijzen met artikel 3 van richtlijn 2009/72 en artikel 3 van
richtlijn 2009/73.

Artikel 10.9

	1. De Autoriteit Consument en Markt stelt jaarlijks een verslag op over
de uitvoering van de haar bij of krachtens deze wet opgedragen taken.
Het verslag bevat een overzicht van de behaalde resultaten en genomen
maatregelen. 

	2. De Autoriteit Consument en Markt zendt het verslag toe aan Onze
Minister, het Agentschap en de Europese Commissie. 

Artikel 10.10

	De Autoriteit Consument en Markt maakt de data van systeembeheerders
die zij gebruikt voor het vaststellen van een inkomstenbesluit als
bedoeld in artikel 6.12 of een tariefbesluit als bedoeld in artikel 6.13
met inachtneming van het bepaalde in artikel 10, eerste lid, onderdeel
c, van de Wet openbaarheid van bestuur, openbaar.

§ 10.4. Overige bepalingen

Artikel 10.11

	1. Een ieder verstrekt Onze Minister desgevraagd de gegevens en
inlichtingen en verschaft hem desgevraagd inzage in de gegevens en
bescheiden die redelijkerwijs nodig zijn voor de uitvoering van zijn
taken. 

	2. Onze Minister kan een termijn stellen waarbinnen de gegevens,
inlichtingen of bescheiden, bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt.

	3. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift
verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking
weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.

Artikel 10.12

	Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor een
systeembeheerder, een interconnectorbeheerder of een beheerder van een
gesloten distributiesysteem met betrekking tot zijn wettelijke taken
regels worden gesteld over:

	a. het verstrekken van gegevens en inlichtingen aan de Autoriteit
Consument en Markt of aan Onze Minister;

	b. het bewaren en registreren van gegevens.

Artikel 10.13

	1. Gegevens of inlichtingen die Onze Minister in verband met enige
werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van deze wet of van
EU-verordeningen en EU-besluiten inzake elektriciteit of gas verkrijgt,
mogen uitsluitend worden gebruikt voor de toepassing van deze wet, die
EU-verordeningen en EU-besluiten en van een andere wettelijke regeling
dan deze wet die de toepassing of mede de toepassing van bepalingen op
het gebied van elektriciteit of gas betreffen, voor zover die
bescheiden, gegevens of inlichtingen van betekenis kunnen zijn voor de
uitoefening van de taak.

	2. In afwijking van het eerste lid is Onze Minister bevoegd bescheiden,
gegevens of inlichtingen, te verstrekken aan:

	a. een buitenlandse instelling, die op grond van nationale wettelijke
regels is belast met de toepassing van de regels op het gebied van
elektriciteit of gas, voor zover die bescheiden, gegevens en
inlichtingen van betekenis zijn of kunnen zijn voor de uitoefening van
de taak van die instelling;

	b. een bestuursorgaan dat op grond van deze wet of van een andere
wettelijke regeling dan deze wet is belast met taken die de toepassing
of mede de toepassing van bepalingen op het gebied van elektriciteit of
gas betreffen, voor zover die bescheiden, gegevens of inlichtingen van
betekenis kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van dat
bestuursorgaan;

	c. het Agentschap, voor zover die bescheiden, gegevens of inlichtingen
van betekenis kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van het
Agentschap.

	3. Op basis van het tweede lid kunnen uitsluitend bescheiden, gegevens
of inlichtingen worden verstrekt indien:

	a. de geheimhouding van de bescheiden, gegevens of inlichtingen in
voldoende mate is gewaarborgd en

	b. voldoende is gewaarborgd dat de bescheiden, gegevens of inlichtingen
niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden
verstrekt.

	4. Indien Onze Minister op grond van artikel 7.1, derde lid, een
transmissiesysteembeheerder opdraagt werkzaamheden te verrichten, zijn
het eerste tot en met het derde lid van overeenkomstige toepassing op
die systeembeheerder.

	5. Bij ministeriële regeling worden de onderdelen van EU-verordeningen
en EU-besluiten, bedoeld in het eerste lid, aangewezen.

Artikel 10.14

	1. De Europese Commissie kan van een producent, een leverancier, een
transmissiesysteembeheerder of een interconnectorbeheerder de gegevens
en inlichtingen verlangen die zij nodig heeft voor de uitvoering van
artikel 10 van richtlijn 2009/72 of van artikel 10 van richtlijn
2009/73. 

	2. Degene aan wie een verzoek is gedaan om gegevens en inlichtingen te
verstrekken als bedoeld in het eerste lid, is verplicht binnen de door
de Europese Commissie gestelde redelijke termijn alle medewerking te
verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van
haar bevoegdheden.

Artikel 10.15

	1. Indien naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt blijkt
dat een systeembeheerder in onvoldoende mate of op een ondoelmatige
wijze kan of zal kunnen voorzien in de totale behoefte aan capaciteit
voor het transport van elektriciteit of gas over de door hem beheerde
systemen, meldt zij zulks na overleg met de systeembeheerder aan Onze
Minister. 

	2. Nadat Onze Minister een melding heeft ontvangen, kan hij aan de
desbetreffende systeembeheerder opdragen voorzieningen te treffen
teneinde zeker te stellen dat het transport van elektriciteit of gas in
voldoende mate of op een doelmatige wijze plaatsvindt. 

