Schriftelijke beantwoording op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Veiligheid en Justitie
Brief regering
Nummer: 2015D45828, datum: 2015-11-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G.A. van der Steur, minister van Veiligheid en Justitie (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: K.H.D.M. Dijkhoff, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2015Z22637:
- Indiener: G.A. van der Steur, minister van Veiligheid en Justitie
- Medeindiener: K.H.D.M. Dijkhoff, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2015-11-26 10:15: Begroting Veiligheid en Justitie (34 300-VI) Voortzetting (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2015-12-02 14:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2017-03-29 14:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Vragen van het lid Kooiman, C.J.E. (SP) Vraag: Hoe wordt het geld voor het NFI precies besteed? Er komt geld bij, maar waar gaat dat precies naartoe? Hoe wordt het geld over de verschillende organisaties verdeeld? Antwoord: Vanaf 2016 stel ik € 5 mln. extra beschikbaar voor forensisch onderzoek. In 2016 zal de € 5 mln. ingezet worden voor benodigde extra onderzoekscapaciteit bij het NFI ter verlichting van de door politie en OM geconstateerde knelpunten en voor de kosten die in het kader van het behalen van de efficiencytaakstelling gemaakt worden. Vanaf 2017 wordt € 2 mln. ingezet om de extra capaciteit via andere (particuliere) instituten beschikbaar te houden. De overige € 3 mln. komen ten gunste van het NFI. Met die € 3 mln. worden niet de taakstelling en de bijbehorende reorganisatie teruggedraaid, maar dit bedrag biedt het NFI enige ruimte om knelpunten in de capaciteit voor politie en OM te verlichten. Over de specifieke invulling ga ik nader met NFI, politie en OM in overleg. Uit eerdere gesprekken met de partijen heb ik begrepen dat er bijvoorbeeld een stijgende behoefte is aan onderzoek naar verdovende middelen (denk hierbij aan de problematiek van synthetisch drugsafval en de georganiseerde hennepteelt) en digitale technologie. Vraag: In de begrotingsbrief is geld gereserveerd voor rechtsbijstand. Wat wordt er voor dit geld gedaan? Om welke vormen van rechtsbijstand gaat het daarbij? Antwoord: De Commissie-Wolfsen doet onderzoek naar de oorzaken rond de kostenstijgingen in de rechtsbijstand in relatie tot de toegang tot het recht. Het kabinet komt naar aanleiding van de eindrapportage en de daarin opgenomen aanbevelingen met een standpunt en voorstellen en zal de financiële consequenties daarvan voor de begroting 2017 in beeld brengen. Ik weet niet op voorhand hoe dit beeld eruit zal zien, maar kan ook niet uitsluiten dat de Commissie-Wolfsen op een lager bedrag uitkomt dan de op basis van de eerdere plannen geraamde besparing. Dat maakt dat een reservering hiervoor nodig is. Daarnaast dienen de gereserveerde middelen onder meer om mogelijke extra financiële gevolgen op te vangen van de aangekondigde verruiming van de mogelijkheden van rechtsbijstand in het kader van ZSM en de invoering van het recht van verdachten op een raadsman bij het politieverhoor. Vraag: Het Openbaar Ministerie (OM) krijgt steeds meer taken, maar er wordt te weinig in geïnvesteerd. Waarom doet de minister niet wat nodig is? Antwoord: Het OM heeft structureel extra middelen ontvangen voor de aanpak van onderwerpen met een internationale dimensie (€ 5 mln. in 2015 oplopend tot € 20 mln. structureel vanaf 2017) en voor contraterrorisme (€ 0,8 mln. in 2016 oplopend tot € 2,1 mln. structureel vanaf 2018). Uit de validatie van een onafhankelijk deskundige blijkt dat het OM op koers ligt om de taakstelling zonder extra middelen te realiseren. Omdat het kabinet hecht aan een toekomstgericht OM dat – naast het behalen van benodigde efficiencywinsten – de ruimte heeft om te investeren in ICT om de huidige werkprocessen en het kwaliteits- en serviceniveau een stevige impuls te geven, stelt het kabinet vanaf 2016 structureel 15 mln. beschikbaar aan het OM. Daarnaast zijn per 2016 additionele middelen beschikbaar gesteld om uitvoering te kunnen geven aan de aanbevelingen van de commissie Hoekstra (€ 6,8 mln in 2016 en per 2019 structureel € 5 mln). Vraag: De voormalige staatssecretaris heeft aangegeven dat er geen gevangenissen meer dicht zouden gaan. Nu gebeurt dit toch. Graag een verklaring hiervoor. Antwoord: De afgelopen jaren is de capaciteitsbehoefte binnen het gevangeniswezen aanzienlijk gedaald. De daling vindt plaats in de gevangenissen, huizen van bewaring en arrestanteninrichtingen. Terwijl de reguliere bezetting is gedaald, bleef de absolute bezetting in de zorgregimes min of meer op hetzelfde niveau. Zoals in de begroting voor 2016 is opgenomen, laten de meest recente prognoses voor de behoefte aan sanctiecapaciteit (PMJ – Prognosemodel Justitiële Ketens) voor het gevangeniswezen een capaciteitsoverschot zien. Door meerpersoonscellen in te zetten als eenpersoonscellen wordt dit overschot teruggebracht en blijft flexibiliteit in de toekomst gewaarborgd. Daarom is het in 2016 niet nodig om, bovenop het Masterplan DJI 2013-2018, extra PI's te sluiten. Momenteel worden nieuwe prognoses opgesteld, ten behoeve van de begrotingsvoorbereiding 2017. Op grond van de uitkomsten daarvan kan worden bezien in hoeverre nieuwe capacitaire maatregelen nodig zijn. Daar kan op dit moment nog niet op vooruit worden gelopen. Om zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve ontwikkelingen beter te duiden, wordt in de tweede helft van 2016 een verkenning gestart die doorloopt tot en met de tweede helft van 2017. Via scenario-analyses wordt onderzocht wat denkbare ontwikkelpaden zijn in de behoefte aan soorten sanctiecapaciteit. Vraag: De rechterlijke macht krijgt steeds meer taken, maar er wordt te weinig in geïnvesteerd. Waarom doet de minister niet wat nodig is? Antwoord: In de externe validatie die samen met de begrotingsbrief aan uw Kamer is toegezonden staat dat met name de investeringen in het programma KEI en de efficiencytaakstelling van het kabinet zorgen dat er sprake is van een te krap budgettair kader. Om die reden wordt er een bedrag van € 20 mln. in 2016 en € 25 mln. structureel vanaf 2017 toegevoegd aan het budget van de Rechtspraak. De benodigde investeringen in KEI zijn in de komende drie jaar weliswaar groter dan € 25 mln, maar de Raad heeft daarvoor in zijn huidige begroting reeds middelen beschikbaar. In latere jaren nemen de benodigde investeringen af en levert KEI zelfs besparingen op. Deze kosten zullen niet gelijkmatig over de jaren heen verdeeld zijn, maar daartoe beschikt de Rechtspraak over reserves. Die reserves zijn op dit moment daarvoor toereikend. Vraag: Worden resocialisatieprogramma's niet verder uitgehold? Antwoord: In antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Kooiman (SP) over de pilots zelfredzaamheid gedetineerden, heeft de Staatssecretaris in de brief van 24 november jl. aangegeven dat deze pilots veelbelovend zijn. Uit de uitgevoerde evaluatie is gebleken dat door gedetineerden meer verantwoordelijkheden te geven de kans wordt vergroot op een geslaagde terugkomst in de maatschappij. Bovendien kunnen er op deze wijze besparingen worden gerealiseerd binnen het gevangeniswezen. De belangrijkste projecten zijn inmiddels geëvalueerd door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Deze projecten worden in beginsel niet stopgezet. Bezien wordt of deze verder kunnen worden ontwikkeld en uitgerold – al dan niet binnen andere PI’s. Er is dan ook geen sprake van een uitholling van resocialisatieprogramma’s. Overigens wordt het project Bad Boys Brand beëindigd. De marketing hiervan stemt niet overeen met de visie van In-Made. Het project Bad Boys Brand zou geassocieerd kunnen worden met criminaliteit. In de visie van In-Made worden gedetineerden juist als aantrekkelijke arbeidskrachten gezien. Vraag: Hoeveel geld moet er extra bij voor de opsporing? Antwoord: De begrotingsuitvoering vraagt om een strakke financiële sturing en kent de nodige risico’s die ook in de begroting zijn benoemd De realisatie van de besparingen zal de komende periode nauwkeurig worden gevolgd. Zoals ik u heb gemeld in mijn brief van 23 november, heeft de korpschef heeft mij bericht dat de thans opgestelde portfolio Informatievoorziening 2016 (IV-portfolio) niet te realiseren is binnen de voor 2016 in de begroting opgenomen financiële kaders van de politie. Ik zal daarom de financiële opgave van de ambities van de IV-portfolio betrekken bij het onderzoek begin volgend jaar, naar de verhouding tussen het budget en de ambities op de politieorganisatie. Dit betekent voor nu dat er ten aanzien van de IV-portfolio en de aanpassing van het Aanvalsprogramma IV nadere keuzes moeten worden gemaakt. Deze keuzes zullen een effect hebben op het tempo van eerdere toezeggingen en op de uitvoeringsplanning van de herijking. Als opmaat naar de begroting 2017 en verder laat ik onderzoeken of de thans voorziene omvang van het budget voor de materiële lasten de huidige ambities ten aanzien van prestaties, dienstverlening, kwaliteit personeel, huisvesting, ICT et cetera duurzaam gerealiseerd kunnen worden. Daartoe laat ik een onderzoek uitvoeren. Bij dat onderzoek zal ook de financiële opgave van de ambities van de portfolio Informatievoorziening (IV) worden betrokken; De in de begrotingsbrief van afgelopen maandag genoemde bedragen komen ook ten gunste aan de NP, als het gaat om commissie Hoekstra, verbetering kwaliteit opsporing en de CAO; De door u gevraagde specificatie van de bedragen voor CAO en verbetering opsporing kan ik u nu niet geven, omdat: Het onderzoek Personeel en Middelen nog loopt. Het onderzoek naar de verbetering kwaliteit opsporing nog loopt. In mijn brief van 23 november jl. over de Contourennota versterking opsporing, alsook in de brief over de ontwerp-begroting van VenJ van 20 november jl., heb ik op hoofdlijnen en de uitdagingen voor de opsporing voor de komende jaren geschetst. De politie werkt nu samen met de bestuur en OM aan een uitgewerkt kwaliteitsplan. in het voorjaar van 2106 zal worden bezien of, en in hoeverre extra middelen noodzakelijk zijn om de politie haar opsporingstaken te kunnen laten blijven uitvoeren. Wel is er in de periode 2016-2018 een zij-instroom van 600 fte voor cyber en financieel-economische criminaliteit, alsook een nader te bepalen investering in forensische rechercheurs en de intelligence. Dit zijn dus forse investeringen in kwalitatief hoogwaardig personeel. De CAO onderhandelingen nog gaande zijn. Nu een specifiek bedrag hiervoor noemen zou mijn onderhandelingspositie met de bonden ernstig in gevaar brengen; Zoals gesteld in mijn brief van 23 november jl. ('tussenbericht herijking') heb ik aangegeven dat zowel de Europese vluchtelingenproblematiek als de taken in het kader van contraterrorisme een wissel trekt op de nationale politie. Daarom heb ik de korpschef gevraagd de impact van deze grote fenomenen op de politie-organisatie in kaart te brengen. Die impactanalyses zullen vervolgens worden besproken met de onderscheiden gezagsdragers. Daarna wordt bezien of en zo ja, waar op lokaal en landelijk niveau tot herprioritering van taken moet worden gekomen. Daarbij refereer ik aan mijn brief van 31 augustus jl. (TK 2014-2015, 29628, nr.474) waarin staat: "dat er geen extra ambities geformuleerd worden zonder andere prioriteiten af te schalen". Vraag: Hoe gaat de minister crimineel geld afpakken? Hoeveel extra financieel rechercheurs komen erbij? Hoe wordt de samenwerking tussen bestuur en opsporingsorganisaties vormgegeven? Antwoord: Het afpakken van crimineel vermogen is een integraal onderdeel van de aanpak van criminaliteit. Dat kan langs strafrechtelijke weg, maar ook langs bestuursrechtelijke of fiscale weg. Elk van deze instrumenten heeft zijn eigen specifieke mogelijkheden en voordelen. Openbaar Ministerie, politie, Bijzondere Opsporings Diensten, Belastingdienst en gemeenten bekijken op casusniveau welk instrument het meest passend is. Samenwerking tussen het bestuur en opsporingsdiensten maar ook andere partners binnen de integrale aanpak is al staande praktijk. Ik ondersteun en bevorder deze samenwerking via de tien Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIECs). Wat betreft het aantal financieel rechercheurs bij de Nationale Politie kan ik melden dat medio juni van dit jaar het aantal 846 bedroeg. Er wordt voorzien dat dit aantal zal stijgen naar 1156. In de Contourennota die op 23 november aan uw Kamer is gezonden, is aangegeven hoe de kwantitatieve versterking van specialistische functies tot 2018 vorm zou kunnen krijgen. Er is in de periode 2016-2018 een zij-instroom voorzien van 600 fte voor cyber en financieel-economische criminaliteit, alsook een nader te bepalen investering in forensische rechercheurs en de intelligence. Vraag: Wordt ook echt op elke wijze uitgesloten dat er een perverse prikkel is om tot een schikking te komen, omdat er extra geld bij moet komen? Antwoord: Het Openbaar Ministerie kan verschillende instrumenten inzetten om crimineel vermogen af te pakken, onder andere via een ontnemingsprocedure ter zitting, met een transactie, via verbeurdverklaring of met een ontnemingsschikking. Elk van deze instrumenten heeft zijn eigen specifieke mogelijkheden en voordelen. Het Openbaar Ministerie beoordeelt per individueel geval, gelet op alle feiten en omstandigheden, welke afdoening passend is en met welk instrument het maximale effect kan worden bereikt. Die keuze wordt uitsluitend op inhoudelijke gronden gemaakt en niet uit financiële motieven. Daar veranderen de ramingen in de begroting niets aan. Grote schikkingen worden aan mij ter goedkeuring voorgelegd. De afspraken met de minister van Financien hebben tot gevolg dat ook hier geen sprake is van perverse prikkels. Vraag: Het gat op de begroting voor de rechtspraak is 50 miljoen, de minister vult dit gat maar met 20 miljoen. Om Frits Bakker, voorzitter Raad voor de Rechtspraak te mogen citeren: “Dat de derde staatsmacht uit onze democratie in zo’n precaire financiële situatie verkeert, is een ontwikkelde democratische rechtsstaat als Nederland onwaardig.” Wat is de reactie van de minister hierop? Antwoord: Ik ben van mening dat de financiële positie van de Rechtspraak geen aanleiding geeft tot dergelijke grote zorgen. In de externe validatie staat dat met name de investeringen in het programma KEI en de efficiencytaakstelling van het kabinet zorgen voor een te krap budgettair kader. Daarom wordt er een bedrag van € 20 mln. in 2016 en € 25 mln. structureel vanaf 2017 toegevoegd aan het budget van de Rechtspraak. Deze extra injectie, in combinatie met de aanwezige reserves van de Rechtspraak, is toereikend om de benodigde investeringen te doen. Vraag: Kan de minister beloven dat er niet wordt bezuinigd op de mobiliteit (bijvoorbeeld de auto's) van agenten? Antwoord: Die belofte kan ik niet doen. In 2016 zet de politie in op het beter verdelen van de beschikbare voertuigen. De politie groeit via vervanging van het voertuigenpark en het afstoten van afgeschreven voertuigen toe naar een voertuigenpark van passende omvang binnen de gegeven budgettaire kaders. Daarnaast wordt, zoals al herhaaldelijk genoemd, onderzoek gedaan naar de verhouding personeel en materieel, waardoor wellicht herschikking van middelen plaats zal vinden. Leidend principe daarbij is wel dat primair wordt ingezet op een juiste beschikbaarheid en inzetbaarheid van de eerstelijns politievoertuigen. Agenten moeten hun operationele taken op een adequate manier kunnen uitvoeren en daar is de beschikbaarheid van vervoer een onderdeel van. Vraag: Graag een reactie op het feit dat de politie een enorme berg extra werk erbij kreeg door de vluchtelingenstroom zonder dat daar extra geld voor is gegeven. Antwoord: Zoals gesteld in mijn brief van 23 november jl. ('tussenbericht herijking') heb ik aangegeven dat zowel de Europese vluchtelingenproblematiek als de taken in het kader van contraterrorisme uiteraard een extra bijdragen vragen van de nationale politie. Daarom heb ik de korpschef gevraagd de impact van deze grote fenomenen op de politie-organisatie in kaart te brengen. Die impactanalyses zullen vervolgens worden besproken met de onderscheiden gezagsdragers. Daarna wordt bezien of en zo ja, waar op lokaal en landelijk niveau tot herprioritering van taken moet worden gekomen. Daarbij refereer ik aan mijn brief van 31 augustus jl. (TK 2014-2015, 29628, nr.474) waarin staat: "dat er geen extra ambities geformuleerd worden zonder andere prioriteiten af te schalen". Vraag: Hoe groot is het financiele tekort bij de Nationale Politie? Klopt het dat er een grote tegenvaller is op terrein van Informatievoorziening/ICT? Antwoord: De begrotingsuitvoering vraagt om een strakke financiële sturing en kent de nodige risico’s die ook in de begroting zijn benoemd; Zoals ik u heb gemeld in mijn brief van 23 november, heeft de korpschef mij bericht dat de thans opgestelde portfolio Informatievoorziening 2016 (IV-portfolio) niet te realiseren is binnen de voor 2016 in de begroting opgenomen financiële kaders van de politie. Ik zal daarom de financiële opgave van de ambities van de IV-portfolio betrekken bij het onderzoek begin volgend jaar, naar de verhouding tussen het budget en de ambities op de politieorganisatie. Dit betekent voor nu dat er ten aanzien van de IV-portfolio en de aanpassing van het Aanvalsprogramma IV nadere keuzes moeten worden gemaakt. Deze keuzes zullen een effect hebben op het tempo van eerdere toezeggingen en op de uitvoeringsplanning van de herijking. Vragen van het lid Gesthuizen, S.M.J.G. (SP) Vraag: Wanneer gaat Nederland werk maken van de herverdeling van vluchtelingen? Zijn er op dit moment al mensen herverdeeld? Zijn er in het kader van herverdeling al mensen naar Nederland gekomen? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Zoals ik heb gemeld tijdens het debat met uw Kamer op 5 november, zal Nederland een eerste start maken met het herplaatsen van asielzoekers uit Italië. Daar is één hotspot operationeel op Lampedusa. We gaan nu kijken hoe dit werkt. Nederland zal beginnen met een beperkt aantal van 50 personen. Dit is op 15 november gecommuniceerd via de geijkte kanalen en de komende tijd kunnen de Italiaanse autoriteiten hiervoor individuele dossiers aanleveren. In Griekenland kent de hotspot op Lesbos nog wat opstartproblemen, maar ook daar zullen we op korte termijn een start maken met een beperkte aantal van 50 personen. Dit zal op 15 december worden gecommuniceerd waarna dezelfde procedure gaat lopen. Ik wil er wel kritisch op blijven en kunnen blijven bewaken dat dit ook goed gaat. Uiteindelijk is en blijft het de bedoeling dat er meer hotspots operationeel worden en dat de registratie van personen die de EU binnenkomen, ook steeds beter op orde wordt gebracht. Dat blijven we nauwgezet volgen en koppelen aan onze inzet. Vraag: Klopt het dat Nederland nog steeds claimt op Hongarije in het kader van Dublin? Klopt het dat mensen terug worden verwezen naar Hongarije terwijl zij daar in erbarmelijke omstandigheden terecht komen? Klopt het dat deze vluchtelingen op de rechter zijn aangewezen? Antwoord: Nederland claimt nog steeds op Hongarije in het kader van de EU-Dublinverordening. In het kader van de Dublinverordening is belangrijk dat met de overdracht het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het EU-Handvest niet worden geschonden. Uit de beschikbare informatie over Hongarije blijkt, naar mijn mening, niet dat met een overdracht naar dit land deze verdragen zouden worden geschonden. Voor een verdere uiteenzetting verwijs ik u naar de beantwoording van Kamervragen hierover van 19 oktober 2015 (vergaderjaar 2015-2016, Aanhangsel van de Handelingen, 326, 327 en 328). Vraag: Kan de staatssecretaris reageren op de vraag hoe het draagvlak bij de VNG behouden kan worden wanneer het gaat om de opvang van vluchtelingen en het tekort van 60 euro per nacht? Antwoord: Ik ben momenteel met de VNG in overleg over een redelijke vergoeding voor gemeenten voor de kosten die gemeenten maken voor de crisisnoodopvang. Met enkele collega-bewindslieden werk ik ook aan de totstandkoming van bestuurlijke afspraken met de VNG en provincies over een groot aantal zaken dat betrekking heeft op de hoge instroom van asielzoekers en de huisvesting van vergunninghouders. Op al deze gebieden hebben gemeenten en Rijk elkaar nodig. Een aangepaste afspraak over de vergoeding aan gemeenten voor de kosten van de crisisnoodopvang maakt deel uit van dit hele pakket. Ik streef er naar om aan het eind van deze week tot overeenstemming te komen. Vraag: Wat is de stand van zaken van het overleg inzake het opvangen van vluchtelingen in de regio tussen de staatssecretaris en zijn collega's van landen in de regio? Wat doet Nederland concreet om de Syriërs die opvang vonden in de regio te helpen? Hoe staat het met het geld voor de opvang in de regio? Bijvoorbeeld in Libanon. Antwoord: Deze vraag ligt voornamelijk op het terrein van mijn collega's van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Zoals het kabinet in de Kamerbrief van 8 september jl. heeft laten weten zet Nederland stevig in op verbeterde opvang in de regio teneinde op middellange termijn terugkeer van asielzoekers naar veilige landen in de regio mogelijk te maken. Dit is in EU-verband vastgelegd in conclusies van de JBZ-raad en de ER-conclusies van 15 oktober jl. In de verhoudingen tussen de EU en derde landen wordt dit nu verder uitgewerkt: met Turkije (via het Actieplan Turkije) en met de landen van de Westelijke Balkan, Jordanië en Libanon (vastgelegd in de verklaring van de Westelijke Balkan en Oostelijke Mediterrane bijeenkomst). Het gaat om afspraken over betere opvang en registratiecapaciteit, het tegengaan van irreguliere migratie en het bieden van perspectief op scholing en werk. Voor humanitaire hulp heeft het kabinet in totaal EUR 202 mln bijgedragen ten behoeve van voedsel en noodhulp. Nederland is daarmee een van de koplopers op gebied van humanitaire hulp in de Syrie-regio. Vraag: Het lijkt erop dat de asielinstroom volgend jaar veel hoger zal zijn dan in de begroting is vermeld. Wat doet het Kabinet hieraan en waarom is er niet eerder geanticipeerd op de verwachte hogere instroom? Antwoord: De ontwikkelingen rond de asielinstroom zijn de afgelopen maanden stormachtig geweest. Sinds april 2015 is de asielinstroom gaan stijgen, en deze stijging heeft inmiddels alle records gebroken. De hoogte van de stijging was onverwacht, niet alleen voor Nederland maar voor alle Europese landen. Een belangrijke factor in de onverwachte stijging was de verlegging van de reisroutes van de Middellandse Zee naar de Balkan en Midden-Europa. Die is historisch gezien zonder precedent. Het klopt dat de vreemdelingenketen, maar ook de gemeenten, de afgelopen periode hebben moeten improviseren. Op dit punt heeft Nederland zich van zijn beste kant laten zien. Zo lukt het nog altijd om alle asielzoekers opvang te verlenen. Natuurlijk denken we ook na over de instroom volgend jaar. In Europees verband werken we aan maatregelen die de instroom beter hanteerbaar kunnen maken, zoals de ontwikkeling van de 'hotspots'. Nederland zal zich tijdens het Europees voorzitterschap inzetten om die maatregelen verder te brengen. Ook op nationaal niveau kijken we hoe we de instroom volgend jaar goed kunnen managen, door extra middelen ter beschikking te stellen en door de plannings- en logistieke functie in de keten te versterken. Het COA en de IND zijn reeds versterkt. Vraag: Kan de staatssecretaris uitgebreid ingaan op de medische zorg voor (kwetsbare) asielzoekers in Nederland? Antwoord: De crisisnoodopvang valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Zij zorgen er ook voor dat er daar waar nodig aansluiting is op de medische zorg. Dit loopt o.a. via de lokale GGD-en. Voor de reguliere opvang en de noodopvanglocaties van het COA geldt dat het Gezondheidscentrum Asielzoekers (GCA) operationeel is op het moment dat de mensen worden opgevangen. Daar geldt dus de systematiek zoals we die al langer kennen en die in dat opzicht ook beproefd is. Omdat noodopvanglocaties vaak in een relatief korte periode volstromen kan het in de eerste dagen wel wat drukker zijn bij het GCA dan gewoonlijk. Hoewel het systeem van crisisnoodopvang niet de optimale wijze van opvang is, is er alle reden om te menen dat er goed en adequaat wordt gereageerd op zorgvragen. Asielzoekers in de crisisnoodopvang ontvangen op die wijze dus de benodigde medische zorg. De kosten voor de medische zorg in de crisis noodopvang kunnen worden gedeclareerd bij het COA. Vragen van het lid Oosten, F. van (VVD) Vraag: De VVD zou graag willen weten hoe de brief die de minister afgelopen maandag naar de Kamer stuurde over de mogelijke nieuwe financiële problemen bij de politie in dit licht gelezen moet worden. Kan de minister aangeven of de winstwaarschuwing die hij in deze brief geeft (ICT, reorganisatiekosten, Landelijke Meldkamer, etc.) met de het gereserveerde geld bij de Voorjaarsnota kan worden opgevangen? En gaat er een deel van de incidentele 60 mln voor de vluchtelingenproblematiek ook naar de politie? Antwoord: In aanloop naar de Voorjaarsnota wordt een aantal zaken in kaart gebracht: Informatievoorziening (IV) Zoals ik u heb gemeld in mijn brief van 23 november, heeft de korpschef mij bericht dat de thans opgestelde portfolio Informatievoorziening 2016 (IV-portfolio) niet te realiseren zou zijn binnen de, voor 2016 in de begroting opgenomen, financiële kaders van de politie. Ik zal daarom de financiële opgave van de ambities van de IV-portfolio betrekken bij het onderzoek naar de verhouding tussen het budget en de ambities op de politieorganisatie dat begin volgend jaar plaats zal vinden. Dit betekent voor nu dat er ten aanzien van de IV-portfolio en de aanpassing van het Aanvalsprogramma IV nadere keuzes moeten worden gemaakt. Deze keuzes zullen een effect hebben op het tempo van eerdere toezeggingen en op de uitvoeringsplanning van de herijking. Hierover ben ik met de politie in overleg. Ik informeer uw Kamer over de uitkomsten. Kwaliteit opsporing Het onderzoekstraject naar de verbetering kwaliteit opsporing wordt gestart. Zoals in mijn brief van 23 november jl. over de Contourennota versterking opsporing, alsook in de brief over de ontwerp-begroting van VenJ van 20 november jl., is op hoofdlijnen geschetst wat de uitdagingen voor de opsporing voor de komende jaren zullen zijn. De politie werkt nu samen met de bestuur en OM aan een uitgewerkt kwaliteitsplan ten behoeve van de opsporing. In het voorjaar van 2106 zal worden bezien of, en in hoeverre extra middelen noodzakelijk zijn om de politie haar opsporingstaken te kunnen laten blijven uitvoeren. Wel is er in de periode 2016-2018 een zij-instroom van 600 fte voor cyber en financieel-economische criminaliteit opgenomen in de begroting, alsook een nader te bepalen investering in forensische rechercheurs en de intelligence. Dit zijn dus forse investeringen in kwalitatief hoogwaardig personeel. Hierin is financieel voorzien. Verder voer ik uiteraard momenteel onderhandelingen in het kader van de CAO. 60 miljoen Daarnaast vraagt u mij naar de besteding van de in de begrotingsbrief van afgelopen maandag genoemde €60 miljoen. Deze gaat niet naar de nationale politie. Zoals gesteld in mijn brief van 23 november jl. ('tussenbericht herijking') heb ik aangegeven dat zowel de Europese vluchtelingenproblematiek als de taken in het kader van contraterrorisme een wissel trekt op de nationale politie. Daarom heb ik de korpschef gevraagd de impact van deze grote fenomenen op de politie-organisatie in kaart te brengen. Die impactanalyses zullen vervolgens worden besproken met de onderscheiden gezagsdragers. Daarna wordt bezien of en zo ja, waar op lokaal en landelijk niveau tot herprioritering van taken moet worden gekomen. Daarbij refereer ik aan mijn brief van 31 augustus jl. (TK 2014-2015, 29628, nr.474) waarin staat: "dat er geen extra ambities geformuleerd worden zonder andere prioriteiten af te schalen". Vraag: Hoe kijkt de minister aan tegen de poortjes bij de TGV (Train à Grande Vitesse)? Antwoord: Na de mislukte aanslag op de Thalys in augustus zijn de maatregelen gericht op de veiligheid van passagiers geïntensiveerd. U kunt daarbij denken aan extra toezicht door politie en marechaussee op grote stations waar treinen uit België en Frankrijk aankomen of vertrekken. Over de precieze aard en omvang van deze maatregelen worden geen mededelingen gedaan. Ook in internationaal verband wordt gekeken naar effectieve maatregelen om de veiligheid te vergroten. Hiervoor staat Nederland in EU verband in contact met onze buurlanden. Als het gaat om zwaardere maatregelen rond de TGV/Thalys dan vind ik het van belang op te merken dat wij in Nederland zorgvuldig kijken naar een goede balans tussen veiligheid en vrijheid en het open karakter van het spoorsysteem. Maatregelen worden in Nederland getroffen op basis van dreigingsinformatie, waarna proportionele maatregelen worden getroffen. Ik heb kennis genomen van het interview dat de Franse minister Royale heeft gegeven en waarbij zij extra maatregelen aankondigt. Op dit moment is het ministerie van IenM in afstemming met mijn ministerie in contact met de Franse overheid om nader overleg te hebben over de Franse initiatieven. Mijn uitgangspunt hierbij zal zijn dat maatregelen adequaat, proportioneel en in goede onderlinge afstemming met buurlanden dienen te worden genomen. In afstemming met het ministerie van IenM en de NS zal het Franse voorstel beoordeeld worden. Vraag: In het kader van het versterkt inzetten op het afpakken van crimineel geld is de vraag hoe de 'patser aanpak' zal worden versterkt. Hoe wordt de intergrale aanpak versterkt? Is het mogelijk dat crimineel geld, naast door politie, OM en de FIOD, ook via de belastingdienst en gemeentelijke diensten wordt opgehaald? Antwoord: Criminaliteit is voor een belangrijk deel winstgedreven. Kernpunt van het beleid is daarom dat financieel voordeel uit criminaliteit zo veel mogelijk wordt afgenomen. Het afpakken van wederrechtelijk of anderszins illegaal crimineel vermogen wordt over de gehele linie versterkt, zowel het strafrechtelijk afpakken als het integrale afpakken. Het Openbaar Ministerie kan langs strafrechtelijke weg afpakken, onder andere via een ontnemingsprocedure ter zitting, via verbeurdverklaring, met een transactie of met een ontnemingsschikking. De politie, de FIOD en andere Bijzondere Opsporings Diensten verrichten de hiervoor benodigde strafrechtelijke onderzoeken. De FIOD is de opsporingsdienst van de Belastingdienst. Maar de Belastingdienst speelt niet alleen door de inzet van de FIOD in strafrechtelijke onderzoeken een belangrijke rol. De Belastingdienst kan ook bestuursrechtelijke maatregelen inzetten, in de vorm van terugvorderingen, fiscale naheffingen of fiscale boetes. Elk van deze instrumenten heeft zijn eigen specifieke mogelijkheden en voordelen. Waar wij op inzetten is dat wederrechtelijk of anderszins niet legaal verkregen vermogen, wordt afgepakt door de inzet van álle mogelijke middelen waar de verzamelde overheidsdiensten over beschikken. Dat betekent dat de betrokken diensten per individueel geval bekijken, gelet op alle feiten en omstandigheden, welke afdoening passend is en welk instrument of combinatie van instrumenten daarbij hoort. Er is sprake van nauwe samenwerking tussen Openbaar Ministerie, politie, Bijzondere Opsporings Diensten, Belastingdienst en lokaal bestuur. Voordeel van die integrale samenwerking -die wordt ondersteund en bevorderd via de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIECs)- is dat een breed spectrum aan instrumenten kan worden ingezet: strafrechtelijk, bestuursrechtelijk en fiscaal. Juist die gecombineerde inzet en de onderlinge afstemming die daarbij plaatsvindt, maakt dat de effectiviteit wordt vergroot en dat het maximale effect kan worden bereikt. De patseraanpak, die specifiek is gericht op individuen die beschikken over onverklaarbaar vermogen, bijvoorbeeld in de vorm van luxe goederen, is onderdeel van de aanpak. Uiteraard ben ik voortdurend op zoek naar mogelijkheden om het afpakken van crimineel vergaard vermogen een verdere impuls te geven. Daarom is in de ontwerpbegroting 2016 € 3 miljoen extra vrijgemaakt voor een intensivering van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit en wordt in mijn bief van 20 november 2015 ingezet op een verdere intensivering van het afpakken van crimineel vermogen door de FIOD en het Openbaar Ministerie. Het aantal financieel rechercheurs bij de Nationale Politie is voorzien de komende periode te stijgen van 846 naar 1156. In dit verband verwijs ik ook naar de Contourennota over de versterking van de opsporing die op 23 november 2015 aan uw Kamer is gezonden. Daarnaast is met financiering vanuit mijn departement het Integraal Afpakteam Brabant Zeeland ingericht en draag ik bij aan verschillende samenwerkingsgremia waar integraal afpakken een onderdeel van is, zoals de TaskForce Brabant-Zeeland en de Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC). Hierin werken gemeenten, belastingdienst, OM, Politie samen in de aanpak van ondermijning. Tot slot werkt een werkgroep onder leiding van Financiën, samen met mijn departement, het OM, de Politie en Regioburgemeesters een businesscase uit om te kijken of een verdere versterking van het integraal afpakken kan worden gerealiseerd uit de daaruit te verwachten incassoresultaten. Vraag: De werkprocessen tussen de partners in de strafrechtketen sluiten niet voldoende op elkaar aan zo blijkt, bijvoorbeeld tussen de politie en het OM. Prestaties in de strafrechtketen zijn daardoor op onvoldoende niveau. Ook de aangiftebereidheid kan hiertoe afnemen. Hoe gaat de minister dit aanpakken? Welke acties zet de minister hierop? Kunnen we afspraken waar we de minister op kunnen aanspreken? Al jaren wordt er gevraagd om kwantitatieve doelstellingen voor de strafrechtketen, maar ze komen maar niet. De minister zet ook in op "winst" van 15 miljoen per jaar op het gebied van bedrijfsvoering. Ziet dit hierop, of is dat iets anders? Antwoord: In de laatste voortgangsbrief aan uw Kamer over het programma Versterking Prestaties Strafrechtketen (VPS) van 14 september 2015 ben ik uitgebreid ingegaan op de actuele stand van zaken. Het geheel van verbetermaatregelen overziend concludeer ik dat het programma op koers ligt. In de brief wordt een kwantitatieve doelstelling aangekondigd voor de doorlooptijd van zaken die aan de rechter worden voorgelegd. Daarnaast zijn recent tussen departement en ketenorganisaties afspraken gemaakt over een permanente vorm van ketensamenwerking, waaronder het ontwikkelen van ketenprestatieindicatoren. Met deze indicatoren kunnen de prestaties van de strafrechtketen ook door de Tweede Kamer beter worden gemonitord. De 15 mln efficiencywinst op het gebied van de bedrijfsvoering van het departement zelf staat hier los van. In de voortgangsrapportage van december 2015 informeer ik u over deze afspraken en de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van de doelstelling voor de doorlooptijd van zaken die aan de rechter worden voorgelegd. Naar de aangiftebereidheid voert het WODC momenteel een onderzoek uit, de uitkomsten daarvan komen in het voorjaar van 2016 beschikbaar. Vraag: Wordt de analyse gedeeld dat de overheid nog te weinig haast maakt met de aanpak van cybercrime? Wat is de reactie op de opmerking ten aanzien van de huidige aanpak, dat 'het dweilen met de kraan open is en dat het veel te makkelijk is om anoniem te blijven'? Is de begroting voldoende toegerust om te kunnen investeren in de aanpak van cybercrime? Zo niet, wat is daarvoor nodig? Antwoord: Het is inderdaad gemakkelijk om anoniem te blijven op het internet en dat is lastig voor de opsporing. Ook de grenzeloosheid van het internet maakt het voor de politie lastig effectief op te sporen op internet. Daar leg ik mij niet bij neer. Er is de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in de aanpak en cybercrime is een onderdeel van de Veiligheidsagenda. Waar nodig zetten we extra stappen, zoals gemeld in de beleidsreactie op het Cyber Security Beeld Nederland van 14 oktober jl. Het Team High Tech Crime van de politie is gegroeid naar 119 fte, de digitale ondersteuning in de regionale eenheden groeit conform het Inrichtingsplan van de politie en cybercrime is één van de onderwerpen waarvoor de politie van buiten de eigen organisatie technische experts kan werven. Daarnaast is jaarlijks € 13,8 miljoen voor de politie beschikbaar voor de aanpak van cybercrime en om in te spelen op de digitalisering van de samenleving. Ook werken we aan de nodige bevoegdheden, zoals het binnendringen van geautomatiseerde werken. Daarvoor stuur ik het wetsvoorstel Computercriminaliteit 3 naar de Kamer, naar verwachting begin december. Vraag: Eerder had de VVD-fractie zorgen over de beheersbaarheid van het project. Daarop heeft de Minister aangegeven dat er stevig projectmanagement gevoerd wordt op het KEI-programma. Waarom moet er nu 20 tot 25 miljoen Euro extra aan het programma KEI worden besteed, waarom nu deze additionele middelen? Antwoord: Bij de start van het programma is een globale business-case opgesteld die het karakter had van een eerste inventarisatie. Deze is eind 2014 herijkt. De Kamer is daarover begin dit jaar geïnformeerd. Bij die herijking is tevens de reikwijdte aanzienlijk uitgebreid met onder meer de onderwerpen strafrecht en toezicht. De totaalkosten komen daardoor aanzienlijk hoger uit dan in de eerdere raming. Zoals aangegeven in de begrotingsbrief van 20 november 2015 wordt er mede voor KEI een bedrag € 20 mln. in 2016 en € 25 mln. structureel vanaf 2017 toegevoegd aan de bijdrage van de Rechtspraak. Vraag: Is de minister voorstander om de inkomsten uit boetes op de begroting van Financiën te laten landen om zo VenJ te voorzien van structurele financiering en een betere discussie met VenJ te kunnen voeren over de wenselijkheid van boetes? Antwoord: Een discussie over de positionering van boetes op de rijksbegroting is op dit moment niet aan de orde. In de Miljoenennota is een interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het handhavingsbeleid in het kader van de verkeersveiligheid aangekondigd. Daarin wordt gekeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het verkeershandhavingsbeleid en de wijze waarop de governance is geregeld. Hierbij kan ook de budgettaire verwerking van boetes aan de orde komen. In de huidige situatie zijn de opbrengsten op de VenJ begroting het gevolg van het handhavingsbeleid, dat valt onder verantwoordelijkheid van VenJ, en het verkeersveiligheid- en milieubeleid, dat valt onder de verantwoordelijkheid van I&M. Het IBO wordt in het voorjaar van 2016 afgerond en zal daarna voorzien van een kabinetsreactie aan uw Kamer worden toegestuurd. Vraag: Hoe zit het met het ondermijningsfonds? Waarom kiest de minister daar nu niet voor? Kan de minister samen met de minister van Financiën in kaart brengen in hoeverre de huidige begrotingssystematiek moet worden aangepast om een dergelijk fonds mogelijk te maken? Antwoord: Zoals ik in de brief van 20 november 2015 over de ontwerpbegroting 2016 heb aangegeven, vindt het kabinet een begrotingsfonds in beginsel onwenselijk. Een begrotingsfonds is ook niet noodzakelijk om extra te kunnen investeren in het versterken van het integraal afpakken. Binnen de systematiek van de Rijksbegroting kan namelijk gewerkt worden met businesscases, die erin voorzien dat de benodigde financiering voor een beleidsdoelstelling wordt gedekt door de via dat beleid te genereren opbrengsten. Een dergelijke businesscase aangaande een mogelijke intensivering van het integraal afpakken wordt momenteel uitgewerkt onder leiding van het ministerie van Financiën. Ik informeerde uw Kamer hierover eerder bij de beantwoording van Kamervragen van de VVD-fractie op 29 september. Vraag: Waarom wordt de subsidie op de geschillencommissie afgebouwd? Is de minister bereid in overleg te treden met het bedrijfsleven om te voorkomen dat de druk op de reguliere rechtspraak toeneemt door de voorgenomen bezuiniging? Antwoord: De tekorten op de begroting noodzaken tot het maken van pijnlijke keuzes. Het afbouwen van de subsidie aan een private organisatie als de SGC ligt meer voor de hand dan bezuinigen op publieke voorzieningen die de veiligheid en rechtsbescherming moeten waarborgen. Gezien het belang van de SGC voor het bedrijfsleven zelf heb ik er alle vertrouwen in dat het bedrijfsleven het voortbestaan van de SGC niet in gevaar zal laten komen. Het bestaan van de geschillencommissies geeft immers een concurrentievoordeel en een snelle geschillenafdoening. Bovendien zal de subsidie niet direct worden afgebouwd. Door een langzame afbouw gedurende een aantal jaren zullen de SGC en brancheorganisaties gezamenlijk in staat worden gesteld om de gevolgen geleidelijk op te vangen. Uiteraard zal ik de ontwikkelingen op de voet volgen. Gezien de eisen die ik stel aan de geschillencommissies en die een eerlijk en deskundig proces waarborgen, acht ik het geen probleem dat private geschiloplossing ook door private partijen wordt bekostigd. Ik heb van het VNO-NCW en MKB een brief ontvangen over de afbouw van de subsidie aan de SGC. Vanzelfsprekend ben ik bereid om met hen te spreken. Ik zal een amendement een amendement van uw Kamer wat betreft de afbouw van de subsidie van de SGC voor 2016 positief tegemoet treden, waarbij ik uw Kamer verzoek de dekking aan te geven. Vraag: Wat is de reactie van de minister op het financieren van leegstand binnen de rechtspraak met belastinggeld? Hoe kijkt de minister aan tegen meer soepelheid bij de verhuur van Rijksvastgoed? Hoe beoordeelt de minister de drie scenario's die de Raad vorige week naar buiten bracht? Welke gevolgen heeft het verschuiven van rechtszaken voor lokale gemeenschappen? Wil de minister van VenJ, in overleg met de minister van WenR, de regie pakken op dit dossier? Antwoord: Zoals ook aangegeven in de beantwoording van schriftelijke vragen over het voorgenomen Meerjarenplan van de Rechtspraak 2015-2020, vind ik de door de Rechtspraak geconstateerde leegstand, die in de komende jaren groter wordt (100.000 m2) een valide reden voor de rechtspraak om aanpassingen in de huisvesting van gerechten te overwegen. Dit belastinggeld kan immers beter ingezet worden ter bevordering van de kwaliteit van rechtspraak. Betaald medegebruik door andere partijen is al staand beleid van de Rechtspraak. Er wordt gezocht naar partijen die de statuur en onafhankelijke uitstraling van de Rechtspraak niet schaden. Dit uitgangspunt onderschrijf ik, gezien de staatsrechtelijke rol die de Rechtspraak heeft binnen ons staatsbestel. Tegen die achtergrond kan ik me voorstellen dat verder wordt onderzocht in hoeverre medegebruik van gerechtsgebouwen een oplossing kan bieden voor de geconstateerde leegstand. Met de drie scenario’s maakt de Rechtspraak inzichtelijk op welke manier besparingen in de huisvesting van gerechten kunnen worden bereikt door het anders verdelen van zaken en het concentreren van kantoorwerkplekken binnen een arrondissement. Deze informatie kan worden betrokken bij het gesprek dat indachtig de motie Slob/Samson in de komende maanden wordt voortgezet met de Raad voor de rechtspraak over de invulling van zaakspakketten. Ik ben voornemens om, met behoud van een ieder wettelijke rollen, de betreffende burgemeesters bij dit overleg te betrekken en hiertoe het initiatief te nemen. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van schriftelijke vragen over het voorgenomen Meerjarenplan van de Rechtspraak 2015-2020, staat de verdeling van zaken binnen een arrondissement niet los van de omgeving van een rechtbank. Het is niet uit te sluiten dat een aanpassing van de zaaksverdeling mogelijk invloed heeft op bijvoorbeeld de reisafstand voor rechtzoekenden en ketenpartners van de Rechtspraak, de juridische infrastructuur en de lokale economie. Het is primair de taak van het gerechtsbestuur om te zorgen voor de huisvesting van een gerecht daartoe ondersteund door en onder toezicht van de Raad. Ook de verdeling van zaken binnen een arrondissement is primair een bevoegdheid van het gerechtsbestuur. Dit is vastgelegd in de Wet op de rechterlijke organisatie. In mijn brief van 20 november jl. heb ik aangegeven met de Raad voor de rechtspraak het gesprek over de invulling van de zaakspakketten voort te zetten. Ook voer ik overleg met de minister voor Wonen en Rijksdienst over de voorgenomen huisvestingsplannen van de Rechtspraak. Vraag: Het aantreffen van versnijdingsmiddelen en andere hulpstoffen in drugspanden is onvoldoende om over te gaan tot het opleggen van bestuursrechtelijke maatregelen, zoals het sluiten van de drugspanden. Kan de minister aangeven wat de mogelijkheden zijn de wet op dit punt aan te passen? Antwoord: Allereerst kan er in deze situaties strafrechtelijk worden opgetreden. Het treffen van voorbereidingshandelingen voor de productie van zowel hard- als softdrugs is strafbaar gesteld in de Opiumwet. Het enkele feit van het aantreffen van versnijdingsmiddelen en andere hulpstoffen vormt geen grond voor het treffen van bestuursrechtelijke maatregelen. Bestuurlijk optreden door middel van het sluiten van een pand is mogelijk wanneer er sprake is van een verstoring van de openbare orde, er drugs zijn aangetroffen of er sprake is van gevaar voor de gezondheid of de veiligheid. Op dit moment bezie ik naar aanleiding van het signaal van de burgemeesters of de bestuursrechtelijke bevoegdheden ten aanzien van het sluiten van drugspanden toereikend zijn. Vraag: Waarom is er voor gekozen in de beschikbaar gekomen middelen geen geld te reserveren voor programma's van het CJIB als het AICE die inefficiëntie tegen gaan? Antwoord: Voor 2016 is 16,6 miljoen beschikbaar voor de uitvoering van het programma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB) (artikel 34.3.52 van de VenJ-begroting). Dit bedrag wordt onder meer aangewend voor de verdere ontwikkeling van het Administratie- en Informatie Centrum voor de Executieketen (AICE) bij het CJIB. Het AICE zorgt dat strafrechtelijke beslissingen van begin tot eind worden verstrekt aan de organisaties en personen die belast zijn met de feitelijke tenuitvoerlegging. Dit bedrag is ook bestemd om de nu voorziene kosten te dekken voor implementatie en beheer bij andere ketenpartners in de USB-keten. Vragen van het lid Azmani, M. (VVD) Vraag: Kan de staatssecretaris toezeggen in overleg te treden met de minister van Defensie om zo het onderste uit de kan te halen voor de intensivering van de grenscontroles, waarmee mensensmokkelaars worden opgepakt? Antwoord: Met de minister van Defensie heb ik afspraken gemaakt over intensivering van de grenscontroles. Dit heeft ook tot successen geleid. Inmiddels zijn er na de intensivering van het Mobiel Toezicht Veiligheid 55 aanhoudingen verricht. Bij de controles wordt de KMar al ondersteund door andere onderdelen van de Krijgsmacht, waaronder de Landmacht (met zoekcapaciteit) en Luchtmacht (met honden). Andere onderdelen zijn niet zonder meer inzetbaar bij grenscontroles. Indien er aanleiding is om andere onderdelen van de krijgsmacht te belasten met echte grenstoezichtstaken, hetgeen nu nog niet het geval is, dan betekent dit dat personeel een korte opleiding moet krijgen. Het kabinet houdt deze optie zeker open. Vraag: Is de staatssecretaris bereid om een wetsvoorstel in voorbereiding te nemen waarbij de laatste volzin van artikel 21, lid 4 van de Vreemdelingenwet wordt geschrapt, zodat het verblijfsrecht van vreemdelingen die zich in Nederland misdragen, kan worden aangepast? Antwoord: Het uitgangspunt van het kabinet is dat criminele vreemdelingen zo snel mogelijk worden uitgezet naar het herkomstland nadat zij hun straf hebben uitgezeten. Ik kijk continu naar de effectiviteit van de regelgeving en het beleid. Als er ruimte is voor verbetering, dat wil zeggen het verhogen van de effectiviteit, dan geef ik daar uiteraard opvolging aan. De heer Azmani ziet die ruimte in elk geval en stelt dat artikel 21, vierde lid, belemmerend werkt bij de aanpak van zeer zware criminele vreemdelingen die in Nederland zijn opgegroeid. Dit zou indruisen tegen het uitgangspunt van het kabinet om criminele vreemdelingen uit Nederland te weren. Ik onderschrijf dat het hier gaat om een groep zeer zware criminelen, veelal veelplegers. Ik zal daarom bezien of ik de bescherming tegen verblijfsbeëindiging die deze groep geniet kan schrappen. Ik zal hiertoe zo snel mogelijk uw Kamer informeren over de haalbaarheid en wenselijkheid. Vraag: Wat de VVD betreft wordt de lijst met veilige landen uitgebreid. Zo ziet de VVD graag op korte termijn een land als Turkije op de lijst. Kunnen de vele landen, zoals Marokko, Mongolie en India, waar blijkens de IND-rapportage (tot en met oktober) mensen vandaan komen om hier asiel aan te vragen op de veilige landenlijst, zodat asielaanvragen uit deze landen verkort kunnen worden afgedaan en uitzetting kan plaatsvinden? Antwoord: De heer Azmani stelt terecht dat de lijst met veilige landen van herkomst uitgebreid kan worden. In mijn brief van 3 november heb ik dan ook aangegeven dat de lijst met veilige landen niet statisch is. In dat licht is in genoemde brief aangekondigd dat ik de komende tijd ook zal bezien of er aanleiding bestaat om andere landen aan de lijst toe te voegen. Daarbij kan gedacht worden aan de landen die de heer Azmani noemt, maar daarover zal eerst nog een beoordeling moeten plaatsvinden. Die zal mede plaatsvinden op grond van een inventarisatie van bestaande lijsten van veilige landen in andere EU lidstaten, die zoals reeds toegezegd tijdens het AO van 12 november nog voor het einde van het jaar uw Kamer toegezonden zal worden. Zoals ook aangegeven in mijn brief van 3 november jl. heb ik Turkije vooralsnog niet in de lijst opgenomen. Er zijn op Europees niveau verschillende ontwikkelingen gaande waarop ik nu niet vooruit wil lopen. Enerzijds doel ik op de bredere migratiediscussie tussen de EU en Turkije, anderzijds zijn de besprekingen over de samenstelling van de Europese lijst van veilige landen nog niet afgerond. Verder is op initiatief van de Europese Commissie het voorstel voorgelegd aan het Europese Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Ook in het EP is het debat over de Europese lijst nog gaande. Vraag: Is de leges van het start-up visum van 500 naar 5000 euro verhoogd ? En zo ja, waarom wordt er zo’n grote financiële drempel opgeworpen en kan dit niet lager? Is het nu zo dat na een jaar al moet worden voldaan aan de inkomensgrens van de kennismigrantenregeling? Zou er niet meer ruimte moeten zijn om bij een potentieel succesvolle startup aan de hand van een set objectieve criteria of een beoordeling van een speciale board, het startupvisum te verlengen met nog een jaar? Je zou in het kader van inkomsten voor een progressief model kunnen kiezen, waarbij wel minimaal het minimuminkomen door de startupper wordt verdiend, maar dat je die laat oplopen tot 3 jaar. Staat de staatssecretaris hier bij voorbaat afwijzend tegenover of is hij bereid om hier over na te denken? Antwoord: De leges van het start-up visum zijn niet verhoogd. De leges voor de aanvraag om een verblijfsvergunning als startup zijn €307. Om daarna door te stromen in de zelfstandigenregeling moet de startupper een aanvraag als zelfstandige indienen waarbij het verlengingstarief geldt van €384. Wanneer het startup-bedrijf groeit en erkend referent wil worden om kennismigranten in dienst te nemen geldt het tarief van €5.116 voor de aanvraag om erkenning en €870 voor de aanvraag voor de kennismigrant. In de kabinetsreactie op het SER-advies arbeidsmigratie is aangegeven dat het kabinet met een voorstel komt voor een gedifferentieerd legestarief voor de aanvraag om erkenning als referent, zodat een lager tarief kan gelden voor kleine bedrijven zoals startups. Het kabinet is bezig het voorstel te ontwikkelen. De verwachting is dat het er begin 2016 kan zijn. Het is niet zo dat na een jaar al moet worden voldaan aan de inkomensgrens van de kennismigrantenregeling. Voor de zelfstandig ondernemer geldt het reguliere inkomensvereiste (voldoende en duurzame middelen van bestaan). Daarbij zijn de normbedragen in het kader van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag van toepassing. Samen met mijn collega van het ministerie van EZ zal ik bezien of er meer ruimte nodig is voor potentieel succesvolle startups, bijvoorbeeld in de doorstroming van startups in de zelfstandigenregeling. Ik kom hier voor het einde van het jaar op terug. Vraag: Is de staatssecretaris bereid aanjager te zijn van het optimaler inzetten Frontex vluchten om uitgeprocedeerden uit te zetten, al dan niet in combinatie met andere lidstaten? Kan op korte termijn een 'joint return operatie' worden verwacht met uitzetting van een aantal vluchtelingen die niet in dit land kunnen blijven? Antwoord: Nederland doet actief mee aan door Frontex en door andere lidstaten geplande Joint Return Operations. Bij iedere FRONTEX-vlucht wordt kritisch gekeken of de Nederlandse participatie kan worden vergroot. Daarbij speelt mee dat aan de voorwaarden moet worden voldaan alvorens een vreemdeling kan worden aangemeld voor zo’n vlucht. Zo moet de vreemdeling uitzetbaar zijn en in het bezit van geldige reisdocumenten. Voor zowel de reisdocumenten en het verkrijgen van landingsrechten is de medewerkering van de landen van herkomst nodig. Omdat vreemdelingen niet onnodig lang in vreemdelingenbewaring mogen verblijven, ‘spaart’ de DT&V geen vreemdelingen op voor een FRONTEX-vlucht. Als er een mogelijkheid is om een vreemdeling eerder te laten terugkeren op een lijndienst, dan gebeurt dat. Nederland heeft in 2015 tot dusver deelgenomen aan 5 Frontex-vluchten. De laatste is vandaag vertrokken naar Servië. De overige vluchten hadden Nigeria (2x), Albanïe en Pakistan als bestemming. De Frontex-vluchten naar Nigeria zijn door Nederland georganiseerd. Vraag: Kan de staatssecretaris een appreciatie geven van het voorstel van Azmani (VVD) om te komen tot een fundamentele herziening van het reguliere economische migratiebeleid richting een hybride migratiemodel, bestaande uit een punten systeem, de ruimte voor lidstaten migranten aan te trekken op basis van eigen behoeftes, en werkgevers daarnaast zelf migranten kunnen aantrekken. Antwoord: Het huidige stelsel is een hybride mix van vraag- en aanbodgestuurde regelingen. De SER oordeelde in het advies over arbeidsmigratie (december 2014) dat deze structuur voldoet, maar dat aandacht voor de uitvoering nodig is. Het kabinet is het met deze visie eens. Zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op het SER-advies van 16 juni 2015 wil het kabinet wel enkele versoepelingen doorvoeren, zoals differentiatie in de leges voor de aanvraag om erkenning referent, de samenvoeging van het zoekjaar afgestudeerde en de regeling Hoogopgeleiden en het stimuleren van hybride ondernemerschap. Vraag: Naar aanleiding van de opmerking van het Lid Voordewind (CU) dat er een gat van 500 miljoen Euro in de begroting zou zitten, wordt gevraagd of er een gat van 500 miljoen Euro in de ramingen in de begroting ten aanzien van het aantal asielzoekers? Antwoord: Met de brief van afgelopen vrijdag heeft het kabinet besloten om voor IND en Nidos, om uitvoeringsproblemen te voorkomen, extra aanvullende middelen vrij te maken. Bij najaarsnota zal het kabinet, zoals gevraagd in de motie Slob, een meerjarig overzicht geven over de extra kosten die voortkomen uit de hogere asielinstroom. Daarnaast zal, conform de bestaande systematiek, het kabinet bij voorjaarsnota bezien of er aanvullende middelen noodzakelijk zijn op basis van de dan geldende ramingen. Vragen van het lid Oskam, P. (CDA) Vraag: Gaat de minister iets doen aan het gijzelen van personen die hun verkeersboete niet betalen? Antwoord: De wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voorziet in een aantal wettelijke mogelijkheden om de overtreder aan te zetten zijn boete te betalen. De zwaarte van de maatregelen neemt toe in de loop van het proces. Als het niet lukt de boete te innen, worden dwangmiddelen ingezet. Ik heb maatregelen getroffen om tot voorzieningen te komen voor personen die wel willen betalen, maar dat niet kunnen. Zo zijn het OM en het CJIB in februari begonnen de gijzeling persoonsgericht te beoordelen en de vordering gijzeling te voorzien van een betere motivering. Hierbij is het uitgangspunt dat alleen voor personen die niet willen, maar wel kunnen betalen een machtiging tot gijzeling wordt gevorderd. Op 12 november jl. heeft de Nationale ombudsman zijn onderzoek 'Gegijzeld door het systeem' openbaar gemaakt. Begin 2016 zal ik in een brief aan uw Kamer mijn reactie op dit rapport doen toekomen. Vraag: Kan de minister aangeven hoeveel uitreizigers zijn vastgezet na terugkeer in Nederland? Antwoord: In totaal lopen er in Nederland op dit moment ruim 80 aan jihadisme gerelateerde onderzoeken naar circa 110 verdachten. Voor alle onderkende uitreizigers die zich aangesloten hebben bij een terroristische strijdgroepering, wordt indien mogelijk een strafdossier opgebouwd. Het feit dat de uitgereisden zich in de meeste gevallen in Syrië of Irak bevinden, bemoeilijkt de opbouw van een strafdossier. In de situatie dat iemand terugkeert naar Nederland wordt in beginsel strafrechtelijk opgetreden. Bij elke terugkeerde uitreiziger waarbij een redelijk vermoeden bestaat dat deze strafbare feiten heeft gepleegd, wordt een opsporingsonderzoek gestart in welk kader de verdachte in voorlopige hechtenis wordt genomen. Voortzetting van de voorlopige hechtenis is onderworpen aan rechterlijke toetsing. Momenteel zitten twee in eerste aanleg veroordeelden in detentie (hoger beroep is ingesteld). Van drie verdachten waartegen strafrechtelijke onderzoeken lopen die zich in de vervolgingsfase bevinden, heeft de rechtbank van twee verdachten de voorlopige hechtenis geschorst. Eén verdachte zit nog in voorlopige hechtenis. Vraag: Is de minister bereid het huisvestingsplan voor de rechtspraak te herzien? Kan hij wachten met wijzigingen tot na de evaluatie van de herziening van de gerechtelijke kaart? Is de minister bereid de investeringen zo te herverdelen dat het huisvestingsplan tot die tijd de koelkast in kan? Antwoord: Het huisvestingsplan voor de rechtspraak is een voorgenomen plan van de rechtspraak zelf. In mijn begrotingsbrief van 20 november jl. heb ik aangegeven, indachtig de motie Slob/Samsom, het gesprek over de invulling van zaakspakketten met de Raad voor de rechtspraak te zullen voortzetten. Het huisvestingsplan bij voorbaat in de koelkast zetten, vind ik geen optie. Dan financiert de rechtspraak leegstand in plaats van kwaliteit en toegankelijkheid. Hiervoor wil ik geen financiële middelen vrijmaken. Veranderingen zullen nodig zijn om de rechtspraak bij de tijd te houden en ervoor te zorgen dat rechtspraak ook in de toekomst kan voorzien in de behoeften van alle burgers en bedrijven in Nederland. De herziening van de gerechtelijke kaart heeft de rechtspraak hiertoe het benodigde kader en flexibiliteit geboden. Die ruimte wil ik niet blokkeren door nu met uw Kamer af te spreken dat geen wijzigingen in de huisvesting van gerechten kan plaatsvinden tot de evaluatie van de herziening gerechtelijke kaart in 2018 is afgerond. Een moratorium van 3 jaar past bovendien niet in een tijd waarin ontwikkelingen elkaar in hoog tempo opvolgen. Vanzelfsprekend kan een uiteindelijke plan van de rechtspraak in een debat met uw Kamer worden besproken Vraag: Hoe kan het dat bij (potentiële) uitreizigers met een dubbele nationaliteit nog niet beide paspoorten zijn ingetrokken? Waarom doet de minister een toezegging op dit punt niet gestand? Is de minister in gesprek met landen die kunnen worden verzocht het 'andere' paspoort in te trekken? Antwoord: Landen van tweede nationaliteit kunnen verzocht worden het paspoort van die tweede nationaliteit in te trekken. Het betreft een verzoek, waarbij het aan het land is om hier al dan niet gehoor aan te geven. Bovendien kennen niet alle landen de mogelijkheid om paspoorten in te trekken. Ik heb aangegeven de mogelijkheden op dit gebied verder te onderzoeken en heb het voornemen op korte termijn in een flink aantal gevallen paspoortengegevens door te geven aan een tweede land. Vraag: Hoe beoordeelt de minister de gegeven casus bij de politie, waarbij gaten in onderzoeken vallen, omdat er met slechts negen personen aan 45 lopende zaken en 25 zaken op de plank, wordt gewerkt, zonder dat zij overuren mogen draaien of 24 uur inzetbaar zijn. Antwoord: Het betreft de dienst regionale recherche op eenheidsniveau in Oost, en daarbinnen het team speciale opsporingsmethoden. Ik zal de casus onder de aandacht brengen van de korpsleiding en het OM, zodat het OM in overleg met de politie kan vaststellen of een interventie nodig is. De bezettingsgraad op de recherche-eenheden op eenheidsniveau is een uitvloeisel van de personele reorganisatie. Het concept-personeelsplaatsingsplan is inmiddels vastgesteld. In de eerste week van december ontvangen de medewerkers bericht over hun voorgenomen plaatsing. Daarmee ontstaat meer helderheid over de kwalitatieve en kwantitatieve afwijkingen in de bezetting ten opzichte van de formatie uit het inrichtingsplan. Ook kan er daardoor selectief en