[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Bepalingen verband houdende met de instelling van de rechtsopvolgers van in Nederland gevestigde internationale of geïnternationaliseerde straftribunalen (Uitvoeringswet restmechanismen straftribunalen)

Eindtekst

Nummer: 2015D43910, datum: 2015-11-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2015Z08771:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

12 november 2015





	Bepalingen verband houdende met de instelling van de rechtsopvolgers
van in Nederland gevestigde internationale of geïnternationaliseerde
straftribunalen (Uitvoeringswet restmechanismen straftribunalen)







VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is enige
wettelijke voorzieningen te treffen in verband met de oprichting van
rechtsopvolgers van in Nederland gevestigde internationale of
geïnternationaliseerde straftribunalen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Restmechanisme: de rechtsopvolger van een in Nederland gevestigd
straftribunaal met een tijdelijk karakter, met inbegrip van de aanklager
bij die rechtsopvolger;

b. Statuut: het Statuut van het Restmechanisme;

c. overlevering: de terbeschikkingstelling van een persoon door
Nederland aan het Restmechanisme ten behoeve van een bij het
Restmechanisme tegen hem gericht strafrechtelijk onderzoek of de
tenuitvoerlegging van een hem door het Restmechanisme opgelegde
gevangenisstraf;

d. doorvoer: het begeleid vervoer over Nederlands grondgebied van een
persoon afkomstig van een vreemde staat en met als bestemming het
Restmechanisme, dan wel afkomstig van het Restmechanisme en met als
bestemming een vreemde staat;

e. Onze Minister: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

2. In deze wet wordt mede verstaan onder:

a. in Nederland: in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en
Saba;

b. Nederlandse ambtenaren: ambtenaren van de openbare lichamen Bonaire,
Sint Eustatius en Saba;

c. Nederlands grondgebied: het grondgebied van de openbare lichamen
Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

d. Nederlandse wet: een wet die van kracht is in de openbare lichamen
Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

3. Onder officier van justitie en hulpofficier van justitie wordt
uitsluitend voor de toepassing van artikel 5, tweede lid, mede verstaan
de officier van justitie van het openbaar ministerie bij het gerecht in
eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, onderscheidenlijk de
hulpofficier van justitie, bedoeld in artikel 191 van het Wetboek van
Strafvordering BES.

Artikel 2

Bij algemene maatregel van bestuur worden de Restmechanismen aangewezen
waarop deze wet van toepassing is. 

Artikel 3

De Nederlandse wet is niet van toepassing op vrijheidsbeneming ondergaan
op last van het Restmechanisme binnen aan het Restmechanisme in
Nederland ter beschikking staande ruimten.

HOOFDSTUK 2. OVERLEVERING VAN PERSONEN AAN HET RESTMECHANISME

Artikel 4

Op verzoek van het Restmechanisme kunnen personen aan het Restmechanisme
worden overgeleverd ter zake van strafbare feiten waarvan het
Restmechanisme ingevolge zijn Statuut bevoegd is kennis te nemen.

Artikel 5

1. Op verzoek van het Restmechanisme kunnen personen wier aanhouding
door het Restmechanisme is gelast en die in Nederland worden
aangetroffen, voorlopig worden aangehouden.

2. Iedere officier van justitie en hulpofficier is bevoegd de voorlopige
aanhouding te bevelen.

3. De artikelen 14, tweede tot en met het vijfde lid, 15, 16, eerste
lid, onder a, 16a en 17 van de Uitleveringswet zijn van overeenkomstige
toepassing, met dien verstande dat de aangehouden persoon zo spoedig
mogelijk voor de officier van justitie bij het arrondissementsparket Den
Haag wordt geleid. Voor de toepassing van artikel 16a van de
Uitleveringswet wordt in plaats van officier van justitie bij het
arrondissementsparket te Amsterdam telkens gelezen: de officier van
justitie bij het arrondissementsparket Den Haag.

Artikel 6

1. Tot het in behandeling nemen van verzoeken van het Restmechanisme tot
overlevering is de rechtbank Den Haag bij uitsluiting bevoegd.

2. De artikelen 21 tot en met 27 – met uitzondering van artikel 26,
derde lid – en 28, eerste lid, van de Uitleveringswet zijn van
overeenkomstige toepassing. Voor de toepassing van artikel 22a van de
Uitleveringswet wordt in plaats van «officier van justitie bij het
arrondissementsparket Amsterdam» gelezen: de officier van justitie bij
het arrondissementsparket Den Haag.

3. Bevindt de rechtbank die over de vatbaarheid voor inwilliging van het
verzoek van het Restmechanisme moet oordelen hetzij dat ten aanzien van
de aan haar voorgeleide persoon niet kan worden vastgesteld dat deze
degene is wiens overlevering is gevraagd, hetzij dat de overlevering is
gevraagd ter zake van strafbare feiten waarvan het Restmechanisme
ingevolge zijn Statuut kennelijk niet bevoegd is kennis te nemen, dan
verklaart zij bij haar uitspraak de overlevering ontoelaatbaar.

4. In andere dan de in het derde lid voorziene gevallen verklaart de
rechtbank bij haar uitspraak de overlevering toelaatbaar. De uitspraak
is dadelijk uitvoerbaar.