	3. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder
bestuursdwang ter handhaving van de opdracht, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 10.16

	1. Indien Onze Minister vaststelt dat een systeembeheerder niet meer
voldoet aan de eisen om te worden aangewezen of te worden
gecertificeerd, kan hij de desbetreffende systeembeheerder opdragen door
hem noodzakelijk geachte voorzieningen te treffen.

	2. Indien een systeembeheerder niet voldoet aan een opdracht als
bedoeld in het eerste lid, indien Onze Minister vaststelt dat
opdrachten, bedoeld in artikel 10.17, niet worden uitgevoerd of indien
naar zijn oordeel door de bedrijfsvoering van deze systeembeheerder de
continuïteit of de betrouwbaarheid van de elektriciteits- of
gasvoorziening in gevaar komt en onverwijld ingrijpen noodzakelijk is,
kan Onze Minister de aanwijzing van de desbetreffende systeembeheerder
vervallen verklaren en uiterlijk op de dag waarop die aanwijzing vervalt
een andere rechtspersoon als systeembeheerder aanwijzen.

Artikel 10.17

	1. Indien naar het oordeel van Onze Minister door de bedrijfsvoering
van een systeembeheerder de continuïteit of de betrouwbaarheid van de
leveringszekerheid of de voorzieningszekerheid in gevaar komt en
onverwijld ingrijpen noodzakelijk is, kan Onze Minister de
systeembeheerder aanzeggen dat hij vanaf een bepaald tijdstip voor een
bepaalde termijn de opdrachten dient op te volgen die aan hem worden
verstrekt door een door Onze Minister aangewezen persoon.

	2. Bij de aanzegging geeft Onze Minister aan ter bescherming van welk
belang de aanzegging geschiedt. Bij de aanzegging kunnen voorschriften
en beperkingen worden gesteld aan de te geven opdrachten. De aangewezen
persoon verstrekt uitsluitend opdrachten ter bescherming van het
aangegeven belang. 

	3. De systeembeheerder verschaft de door Onze Minister aangewezen
persoon desgevraagd alle medewerking. 

	4. Voor schade ten gevolge van handelingen die zijn verricht in strijd
met een opdracht als bedoeld in het eerste lid, zijn bestuurders van de
systeembeheerder persoonlijk aansprakelijk.

Artikel 10.18

	1. Het is verboden in strijd te handelen met onderdelen van
EU-verordeningen en EU-besluiten inzake elektriciteit of gas.

	2. Bij ministeriële regeling worden de onderdelen van EU-verordeningen
en EU-besluiten, bedoeld in het eerste lid, aangewezen.

Artikel 10.19

	1. Onze Minister is de bevoegde instantie, bedoeld in artikel 2,
onderdeel 2, van verordening 994/2010. 

	2. Onze Minister is belast met de taak, bedoeld in artikel 6, eerste en
zevende lid, van verordening 994/2010. 

	3. Een voorstel of verzoek als bedoeld in artikel 7, eerste en zesde
lid, van verordening 994/2010 wordt ingediend bij Onze Minister.

	4. Onze Minister beslist, nadat de Autoriteit Consument en Markt, of in
voorkomend geval, het Agentschap, hierover advies heeft uitgebracht, op
een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 17 van verordening
714/2009.

Artikel 10.20

	1. Onze Minister kan een systeembeheerder bij een plotselinge crisis op
de energiemarkt of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de
veiligheid of betrouwbaarheid van apparatuur of installaties of de
systeemintegriteit worden bedreigd, opdragen maatregelen als bedoeld in
artikel 42 van richtlijn 2009/72 of artikel 46 van richtlijn 2009/73 te
nemen. 

	2. Indien een transmissiesysteembeheerder maatregelen neemt, maakt hij
geen onderscheid tussen landgrensoverschrijdende en
niet-landgrensoverschrijdende overeenkomsten inzake de transport van
elektriciteit of gas. De maatregelen worden genomen op basis van door
een transmissiesysteembeheerder vooraf gedefinieerde criteria met
betrekking tot het beheer van onbalans die in nauw overleg met de
buitenlandse systeembeheerders worden vastgesteld.

	3. Een systeemgebruiker verleent de nodige medewerking aan de
uitvoering van de maatregelen.

§ 10.5. Geschilbeslechting	

Artikel 10.21

	1. Een ieder die een geschil heeft met een systeembeheerder, een
interconnectorbeheerder, een beheerder van een gasopslaginstallatie, een
LNG-beheerder of een beheerder van een gesloten distributiesysteem over
de wijze waarop deze zijn bevoegdheden op grond van deze wet uitoefent,
dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, kan een
klacht bij de Autoriteit Consument en Markt indienen. 

	2. De Autoriteit Consument en Markt beslist op een klacht binnen twee
maanden na ontvangst van de klacht. Deze termijn kan met twee maanden
worden verlengd als de Autoriteit Consument en Markt de indiener van de
klacht, de betreffende systeembeheerder of interconnectorbeheerder, de
betreffende beheerder van de gasopslaginstallatie of beheerder van de
LNG-installatie of de betreffende beheerder van een gesloten
distributiesysteem om aanvullende gegevens verzoekt. Indien de klacht
betrekking heeft op de tarieven voor de aansluiting op het systeem van
een grote productie-eenheid of indien de klager daarmee instemt, kan de
Autoriteit Consument en Markt een langere termijn stellen. 