gericht personeel worden geworven en kunnen weer vacatures worden opengesteld. Bij langdurige onderbezetting kan, vooruitlopend op fase 2 van de personele reorganisatie, zoveel mogelijk naar passende oplossingen worden gezocht, bijvoorbeeld in de zin van tijdelijke medewerkers. Vraag: Hoe, wanneer en met welk bedrag gaat de minister de politie versterken? Welk deel van de 138 miljoen gaat naar daadwerkelijke versterking van de politie? Kan de minister het bedrag van 138 miljoen uitsplitsen? Antwoord: De in de begrotingsbrief van afgelopen vrijdag genoemde bedragen in de gereserveerde post komen ten gunste van de Nationale Politie en de rechtsbijstand. De timing en verdeling daarvan is afhankelijk van de uitkomsten van onderzoek, de onderhandelingen inzake de CAO en de besluitvorming omtrent de uitkomsten van de commissie Wolfsen, waaronder de mogelijke extra financiële gevolgen van rechtsbijstand in het kader van ZSM en de invoering van het recht van verdachten op een raadsman bij politieverhoor. Het op te starten onderzoek naar verbetering kwaliteit opsporing wordt in het voorjaar 2016 verwacht. De snelheid inzake de CAO onderhandelingen is afhankelijk van beide partijen. Het rapport van de commissie Wolfsen wordt 30 november aanstaande aan mij aangeboden. In het voorjaar 2016 kom ik met een kabinetsreactie. In het voorjaar verwacht ik de uiteindelijke verdeling aan uw Kamer bekend te kunnen maken. Vraag: In het voorjaar is onderzoek van staatssecretaris Van Rijn naar adolescenten(zorg) gereed, maar in de tussentijd moeten opgelegde opnames doorgang vinden. Kan de minister bewerkstelligen dat opgelegde opnames van adolescenten doorgang vinden. Antwoord: Tijdens het Algemeen Overleg over de Justitiële Jeugdinrichtingen van 11 november jl. is ook het nieuwsbericht aan de orde gekomen dat jongeren wachten op behandeling. De Staatssecretaris heeft uiteengezet dat er geen sprake is van wachtlijsten bij de JJI’s; daar is voldoende capaciteit beschikbaar. Door de decentralisering van het stelsel is de gemeente verantwoordelijk geworden voor alle jeugdhulp die voortvloeit uit een strafrechtelijke beslissing binnen het jeugdstrafrecht, inclusief adolescenten die via het jeugdstrafrecht worden berecht. Die verantwoordelijkheid geldt ook voor de inzet van alle vormen van jeugdreclassering. Daarmee is het aan de gemeente om te bewerkstelligen dat opgelegde opnames doorgang kunnen vinden. Door de VNG en het Rijk is er in verschillende factsheets en andere communicatiemiddelen -bijvoorbeeld de werkateliers en de Voordejeugd-website - uitleg gegeven over de financieringsverplichting van gemeenten. Op initiatief van de minister hebben de VNG, het OM en Jeugdzorg Nederland inmiddels de afspraak gemaakt om een gedragslijn te ontwikkelen die er voor zorgt dat vertragingen in dit soort situaties zoveel mogelijk worden voorkomen. Vraag: Is de minister bereid alsnog doelstellingen te formuleren op het gebied van de ongewenste uitstroom van strafzaken? Antwoord: Uit onderzoek van het WODC naar de uitstroom van strafzaken blijkt dat 93,7% van de strafzaken binnen twee jaar - na instroom in de keten bij het OM - is uitgestroomd of in behandeling is in de executiefase. Ik ga er vanuit dat de verbetermaatregelen van het programma Versterking Prestaties Strafrechtketen (ZSM, Task Force OM-ZM, digitalisering) leiden tot een nog hoger percentage. Om volledig transparant te zijn en u inzicht te geven in de ontwikkeling van de prestaties van de keten zal ik de effecten van deze maatregelen meten door de zaken die in 2016 de keten instromen twee jaar lang te volgen. Verder heb ik reeds een doelstelling aangekondigd voor de doorlooptijden van zaken die aan de rechter worden voorgelegd, zoals verwoord in de laatste voortgangsbrief over VPS aan uw Kamer(14 september jl.). Ook ben ik in overleg met de ketenorganisaties om ketenprestatie-indicatoren vast te stellen, waarmee naast doorloopsnelheid ook de kwaliteit van de prestaties van de strafrechtketen beter inzichtelijk wordt gemaakt. Met deze indicatoren kunnen de prestaties van de strafrechtketen ook door de Tweede Kamer beter worden gemonitord. Ik zal u hierover in de eerstvolgende VPS-voortgangsbrief van december 2015 nader informeren. Vraag: Waarom wordt de motie Oskam/ van der Staaij over opbrengsten van schikkingen nu wel uitgevoerd? Hoe gaat de structurele financiëring plaatsvinden? Antwoord: De motie Oskam/ van der Staaij (33750 VI 60) verzocht de regering te onderzoeken in hoeverre het als een positieve prikkel voor de fraudeopsporing werkt als opsporingsinstanties de meeropbrengsten van fraudebestrijding mogen aanwenden voor hun aanpak. Hieromtrent was -en is- mijn standpunt dat een dergelijke directe relatie tussen het afpakken van wederrechtelijk verkregen vermogen en de (financiering van) de activiteiten van opsporingsdiensten niet aan de orde kan zijn. In de brief aan uw Kamer van 20 november 2015 inzake de ontwerpbegroting 2016 wordt voorgesteld de aanpak van witwassen en corruptie te versterken door structureel een bedrag van 20 mln te investeren, waarbij de verwachting is dat dit leidt tot meeropbrengsten van 80 mln in 2020. Daarnaast wordt voorgesteld als verwachte opbrengst van grote schikkingen en transacties een bedrag van 100 mln te ramen. Dat acht ik verantwoord, omdat de ervaring van de recente jaren leert dat het OM en de opsporingsdiensten steeds meer en beter in staat zijn om grote zaken van met name fraude, witwassen en omkoping succesvol op te sporen en substantiële bedragen aan crimineel vermogen af te pakken. Daar gaat een duidelijk signaal van uit naar diegenen die de regels aan hun laars lappen om financieel gewin: “U komt er niet mee weg”. Deze ontwikkeling juich ik toe. De aanpak wordt effectiever, juist ook in dit soort grote zaken. Zoals in de brief van 20 november jl. is aangegeven zullen afwijkingen van de realisatie van de 100 mln niet ten laste of ten gunste van de begroting van mijn departement worden gebracht, maar binnen het rijksbrede uitgavenkader worden opgevangen. Dit voorkomt perverse prikkels vanuit begrotingsoptiek. Vraag: Zou, met het oog op nieuwe trajecten als digitalisering en het project 2020, niet het dubbele moet worden geïnvesteerd in het OM? Antwoord: Uit de validatie van een onafhankelijk deskundige blijkt dat het OM op koers ligt om de efficiencytaakstelling zonder extra middelen te realiseren. Dit geldt ook voor de besparingsreeks die de implementatie van OM2020 oplevert. Omdat het kabinet hecht aan een toekomstgericht OM dat – naast het behalen van benodigde efficiencybesparingen – de ruimte heeft om te investeren in ICT om de huidige werkprocessen en het kwaliteits- en serviceniveau een stevige impuls te geven, stelt het kabinet vanaf 2016 structureel 15 mln. beschikbaar aan het OM. Vraag: Gaat de minister gehoor geven aan het voorstel van burgemeester Noordanus om drie miljoen euro te gebruiken voor pilots om de maatschappelijke opbrengst van afpakken te bevorderen? Antwoord: De € 3 mln. is bestemd voor de intensivering van de aanpak van ondermijning, in het bijzonder in Zuid-Nederland. Deze extra investering dient ertoe het OM in staat te stellen € 10 miljoen aan extra strafrechtelijke afpakopbrengsten te genereren. Als het OM het wenselijk acht om bij deze aanpak andere partijen te betrekken of pilots in te richten die zijn gericht op een integrale aanpak, dan juich ik dat toe. In dit verband zijn ook de uitkomsten van belang van de werkgroep die, onder leiding van het ministerie van Financiën, samen met mijn departement, het OM, de Politie en de Regioburgemeesters een businesscase uitwerkt waarin wordt bekeken of een verdere intensivering van het integraal afpakken kan worden bekostigd uit de daaruit te verwachten incassoresultaten. Vraag: Is de minister bereid in gesprek te gaan met de detailhandel over de continuïteit van het Keurmerk Veilig Ondernemen nu de subsidie is gekort? Antwoord: Het Keurmerk Veilig Ondernemen is een regeling die bedoeld is om ondernemers te stimuleren tot veiligheidsmaatregelen. Deze regeling is naar zijn aard tijdelijk en dat is ook de reden dat ik voor de volgende zorgvuldige afbouw heb gekozen: 2015: 1.498.000,- 2016: 1.123.000,- 2017: 748.000,- 2018: 374.000,- 2019 en verder: 0,- Bij de afbouw is rekening gehouden met de omstandigheid dat de met KVO belaste organisatie haar omvang kan aanpassen. Ik ben van mening dat ondernemers ook een eigen verantwoordelijkheid hebben en nog meer gebruik kunnen maken van elkaars inzichten, netwerken en mogelijkheden. Uiteraard zal ik het gesprek hierover voortzetten. Vraag: Politieagenten hebben veel verlofuren opgebouwd door de extra inzet tijdens de nucleaire top. Hoe kijkt de minister hiernaar en hoe wil hij dit oplossen? Zijn extra middelen beschikbaar om deze uren uit te betalen? Antwoord: Tijdens de nucleaire top is geen extra verlof opgebouwd. Wel zijn er veel overuren gemaakt. Deze overuren zijn in 2014 verrekend met betrokkenen. Afwikkeling heeft plaatsgehad via verroostering of – indien dit niet binnen drie maanden zijn beslag had - via afkoop in de maand augustus. Vraag: Politievrijwilligers kunnen asielzoekercentra beveiligen en met de inzet van deze vrijwilligers kan de druk op de politiecapaciteit verlaagd worden. Gaat de minister in op het aanbod om werkzoekende politievrijwilligers in te zetten bij opvangcentra? Het hebben van een uitkering maakt dat deze vrijwilligers niet ingezet kunnen worden. Wat gaat de minister hieraan doen? Antwoord: Het Landelijk Overleg Politievrijwilligers (LOPV) heeft in oktober een oproep gedaan om vrijwilligers in te zetten bij de asielinstroom en –opvang. Ik ben hier vervolgens over in gesprek gegaan met de voorzitter van het Landelijk Overleg Politievrijwilligers (LOPV) en met de korpsleiding. De korpsleiding heeft aangegeven het eveneens een sympathiek idee te vinden en dat het aan de eenheden is de behoefte te inventariseren, vrijwilligers op te roepen en het verder te organiseren. De inzet van vrijwilligers is maatwerk en afhankelijk van de behoefte in de eenheden, de opleiding van de vrijwilligers en de afspraken met werkgevers of uitkeringsinstanties. Als er sprake is van een langdurige inzet van vrijwilligers dan moeten afspraken met de werkgever van de vrijwilligers worden gemaakt. Over de mogelijkheden voor inzet van uitkeringsgerechtigde politievrijwilligers zal ik overleg voeren met mijn collega van SZW om te bezien of knelpunten kunnen worden weggenomen. Vraag: Vindt de minister ook dat het noodzakelijk is dat de uitvoerbaarheid van straffen wordt verbeterd? Hoe gaat hij dat doen bij het OM en straks zijn eigen ministerie als eindverantwoordelijke voor de executie van straffen? Is de minister bereid om de wettelijke verjaringstermijn van de uitvoerbaarheid van straffen te verlengen? Antwoord: De verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging is een derde langer dan de verjaring van het recht tot strafvordering. De verjaringstermijnen voor de strafvordering zijn op 1 april 2013 verlengd voor ernstige misdrijven. Daarmee zijn ook de termijnen voor de tenuitvoerlegging voor die misdrijven verlengd. Dat neemt niet weg dat ik de noodzaak zie om de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen te verbeteren en te versnellen. Voor de nodige verbeteringen is in 2012 het programma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB) gestart, net als de voorbereiding van het wetsvoorstel tot herziene tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen. Het wetsvoorstel is eind november 2014 ingediend bij de Tweede Kamer en zal naar verwachting op korte termijn met uw Kamer worden besproken. De minister wordt hiermee wettelijk belast met en voert de regie over de uitvoering van alle strafrechtelijke beslissingen. Parallel aan de parlementaire behandeling wordt reeds langere tijd gewerkt aan verbetering van de tenuitvoerlegging van deze beslissingen. Wezenlijk daarbij is de inrichting begin 2014 van het Administratie- en Informatie Centrum voor de Executieketen (AICE) dat gefaseerd strafrechtelijke beslissingen zal routeren. Daarmee ontstaat meer zicht en grip in de keten op deze beslissingen. Dit leidt naar verwachting tot een snellere start van de tenuitvoerlegging, tot minder administratieve uitval in de keten en tot een betere informatievoorziening naar partners binnen en buiten de strafrechtsketen. Ook zal door het centraliseren van de administratieve taken bij het AICE het bewaken en naleven van wettelijke termijnen en andere voorschriften worden vereenvoudigd. Vraag: Kan de minister, in verband met de aanpak van mobiele bendes en het gebruik van camerabeelden van winkelbedrijven, toezeggen dat ook de Politie en OM aan tafel komen zitten, zodat zij capaciteit beschikbaar stellen om die beelden ook te gebruiken bij opsporing? Antwoord: Bij brief van 24 november 2015 heb ik mijn reactie gegeven op de motie van de leden Oskam (CDA) en Tellegen (VVD) (Kamerstuk 29 911, nr. 110) over het wegnemen van belemmeringen om rondtrekkende roversbendes aan te pakken. Het protocol van Detailhandel Nederland voor gegevensuitwisseling bij het voorkomen van criminaliteit van mobiele dadergroepen is recent door het College Bescherming Persoonsgegevens goedgekeurd. Er wordt nog bezien hoe en wanneer invulling wordt gegeven aan het protocol van Detailhandel Nederland. Politie en OM worden bij de uitwerking en opvolging betrokken. Vraag: Welke maatregelen neemt de minister om te zorgen dat niet alleen de kwantitatieve norm van wijkagenten op orde is, maar dat ook de kwaliteit op orde is en dat het takenpakket goed is. Antwoord: Minstens zo belangrijk als de realisatie van de norm van 1:5000 wijkagenten op zowel landelijk- als eenheidsniveau, is de kwaliteit van de basispolitiezorg. De gebiedsgebonden politiezorg en de wijkgerichte benadering zijn één van de grote verworvenheden van de Nederlandse politie. Een goede verbinding met de samenleving is noodzakelijk om de openbare orde te handhaven en de misdaad effectief te bestrijden. Gebiedsgebonden werken wordt uitgevoerd door het hele team en de wijkagent is daarin de spil. De wijkagent weet wat er in de wijk gedaan moet worden en geeft daar samen met collega's van het basisteam vorm aan. Waar nodig met ondersteuning van andere specialisten. Ik heb uw Kamer daarover laatstelijk in mijn brief van 23 november jl. (de positie van de wijkagent) geinformeerd. Gezien het gegeven dat grote internationale fenomenen zoals jihadisme en de vluchtelingenproblematiek in de wijk neerslaan, wordt de wijkagent continue bijgeschoold via generieke opleidingen. Aanvullend is binnen de eenheden vanzelfsprekend ruimte voor lokaal maatwerk. De wijkagent is een politiemedewerker die gegeven de lokale situatie vraagstukken als verwarde personen, radicalisering, drugscriminaliteit en overlast, maar ook veelvoorkomende criminaliteit signaleert en oppakt. Zo moeten – als voorbeeld - nieuwe politiemedewerkers in het Centrumgebied van Den Haag een (11-daagse) inwerkstage doorlopen. Hierbij maken zij kennis met belangrijke partners zoals basisscholen, zorgteams, burgerinitiatieven, en de moslimgemeenschap. Vraag: Voortvloeiend uit een financieel tekort bij DJI moeten de gevangenisdirecteuren een extra tekort van 60 mln. dichten. Dit is zorgelijk vanwege zowel de weerbaarheid van medewerkers als de resocialisatierisico’s van gedetineerden. Hoe kijkt de staatssecretaris hiernaar? Hoe moet dit gat worden gedicht? Antwoord: De zogeheten Breukelenmaatregelen zijn in 2013 in nauwe samenwerking met de directeuren van de penitentiaire inrichtingen in 2013 opgesteld. Zij bestaan met name uit efficiencymaatregelen, zoals het afschaffen van de aankoop van nieuwe boeken en media in de bibliotheek, het terugdringen van de kosten van overwerk en onregelmatige diensten, reductie van het aantal sporturen voor het personeel, het efficiënter inroosteren van personeel en de (gedeeltelijke) afbouw van de subsidie voor het Gevangenismuseum. De veiligheid van zowel het personeel als van gedetineerden staat binnen het gevangeniswezen voorop. In de afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in training op het gebied van motiverende bejegening. Het DJI-personeel blijft weerbaarheidstrainingen volgen en fysieke vaardigheidstoetsen afleggen. Vraag: De minister zegt dat de Nationale Politie 4% van de vacatures voor wijkagent reserveert voor herplaatsingskandidaten. Hoe verhoudt deze uitspraak zich met de norm dat er 1 wijkagent moet zijn op 5000 inwoners en dat het aantal wijkagenten zaak is van het lokaal gezag? Antwoord: Over het voldoen aan de wettelijke norm van het aantal wijkagenten heb ik met uw Kamer frequent gesproken en laatstelijk uw Kamer op 23 november per brief geinformeerd. Overeenkomstig artikel 38a Politiewet 2012 dient er ten minste één wijkagent op 5000 inwoners werkzaam te zijn, zowel landelijk als op eenheidsniveau. Mijn verantwoordelijkheid strekt zich ook daartoe uit. Per 1 juli 2015 waren in totaal 3.226 wijkagenten werkzaam waarmee 96% van de formatie voor wijkagenten is bezet. Gegeven de afspraken met de medezeggenschap en de vakbonden is een bezetting van 100% thans nog niet mogelijk. Immers, ook herplaatsingskandidaten moeten wijkagent kunnen worden. Laatstelijk in de debatten met uw Kamer van 10 september (herijking realisatie nationale politie) en 19 november jl. (naar aanleiding van de aanslagen te Parijs) heb ik gemarkeerd dat de verdeling van wijkagenten binnen de eenheden wordt overgelaten aan het lokaal gezag; burgemeesters binnen de eenheid bepalen gezamenlijk de verdeling van wijkagenten over de gemeenten. Dat kan betekenen dat de norm op gemeentelijk niveau afwijkt. Dat is dan een keuze waarover het lokaal gezag bij de gemeenteraad verantwoording moet afleggen. Vraag: Ten aanzien van het verdwijnen van de geschillencommissies in het bedrijfsleven: Gaat dit geen kwalijke gevolgen hebben? Is er overleg geweest met het bedrijfsleven? Heeft de minister de effecten van de afschaffing onderzocht en zo niet: is hij bereid dat eerst te doen voordat hij deze subsidies intrekt? Antwoord: De tekorten op de begroting noodzaken tot het maken van pijnlijke keuzes. Het afbouwen van de subsidie aan een private organisatie als de SGC ligt meer voor de hand dan bezuinigen op publieke voorzieningen die de veiligheid en rechtsbescherming moeten waarborgen. Gezien het belang van de SGC voor het bedrijfsleven zelf heb ik er alle vertrouwen in dat het bedrijfsleven het voortbestaan van de SGC niet in gevaar zal laten komen. Het bestaan van de geschillencommissies geeft immers een concurrentievoordeel en een snelle geschillenafdoening. Bovendien zal de subsidie niet direct worden afgebouwd. Door een langzame afbouw gedurende een aantal jaren zullen de SGC en brancheorganisaties gezamenlijk in staat worden gesteld om de gevolgen geleidelijk op te vangen. Uiteraard zal ik de ontwikkelingen op de voet volgen. Gezien de eisen die ik stel aan de geschillencommissies en die een eerlijk en deskundig proces waarborgen, acht ik het geen probleem dat private geschiloplossing ook door private partijen wordt bekostigd. Ik heb van het VNO-NCW en MKB een brief ontvangen over de afbouw van de subsidie aan de SGC. Vanzelfsprekend ben ik bereid om met hen te spreken. Ik zal een amendement een amendement van uw Kamer wat betreft de afbouw van de subsidie van de SGC voor 2016 positief tegemoet treden, waarbij ik uw Kamer verzoek de dekking aan te geven. Vraag: Deelt de minister de mening dat nu al in Nederland intensievere opsporing kan plaatsvinden naar aanbod van wapens op Nederlandse internetsites? Welke rol speelt de nieuwe vuurwapenofficier hierin, die op voorstel van het CDA is gekomen? Antwoord: Nu al wordt zowel nationaal als internationaal door politie en Openbaar Ministerie de illegale handel in vuurwapens op het internet aangepakt. In 2014 is het project Kaliber, waarvan het hoofddoel is het tegengaan van illegale handel in vuurwapens op internet, als werkproces bij de Nationale Politie geïmplementeerd. Illegale wapens worden veelal via sites uit het buitenland aangeboden en verhandeld. Op anonieme, illegale marktplaatsen op het internet worden illegale goederen aangeboden, waaronder ook wapens. Politie- en justitievertegenwoordigers uit 25 EU-landen, de Verenigde Staten, Australië en Noorwegen, Eurojust en Europol hebben afgelopen maandag en dinsdag in Noordwijk de handen ineen geslagen om anonieme, illegale marktplaatsen op het internet aan te pakken. De functie van landelijk