5. De artikelen 29, 30, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, 32,
33, eerste en tweede lid, 36, 41 tot en met 47 – met uitzondering van
de verwijzing in artikel 47, derde lid, naar artikel 552d, tweede lid,
van het Wetboek van Strafvordering – en 52 tot en met 60 van de
Uitleveringswet zijn van overeenkomstige toepassing. Voor de toepassing
van artikel 41, vijfde lid, van de Uitleveringswet wordt in plaats van
«officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam»
gelezen: de officier van justitie bij het arrondissementsparket Den
Haag.

Artikel 7

Na inwilliging van het verzoek om overlevering wordt de over te leveren
persoon terstond ter beschikking van het Restmechanisme gesteld. Een
overeenkomstig artikel 27 van de Uitleveringswet bevolen
vrijheidsbeneming kan tot dan toe worden voortgezet.

HOOFDSTUK 3. BIJSTAND EN RECHTSHULP VAN HET GASTLAND

Artikel 8

1. De doorvoer van personen geschiedt in opdracht van het Restmechanisme
door en onder de bewaking van door Onze Minister aangewezen Nederlandse
ambtenaren.

2. Het transport in Nederland buiten de onder het gezag van het
Restmechanisme staande ruimten van de verdachte of van andere personen
aan wie op last van het Restmechanisme hun vrijheid is ontnomen,
geschiedt in opdracht van het Restmechanisme door en onder de bewaking
van door Onze Minister aangewezen Nederlandse ambtenaren.

3. De in dit artikel bedoelde ambtenaren zijn bevoegd alle dienstige
maatregelen te nemen ter beveiliging van de betrokken personen en ter
voorkoming van hun ontvluchting.

Artikel 9

Politiegegevens als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet
politiegegevens kunnen ook zonder daartoe strekkend verzoek worden
verstrekt aan het Restmechanisme indien dit voor de goede uitvoering van
zijn taak noodzakelijk is. De verstrekking vindt plaats door tussenkomst
van de landelijke eenheid van de politie, bedoeld in artikel 25 van de
Politiewet 2012.

Artikel 10

1. Aan verzoeken van het Restmechanisme om enigerlei vorm van
rechtshulp, gericht tot een al dan niet met name aangeduid orgaan van de
justitie of politie in Nederland, wordt zoveel mogelijk het verlangde
gevolg gegeven.

2. De artikelen 552i, 552j, 552n, 552o tot en met 552q – met
uitzondering van de verwijzing in artikel 552p, vierde lid, naar artikel
552d, tweede lid – van het Wetboek van Strafvordering en artikel 51,
eerste en vierde lid, van de Uitleveringswet zijn van overeenkomstige
toepassing.

3. Vertegenwoordigers van het Restmechanisme wordt desverzocht
toegestaan bij de uitvoering van de verzoeken, bedoeld in het eerste
lid, tegenwoordig te zijn en de nodige vragen te doen stellen aan bij
die uitvoering betrokken personen.

4. De met de uitvoering van verzoeken om rechtshulp belaste Nederlandse
autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de veiligheid van daarbij
betrokken personen en zijn te dien einde bevoegd voorwaarden te stellen
aan de wijze waarop aan verzoeken om rechtshulp uitvoering wordt
gegeven.

Artikel 11

Personen die zich in Nederland bevinden en wier medebrenging als getuige
of deskundige door het Restmechanisme is gelast, kunnen op last van de
officier van justitie bij het arrondissementsparket Den Haag worden
aangehouden en ter beschikking van het Restmechanisme gesteld.

Artikel 12

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 8 kunnen getuigen of
deskundigen, van welke nationaliteit ook, die, gehoor gevende aan een
dagvaarding of oproeping van het Restmechanisme of als gevolg van een
bevel tot medebrenging van het Restmechanisme, naar Nederland komen, in
Nederland niet worden vervolgd, aangehouden of aan enige andere
vrijheidsbeperkende maatregelen onderworpen voor feiten of
veroordelingen die voorafgingen aan hun aankomst in Nederland.

2. De in het eerste lid bedoelde immuniteit vervalt indien de getuige of
deskundige, hoewel hij gedurende vijftien achtereenvolgende dagen na het
tijdstip waarop zijn aanwezigheid niet meer door het Restmechanisme werd
vereist, de mogelijkheid had Nederland te verlaten, maar hier te lande
is gebleven of in Nederland is teruggekeerd na het te hebben verlaten.

Artikel 13

Personen die ingevolge het Statuut geen aanspraak kunnen maken op
immuniteit ten aanzien van de rechtsmacht van het Restmechanisme, kunnen
voor de toepassing van deze wet een dergelijke aanspraak evenmin maken
ten aanzien van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en de
uitvoerbaarheid van zijn beslissingen.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

De wet van 21 april 1994, houdende bepalingen verband houdende met de
instelling van het Internationaal Tribunaal voor de vervolging van
personen aansprakelijk voor ernstige schendingen van het internationale
humanitaire recht, begaan op het grondgebied van het voormalige
Joegoslavië sedert 1991, wordt ingetrokken.

Artikel 15

De wet van 18 december 1997, houdende bepalingen verband houdende met de
instelling van het Internationaal Tribunaal voor de vervolging van
personen aansprakelijk voor genocide en andere ernstige schendingen van
het internationale humanitaire recht, begaan op het grondgebied van
Rwanda en van Rwandese burgers aansprakelijk voor genocide en andere van
dergelijke schendingen, begaan op het grondgebied van buurlanden, tussen
1 januari 1994 en 31 december 1994, wordt ingetrokken.

Artikel 16

De wet Speciaal Hof voor Sierra Leone wordt ingetrokken.

Artikel 17

Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet restmechanismen
straftribunalen. 

Artikel 18

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen
verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   5