	3. De beslissing van de Autoriteit Consument en Markt is bindend. 

	4. Het indienen van een klacht als bedoeld in het eerste lid laat
onverlet elke mogelijkheid voor de desbetreffende partij een hem ter
beschikking staand rechtsmiddel aan te wenden. 

	5. Personen die binnen de Autoriteit Consument en Markt betrokken zijn
bij de behandeling van een klacht zijn niet betrokken bij overige
werkzaamheden die de Autoriteit Consument en Markt verricht ten aanzien
van de onderwerpen waarop de klacht betrekking heeft.

Artikel 10.22

	In het geval van een landsgrensoverschrijdend geschil is de Autoriteit
Consument en Markt onbevoegd te beslissen op een klacht als bedoeld in
artikel 10.21, als de systeembeheerder of de interconnectorbeheerder
waartegen de klacht is gericht onder de rechtsmacht van een andere
lidstaat van de Europese Unie valt. 

Hoofdstuk 11. Overige bepalingen 

§ 11.1. Parlementaire betrokkenheid bij gedelegeerde regelgeving

Artikel 11.1

		

	De voordracht voor een krachtens artikel 5.3, 5.4, 5.9, 5.10, 5.11,
5.13, 5.14, 5.17, 5.21, 5.22, 5.24, 5.25, 5.26, 5.27, 5.30, 5.34, 5.35,
5.37, 6.2, 6.7, 6.10, 6.13, 6.15, 6.17, 7.1, 7.2, 7.3, 7.6, 8.11, 8.15,
8.16, 8.18, 8.24, 8.26, 9.4, 9.6, 10.12, 11.7 of 11.8 vast te stellen
algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken
nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

§ 11.2. Verhoudingen andere wetten

Artikel 11.2

	1. Een systeem dat door een systeembeheerder wordt aangelegd, hersteld,
vernieuwd of uitgebreid wordt voor de toepassing van de Belemmeringenwet
Privaatrecht aangemerkt als openbaar werk van algemeen nut.

	2. Een windpark met een capaciteit van ten minste 5 MW, wordt voor de
toepassing van de Belemmeringenwet Privaatrecht aangemerkt als openbaar
werk van algemeen nut. 

	3. Artikel 20, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek is van
overeenkomstige toepassing op openbare werken van algemeen nut die met
toepassing van een verplichting tot gedogen als bedoeld in artikel 1 van
de Belemmeringenwet Privaatrecht worden aangelegd, in stand gehouden,
gewijzigd of verplaatst.

Artikel 11.3

	Voor de toepassing van artikel 20, tweede lid, van Boek 5 van het
Burgerlijk Wetboek wordt een systeem beschouwd als een net.

Artikel 11.4

	1. De Mededingingswet is mede van toepassing op het continentaal plat
ten aanzien van het verrichten van transport van gas met behulp van een
productiesysteem..

	2. Ten aanzien van het transport van gas, bedoeld in het eerste lid,
wordt onder productiesysteem niet verstaan de pijpleidingen die ter
plaatse binnen een olie- of gaswinningsproject worden gebruikt.

§ 11.3. Overige bepalingen

Artikel 11.5

	Een representatieve organisatie van partijen op de elektriciteits- of
gasmarkt wordt geacht belanghebbende te zijn bij een besluit, niet
zijnde een beschikking, genomen op grond van deze wet.

Artikel 11.6

	Provinciale staten en de gemeenteraad zijn niet bevoegd het opwekken,
transporteren en leveren van elektriciteit of gas in het belang van de
energievoorziening aan regels te binden.

Artikel 11.7

	1. Onze Minister kan een subsidie verstrekken aan een
transmissiesysteembeheerder die een transmissiesysteem op zee beheert
voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een transmissiesysteem
op zee.

	2. De subsidie dient geheel of gedeeltelijk ter dekking van een bedrag
dat bestaat uit de toegestane inkomsten ten behoeve van de tarieven,
bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, de kosten genoemd in artikel 6.13,
derde lid, onder b, en de kosten genoemd in artikel 6.13, derde lid,
onder c, voor zover deze betrekking hebben op de aanleg, het beheer en
het onderhoud van een transmissiesysteem op zee, met inachtneming van de
correcties genoemd in artikel 6.13, vierde en vijfde lid, indien van
toepassing en voor zover deze betrekking hebben op de aanleg, het beheer
en het onderhoud van een transmissiesysteem op zee. 

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over het verstrekken van de subsidie. 

Artikel 11.8

	1. Er is een vergoeding verschuldigd voor ten hoogste de gemaakte
kosten aan Onze Minister voor een door hem bij of krachtens deze wet
verleende instemming, aanwijzing, ontheffing en vergunning.

	2. Bij gebreke van volledige betaling binnen de gestelde termijn kan de
Onze Minister een verschuldigde vergoeding invorderen bij dwangbevel.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over de vergoeding, bedoeld in het eerste lid. 