vuurwapenofficier bestaat sinds kort. Deze fungeert als coördinator van de aanpak van vuurwapenhandel binnen het OM en als centraal aanspreekpunt. De rol van de vuurwapenofficier is samen met politie, de NCTV en derde landen de aanpak van vuurwapenhandel te intensiveren. Daarbij gaat het niet alleen om handel via internet, maar ook om handel via wegtransport en pakketpost en de verhandeling van wapens uit de voormalige Oostbloklanden. Vraag: Welk bedrag is nodig voor vernieuwing in de organisatie in de rechtspraak? Daarbij kan gedacht worden aan het Programma professionele standaarden, welk bedrag is hiervoor nodig? En hoe gaat het bedrag worden ingevuld dat in de Kamerbrief met begrotingsaanpassingen van afgelopen vrijdag stond? Antwoord: Met het bedrag van € 20 mln. in 2016 en € 25 mln. dat structureel vanaf 2017 aan de Raad voor de rechtspraak wordt toegekend wordt de Raad in staat geacht om KEI te financieren en zal, indachtig de motie Slob/Samson, het gesprek over de invulling van de zaakspakketten worden voortgezet. Hoe de besteding van het bedrag verder wordt ingevuld, en hoeveel geld wordt besteed aan de professionele standaarden, is aan de Rechtspraak zelf. De claim voor professionele standaarden in het Meerjarenplan Rechtspraak is onvoldoende onderbouwd. Dit wordt ook geconstateerd in de externe validatie die samen met de begrotingsbrief aan uw Kamer is toegezonden. In dit kader zou gedacht kunnen worden aan een pilot – de externe validatie suggereerde dit al - om de toegevoegde waarde en de opbrengsten van de professionele standaarden te beoordelen en na evaluatie hiervoor evidence-based beleid te formuleren. Ik laat het initiatief daartoe aan de Rechtspraak, maar zal het gesprek met hen aangaan. Vraag: In de brief van 24 november jl. over het KEI-project staat dat dit project waarschijnlijk weer duurder gaat uitvallen. Om wat voor bedrag gaat dit en hoe worden nieuwe tegenvallers voorkomen? Antwoord: Ik heb uw Kamer afgelopen maandag een brief gestuurd over de voortgang van het programma KEI en de bijsturing die daarin waarschijnlijk nodig is. De ambitie van de Raad voor de Rechtspraak is om binnen de kaders van tijd en geld bij te sturen. Ik heb toegezegd uw Kamer te informeren als meer duidelijk is over de wijze waarop de Raad bij zal sturen in het programma. De Raad voert regelmatig reviews op het programma uit, zodat tijdig duidelijk wordt wanneer bijsturing nodig is. De Raad heeft de Boston Consulting Group opdracht gegeven voor een review op de huidige stand van zaken. De uitkomst daarvan wordt vóór het kerstreces verwacht. Vraag: Is de verlening van legale wapenvergunningen in Nederland (ook met meerdere partijen die vergunningen gaan verlenen) ook in de toekomst met voldoende waarborgen omkleed? Antwoord: Ja, die is met voldoende waarborgen omkleed. Op 26 oktober jl. stuurde ik uw Kamer een brief in reactie op twee VKC-verzoeken over dit onderwerp. Ik heb daarin toegelicht dat naast de KNSA, de KNTS door mij is aangewezen als organisatie die gilden of schutterijen mag certificeren. Het certificeringsproces van beide organisaties gebeurt op dezelfde wijze en acht ik voldoende om te kunnen waarborgen dat verlofhouders hun sport in een veilige omgeving kunnen beoefenen en dat daar ook voldoende toezicht wordt uitgeoefend. Zo moet er bij het certificeren van een organisatie een duidelijk belang zijn om deze aan te wijzen, moet de competentie van de organisatie in orde zijn en moet er voldoende draagvlak zijn. Op die manier wordt bijgedragen aan veilig legaal wapenbezit. Vraag: Kan Nederland al met EU-lidstaten in contact treden om te komen tot (informele) uitwisseling tussen de politiediensten van databestanden en verleende wapenvergunningen? Antwoord: Er wordt op basis van verschillende verdragen opsporingsinformatie uitgewisseld tussen Europese opsporingsdiensten. Op dit moment bestaat er geen Europese regeling voor het op (informele) basis uitwisselen van databestanden over verleende wapenvergunningen. Het probleem met vuurwapens zit ook niet in legale vuurwapens en de daarvoor verleende vergunningen maar in de illegale vuurwapens. De samenwerking op dit gebied is een van de prioriteiten in Europa. Vragen van het lid Keijzer, M.C.G. (CDA) Vraag: Is 58.000 een realistische inschatting voor de instroom van asielzoekers? moet het niet omhoog worden bijgesteld naar een instroom van 90.000 asielzoekers. De regering heeft het aantal asielzoekers voor 2016 inmiddels bijgesteld naar 58.000, zo bleek uit de brief van afgelopen vrijdag. Maar is dat reëel? Voor 2015 werd aanvankelijk gerekend met 36.000 vluchtelingen. Dat loopt nu ook uit op 58.000. Voor 2016 en 2017 verwacht de Europese Commissie er echter 3 miljoen. Analoog daaraan spreek je voor Nederland over zo'n 90.000 mensen die zich volgend jaar kunnen gaan melden. Wat vindt de regering van deze analyse? Antwoord: Ja, het is op dit moment een realistische raming. Als ik kijk naar de ontwikkelingen in het Midden-Oosten, dan zie ik daar ontwikkelingen die op zichzelf gezien zouden kunnen leiden tot een groei in het aantal asielzoekers dat naar Europa komt. Vrede in Syrië en Irak lijken nog ver weg, en we zien het aantal asielzoekers uit Afghanistan groeien. Daar tegen over staan ontwikkelingen binnen de EU. Binnen Europa wordt een heel aantal maatregelen voorbereid en geïmplementeerd, die de asielinstroom naar Nederland zou kunnen beperken. Ik denk onder meer aan het inrichten van ‘hot spots’ in Italië en Griekenland en ‘processing centers’ in andere lidstaten, en aan de beoogde afspraken met Turkije. Deze initiatieven zullen tijdens het Nederlands voorzitterschap verder gebracht worden. Bij mijn raming heb ik rekening gehouden met deze twee tegengestelde tendensen. Daarom kom ik met de gegevens die ik nu tot mijn beschikking heb, uit op een raming van 58.000. Die raming is overigens wel met grote onzekerheden omgeven, omdat sprake is van zeer veel op elkaar inwerkende factoren. Daarom monitor ik de instroom van asielzoekers nauwgezet, en bekijk ik samen met mijn collega’s in het kabinet, bij de totstandkoming van de Voorjaarsnota of een nieuwe raming nodig is. Vraag: Hoe staat het met de uitbreiding van de veilige landen lijst? Antwoord: In mijn brief van 3 november heb ik aangegeven dat de lijst met veilige landen niet statisch is. In dat licht is in genoemde brief aangekondigd dat ik de komende tijd zal bezien of er aanleiding bestaat om andere landen aan de lijst toe te voegen. Daar zal eerst nog een beoordeling voor moeten plaatsvinden. Die zal mede plaatsvinden op grond van een inventarisatie van bestaande lijsten van veilige landen in andere EU lidstaten, die zoals reeds toegezegd tijdens het AO van 12 november nog voor het einde van het jaar uw Kamer toegezonden zal worden. Vraag: Wil de staatssecretaris serieus werk maken van het aankaarten van een aanpassing van het Vluchtelingenverdrag, ook in het licht van het EU-voorzitterschap en hiermee ook in de toekomst vluchtelingen uit oorlogsgebieden een veilige plek bieden? Antwoord: Het Vluchtelingenverdrag dateert misschien uit een andere tijd. Maar dat wil niet zeggen dat aanpassing nodig is of per definitie winst oplevert. De essentie van het Vluchtelingenverdrag is het beginsel van non-refoulement. De aanpak van de Europese vluchtelingenproblematiek die het kabinet uiteen zet in de Kamerbrief van 8 september en uitdraagt in de EU is uitdrukkelijk in lijn met het Vluchtelingenverdrag. Wanneer asielzoekers uit oorlogsgebieden buiten bereik van het Vluchtelingenverdrag vallen, komen zij in aanmerking voor subsidiaire bescherming op grond van mensenrechtenverdragen zoals het EVRM. Zoals aangegeven door de premier tijdens het plenaire debat van 5 november heeft verkenning van de voor- en nadelen van inzet op aanpassing van het Verdrag momenteel niet de hoogste prioriteit. Het kabinet zoekt samen met andere landen naar praktische oplossingen die snel effect hebben. Mocht blijken dat bepaalde oplossingen niet doorgevoerd kunnen worden zonder Verdragswijziging dan kan inzet daartoe overwogen worden, maar het is geen doel op zich. Vraag: Wil de staatssecretaris ten aanzien van het aantal vluchtelingen (raming) de nota van wijziging op de begroting en de doorrekening van de financiële effecten voor zijn eerste termijn naar de Kamer sturen? Antwoord: Bij najaarsnota zal het kabinet, zoals gevraagd in de motie Slob, een meerjarig overzicht geven over de extra kosten die voortkomen uit de hogere asielinstroom. Daarnaast zal, conform de bestaande systematiek, het kabinet bij voorjaarsnota bezien of er aanvullende middelen noodzakelijk zijn op basis van de dan geldende ramingen. Met de brief van afgelopen vrijdag heeft het kabinet besloten om voor IND en Nidos extra aanvullende middelen vrij te maken, om uitvoeringsproblemen te voorkomen. Vraag: Spreekt de staatssecretaris de harmonisatie van de ontheemdenstatus, op basis van de EU-richtlijn 2001/55/EG, aan? Moet deze status niet worden besproken tussen landen van de EU met de hoogste instroom? Antwoord: Richtlijn 2001/55 biedt een grondslag voor een procedure met een uitzonderlijk karakter die, in geval van een massale toestroom van ontheemden, aan deze mensen onmiddellijke en tijdelijke bescherming tegen uitzetting biedt. Daarbij biedt Richtlijn 2001/55 tevens de mogelijkheid om het behandelen van de asielaanvraag uit te stellen. In die tijd moet er echter wel opvang gegeven worden. Deze procedure kan slechts in werking worden gesteld indien de Commissie een voorstel indient en de Raad met een gekwalificeerde meerderheid besluit. Wanneer de procedure in werking wordt gesteld, zal dit gelden voor alle lidstaten die gebonden zijn aan de Richtlijn. Een lidstaat kan de Commissie verzoeken een voorstel aan de Raad te doen. Vooralsnog is nimmer gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Deze Richtlijn ziet dus op een acute noodsituatie waarin besluitvormingsprocedures tijdelijk moeten kunnen worden opgeschort, en waarin wordt verwacht dat de noodsituatie niet lang duurt. Deze ziet dus in feite op de fase voor de behandeling van de asielaanvraag. Inwerkingstelling van de procedure die in de Richtlijn wordt genoemd levert feitelijk niet meer op dan oprekking van de maximum beslistermijn tot drie jaar. Gezien de grote aantallen van dit moment betekent dat echter niet dat de IND in die tijd een pas op de plaats kan maken en de aanvragen gedurende die drie jaar kan opstapelen. Wat de ontheemdenstatus betreft is reeds eerder aangegeven dat het huidige asielstelsel al uitgaat van de tijdelijke aard van bescherming, en van intrekking van een asielvergunning - gevolgd door terugkeer - wannneer de situatie in het land van oorsprong weer veilig is. Gelet op deze bezwaren zie ik geen aanleiding om het initiatief te nemen om de commissie uit te nodigen een voorstel bij de Raad in te dienen. Vragen van het lid Recourt, J. (PvdA) Vraag: Is de snelle registratie van vluchtelingen nu op orde? Dit is nodig om de goeden van de kwaden te kunnen scheiden. Antwoord: In de kabinetsbrief van 17 november naar aanleiding van de aanslagen in Parijs heeft de Minister-President u hierover ingelicht. De Nationale politie heeft de achterstanden die op dit punt bestonden, weggewerkt. Tevens heeft de politie een plan opgeleverd voor de snelle identificatie en registratie van asielzoekers. Dit plan is onmiddellijk in werking getreden. Op EU-niveau wordt ingezet op een betere registratie en identificatie van asielzoekers – met name middels de inrichting van hotspots in Italië en Griekenland, en nog nader in te vullen ‘processing centres’ in andere Lidstaten aan de buitengrens met een hoge instroom. Deze initiatieven zijn gestart en zullen tijdens het aanstaande Nederlandse EU Voorzitterschap verder gebracht worden. Daarbij is aandacht voor de signalering van risicovolle personen, die naar aanleiding van de gebeurtenissen in Parijs verder is versterkt. Tijdens de buitengewone JBZ Raad van 20 november jl. hebben Ministers afgesproken om illegale migranten en asielzoekers die het Schengen gebied binnen komen systematisch te registeren, inclusief afname van vingerafdrukken, en systematische checks in databases (SISII, VIS, Interpol, nationale politie). Daarbij zullen de hotspots worden voorzien van de noodzakelijke technologie en ondersteuning door Frontex en Europol. Vraag: In het kader van zorgen over cyberaanvallen van terrorisme is de vraag hoe het zit met de veiligheid van sluizen, van de verkeerstoren op Schiphol of ons betalingsverkeer. Werken de slimste jongens en meisjes op het terrein van cyber voor onze diensten? Antwoord: Onlangs heeft het Nationaal Cyber Security Centrum weer het jaarlijkse dreigingsbeeld, het Cyber Security Beeld Nederland 2015, gepubliceerd. Hierin wordt aangegeven dat hoewel de potentie op digitaal gebied van terroristische actoren groeit, ze vanwege de beperkte technische capaciteiten nog geen grote dreiging vormen. Desalniettemin zijn er zeker uiteenlopende en relevante dreigingen in het digitale domein die om een antwoord vragen. Daarom zet het ministerie van VenJ in op een algehele verhoging van de digitale weerbaarheid. De acties in dit kader worden uitgevoerd via de tweede Nationale Cybersecurity Strategie. Op 14 oktober jongstleden is de Tweede Kamer per brief uitvoerig geïnformeerd over de voortgang en de nu en in de komende periode noodzakelijke acties. Doorlopend wordt in Nederland door de verantwoordelijke autoriteiten gewerkt aan het voorkomen van uitval van onze vitale infrastructuur. Ook uitval door storing in ICT-systemen, met welke oorzaak dan ook, is een onderdeel van deze aanpak. Met de rijksbrede aanpak ter bescherming van de vitale infrastructuur, is en wordt periodiek getoetst of de getroffen maatregelen om uitval te voorkomen nog altijd robuust genoeg zijn. Deze toetsing omvat ook de cybercomponent. De Kamer is hier medio 2015 over geïnformeerd door middel van de Voortgangsbrief Nationale Veiligheid. Daarnaast vroeg de heer Recourt ook nog of de slimste jongetjes en meisjes op dit gebied werken voor onze diensten. Ik kan u aangeven dat het onder het ministerie van VenJ vallende Nationaal Cyber Security Centrum en het team High Tech Crime van de Nationale Politie volledig op sterkte zijn en dat daar zeker de benodigde kennis over cybersecurity in huis is. Vraag: Zijn macht en tegenmacht nog wel voldoende geborgd bij het ministerie van Veiligheid en Justitie? Is dit ministerie nog te behappen? Antwoord: VenJ is een groot departement, maar niet te groot. Wat het beheer van de politie betreft, heeft het evidente voordelen om die te beleggen bij het ministerie dat verantwoordelijk is voor de strafrechtketen. Ik heb geen behoefte om terug te keren naar de tijd van de “stammenstrijd” tussen twee departementen, waarover de heer Van Oosten tijdens het debat ook al even sprak. Het onderbrengen van de veiligheidstaken zorgt voor een betere samenwerking in de strafrechtketen. Ik verwijs naar hetgeen de minister-president hierover heeft gezegd in zijn reactie op de motie-De Graaf bij de APB in de Eerste Kamer vorige maand. “Checks and balances” en evenwicht van machten worden gegarandeerd door verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de staatsmachten. Of op een bepaald beleidsterrein verantwoordelijkheid al dan niet met een collega-minister wordt gedeeld, is niet van invloed op de aard en de omvang van de ministeriële verantwoordelijkheid en ook niet op de scheiding der machten. Dat er geen goede afweging van belangen meer zou plaatsvinden, miskent de aard van de collegiale besluitvorming in de ministerraad en gaat ook voorbij aan de democratische verantwoordingsplicht die ik heb jegens het parlement. Wat betreft mogelijke veranderingen in de departementale indeling herhaal ik wat zowel mijn ambtgenoot van BZK als ik eerder deze maand in antwoord op Kamervragen van de zijde van de SP-fractie al aangaven: -Of door een volgend kabinet andere keuzes worden gemaakt is nu niet aan de orde. -Een discussie hierover kan plaatsvinden in het kader van een volgende kabinetsformatie. -Het kabinet ziet geen aanleiding hierop vooruit te lopen. Vraag: Hoe zit het met de voortgang van de automatiseringsagenda, KEI? Antwoord: Over het programma KEI breng ik conform de toezegging aan uw Kamer halfjaarlijks een voortgangsrapportage uit. De laatste rapportage heb ik op 16 oktober jl. naar uw Kamer gezonden. Afgelopen maandag heb ik uw Kamer geïnformeerd over een ontwikkeling in de uitvoering van het programma die, om binnen kaders van tijd en geld te blijven, de Raad tot een bijsturing noopt. Zodra daarover meer duidelijk is zal ik uw Kamer hierover informeren. De aanpak van de rechtspraak is en blijft erop gericht om medio 2016 daadwerkelijk in de eerste civiele zaken digitaal te kunnen procederen. Vraag: Hoe staat het met de beschikbaarheid en bekostiging van de langdurige opvang van vluchtelingen? Is daar voldoende geld voor? De staatssecretaris verwacht volgend jaar 58.000 vluchtelingen. Hoe wil hij dit regelen en hoe gaat hij dat laten zien? Antwoord: Met de brief van afgelopen vrijdag heeft het kabinet besloten om voor IND en Nidos extra aanvullende middelen vrij te maken, om uitvoeringsproblemen te voorkomen. Bij najaarsnota zal het kabinet, zoals gevraagd in de motie Slob, een meerjarig overzicht geven over de extra kosten die voortkomen uit de hogere asielinstroom, ook voor de opvang. Daarnaast zal, conform de bestaande systematiek, het kabinet bij voorjaarsnota bezien of er aanvullende middelen noodzakelijk zijn op basis van de dan geldende ramingen. Vraag: Hoe zit het met de voortgang van de Wet computer criminaliteit III? Wanneer komt deze wet? Antwoord: Het wetsvoorstel zal naar verwachting begin december aan Uw Kamer worden gezonden. Ik deel de opvatting van de heer Recourt dat dit een belangrijk wetsvoorstel is en reken op voorspoedige behandeling in uw Kamer. Vraag: Hoe zit het met het het PvdA-voorstel uit 2011 om tot een openbaar aandeelhoudersregister te komen? Antwoord: Uw Kamer is bij brief van 7 juli jl. geïnformeerd dat na een grondige inventarisatie een scherper beeld is ontstaan van de omvang en de complexiteit, die gemoeid is met het realiseren van het Centraal Aandeelhoudersregister (CAHR). De besluitvorming over de totstandkoming van het CAHR heeft nog niet plaatsgevonden in verband met een toets van het technisch ontwerp op de meerwaarde voor gebruikers en op de uitvoerbaarheid en financierbaarheid. Het is nodig om de samenhang met een register voor uiteindelijk belanghebbenden te bepalen. Dit onderzoek is gaande en ik verwacht uw Kamer voor het einde van dit jaar nader te informeren. Vraag: Hoe gaan we de flexibiliteit regelen, waardoor rechtspraak echt naar de burgers komt en zaken die voor een stad of voor een regio echt belangrijk zijn ook daar worden behandeld? En hoe zorgen we dat de ruimte voor kwaliteit van de rechtspraak, zoals benoemd in het rapport Cohen, er weer is? Mogen de rechters en parketten de komende jaren, nu het aantal zaken verder zal afnemen, weer op adem komen en uitvoering geven aan het rapport Cohen? Antwoord: Burgers kunnen in 32 zittingsplaatsen laagdrempelig terecht voor kantonzaken en andere veel voorkomende zaken die dicht bij hen staan. Dat geldt ook voor Eindhoven. Naast nabijheid van rechtspraak vraagt de samenleving ook gespecialiseerde rechtspraak in geval van ernstige en complexe zaken. Sinds de herziening van de gerechtelijke kaart heeft het openbaar ministerie de flexibiliteit om in bepaalde categorie zaken de afweging te maken om een complexe strafzaak in behandeling te stellen bij een van de vier gespecialiseerde rechtbanken in plaats van de rechtbank die volgens de normale regels van relatieve competentie bevoegd is. De door de heer Recourt aangehaalde Friese zaak is daar een voorbeeld van. De rechtspraak is al kort na het verschijnen van het rapport van de Visitatiecommissie Rechtspraak, de commissie Cohen, gestart met de uitvoering van de aanbevelingen. Deze aanbevelingen variëren per gerecht. Daarom hebben de gerechten deze aanbevelingen met concrete aandachtspunten zoals werkdruk afzonderlijk opgepakt. Deze inspanningen worden in de komende periode voortgezet. Vraag: Waarom wordt de bijdrage van de overheid aan de Geschillencommissie Consumentenzaken wegbezuinigd? Dit kan toch niet alleen worden overgelaten aan de markt? Antwoord: De tekorten op de begroting noodzaken tot het maken van pijnlijke keuzes. Het afbouwen van de subsidie aan een private organisatie als de