Hoofdstuk 12. Slot- en overgangsbepalingen

§ 12.1. Aanpassen andere wetgeving

	De bijlage bij de artikelen 1:1 en 1:3 van de Algemene douanewet,
onderdeel B, Nationale regelgeving, wordt als volgt gewijzigd:

	

a. “- Elektriciteitswet 1998” vervalt.

	

b. “- Gaswet” vervalt.

	

c. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd: - Elektriciteits-
en gaswet.

Artikel 12.1

	De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

	In bijlage 1 vervallen de zinsneden met betrekking tot de
Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en wordt in de alfabetische
rangschikking ingevoegd: 

	Elektriciteits- en gaswet: artikel 10.21

 

B

	Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

	

a. In artikel 1 vervallen de zinsneden met betrekking tot de
Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en wordt in de alfabetische
rangschikking een onderdeel ingevoegd, luidende:

	Elektriciteits- en gaswet: artikel 2.5, tweede lid, artikel 2.6, derde
lid, artikel 2.7, tweede en derde lid, artikel 2.8, vijfde lid, artikel
2.9, zesde lid en artikel 5.1

	b. In artikel 4 vervallen de zinsneden met betrekking tot de
Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en wordt in de alfabetische
rangschikking een onderdeel ingevoegd, luidende:

	Elektriciteits- en gaswet, met inbegrip van een besluit van de
Autoriteit Consument en Markt, genomen op grond van artikel 6.11,
artikel 6.13, artikel 9.6 of artikel 9.7 dat kan worden aangemerkt als
een algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3, eerste
lid, van de Algemene wet bestuursrecht en met uitzondering van een
besluit op grond van artikel 2.5, tweede lid, artikel 2.6, derde lid,
artikel 2.7, tweede en derde lid, artikel 2.8, vijfde lid, artikel 2.9,
zesde lid, artikel 5.1, artikel 5.10, vierde lid, artikel 10.3 en
artikel 10.4 

	c. In de artikelen 7 en 11 vervallen de zinsneden met betrekking tot de
Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en wordt in de alfabetische
rangschikking een onderdeel ingevoegd, luidende:

	Elektriciteits- en gaswet: artikel 5.10, vierde lid, artikel 10.3 en
artikel 10.4

 

Artikel 12.3

	De Crisis- en herstelwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 2.4 wordt “Elektriciteitswet 1998” vervangen door:
Elektriciteits- en gaswet.

B

	In bijlage I: Categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten
als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, onder 1.2, wordt “als bedoeld
in artikel 9b, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en artikel 9e
van de Elektriciteitswet 1998” vervangen door: als bedoeld in artikel
2.4, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en artikel 2.8 van de
Elektriciteits- en gaswet.

Artikel 12.4

	Artikel 103 van de Elektriciteitswet 1998 komt te luiden:

Artikel 103

	

	De verschillende artikelen van deze wet, of onderdelen daarvan, komen
te vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor
de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden
bepaald.

Artikel 12.5

	Artikel 87 van de Gaswet komt te luiden:

Artikel 87

	De verschillende artikelen van deze wet, of onderdelen daarvan, komen
te vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor
de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden
bepaald.

Artikel 12.6

	De Warmtewet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 8, vijfde lid, wordt “de netbeheerders van de
gastransportnetten niet zijnde de netbeheerder van het landelijk
gastransportnet,” vervangen door: de distributiesysteembeheerders voor
gas, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en
gaswet,.

B

	Artikel 12d, eerste lid komt te luiden: 

	1. Onze Minister kan een transmissiesysteembeheerder voor gas als
bedoeld in 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet of een
distributiesysteembeheerder voor gas als bedoeld in 1.1, eerste lid, van
de Elektriciteits- en gaswet, opdracht geven tot het aanleggen van een
systeem voor gas in het door hem aangewezen gebied. Verbruikers
ontvangen een gehele of gedeeltelijke tegemoetkoming in verband met de
kosten van de aansluiting op het systeem voor gas.

C

	In artikel 12d, derde lid, wordt “gastransportnet” vervangen door:
systeem voor gas.

D

	In artikel 13, eerste lid, vervalt “en voor het opstellen van het
energierapport, bedoeld in artikel 2 van de Elektriciteitswet 1998”.

E

	Artikel 41 vervalt.

Artikel 12.7

	De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 47 wordt gewijzigd als volgt:

	1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

	b. beurs: beurs als bedoeld in artikel 7.5 van de Elektriciteits- en
gaswet;

	

2. Het eerste lid, onderdeel c, vervalt.

	

3. Het eerste lid, onderdeel x, komt te luiden: 

	x. productie-installatie: een installatie, bestaande uit één of meer
productie-eenheden, voor de opwekking van elektriciteit, waarvan de
aansluiting zich bevindt in een postcodegebied;

	

4. Het derde lid komt te luiden:

	3. Met betrekking tot elektriciteit wordt onder distributienet verstaan
een systeem als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de
Elektriciteits- en gaswet voor elektriciteit, met uitzondering van een
systeem met een spanningsniveau van ten hoogste 0,4 kV en een verbruik
van ten hoogste 0,1 GWh per jaar, indien een ander dan een leverancier
als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet
of een systeembeheerder als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de
Elektriciteits- en gaswet voor elektriciteit een recht van gebruik heeft
van dat systeem.