SGC ligt meer voor de hand dan bezuinigen op publieke voorzieningen die de veiligheid en rechtsbescherming moeten waarborgen. Gezien het belang van de SGC voor het bedrijfsleven zelf heb ik er alle vertrouwen in dat het bedrijfsleven het voortbestaan van de SGC niet in gevaar zal laten komen. Het bestaan van de geschillencommissies geeft immers een concurrentievoordeel en een snelle geschillenafdoening. Bovendien zal de subsidie niet direct worden afgebouwd. Door een langzame afbouw gedurende een aantal jaren zullen de SGC en brancheorganisaties gezamenlijk in staat worden gesteld om de gevolgen geleidelijk op te vangen. Uiteraard zal ik de ontwikkelingen op de voet volgen. Gezien de eisen die ik stel aan de geschillencommissies en die een eerlijk en deskundig proces waarborgen, acht ik het geen probleem dat private geschiloplossing ook door private partijen wordt bekostigd. Ik heb van het VNO-NCW en MKB een brief ontvangen over de afbouw van de subsidie aan de SGC. Vanzelfsprekend ben ik bereid om met hen te spreken. Ik zal een amendement een amendement van uw Kamer wat betreft de afbouw van de subsidie van de SGC voor 2016 positief tegemoet treden, waarbij ik uw Kamer verzoek de dekking aan te geven. Vraag: Wil de minister de concrete ambitie uitpreken om het aantal vechtscheidingen in vijf jaar met 50% terug te dringen? Kan de minister zich hierbij laten uitdagen door deskundigen en bedrijven die niet direct in beeld zijn bij VenJ? Antwoord: In het dossier vechtscheidingen gaat het niet primair om de belangen van de (huwelijks)partners, maar om die van de kinderen die wij tot onze verantwoordelijkheid rekenen. De minister van VenJ zet zich daarom in voor een dalende trend in het aantal vechtscheidingen. Er zijn verschillende indicatoren waaraan de ontwikkeling valt af te lezen: het aantal echtscheidingen op tegenspraak, het aantal onderzoeken dat de Raad voor de Kinderbescherming uitvoert, het aantal voorlopige voorzieningen dat voor een scheiding is afgehandeld, etc. De meest recente cijfers lijken te duiden op een afname van het aantal vechtscheidingen. We houden deze cijfers nauwlettend in de gaten. Om de situatie van kinderen in een vechtscheiding te verbeteren voeren de staatssecretaris van VWS en de minister van VenJ een uitgebreid uitvoeringsplan uit, dat op 31 maart 2014 aan uw Kamer is gestuurd. Hierin wordt volop ruimte gegeven aan projecten die wij ondersteunen, bevorderen of initiëren, waaronder: Projecten in Noord Nederland en Rotterdam met een regierechter in echtscheidingsprocedures, die snel problematiek signaleert en maatregelen neemt; Een project in Breda waarin een gedragsdeskundige (in plaats van een advocaat) als bijzondere curator wordt benoemd; Vier lokale projecten die zich richten op een multidisciplinaire aanpak van vechtscheidingen, geselecteerd door ZonMw op basis van een projectuitvraag. Op 27 januari a.s. heeft uw Kamer een Algemeen Overleg ingepland over dit onderwerp, waarbij alle instrumenten op het gebied van ‘vechtscheidingen’ aan bod kunnen komen, evenals eventuele nieuwe en creatieve ideeën die de moeite waard zijn om nader te verkennen. Ik neem de "challenge" graag mee naar dit debat. We zien uit naar dit debat. Vraag: Er is grote onduidelijkheid over rechtsbescherming bij besluiten van de overheid, met name met betrekking tot sociale zorg die is gedecentraliseerd. Hoe kan de Algemene wet bestuursrecht worden aangepast zodat conflicten tussen burger en overheid kunnen worden voorkomen, eventuele conflicten aan de rechter kunnen worden voorgelegd en deze procedures eenvoudiger worden voor de burger? Antwoord: Ik stel voorop dat in de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning en in de nieuwe Jeugdwet de rechtsbescherming van de burger is gewaarborgd: na het zogeheten “keukentafelgesprek” kan men een aanvraag doen voor een voorziening. Wordt die aanvraag afgewezen, dan staat daartegen bezwaar en beroep open, gewoon volgens de normale regels van de Awb. Wat ik samen met de heer Recourt niet wil, is onnodige juridisering van geschillen. Daarom zetten we zwaar in op informele geschilbeslechting. Voor het sociaal domein is net onder leiding van regeringscommissaris Scheltema en onder de vlag van het Project “Prettig Contact met de Overheid” een handreiking over integrale geschilbeslechting ontwikkeld met praktische tips voor gemeenten. En verder noem ik natuurlijk het wetsvoorstel over mediation dat een dezer dagen in consultatie gaat. Verder onderzoeken mijn wetgevingsjuristen samen met de collega’s van BZK onder leiding van regeringscommissaris Scheltema of in het verlengde van de genoemde handreiking aanpassingen in de Awb nodig zijn om met name in het sociaal domein te komen tot een meer integrale geschilbeslechting. Hiervoor is het echter ook van belang welke knelpunten blijken uit de rechtspraktijk. Daar valt nu nog onvoldoende over te zeggen omdat het nog om heel nieuwe wetgeving gaat en er op dit terrein nog nauwelijks uitspraken zijn van de hoogste rechter, de Centrale Raad van Beroep. We houden hier echter zeker de vinger aan de pols. Vraag: De zeven rechtbanken blijven open, maar met welke zaken? Is de minister aanwezig bij de gesprekken - over leegstand - met de regiobestuurders en de Raad voor de rechtspraak die de komende periode moeten plaatsvinden? Kan de minister nagaan of de Raad voor de rechtspraak bereid is om niet naar de vierkante meters van de zeven rechtbanken te kijken, maar naar alle 32 locaties? Kan het beheer van deze locaties bij het rijksvastgoedbedrijf worden gelegd? Antwoord: Onafhankelijke rechtspraak is een belangrijke pijler van de Nederlandse rechtsstaat, die mede gestalte krijgt in de onafhankelijkheid waarmee het primaire proces van de rechtspraak kan plaatsvinden. De huisvesting van rechtbanken en gerechtshoven is onlosmakelijk met dit proces verbonden, met als gevolg dat beslissingen over de huisvesting van gerechten door de Rechtspraak zelf dienen te worden genomen. De wet op de rechterlijke organisatie (hierna: Wet RO) brengt dit tot uitdrukking door de bevoegdheid voor de huisvesting van gerechten bij het gerechtsbestuur neer te leggen, ondersteund en onder toezicht van de Raad voor de rechtspraak (artikel 23 lid 1 onder c en 91 Wet RO). Het is van belang dat gesprekken over mogelijke oplossingen voor de leegstand in gerechtsbouwen tussen de Raad voor de rechtspraak en het lokaal bestuur uit de zeven betreffende regio’s plaatsvinden. Zonodig neem ik daartoe het initiatief. De Rechtspraak is primair verantwoordelijk voor de huisvesting van de gerechten. Daarnaast is betaald medegebruik door andere partijen reeds staand beleid van de Rechtspraak. Uiteraard zal ik ook in mijn overleggen met de Raad en ook met mijn collega, de minister voor Wonen en Rijksdienst, aandacht vragen voor het oplossen van de leegstand bij de Rechtspraak. In mijn begrotingsbrief van 20 november jl. heb ik aangegeven indachtig de motie Slob/Samsom het gesprek over de invulling van zaakspakketten met de Raad voor de rechtspraak te zullen voortzetten. Het is op dit moment niet te zeggen voor welke zaken burgers en bedrijven in de toekomst terecht kunnen in de zeven zittingsplaatsen uit het voorgenomen locatiebeleid. Het voorgenomen Meerjarenplan van de Rechtspraak 2015-2020, waarvan het locatiebeleid een onderdeel is, heeft betrekking op alle 32 zittingsplaatsen van de Rechtspraak. In alle arrondissementen wordt de huisvesting van gerechten geoptimaliseerd. In de zeven zittingsplaatsen heeft dit geleid tot het voorstel de zaakpakketten te verkleinen. Vraag: Kan de minister de Kamer geruststellen dat er geen marktwerking komt in de rechtspraak? En dat bedrijven geen voorrang kunnen kopen op mensen? Antwoord: Het is niet de bedoeling om met het Netherlands Commercial Court (NCC) marktwerking in de rechtspraak te introduceren. Het NCC gaat onder meer grote handelszaken behandelen die nu voor rechtbanken tijdrovend zijn vanwege hun specialistische karakter. Door een aparte voorziening in te richten voor deze zaken bij de rechtbank en het Hof Amsterdam is de deskundigheid, ervaring en logistiek van dergelijke zaken beter te organiseren. De behandeling van de reguliere zaken wordt hierdoor niet opgehouden. Er is geen sprake van voorrang waar extra voor wordt betaald, wel van procederen in het Engels en op de zaak toegesnede expertise van de rechter. Oprichting van het NCC kan voorkomen dat dit soort zaken naar andere landen verdwijnen Vraag: Hoe staat het met de mediation wetsvoorstellen? Antwoord: De drie initiatiefwetsvoorstellen zijn door uw Kamer ingetrokken. Er is ter vervanging daarvan een regeringsvoorstel in voorbereiding dat een dezer dagen in consultatie zal gaan. Vraag: Wil de minister aan de slag gaan met ketenfinanciëring in plaats van kokerfinanciëring? Als je begint met het geld, gaan de betrokken organisaties aan hun belangen denken. Antwoord: In het kader van het programma Versterking Prestaties Strafrechtketen worden de prestaties in de keten nauwlettend gevolgd. Dit maakt het beter mogelijk om middelen toe te delen aan de plek in de keten waar dat het meest nodig is. Vraag: Kan de minister toezeggen dat mediation in het strafrecht -na de succesvolle pilots- structureel gefinancierd gaat worden? Antwoord: Afgelopen twee jaar zijn er diverse pilots geweest met herstelbemiddeling in en om het strafrecht. Op 14 september heb ik uw Kamer een brief met de uitkomsten van de evaluatie van deze pilots gestuurd (TK 29 528, nr 10). Kernpunt van de evaluatie is dat mediation een positieve ervaring kan zijn voor slachtoffers en verdachten en dat het kan bijdragen aan conflictoplossing. Maar: het instrument is slechts voor een kleine groep slachtoffers en daders van toepassing. Mediation leidt zeker niet in alle gevallen tot een positieve ervaring bij slachtoffers en verdachten: met name de opstelling van de wederpartij kan leiden tot teleurstelling. Conclusie: mediation in het strafrecht is maatwerk, ik verwacht niet dat het op grote schaal kan worden toegepast. Wat betreft de financiering: omdat er bij geslaagde mediations besparingen in de keten te verwachten zijn, met name bij het OM, verwacht ik dat de landelijke inzet van herstelbemiddeling gefinancierd kan worden binnen de huidige financiële kaders. Ik laat dit nu via een business case in overleg met het OM en de rechtspraak in kaart brengen. Vragen van het lid Marcouch, A. (PvdA) Vraag: De motie Samson-Zijlstra ziet op de vervolging van het aanzetten tot haat, discriminatie en geweld ter bestrijding van radicalisering en terrorisme. Hoe gaat de minister de motie Samson-Zijlstra, die 24 november jl. is aangenomen, uitvoeren? Antwoord: In het debat op 19 november jongsleden heb ik aangegeven de motie te beschouwen als ondersteuning van het bestaande beleid. In het actieprogramma integrale aanpak Jihadisme is in onder andere maatregel 19 expliciet aangegeven dat het strafrechtelijk ingrijpen bij haatzaaien en het oproepen tot geweld in extremistisch kader wordt geprioriteerd. Het Openbaar Ministerie heeft bovendien in het kader van de versterkingsgelden extra middelen toegekend gekregen voor terrorismebestrijding. Uiteraard wordt bij de aanpak van jihadisme en terrorisme nauw samengewerkt met en tussen alle partners, waaronder ook het Openbaar Ministerie. Vraag: Hoe gaat de minisiter serieus werk maken van de gezamenlijke Europese bestrijding van wapenhandel? Antwoord: De bestrijding van de illegale wapenhandel is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle lidstaten en onze Europese partners zijn zich, zeker na de recente terroristische aanslagen, zeer bewust van het probleem. In Europol-verband neemt de Nederlandse politie actief deel in operationele acties tegen wapenhandel en zijn we samen met Spanje trekker van de EU-prioriteit illegale wapenhandel. Ook wordt de wet- en regelgeving aangepast. Eén dezer dagen zal de Europese Commissie een verordening aannemen met nieuwe en zwaardere regels voor het deactiveren van vuurwapens, waardoor deze niet meer kunnen worden gebruikt. Tot slot heeft de Europese Commissie, mede op verzoek van Nederland, vorige week nog een voorstel voor richtlijn naar buiten gebracht met nieuwe regels voor vuurwapens. Vraag: De wijkagent functioneert bij de gratie van de rechercheur die jihadronselaars en andere criminelen opspoort en uit de wijk haalt. Hoe zit het in dat verband met de kwaliteit van de recherche? Worden rechercheurs adequaat bijgeschoold? Antwoord: In mijn brief van 23 november jl. over de Contourennota versterking opsporing heb ik de hoofdlijnen van het verbeterplan geschetst. Daarin heb ik aangegeven dat de politie zich moet voorbereiden op nieuwe fenomenen zoals jihadisme, radicalisering, maar ook fraude en cybercriminaliteit. Op korte termijn wordt er zowel op materieel als personeel geinvesteerd, binnen de huidige budgettaire kaders van de nationale politie. De komende jaren wordt: 600 fte zij-instroom voor cyber- en financieel-economische specialisten gerealiseerd; De intake- en screening van de aangifte verbeterd; In het ZSM-proces naar betekenisvolle interventies; Opleidingseisen voor de opsporing geformuleerd, binnen de context van de betreffende LFNP-functies (Landelijk Functiehuis Nationale Politie); De parate kennis op strafrechtelijke bevoegdheden op orde gebracht; De positie van de hulpofficier van justitie wordt versterkt (in het kader van het wetboek van Strafvordering); Bij dit alles is het belangrijk dat deze maatregelen blijvend aansluiten op de dagelijkse praktijk. In mei 2016 volgt het definitieve kwaliteitsplan voor de opsporing, waarbij ook de gevolgen voor de HRM – en Informatievoorziening- van de nationale politie meer uitgewerkt zullen zijn. Vraag: Kan de minister ons vertellen of onze inlichtingendiensten het gevaar zien van het Salafisme als voorportaal tot de jihad? Antwoord: Onlangs hebben de NCTV en de AIVD in een gezamenlijke analyse, die ook met uw Kamer is gedeeld, hun zorgen geuit over de toegenomen invloed van de salafistische stromingen in Nederland. Wat zorgen baart is dat salafistische principes aanleiding kunnen geven tot: -onverdraagzaamheid tegen andersdenkenden; -spanningen tussen groepen in de samenleving; -frictie met de Nederlandse democratie en de rechtsstaat. De invloed van salafistische stromingen in Nederland is de afgelopen jaren toegenomen. Onderdelen van het salafisme kunnen voor sommigen een voedingsbodem vormen voor verdere radicalisering. Het salafisme kent grofweg drie substromingen, waarvan er één gericht is op het gebruik van geweld: het jihadistisch salafisme. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten hebben aandacht voor deze stroming. Vraag: Hoe gaat de staatssecretaris de motie uitvoeren van Groen Links en de Christen Unie over het voorrang geven aan gezinnen met kinderen bij een plek in de noodopvang, zodat zij niet van crisisopvang naar crisisopvang hoeven te verhuizen? Antwoord: De reactie op de motie heeft uw Kamer afgelopen vrijdag schriftelijk ontvangen. Daarin is door de minister van Veiligheid en Justitie en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangegeven dat we met de indieners van de motie van mening zijn dat binnen de bestaande opvangmogelijkheden het aantal verhuisbewegingen van gezinnen met kinderen en alleenstaande minderjarigen zo beperkt mogelijk moet blijven. Wij onderkennen de situatie die geschetst wordt en constateren dat het COA er alles aan doet om die te voorkomen. Zo doorlopen alleenstaande minderjarige vreemdelingen zoveel mogelijk in Ter Apel het identificatieproces in plaats van op andere plaatsen in het land, en werkt het COA daarnaast aan een plan van aanpak dat er op korte termijn toe moet leiden dat alleenstaande kinderen niet in de crisisnoodopvang of noodopvang terecht komen. Tegelijkertijd is aangegeven dat gezien de huidige instroom en de weinig vrije en beschikbare opvangplekken, verplaatsingen niet te voorkomen zijn. Hierdoor komt het voor dat ook kinderen in gezinnen, en in sommige gevallen alleenstaande minderjarige vreemdelingen, in de crisisnoodopvang en de noodopvang terechtkomen in plaats van direct in reguliere opvang. Ik heb het COA gevraagd om gezinnen met kinderen en alleenstaande minderjarigen prioriteit te geven bij de plaatsing in de noodopvang en de reguliere opvang in plaats van in de crisisopvang. Vraag: Hoe ver is de minister met de beloofde pilot van twee jihadisme interventieteams? Antwoord: In het najaar is gestart met de pilot in een klein aantal gezinnen. De pilot met de interventieteams voor jihadisme wordt uitgevoerd zoals in de motie Marcouch is gevraagd. Samen met de gemeente Amsterdam wordt bezien hoe de methode van het Preventie Interventie Team kan worden ingezet om radicalisering tegen te gaan. De pilot richt zich op de volgende doelgroepen: - broertjes en zusjes (en/of kinderen) van Amsterdamse jongeren die zijn afgereisd (en weer teruggekomen) of willen afreizen. - gezinnen waarover vanuit diverse hoeken melding is gemaakt van radicalisering/extremisme van 1 van de gezinsleden. - kinderen/jongeren/gezinnen die via de reguliere routes binnenkomen, waarbij een vermoeden is van radicalisering. De pilot heeft een looptijd van circa zes maanden en wordt geëvalueerd. Aan de hand van de resultaten daarvan wordt bezien of uitrol van de werkwijze naar meer gezinnen en/of gemeenten mogelijk en wenselijk is. Vraag: Is de minister bereid de politie te stimuleren het personeelsbestand diverser te maken? Antwoord: Ja. Met mijn brief van 16 november jl. heb ik uw Kamer inzicht gegeven in het visiedocument van de nationale politie ‘diversiteit en discriminatie’. Daarin staat duidelijk verwoord hoe de korpschef met mijn steun invulling wil geven aan een divers personeelsbestand. Er wordt geinvesteerd in opleidingen, bewustwording en het bevorderen van een inclusieve cultuur. Het uitgangspunt blijft vanzelfsprekend dat de kwaliteit van iedere politiemedewerker voorop staat. De samenstelling van de politieteams zal moeten aansluiten bij de veiligheidsvraagstukken in de wijk. Vraag: Ik vraag de minister dat de politieleiding agenten die fysieke vitaal zijn te waarderen met lof in het functioneringsgesprek. Ik vraag de minister dat ook tijdens oefeningen wordt gezorgd voor agenten en militairen. Het kan niet zijn dat zij verwaarloosd worden tijdens oefeningen, als er bijvoorbeeld geen kantine aanweizg is. Antwoord: Elke agent moet fysiek vitaal zijn. Om die reden wordt in het functioneringsgesprek de fysieke vitaliteit integraal meegenomen bij het functioneren van de agent. Overigens wordt binnen de politie organisatie hard gewerkt om agenten veilig en gezond te kunnen laten werken. Naast het zorgen en begeleiden van zieke medewerkers wordt meer dan voorheen aandacht besteed aan preventie, om ervoor te zorgen dat politieagenten – ook onder moeilijke omstandigheden - fit en gezond kunnen zijn én blijven. Het klopt dat er locaties kunnen zijn waar niet wordt voorzien in catering en kantines. Lunches tijdens oefeningen vallen in eerste instantie onder de eigen verantwoordelijkheid van de agent. Wanneer dit noodzakelijk is en volgt uit het type training, wordt hier uiteraard wel in voorzien. Het beeld dat agenten worden verwaarloosd, deel ik niet. Vraag: Kan de minister aangeven of en hoe Nederland de samenwerking met de Marokkaanse inlichtingendiensten op het gebied van het voorkomen van terrorisme gaat intensiveren? Antwoord: Dit is een vraag die moet worden beantwoord door mijn collega’s van BZK en Defensie. Ik zal uw vraag aan hen doorgeleiden. Vraag: Het Lid Marcouch sprak dit weekend Arabische homo’s in een vluchtelingencentrum, gevlucht voor zowel de oorlog als de intolerante cultuur en nu geplaatst te midden van diezelfde intolerantie. Zij vertelden dat zij zwaar belaagd worden en geen aangifte durven te doen. Kan hier passend op gereageerd worden? Het COA moet met leefregels, bordjes en posters uitdragen dat in de vluchtelingencentra iedereen zichzelf moet kunnen zijn en aangifte doen garanderen. Kan dit worden geregeld? Antwoord: Ik hecht zeer veel waarde aan veiligheid in de opvangcentra. Zoals ook verwoord in de antwoorden op vragen van de leden Kuiken en Yücel (TK 2015-2016; Aanhangselnr. 