	

5. In het vijfde lid wordt ”gastransportnet als bedoeld in artikel 1,
eerste lid, onderdeel d, van de Gaswet” vervangen door: een systeem
als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet
voor gas.

B

	Artikel 50 wordt gewijzigd als volgt:

	

1. In artikel 50, tweede lid, wordt “op het distributienet heeft
ingevoed ter zake waarvan artikel 31c, eerste en tweede lid, van de
Elektriciteitswet 1998 wordt toegepast,” vervangen door: op een
systeem heeft ingevoed ter zake waarvan artikel 8.20, eerste en tweede
lid, van de Elektriciteits- en gaswet wordt toegepast.

	

2. In artikel 50, derde lid, onderdeel b, wordt “een gasbeurs of een
elektriciteitsbeurs” vervangen door: een beurs.

C

	In artikel 59a, tweede lid, onderdeel d, wordt “met een net als
bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Elektriciteitswet
1998” vervangen door: met een systeem als bedoeld in artikel 1.1,
eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet voor elektriciteit.

Artikel 12.8

	De Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie wordt als
volgt gewijzigd: 

A

	In artikel 5 wordt “netbeheerders” vervangen door
“systeembeheerders” en “als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van
de Gaswet” vervangen door: als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van
de Elektriciteits- en gaswet. 

B

	Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

	

	De artikelen 2, eerste lid en tweede lid, onderdeel a, 3, 4 en 5 zijn
van overeenkomstige toepassing ten aanzijn van elektriciteit, gas en
warmte, met dien verstande dat voor dit artikel en de daarop berustende
bepalingen onder beheerder en eindafnemer wordt verstaan:

	a. beheerder van een elektriciteitsnet: een systeembeheerder voor
elektriciteit als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de
Elektriciteits- en gaswet;

	b. beheerder van een gasnet: een systeembeheerder voor gas als bedoeld
in artikel 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet;

	c. eindafnemer van elektriciteit: een eindafnemer met een grote
aansluiting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de
Elektriciteits- en gaswet;

	d. eindafnemer van gas: een eindafnemer met een grote aansluiting als
bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits- en gaswet;

	e. eindafnemer van warmte: een natuurlijke of rechtspersoon die warmte
afneemt van een warmtenet en een aansluiting heeft die groter is dan 100
kW.

Artikel 12.9

	Bijlage 1 bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, van de Wet
normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke
sector, onderdeel Ministerie van Economische Zaken, wordt als volgt
gewijzigd:

	

1. Onder vernummering van het zevende lid tot het vijfde lid, vervallen
het vijfde en zesde lid.

	

2. Na het vijfde lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

	6. De distributiesysteembeheerders, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid,
van de Elektriciteits- en gaswet.

Artikel 12.10

	Artikel 69a van de Wet op de accijns wordt als volgt gewijzigd:

	

1. In het eerste lid wordt “Nederlands net” telkens gewijzigd in:
Nederlands systeem.

	

2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder systeem verstaan een
systeem als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Elektriciteits-
en gaswet voor elektriciteit.

Artikel 12.11

	In artikel 1, onder 3o, van de Wet op de economische delicten vervallen
“de Elektriciteitswet 1998, artikel 86i, eerste lid;” en “de
Gaswet, artikel 66h, eerste lid;” en wordt in de alfabetische
rangschikking ingevoegd: de Elektriciteits- en gaswet, artikel 7.4,
eerste lid;.

Artikel 12.12

	In artikel 67, eerste lid, onderdeel c, van het Wetboek van
Strafvordering wordt “artikel 86i, eerste lid, van de
Elektriciteitswet 1998;” en “artikel 66h, eerste lid, van de
Gaswet;” vervangen door: artikel 7.4, eerste lid, van de
Elektriciteits- en gaswet;.

Artikel 12.13

	Na artikel IV van de Wet van 23 november 2006 tot wijziging van de
Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met nadere regels omtrent
een onafhankelijk netbeheer wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel IVa

	Waar in de artikelen V tot en met VII wordt verwezen naar artikelen van
de Elektriciteitswet 1998 of de Gaswet, wordt verwezen naar deze
artikelen zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip
van inwerkingtreding van de Elektriciteits- en gaswet.

§ 12.2. Overgangsrecht en samenloop

Artikel 12.14

	1. De op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende
bepaling van deze wet aanhangige aanvragen tot en verzoeken om het nemen
van besluiten op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en
bezwaren tegen besluiten op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de
Gaswet worden geacht met ingang van dat tijdstip van rechtswege
aanvragen, verzoeken en bezwaren te zijn op grond van deze wet. 

	2. Overtredingen van het bepaalde bij of krachtens de Elektriciteitswet
1998 en de Gaswet worden afgehandeld overeenkomstig de Elektriciteitswet
1998 en de Gaswet, zoals deze wetten luidden onmiddellijk voorafgaand
aan het tijdstip van inwerkingtreding van paragraaf 10.2.

Artikel 12.15

	1. Onder een aansluiting wordt in deze wet mede verstaan het
aansluitpunt, dat bestaat uit het deel van de aansluiting vanaf het
systeem voor gas tot en met de eerste afsluiter die zijn aangelegd voor
het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 1.1, eerste lid. 

	2. Indien sprake is van een aansluitpunt, beperkt de taak, bedoeld in
artikel 5.9, zesde lid, zich tot het beheer en onderhoud van dat
aansluitpunt.

Artikel 12.16

	Voor de toepassing van deze wet worden leidingen en daarmee verbonden
hulpmiddelen ten behoeve van transport van elektriciteit die één of
meer windparken op zee verbinden met een transmissiesysteem voor
elektriciteit en waarvoor voor de datum waarop deze wet in werking
treedt een vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken
of op grond van artikel 6.5 van de Waterwet is verleend, geacht geen
onderdeel uit te maken van het transmissiesysteem op zee. 

Artikel 12.17

	Indien op basis van artikel 9a van de Gaswet zoals dit luidde
onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel 3.2, een beheerder van een gasopslaginstallatie of een
LNG-beheerder is aangewezen en Onze Minister met die aanwijzing heeft
ingestemd, wordt deze aanwijzing en die instemming voor de duur daarvan
aangemerkt als een aanwijzing als bedoeld in artikel 3.2. 

Artikel 12.18

	Indien op basis van artikel 18h van de Gaswet zoals dit luidde
onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel 3.11, een ontheffing is verleend, wordt deze ontheffing voor de
duur daarvan aangemerkt als een ontheffing als bedoeld in artikel 3.11. 

Artikel 12.19

	1. Indien op basis van artikel 10, tweede of negende lid, van de
Elektriciteitswet 1998 of op basis van artikel 2, eerste of achtste lid,
van de Gaswet, zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan het
tijdstip van inwerkingtreding van artikel 4.2 en artikel 4.3, een
netbeheerder is aangewezen en Onze Minister met die aanwijzing heeft
ingestemd, wordt deze aanwijzing en die instemming voor de duur daarvan
aangemerkt als een aanwijzing als bedoeld in artikel 4.2 en worden de
aldus aangewezen netbeheerders geacht voor de duur van die aanwijzing
gecertificeerd te zijn als bedoeld in artikel 4.3. 

	2. Het beheer van een systeem met een spanningsniveau van 110 kV of van
150 kV door een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit geschiedt
voor zover dat, en op een wijze die, in overeenstemming is met de
rechten van derden die voortvloeien uit een overeenkomst als bedoeld in
artikel V, eerste lid, van de Wet van 23 november 2006 tot wijziging van
de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels
omtrent een onafhankelijk netbeheer (Stb. 614, 2006) met betrekking tot
dat systeem. 

	3. Indien ingevolge een overeenkomst als bedoeld in het tweede lid een
ander dan een systeembeheerder voor elektriciteit over de eigendom van
een systeem beschikt, behoeft, in afwijking van artikel 4.3, de
systeembeheerder voor elektriciteit niet over de eigendom van dat
systeem te beschikken.

	4. Indien op basis van artikel 10, derde lid, of artikel 10Aa, eerste
lid, van de Elektriciteitswet 1998 of op basis van artikel 2, tweede
lid, of 2b, eerste lid, van de Gaswet, zoals deze luidden onmiddellijk
voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 4.3, een
netbeheerder of interconnectorbeheerder is gecertificeerd, worden de
aldus aangewezen netbeheerders of interconnectorbeheerders geacht voor
de duur van die aanwijzing gecertificeerd te zijn als bedoeld in artikel
4.3. 

Artikel 12.20

	1. Indien op basis van:

	a. artikel 15 van de Elektriciteitswet 1998 zoals dit luidde
onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel 4.2 en artikel 4.4, aan een eigenaar van een gesloten
distributiesysteem ontheffing is verleend van het gebod van artikel 10,
negende lid, van de Elektriciteitswet 1998 of 

	b. artikel 2a van de Gaswet, zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand
aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 4.2 en artikel 4.4,
aan een eigenaar van een gesloten distributiesysteem ontheffing is
verleend van het gebod van artikel 2, achtste lid van de Gaswet,

	wordt de eigenaar van een gesloten distributiesysteem gedurende de tijd
waarvoor hij over deze ontheffing beschikt, geacht te beschikken over
een erkenning als bedoeld in artikel 4.4 en een aanwijzing als bedoeld
in artikel 4.2, vierde lid.

	2. De artikelen V en VI van de Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van
de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van
richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas)
(Stb. 2012, 334) blijven van toepassing. 

Artikel 12.21

	Indien op basis van artikel 9h van de Elektriciteitswet 1998 zoals dit
luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding
van artikel 4.5 of op basis van artikel 39h van de Gaswet, zoals dit
luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding
van artikel 4.5, een melding is gedaan, wordt deze melding aangemerkt
als een melding als bedoeld in artikel 4.5. 

Artikel 12.22

	In afwijking van artikel 4.11, eerste lid, kan een systeembeheerder tot
een jaar na inwerkingtreding van artikel 4.11 de bedrijfsvoering van het
infrastructuurbedrijf ondersteunende werkzaamheden verrichten voor zover
die werkzaamheden voor de inwerkingtreding van artikel 4.11 door de
systeembeheerder werden verricht.