594) over de veiligheid van lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender (LHBT) asielzoekers in opvanglocaties is het handhaven van de veiligheid in opvanglocaties een van de prioriteiten van het COA. Daarbij wordt er extra aandacht besteed aan de veiligheid van kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s. COA medewerkers zijn getraind om signalen van dat er sprake is van een onveilige situatie te herkennen. Gesprekken met (potentiele) slachtoffers zijn er mede op gericht om vertrouwen te scheppen en aan te geven dat de bewoner bij de COA medewerkers terecht kan voor hulp en ondersteuning. COA medewerkers kunnen desgewenst ook ondersteuning bieden bij het doen van aangifte. Het COA draagt richting de bewoners uit dat discriminatie niet geoorloofd is. Dit is o.a. verwoord in de huisregels en wordt ook kenbaar gemaakt door middel van posters op locaties en tijdens het kennismakingsgesprek op de COA-locatie. Ook nieuwe medewerkers worden hierover geïnformeerd door middel van studiedagen en presentaties. Tevens wordt hen geleerd hoe zij klachten over discriminatie en bedreigingen moeten behandelen. Als een strafrechtelijk traject na aangifte aan de orde is, wordt dit uiteraard gestart. Tenslotte is het goed te melden dat het COA ook nauw contact heeft met belangenorganisaties zoals het COC en Secret Garden om met elkaar te bespreken op welke wijze de situatie van LHBT’s in de opvanglocaties verbeterd kan worden. Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV) Vraag: Kan de minister garanderen dat de kosten voor de reorganisatie van de politie niet voor de rekening van de politie zelf komt? Antwoord: Bij brief van 6 oktober jl. heb ik u geïnformeerd over de opbouw van de kosten van de reorganisatie, alsmede de dekking daarvan. Om de reorganisatiekosten op te vangen is aanvullend op de reguliere bekostiging van de politie oorspronkelijk een bedrag van €230 miljoen beschikbaar gekomen. Van deze € 230 miljoen is € 100 miljoen bedoeld voor de vorming van het Politiedienstencentrum (PDC), afkomstig uit het eigen vermogen van de toenmalige politiekorpsen. Aanvullend is €130 miljoen aan extra middelen voor de vorming van de Nationale Politie vanuit het departement aan het politiebudget toegevoegd. De financiële ruimte om de hogere reorganisatiekosten met een omvang van €230 miljoen op te vangen is beschikbaar gekomen doordat de lasten van zowel de reorganisatie als de reguliere bedrijfsvoering anders uitvallen dan werd gedacht ten tijde van het opstellen van de begroting 2015 en meerjarenraming 2016-2019, en ten dele door herschikking van lasten binnen de begroting. Als opmaat naar de begroting 2017 en verder laat ik onderzoeken of de thans voorziene omvang van het budget voor de materiële lasten de thans bekende ambities ten aanzien van prestaties, dienstverlening, kwaliteit personeel, huisvesting, ICT et cetera duurzaam gerealiseerd kunnen worden. De resultaten van dit onderzoek zullen worden betrokken bij de Voorjaarsnota. Ik houd dus rekening met de mogelijkheid dat de thans beschikbaar gekomen extra middelen nog niet voldoende zijn. Maar ik wil eerst precies weten welk deel van de ombuigingen kan worden gehaald zonder dat dit ten laste van de overeengekomen capaciteit komt. Vraag: Waarom worden agenten niet getraind voor de omgang met zwaardere wapens, zodat zij op grotere afstand sneller kunnen ingrijpen bij terroristen en ook bijvoorbeeld bij drugshandelaren of een overval op een geldtransport? Staat de minister voor de veiligheid van deze agenten en gaat hij hier iets mee doen? Antwoord: In mijn brief van 23 november jl. over de maatregelen van de politie inzake contra-terrorisme heb ik reeds aangegeven dat zwaardere wapens zijn voorbehouden aan specialistische eenheden en dat medewerkers in de basispolitiezorg met zwaardere wapens uitrusten niet de goede weg is. Om de verbondenheid met de wijk te behouden is zwaardere bewapening niet aangewezen. Zoals eerder aangegeven, zijn andere maatregelen genomen om nabijheid van -adequaat getrainde en adequaat uitgeruste- specialistische eenheden te verzekeren. Vragen van het lid Fritsma, S.R. (PVV) Vraag: Wat doet de staatssecretaris om partnermigratie en gezinsmigratie -het sneeuwbaleffect van de huidige asielinstroom- te bestrijden? Antwoord: Het kabinet staat voor een restrictief gezinsmigratiebeleid dat gericht is op succesvolle integratie. Uiteraard houdt het kabinet zich wel aan de kaders die door het Europees recht worden gesteld, zodoende is de inzet niet om gezinsmigratie te bestrijden maar wel om een restrictief toelatingsbeleid te voeren. Vraag: Vindt de staatssecretaris het verantwoord dat zoveel (12.000) vluchtelingen zonder paspoort of identiteitsbewijs het land in komen? Antwoord: Allereerst kan van mensen die hun land ontvluchten omwille van oorlog niet verwacht worden dat ze steeds identiteitspapieren bij zich hebben. Daarnaast krijgen asielzoekers vaak van mensensmokkelaars het advies om hun identiteitspapieren weg te gooien. Dat is niet wenselijk, maar wel de realiteit. Met dat gegeven wordt rekening gehouden binnen de asielprocedure, maar dat neemt niet weg dat het aan de vreemdeling is om zijn identiteit en nationaliteit te onderbouwen, ook al heeft hij geen documenten. Die identificatie is en blijft een belangrijk onderdeel van de asielprocedure. Bovendien, als een vreemdeling wel documenten heeft, zal ook nog een controle van die documenten door de KMAR plaatsvinden. In de kabinetsbrief van 17 november jl. naar aanleiding van de aanslagen in Parijs is in dit verband ook aangegeven dat de reeds geplande kwalitatieve verbeteringen bij de identificatie en registratie van asielzoekers, mede vanwege de aanslagen, versneld worden doorgevoerd. Dat betekent dat we er zorg voor dragen dat aan de voorkant van het asielproces de registratie en screening snel en goed plaatsvindt. In de brief staat beschreven dat, in aanvulling op de maatregelen waarmee achterstanden in de registratie zijn weggewerkt, er ook een kwalitatieve verbeterslag wordt gemaakt. Dit betekent bijvoorbeeld het in alle gevallen uitvoeren van een fouillering en het standaard onderzoeken van bagage aan de voorkant van het asielproces, ondermeer om vast te stellen of er documenten zijn en met het oog op de veiligheid. Vraag: Erkent de staatssecretaris dat hij naïef was door te stellen dat terroristen niet meeliften met asielzoekers, nu bekend is geworden dat twee van de daders van Parijs meereisden tussen de vluchtelingen? Antwoord: Alle asielzoekers worden bij binnenkomst gescreend, mede om ongewenste individuen tijdig te kunnen signaleren. Daarbij is niet gezegd, zoals ook is aangegeven in DTN40, dat kan worden uitgesloten dat jihadisten of leden van jihadistische organisaties zich kunnen mengen onder migratiestromen en op die manier onopgemerkt en illegaal, Nederland binnenkomen. Vraag: Graag een reactie van de staatssecretaris over het opleidingsniveau van de Syrische immigranten. Het opleidingsniveau is veel lager dan het kabinet doet geloven. Erkent de staatssecretaris dat? Antwoord: We beschikken niet over specifieke gegevens over het opleidingsniveau van Syriërs. Wel weten we natuurlijk dat Syriërs het grootste deel van de asielinstroom uitmaken en een nog groter deel van de nieuwe vergunninghouders. Het opleidingsniveau is bekend van 66% van het totale aantal inburgeringsplichtige vergunninghouders (18-65 jaar). Zij hebben dit in het kader van het voorbereidingsprogramma aangegeven. Op 1 juli 2015 was de verdeling in opleidingsniveau van deze groep als volgt:33% is hoogopgeleid, 36% middelbaar, 27% laaggeschoold, en 4% analfabeet. Uit deze opsomming blijkt dat bijna 70% van deze groep middelbaar of hoger is opgeleid. Vorenstaand is een sterke indicatie dat de Syrische asielzoekers een relatief hoog opleidingsniveau hebben. Overigens is het van belang te benadrukken dat het opleidingsniveau van een asielaanvrager niet relevant is voor de vraag of opvang verleend moet worden. Dat vindt plaats op grond van wettelijke verplichtingen en humanitaire overwegingen. Vraag: Erkent de staatssecretaris dat asielzoekers naar Nederland komen om te profiteren van de welvaartsstaat en niet omdat zij op zoek zijn naar veiligheid? Antwoord: Ik benijd mensen niet als ze hun land moeten ontvluchten vanwege oorlog en mensenrechtenschendingen. Als mensen dan hun land ontvlucht zijn en veilig zijn, bijvoorbeeld in een naburig land in de regio, is het beschermingsvraagstuk in beginsel niet meer aan de orde. Toch is het ook een realiteit dat mensen – als het verblijf in zo’n naburig land of opvangkamp te lang duurt en uitzichtloos voelt – doorreizen. En dat dus andere motieven daarbij een rol spelen. Dat is nu precies waarom Nederland zich in Europees verband al geruime tijd inzet om dat perspectief van die eerste opvang in de regio te vergroten. De opvang in belangrijke transitlanden zou de vorm moeten aannemen van veilig en adequaat toegeruste gastgemeenschappen van een meer structurele aard, zodat mensen die bescherming nodig hebben deze nog steeds krijgen, maar dat andere incentives om door te reizen worden weggenomen. Het is dan ook de inzet van de Europese Unie om op die manier tot een oplossing te komen voor het Europese migratievraagstuk. Vraag: Kan het kabinet toegeven dat immigratie schadelijk is voor de verzorgingsstaat en de economie? Antwoord: Het Nederlandse asielbeleid is niet op economische gronden gebaseerd, maar op humanitaire. Aan het asielbeleid zijn kosten verbonden voor Nederland. De positieve effecten op de economie zullen per individuele asielzoeker verschillen. Het kabinet beweert niet dat de economsiche effecten van de asielinstroom positief zullen zijn. Vraag: Geeft u toe dat migratie als oplossing voor vergrijzing een mythe is? Antwoord: De heer Fritsma suggereert dat het kabinet alle migratie, ook de hoge asielinstroom, toejuicht. Onder andere omdat dit een oplossing zou bieden voor vergrijzing. Dat is uiteraard geen motief voor ons asielbeleid. Vraag: De PVV geeft aan onder andere vragen te hebben gesteld over het aantal vluchtelingen dat een misdrijf pleegt, over het aantal partners en/of familieleden van vluchtelingen dat naar Nederland wordt gehaald. Hoe kan het dat het Kabinet weinig weet over de ware aard van de massa-immigratie? Antwoord: De heer Fritsma verwijst in zijn vraag naar de beantwoording van de schriftelijke vragen over de begroting eerder deze maand. Vele van de door de heer Fritsma genoemde gegevens worden vastgelegd in individuele dossiers, maar niet zodanig gestructureerd dat ze geschikt zijn voor rapportage-doeleinden. De inzet is dat door verdere ontwikkeling van het systeem in de toekomst (geleidelijk) meer informatie geleverd zal kunnen gaan worden. Aangezien dit systeemaanpassingen vergt en veel geld kan kosten, moet dit steeds worden afgewogen. Vragen van het lid Pechtold, A. (D66) Vraag: Trekt de minister in 2016 nou wel of geen geld uit voor de versterking van de opsporing? Of zit dat in hetzelfde potje als waar de CAO uit betaald moet worden? Kan de minister de financiële middelen voor de versterking van opsporing en wijkagenten naar voren trekken, zodat in 2016 al een impuls kan worden gegeven? Antwoord: Het is niet zo dat wordt gewacht met de versterking van de opsporing totdat het Kwaliteitsplan Opsporing in mei 2016 aan uw Kamer wordt gezonden. Op korte termijn wordt er zowel op materieel als personeel geinvesteerd, binnen de huidige budgettaire kaders van de nationale politie. De komende jaren wordt: een zij-instroom van 600 fte voor cyber- en financieel-economische specialisten gerealiseerd; de intake en screening van de aangifte verbeterd; in het ZSM-proces naar betekenisvolle nieuwe interventies gezocht; opleidingeisen voor de opsporing geformuleerd, binnen de context van de betreffende LFNP-functies (Landelijk Functiehuis Nationale politie); de parate kennis op strafrechtelijke bevoegdheden op orde gebracht; de positie van de hulpofficier van justitie wordt versterkt (in het kader van het wetboek van Strafvordering); Bij dit alles is het belangrijk dat deze maatregelen blijvend aansluiten op de dagelijkse praktijk. In mei 2016 volgt het definitieve kwaliteitsplan voor de opsporing, waarbij ook de gevolgen voor de Human Resource Management – en informatievoorziening- van de nationale politie meer uitgewerkt zullen zijn. Vraag: Waarom is de doorlooptijd van zaken zo lang? Denkt de minister dat een bedrag van 15 miljoen tot een snellere doorlooptijd kan leiden? Antwoord: Binnen het programma Versterking Prestaties Strafrechtketen wordt gewerkt aan het verkorten van doorlooptijden. Voorbeelden hiervan zijn de digitalisering, ZSM en Mobiel Effectief op Straat. Zoals ik in de afgelopen voortgangsrapportage VPS van 14 september jongstleden heb aangekondigd zal ik een doelstelling vaststellen voor de doorlooptijd van zaken die aan de rechter worden voorgelegd. Door middel van de Strafrechtketenmonitor worden de doorlooptijden gemeten en ook voor uw Kamer inzichtelijk gemaakt. Uit de validatie van een onafhankelijk deskundige blijkt dat het OM op koers ligt om de taakstelling zonder extra middelen te realiseren. Vraag: Hoe zit het met de 50 miljoen euro van andere departementen die in de brief van afgelopen vrijdag wordt genoemd? Waar komt dat geld precies vandaan? Antwoord: De bijdrage wordt naar rato van begrotingstotaal verdeeld over de andere departementen. Over de concrete invulling van de bijdrage wordt u geïnformeerd bij de Voorjaarsnota 2016. Vraag: Het kabinet wordt gevraagd de volgende zaken bij de voorjaarsnota te regelen: investeringen in opsporing met een duidelijk plan, beëindiging van de bezuinigingsdrukte bij het Openbaar Ministerie, volwaardige rechtbanken en rechtbanken uit de rode cijfers en een masterplan voor de ICT. Antwoord: Het onderzoekstraject naar de verbetering kwaliteit opsporing wordt gestart. Zoals in mijn brief van 23 november jl. over de Contourennota versterking opsporing, alsmede in de brief over de ontwerpbegroting van VenJ van 20 november jl., is op hoofdlijnen geschetst wat de uitdagingen voor de opsporing voor de komende jaren zullen zijn. De politie werkt nu samen met het bestuur en OM aan een uitgewerkt kwaliteitsplan ten behoeve van de opsporing. In het voorjaar van 2016 zal worden bezien of en in hoeverre extra middelen noodzakelijk zijn om de politie haar opsporingstaken te kunnen laten blijven uitvoeren. Wat betreft de bezuinigingen bij het OM geldt dat uit onderzoek van een onafhankelijk deskundige blijkt dat het OM op koers ligt om de taakstelling zonder extra middelen te realiseren. Het kabinet hecht aan een toekomstgericht OM dat –naast het behalen van benodigde efficiencywinsten– de ruimte heeft om te investeren in ICT om de huidige werkprocessen en het kwaliteits- en serviceniveau een stevige impuls te geven. Daarom stelt het kabinet vanaf 2016 structureel € 15 mln. beschikbaar aan het OM. Burgers kunnen in 32 zittingsplaatsen laagdrempelig terecht voor kantonzaken en andere veel voorkomende zaken die dicht bij hen staan. Naast nabijheid van rechtspraak vraagt de samenleving ook gespecialiseerde rechtspraak in geval van ernstige en complexe zaken. Sinds de herziening van de gerechtelijke kaart heeft het openbaar ministerie de flexibiliteit om in bepaalde categorie zaken de afweging te maken om een complexe strafzaak in behandeling te stellen bij een van de vier gespecialiseerde rechtbanken in plaats van de rechtbank die volgens de normale regels van relatieve competentie bevoegd is. Vraag: Waarom worden alle processtukken nog op papier gedeeld? Waarom wordt er niet digitaal aangeleverd in de hele strafrechtketen? Waarom is er niet afdoende in de ICT geïnvesteerd om tot digitaal werken te komen? Antwoord: Er wordt in het kader van het programma Versterking Prestaties Strafrechtketen al gewerkt aan de digitalisering van de keten. Dat gebeurt de komende jaren in afgebakende stappen, gericht op het leren werken met digitale documenten en de digitale uitwisseling van die documenten in de keten en van de keten met de burger en de advocatuur. Dat doen we door aanpassing van de huidige ICT-middelen, aangevuld met bewezen technologie. De proeftuin Noord Nederland heeft positieve resultaten opgeleverd. Op basis daarvan verwacht ik dat medio 2016 de implementatie van het uitwisselen van gedigitaliseerde processtukken in eenvoudige zaken start. Papieren originelen worden vervangen door digitale originelen, die vervolgens ook digitaal worden gearchiveerd. De aanzienlijk complexere beproeving van maatwerkzaken in de proeftuin Rotterdam heeft inzichten opgeleverd voor aanpassingen in de systemen van het OM en de rechtspraak. Die aanpassingen worden nu gerealiseerd, waarna in 2016 de werkprocessen verder worden uitgewerkt. Daarna zal het resultaat opnieuw beproefd worden voordat landelijk wordt uitgerold. Het digitaal werken in hoger beroep wordt op dit moment in de proeftuin Den Haag voorbereid en volgend jaar beproefd. Om stukken direct vanaf de start in de keten digitaal te kunnen uitwisselen, is het noodzakelijk dat digitale ondertekening van processtukken mogelijk wordt. De grondslag daarvoor is het Wetsvoorstel digitale processtukken in strafzaken dat aan uw Kamer is aangeboden (34090). Een bijbehorende amvb gaat begin volgend jaar in consultatie. Er zijn reeds de nodige resultaten bereikt: een groot deel van de enkelvoudige zittingen vindt digitaal plaats; advocaten krijgen processtukken van bepaalde standaardzaken digitaal via een advocatenportaal en burgers kunnen via het Burgerportaal online verkeersboetes en flitsfoto’s inzien, betalen of beroep instellen. Vraag: Met de extra miljoenen worden gaten gedicht van kansloze wetsvoorstellen. Hoe ziet de minister de kwaliteitsimpuls die nodig is bij politie, OM en de rechtspraak? Antwoord: Van de € 250 mln. wordt structureel € 200 mln. uitgetrokken voor investeringen in diverse organisaties binnen het VenJ-domein, waaronder de politie, het OM en de rechtspraak. Deze organisaties worden met deze middelen in staat gesteld om ook in de toekomst op een adequate manier hun rol in de justitieketens te vervullen. Ten aanzien van de politie, laat ik als opmaat naar de begroting 2017 en verder onderzoeken of de thans voorziene omvang van het budget voor de materiële lasten de huidige ambities ten aanzien van prestaties, dienstverlening, kwaliteit personeel, huisvesting, ICT et cetera duurzaam gerealiseerd kunnen worden. De resultaten van dit onderzoek zullen worden betrokken bij de Voorjaarsnota 2016. Uit de validatie van een onafhankelijk deskundige blijkt dat het OM op koers ligt om de taakstelling zonder extra middelen te realiseren. Omdat het kabinet hecht aan een toekomstgericht OM dat –naast het behalen van benodigde efficiencywinsten– de ruimte heeft om te investeren in ICT om de huidige werkprocessen en het kwaliteits- en serviceniveau een stevige impuls te geven, stelt het kabinet vanaf 2016 structureel € 15 mln. beschikbaar aan het OM. In aanvulling daarop zijn per 2016 additionele middelen beschikbaar gesteld om uitvoering te kunnen geven aan de aanbevelingen van de commissie Hoekstra (€ 6,8 mln. in 2016 en per 2019 structureel € 5 mln). Daarnaast heeft het OM structureel extra middelen ontvangen voor de aanpak van onderwerpen met een internationale dimensie (€ 5 mln. in 2015 oplopend tot € 20 mln. structureel vanaf 2017) en voor contraterrorisme (€ 0,8 mln. in 2016 oplopend tot € 2,1 mln. structureel vanaf 2018). Wat betreft de rechtspraak staat in de externe validatie dat met name de investeringen in het programma KEI en de efficiencytaakstelling van het kabinet zorgen voor een te krap budgettair kader. Daarom wordt er een bedrag van € 20 mln. in 2016 en € 25 mln. structureel vanaf 2017 toegevoegd aan het budget van de Rechtspraak. Deze extra injectie, in combinatie met de aanwezige reserves van de Rechtspraak, is toereikend om de benodigde investeringen te doen. Vraag: Hoe haalt de minister de rechtbanken uit de rode cijfers? Hoe gaat de minister een groot financieel gat van 143 miljoen dichten met 20 miljoen? Antwoord: In de externe validatie die samen met de begrotingsbrief aan uw Kamer is toegezonden staat dat met name de investeringen in het programma KEI en de efficiencytaakstelling van het kabinet zorgen dat er sprake is van een te krap budgettair kader. Om die reden wordt er een bedrag van € 20 mln. in 2016 en € 25 mln. structureel vanaf 2017 toegevoegd aan het budget van de Rechtspraak. De benodigde investeringen in KEI zijn in de komende drie jaar weliswaar groter dan € 25 mln, maar de Raad heeft daarvoor in zijn huidige begroting reeds middelen beschikbaar. In latere jaren nemen de benodigde investeringen af en levert KEI zelfs besparingen op. Deze kosten zullen niet gelijkmatig over de jaren heen verdeeld