Artikel 12.23

	1. Een infrastructuurbedrijf kan handelingen en activiteiten met
betrekking tot warmte die vallen buiten de in artikel 4.14 genoemde
werkzaamheden die het verrichtte voor het tijdstip van inwerkingtreding
van artikel 4.14, blijven verrichten.

	2. In aanvulling op artikel 4.14, tweede lid, kan een
infrastructuurbedrijf aandelen houden in een drinkwaterbedrijf als
bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drinkwaterwet, indien deze
aandelen op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 4.14 werden
gehouden.

Artikel 12.24

	Indien voor inwerkingtreding van deze wet door een systeembeheerder op
verzoek een meetinrichting ter beschikking is gesteld aan een
aangeslotene met een grote aansluiting, blijft de systeembeheerder deze
meetinrichting op verzoek ter beschikking stellen en wordt deze
meetinrichting op verzoek van de aangeslotene beheerd door de
systeembeheerder.

Artikel 12.25

	Indien op basis van artikel 7a van de Elektriciteitswet 1998 zoals dit
luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding
van artikel 5.37, een ontheffing is verleend, wordt deze ontheffing voor
de duur daarvan aangemerkt als een ontheffing op basis van artikel 5.37.

Artikel 12.26

	1. Tot en met de periode, bedoeld in artikel 5.14, eerste lid, worden
de tarieven voor de meting van elektriciteit bij aangeslotenen met een
kleine aansluiting, in plaats van op basis van artikel 6.9, vastgesteld
op basis van artikel 40a van de Elektriciteitswet 1998 zoals dit luidde
op het moment van inwerkingtreding van artikel 6.9.

	2. Tot en met de periode, bedoeld in artikel 5.14, eerste lid, worden
de tarieven voor de meting van gas bij aangeslotenen met een kleine
aansluiting, in plaats van op basis van artikel 6.7, vastgesteld op
basis van artikel 81e, tweede lid, van de Gaswet zoals dit luidde op het
moment van inwerkingtreding van artikel 6.9.

	3. Tot en met de periode, bedoeld in artikel 5.14, eerste lid, kunnen
bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking
tot de procedure tot vaststelling van de tarieven voor de meting van
elektriciteit bij aangeslotenen met een kleine aansluiting en de wijze
van berekening van deze tarieven.

	4. Tot en met de periode, bedoeld in artikel 5.14, eerste lid, kan de
Autoriteit Consument en Markt bij het vaststellen van de inkomsten of de
tarieven, in aanvulling op artikel 6.13, vijfde lid, correcties
toepassen die verband houden met de inkomsten uit de tarieven, bedoeld
in het eerste en tweede lid.

Artikel 12.27

	1. Indien op basis van artikel 41, eerste lid, van de Elektriciteitswet
1998 zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel 6.11 of op basis van artikel 82, tweede
lid, van de Gaswet zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het
tijdstip van inwerkingtreding van artikel 6.11, een methodebesluit is
vastgesteld, wordt dit methodebesluit geacht te zijn vastgesteld op
basis van artikel 6.11, eerste lid. 

	2. In de situatie, bedoeld in het eerste lid, wordt het tariefbesluit,
in afwijking van artikel 6.13, derde lid, vastgesteld met inachtneming
van de relevante bepalingen bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998
en de Gaswet voor het vaststellen van de toegestane inkomsten
toegerekend aan een jaar. 

	3. De Autoriteit Consument en Markt betrekt in aanvulling op artikel
6.13, derde lid, de kosten die gemaakt zijn in verband met de uitvoering
van de taak, beschreven in artikel 5.7, in de periode tussen 1 januari
2011 en de datum van inwerkingtreding van artikel 5.7 bij het
vaststellen van de tarieven. 

Artikel 12.28

	Indien op basis van artikel 15, zevende lid, van de Elektriciteitswet
1998 of artikel 2a, zevende lid, van de Gaswet zoals deze luidden
onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel 6.17, een goedkeuring is verleend, wordt deze goedkeuring voor
de duur daarvan aangemerkt als goedkeuring als bedoeld in artikel 6.17.

Artikel 12.29

	Indien op basis van artikel 86e, eerste lid, van de Elektriciteitswet
1998 of artikel 66b, eerste lid, van de Gaswet zoals deze luidden
onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel 7.5, een beurs is aangewezen, wordt deze aanwijzing voor de duur
daarvan aangemerkt als een aanwijzing als bedoeld in artikel 7.5.

Artikel 12.30

	Indien op basis van artikel 95d, eerste lid, van de Elektriciteitswet
1998 of artikel 45, eerste lid, van de Gaswet zoals deze luidden
onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel 8.22, een vergunning is verleend, wordt deze vergunning voor de
duur daarvan aangemerkt als een vergunning als bedoeld in artikel 8.22.

Artikel 12.31

	1. De door de Autoriteit Consument en Markt op basis van artikel 36,
37, 55 of 56 van de Elektriciteitswet 1998 en op basis van artikel 12f,
12g, 23 of 24 vastgestelde voorwaarden worden op het tijdstip van
inwerkingtreding van hoofdstuk 9 aangemerkt als technische codes,
tarievencodes en informatiecodes die overeenkomstig dit hoofdstuk 9 zijn
vastgesteld.

	2. Uiterlijk één jaar na inwerkingtreding van hoofdstuk 9 ontvangt de
Autoriteit Consument en Markt een voorstel als bedoeld in artikel 9.1,
eerste lid, artikel 9.2, eerste lid, en artikel 9.3, eerste lid, dat tot
doel heeft de in het eerste lid bedoelde codes aan te passen aan deze
wet. 

Artikel 12.32

	De op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 10.21 aanhangige
klachten op grond van op grond van artikel 51 van de Elektriciteitswet
1998 en artikel 19 van de Gaswet worden geacht te zijn ingediend op
basis van artikel 10.21. 

Artikel 12.33

	1. Op subsidies die vóór 1 januari 2007 zijn verstrekt op basis van
hoofdstuk 5, paragraaf 2, van de Elektriciteitswet 1998 blijft het
bepaalde bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 van toepassing zoals
die onmiddellijk voor dat tijdstip luidde, met dien verstande dat in het
bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 5, paragraaf 2, van de
Elektriciteitswet 1998 voor de netbeheerder van het landelijk
hoogspanningsnet wordt gelezen Onze Minister van Economische Zaken.

	2. Op subsidies die vanaf 1 januari 2007 zijn verstrekt op basis van
hoofdstuk 5, paragraaf 2, van de Elektriciteitswet 1998, blijft het
bepaalde bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 van toepassing zoals
die met ingang van dat tijdstip luidde, met dien verstande dat in het
bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 5, paragraaf 2, van de
Elektriciteitswet 1998 voor de netbeheerder van het landelijk
hoogspanningsnet wordt gelezen Onze Minister van Economische Zaken.

Artikel 12.34

	Indien het bij koninklijke boodschap van 13 april 2015 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van
het Ministerie van Economische Zaken, houdende een verhoging van voor de
Autoriteit Consument en Markt geldende boetemaxima (34190) tot wet is of
wordt verheven en die wet inwerking is getreden of in werking treedt,
wordt artikel 10.3 als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede en derde lid, wordt “€ 450.000” gewijzigd in:
€ 900.000. 

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. De bestuurlijke boete die ingevolge het eerste lid, onderdeel a of
b, ten hoogste kan worden opgelegd wordt verhoogd met 100% indien binnen
een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dagtekening van het van de
overtreding opgemaakte rapport, bedoeld in artikel 5:48, eerste lid, van
de Algemene wet bestuursrecht, een aan die overtreder voor een eerdere
overtreding van eenzelfde of een soortgelijk wettelijk voorschrift
opgelegde bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden.

§ 12.3. Slotbepalingen

Artikel 12.35

	De volgende wetten worden ingetrokken:

	a. de Elektriciteitswet 1998;

	b. de Gaswet;

	c. de Wet van 3 juni 1999 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998
ten behoeve van het stellen van nadere regels ten aanzien van het
netbeheer en de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers;

	d. de Wet van 5 juni 2003 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998
ten behoeve van de stimulering van de milieukwaliteit van de
elektriciteitsproductie;

	e. de Wet van 20 november 2003 tot wijziging van de Elektriciteitswet
1998 ten behoeve van de bevordering van de opwekking van duurzame
elektriciteit;

	f. de Wet van 1 juli 2004 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998
en de Gaswet ter uitvoering van richtlijn nr. 2003/54/EG (PbEG L 176),
verordening nr. 1228/2003 (PbEG L 176) en richtlijn nr. 2003/55/EG (PbEG
L 176), alsmede in verband met de aanscherping van het toezicht op het
netbeheer (wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met
implementatie en aanscherping toezicht netbeheer);

	g. de Wet van 28 juni 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998
in verband met enkele aanpassingen van de wijze van stimulering van de
milieukwaliteit van de elektriciteitsvoorziening;

	h. de Wet 8 mei 2008 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in
verband het beëindigen van de taak van de netbeheerder van het
landelijk hoogspanningsnet tot verstrekking van subsidie ten behoeve van
de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie alsmede ter
bevordering van een doelmatig gebruik van warmte;

	i. de Wet van 2 december 2010 tot wijziging van de Gaswet en de
Elektriciteitswet 1998, tot versterking van de werking van de gasmarkt,
verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met
betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele
andere wijzigingen van deze wetten;

	j. de Wet van 26 februari 2011 tot wijziging van de Elektriciteitswet
1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits-
en gasmarkt;

	k. de Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998
en van de Gaswet (implementatie richtlijnen en verordeningen op het
gebied van elektriciteit en gas);

	l. de Wet van 18 december 2013 tot wijziging van de Elektriciteitswet
1998 (volumecorrectie nettarieven energie-intensieve industrie). 

Artikel 12.36

	 Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor verschillende artikelen en onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig
toepassing gegeven aan artikel 12 van de Wet raadgevend referendum.

Artikel 12.37

	Deze wet wordt aangehaald als: Elektriciteits- en gaswet.

	

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. 

Gegeven 

De Minister van Economische Zaken,

De Minister van Economische Zaken,

 

 

 PAGE    

 PAGE   80