zijn, maar daartoe beschikt de Rechtspraak over reserves. De extra middelen, in combinatie met deze aanwezige reserves, zijn toereikend om de benodigde investeringen te doen en uit de rode cijfers te blijven. Vraag: Ten aanzien van de tekorten bij de rechtspraak wordt een gat van 143 miljoen euro gedicht met 20 miljoen euro en wordt ook nog eens bezuinigd op waardevolle alternatieven. De minister wordt gevraagd om een uitgebreide reactie hierop. Antwoord: In de externe validatie die samen met de begrotingsbrief aan uw Kamer is toegezonden staat dat met name de investeringen in het programma KEI en de efficiencytaakstelling van het kabinet zorgen dat er sprake is van een te krap budgettair kader. Om die reden wordt er een bedrag van € 20 mln. in 2016 en € 25 mln. structureel vanaf 2017 toegevoegd aan het budget van de Rechtspraak. De benodigde investeringen in KEI zijn in de komende drie jaar weliswaar groter dan € 25 mln, maar de Raad heeft daarvoor in zijn huidige begroting reeds middelen beschikbaar. In latere jaren nemen de benodigde investeringen af en levert KEI zelfs besparingen op. Deze kosten zullen niet gelijkmatig over de jaren heen verdeeld zijn, maar daartoe beschikt de Rechtspraak over reserves. De extra middelen, in combinatie met deze aanwezige reserves, zijn toereikend om de benodigde investeringen te doen en uit de rode cijfers te blijven. Dit wordt in het voorjaar duidelijk. Vraag: Het is logisch dat het NFI niet met een open einde financiering kan werken, maar calamiteiten zoals MH17 moeten wel door het departement kunnen worden opgevangen. Graag een reactie. Antwoord: Het budget van het NFI en de extra middelen zijn bedoeld voor de reguliere SLA-werkzaamheden ten behoeve van de strafrechtketen. De financiering van de kosten en capaciteit die nodig zijn bij grote rampen zoals de ramp met MH17 worden per situatie bekeken. Ten behoeve van de werkzaamheden rond de ramp met MH17 heeft het NFI in 2014 €1.6 mln. aan extra middelen ontvangen. Deze middelen zijn voornamelijk gebruikt voor de uitbesteding van reguliere SLA-werkzaamheden die in het gedrang zijn gekomen. Immers, een deel van de bestaande onderzoekscapaciteit van het NFI is ingezet voor de werkzaamheden rond MH17. Ook de kosten in 2015 als gevolg van werkzaamheden rond MH17 worden extra gefinancierd en komen dus niet ten laste van het reguliere SLA-werkzaamheden ten behoeve van politie en OM. Vragen van het lid Sjoerdsma, S.W. (D66) Vraag: Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de krantenberichten over verhuisbewegingen van asielzoekers en incidenten in de vreemdelingenketen? Antwoord: Mijn inzet is er op gericht om het aantal verhuisbewegingen zo veel als mogelijk te beperken. Gezien de huidige instroom en de weinig vrije en beschikbare opvangplekken, zijn verplaatsingen echter niet geheel te voorkomen. Dit brengt voor asielzoekers logischerwijs spanningen met zich mee. Het aantal incidenten is dan ook toegenomen. Echter, de toename is zeker niet evenredig aan de verhoogde instroom. Verder zien we maatschappelijke onrust over de komst van vreemdelingen. Incidenten, zoals ook vandaag weer in het nieuws, zijn onacceptabel. De Politie is hierop alert en maakt met het lokale gezag afspraken over de wijze van optreden. Vraag: Is met de aanpassingen van de begroting van VenJ de kwaliteit van de registratie van asielzoekers nu wel gewaarborgd? Antwoord: Ja. De maatregelen uit het verbeterplan van de politie zijn direct ingevoerd en houden in dat kleding en bagage- onderzoek bij het ID-onderzoek worden betrokken. Indien daartoe aanleiding bestaat hoort de politie de vreemdeling, vreemdelingenrechtelijk dan wel strafrechtelijk. Ook leest de politie gegevensdragers zoals telefoons uit indien daartoe aanleiding bestaat. Vraag: Kan de staatssecretaris toezeggen dat de kosten voor de opvang van asielzoekers die gemeenten maken worden gedekt en niet ten koste gaan van lokale uitgaven? Antwoord: Ik ben met de VNG in overleg over een redelijke vergoeding voor gemeenten voor de kosten die gemeenten maken voor de crisisnoodopvang. Ik werk daarom aan de totstandkoming van bestuurlijke afspraken met de VNG en provincies over een groot aantal zaken dat betrekking heeft op de hoge instroom van asielzoekers en de huisvesting van vergunninghouders. Op al deze gebieden hebben gemeenten en Rijk elkaar nodig. Een aangepaste afspraak over de vergoeding aan gemeenten voor de kosten van de crisisnoodopvang maakt deel uit van dit hele pakket. Ik streef er naar om aan het eind van deze week tot overeenstemming te komen. Vraag: Sterke buitengrenzen en gezamenlijke controles zijn essentieel. Wil het kabinet inzetten op een EU grensbewakingsorganisatie? Antwoord: Versterking van de Europese buitengrenzen is noodzakelijk. In december zal de Commissie haar voorstellen voor de versterking van het mandaat van Frontex presenteren. Een Europese grensbewakingsorganistie is daarbij geen doel op zich, maar ook geen taboe. Het gaat er om dat de buitengrenzen worden versterkt daar waar landen zelf te kort schieten. Daar waar het goed loopt, is er geen noodzaak voor de inzet van een Europese grenswacht. Vraag: Gevraagd wordt of de extra gelden voor de asielprocedure ervoor moeten zorgen dat de wachttijden in de procedures niet verder oplopen. Kan de staatssecretaris voorts reageren op de oplopende wachttijden in de asielprocedure? Antwoord: Ik stel alles in het werk om alle aanvragen binnen de geldige wettelijke beslistermijn af te handelen. De IND-capaciteit is eerder dit jaar uitgebreid, maar niettemin kan het momenteel bijna een half jaar duren voordat de IND een ingediende asielaanvraag daadwerkelijk in behandeling neemt. In geval van nader onderzoek kan de behandeling worden voortgezet in de verlengde asielprocedure. Door de procedures van asielzoekers uit veilige landen zo snel mogelijk af te doen, en daarbij ook terugkeer te realiseren, wordt getracht om de asielprocedure – en de opvang – verder te ontlasten. Vraag: Hoe kan een verbetering van de vreemdelingenketen worden gerealiseerd binnen de middelen die daar nu voor uit zijn getrokken? De middelen zijn amper genoeg om de noodopvang te financieren, laat staan om de keten te verbeteren. Antwoord: Met de brief van afgelopen vrijdag heeft het kabinet besloten om voor IND en Nidos extra aanvullende middelen vrij te maken, teneinde problemen in de uitvoering te voorkomen. Bij najaarsnota zal het kabinet, zoals gevraagd in de motie Slob, een meerjarig overzicht geven over de extra kosten die voortkomen uit de hogere asielinstroom, ook voor de opvang. Daarnaast zal, conform de bestaande systematiek, het kabinet bij voorjaarsnota bezien of er aanvullende middelen noodzakelijk zijn op basis van de dan geldende ramingen. Vraag: Komt er een integraal plan voor de opvang van asielzoekers met daarin aandacht voor onderwijs, gezondheidszorg en dergelijke? Kan de staatssecretaris toezeggen dat de kosten die gemeenten moeten maken voor opvang worden bekostigd uit de asielreserve? Antwoord: Met de brief van afgelopen vrijdag heeft het kabinet besloten om voor IND en Nidos extra aanvullende middelen vrij te maken, om problemen in de uitvoering te voorkomen. Bij najaarsnota zal het kabinet, zoals gevraagd in de motie Slob, een meerjarig overzicht geven over de extra kosten die voortkomen uit de hogere asielinstroom. Daarnaast zal, conform de bestaande systematiek, het kabinet bij voorjaarsnota bezien of er aanvullende middelen noodzakelijk zijn op basis van de dan geldende ramingen. De afspraken over huisvesting, integratie, onderwijs en zorg zijn nu nog onderwerp van gesprek met de gemeenten. Zodra de afspraken met gemeenten rond zijn, wordt uw Kamer hierover door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en mijzelf geïnformeerd. Vraag: Heeft de staatssecretaris het proces rond de verwachte instroom van vluchtelingen op orde, wanneer wordt voorgesteld om jonge mannelijke vluchtelingen op straat te slapen en gemeenten te straffen? Antwoord: Laat duidelijk zijn dat er geen voornemens bestaan om asielzoekers met recht op opvang zonder onderdak te laten. Al maanden is mijn inzet om te waarborgen dat geen asielzoeker zonder onderdak blijft, en ondanks de hoge instroom zijn we daarin met hulp van de gemeenten steeds geslaagd. Natuurlijk wordt er nagedacht over de situatie dat er tijdelijk niet meer voldoende bedden zijn. Het zou onverstandig en zelfs onverantwoord zijn daar niet over na te denken, maar de inzet is er absoluut op gericht die situatie te voorkomen. Vraag: Van de 60,5 miljoen die naar het IND gaat, komt 70 miljoen voort uit bezuinigingen op de IND zelf. De helft van de dekking komt uit de middelen van de Europese Unie voor de opvang van asielzoekers die worden herplaatst door de Europese Unie. Hoe wil de staatssecretaris verkopen dat hiermee een verbetering van de keten gefinancierd kan worden, terwijl het slechts voor de opvang van deze mensen bedoeld is. Antwoord: De helft van de tegemoetkoming vanuit de EU (€ 27 mln.) wordt ingezet ter dekking van de bijdrage aan IND en Nidos. In 2016 zal Nederland € 54 mln. van de EU ontvangen voor de overname van asielzoekers uit Italië, Griekenland en Hongarije conform het plan van de Europese Commissie. De bijdrage is bedoeld voor zowel de toelating als de opvang van deze groep asielzoekers, dus voor versterking van de hele keten. Vragen van het lid Voordewind, J.S. (Chr. Unie) Vraag: Er komt 20 miljoen euro bij voor de rechtspraak, maar een groot deel hiervan gaat naar de ICT (bv. KEI). Zit er nog ruimte in dit bedrag voor de versterking van de rechtspraak zelf? Antwoord: Met het bedrag van € 20 mln. in 2016 en € 25 mln. dat structureel vanaf 2017 aan de Raad voor de rechtspraak wordt toegekend, wordt de Raad in staat geacht KEI te financieren en zal, indachtig de motie Slob/Samson, het gesprek over de invulling van de zaakspakketten worden voortgezet. Overigens is het programma KEI meer dan een ICT-project: het draagt bij aan de versterking van de Rechtspraak door vereenvoudiging, versnelling en digitalisering van procedures, waarbij de regierol van de rechter verder wordt ingevuld. Vraag: Ten aanzien van de dekking van het bedrag van 250 miljoen euro wordt gevraagd of de minister niet vreest dat hij aan het einde van 2016 naar de Tweede Kamer moet komen omdat hij geld tekort komt, aangezien 50 miljoen euro van andere ministeries moet komen, 15 miljoen euro binnen het ministerie bezuinigd moet worden en de geraamde opbrengsten van schikkingen en fraudeopsporing wel heel optimistisch zijn. Antwoord: Zoals ik met de minister van Financiën al aangaf in de aan uw Kamer verzonden brief, is het kabinet van mening dat er een solide begroting ligt, dat geldt ook voor de gevonden dekking. Over de invulling van de 50 mln. euro van andere departementen wordt u bij Voorjaarsnota geïnformeerd. De besparing van 15 mln. euro op de bedrijfsvoering binnen het eigen ministerie vangt aan in 2017, waardoor er voldoende tijd is om het realiseren van deze bezuiniging goed voor te bereiden. Ten aanzien van de schikkingen geldt dat eventuele afwijkingen in de realisatie niet ten laste van de VenJ-begroting komen. De raming voor inkomsten uit fraudebestrijding zijn niet direct volledig te realiseren, om die reden kent de geraamde opbrengst ook een geleidelijke oploop over de jaren. Vraag: Is de staatssecretaris bereid om het tijdstip van inreis in Nederland doorslaggevend te laten zijn bij de vraag of de nareisbepaling van artikel 29 van de Vreemdelingenwet van toepassing is? Dit in verband met de minderjarige asielzoekers die Nederland binnenkomen en vanwege de achterstand in de asielprocedure meerderjarig zijn als het verzoek uiteindelijk wordt behandeld. Antwoord: Alleenstaande minderjarige vreemdelingen die in het bezit worden gesteld van een asielvergunning kunnen hun ouders naar Nederland laten komen in het kader van nareis. Als de aanvrager (op het moment van de aanvraag voor nareis) eenmaal meerderjarig is, vervalt ook het recht op nareis. De mogelijkheid om ouders te laten nareizen is alleen bedoeld voor personen die minderjarig zijn. Dat is in de casus waarover de vraag gaat niet het geval. Ik zie geen reden om af te wijken van deze procedure. Dat neemt overigens niet weg dat op grond van artikel 8 EVRM meerderjarige vreemdelingen een aanvraag kunnen indienen om hun ouders te laten komen. Die aanvraag zal dan binnen de kaders van het EHRM worden beoordeeld. Vraag: Gevraagd wordt om een antwoord van de staatssecretaris op de vraag hoe etnische Armeniërs uit Azerbeidzjan die niet aan de juiste papieren kunnen komen toch kunnen naturaliseren. Kan de staatssecretaris aangeven dat er niet opnieuw obstakels worden opgeworpen? Antwoord: Er is geen sprake van het opwerpen van obstakels. In mijn brief van 26 oktober jl. heb ik een beleidsaanpassing doorgevoerd voor etnische Armeniërs uit Azerbeidzjan inhoudend dat bij het indienen van een naturalisatieverzoek niet langer om documenten wordt gevraagd. Deze aanpassing is van kracht met ingang van 26 oktober jl. Op dit moment is een wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap in voorbereiding waarvan publicatie in de Staatscourant is gepland in januari 2016. Vraag: De motie Slob/Samson over het uitkleden van lokale rechtbanken voreg onder meer om de alternatieven die de gemeenten aandragen te onderzoeken. Wat zijn de uitkomsten van het gesprek met de gemeenten? Is de minister bereid de RvdR te vragen het besluit verder uit te stellen en in overleg te treden met de gemeenten om te kijken of op de zeven locaties gewoon volwaardige rechtbanken open gehouden kunnen worden? Antwoord: De burgemeester van Dordrecht heeft namens de zeven gemeenten alternatieven aangedragen. Die zien op betaald medegebruik door mede-overheden en organisaties die dichtbij de publieke dienstverlening staan. De Rechtspraak zoekt waar nodig naar partijen die de statuur en onafhankelijke uitstraling van de Rechtspraak niet schaden. Uiteraard moet dat beleid worden voortgezet. In mijn brief van 20 november jl. heb ik aangegeven met de Raad voor de rechtspraak het gesprek over de invulling van de zaakspakketten voort te zetten. Ook met mijn collega voor Wonen en Rijksdienst voer ik overleg over de voorgenomen huisvestingsplannen van de Rechtspraak. Vraag: Kan de staatssecretaris de garantie geven dat het voor vluchtelingen altijd mogelijk zal blijven om asiel aan te vragen? Antwoord: Zoals uiteengezet in de brief van 8 september jl. is en blijft het uitgangspunt dat internationale bescherming geboden wordt aan personen die dat nodig hebben in lijn met relevante internationale verplichtingen. Bescherming kan echter ook geboden worden in landen in de regio. Door middel van gerichte ondersteuning en investeringen moet de opvang in de regio dermate versterkt worden dat terugkeer naar deze landen mogelijk wordt op 'veilige derde landen'-gronden. Hoewel het in technische zin mogelijk zal blijven om in Nederland een asielaanvraag in te dienen, zal in die gevallen snel worden overgegaan tot afwijzing, zonder inhoudelijke behandeling, middels een niet-ontvankelijk verklaring. Nederland pleit in EU verband voor het realiseren van deze aanpak, waarvan duidelijk is dat het tijd zal vergen. In de tussenliggende fase zet Nederland zich daarom in voor totstandkoming van een billijke verdeling van asielzoekers over de EU lidstaten op grond van een billijke verdeelsleutel. Vraag: Kan de staatssecretaris toezeggen dat het kabinet geen mensen op straat zal zetten en dat de vluchtelingen niet in tenten of paviljoens worden ondergebracht als het straks vriest, maar dat ze een dak boven hun hoofd hebben? Antwoord: Laat duidelijk zijn dat er geen voornemens bestaan om asielzoekers met recht op opvang zonder onderdak te laten. Al maanden is mijn inzet om te waarborgen dat geen asielzoeker zonder onderdak blijft, en ondanks de hoge instroom zijn we daarin met hulp van de gemeenten steeds geslaagd. Paviljoens maken daar inmiddels ook deel vanuit. Voorlopig zullen tenten en paviljoens ook noodzakelijk onderdeel van de onderdakvoorzieningen blijven. De kwaliteit van paviljoens is uiteraard wel zodanig dat het ook bij vorst verantwoord is hier mensen in te huisvesten. Natuurlijk wordt er nagedacht over de situatie dat er tijdelijk niet meer voldoende bedden zijn. Het zou onverstandig en zelfs onverantwoord zijn daar niet over na te denken, maar de inzet is er absoluut op gericht die situatie te voorkomen. Vraag: Volgend jaar zullen naar verwachting 58.000 vluchtelingen instromen. Er is meer geld nodig om deze mensen op te vangen. Is de staatssecretaris bereid om geld bij te plussen voor het COA? Antwoord: Met de brief van afgelopen vrijdag heeft het kabinet besloten om voor IND en Nidos extra aanvullende middelen vrij te maken, om problemen in de uitvoering te voorkomen. Bij NJN zal het kabinet, zoals gevraagd in de motie Slob, een meerjarig overzicht geven over de extra kosten die voortkomen uit de hogere asielinstroom. Daarnaast zal, conform de bestaande systematiek, het kabinet bij voorjaarsnota bezien of er aanvullende middelen noodzakelijk zijn op basis van de dan geldende ramingen. Vraag: Er zijn extra gelden beschikbaar voor de Nationale Politie en er is 138 miljoen toegezegd in de Kamerbrief over de aanpassingen op de begroting van afgelopen vrijdag. Is dit geld voorzien voor problemen bij de politie? Is dit bedrag een reactie op de kritiek over de gang van zaken binnen de politie? Worden deze 138 miljoen euro besteed aan de politie CAO? Antwoord: De in de begrotingsbrief van afgelopen vrijdag genoemde bedragen in de gereserveerde post komen ten gunste van de Nationale Politie en de rechtsbijstand. • De timing en verdeling daarvan is afhankelijk van de uitkomsten van onderzoek, de onderhandelingen inzake de cao en de besluitvorming omtrent de uitkomsten van de commissie Wolfsen, waaronder de mogelijke extra financiële gevolgen van rechtsbijstand in het kader van ZSM en de invoering van het recht van verdachten op een raadsman bij politieverhoor. • Het op te starten onderzoek naar verbetering kwaliteit opsporing wordt in het voorjaar 2016 verwacht, de snelheid inzake de CAO onderhandelingen is afhankelijk van beide partijen. Het rapport van de commissie Wolfsen wordt 30 november aanstaande aan mij aangeboden. In het voorjaar 2016 kom ik met een kabinetsreactie. Vragen van het lid Tongeren, L. van (Groen links) Vraag: Krijgen politie en OM voldoende ruimte hun werk te doen? Antwoord: Ja. In mijn brief van 20 november 2015 inzake de ontwerpbegroting 2016 en in de Contourennota versterking opsporing van 23 november jl. ben ik daar specifiek op ingegaan. Uit de validatie van een onafhankelijk deskundige blijkt dat het OM op koers ligt om de taakstelling zonder extra middelen te realiseren. Omdat het kabinet hecht aan een toekomstgericht OM dat –naast het behalen van benodigde efficiencywinsten– de ruimte heeft om te investeren in ICT om de huidige werkprocessen en het kwaliteits- en serviceniveau een stevige impuls te geven, stelt het kabinet vanaf 2016 structureel € 15 mln. beschikbaar aan het OM. In aanvulling daarop zijn per 2016 additionele middelen beschikbaar gesteld om uitvoering te kunnen geven aan de aanbevelingen van de commissie Hoekstra (€ 6,8 mln. in 2016 en per 2019 structureel € 5 mln). Daarnaast heeft het OM structureel extra middelen ontvangen voor de aanpak van onderwerpen met een internationale dimensie (€ 5 mln. in 2015 oplopend tot € 20 mln. structureel vanaf 2017) en voor contraterrorisme (€ 0,8 mln. in 2016 oplopend tot € 2,1 mln. structureel vanaf 2018). Ten aanzien van de politie, laat ik als opmaat naar de begroting 2017 en verder onderzoeken of de thans voorziene omvang van het budget voor de materiële lasten de huidige ambities ten aanzien van prestaties, dienstverlening, kwaliteit personeel, huisvesting, ICT et cetera duurzaam gerealiseerd kunnen worden. De resultaten van dit onderzoek zullen worden betrokken bij de Voorjaarsnota 2016. Vraag: Waar komen de structurele 250 miljoen euro vandaan? Waar gaat dit budget naartoe? En zijn het structurele verbeteringen? Antwoord: In de aan uw Kamer verzonden brief dd 20 november jl. is toegelicht hoe de uitgaven en dekking t.a.v. de structurele 250 mln. euro zijn opgebouwd. Het bedrag van 250 mln. betreft voor 200 mln. structurele investeringen in het OM, de rechtspraak, het NFI, de reclassering, politie en rechtsbijstand. Vraag: Hoe zit het met de spoorwegpolitie? Antwoord: Met de komst van de Nationale Politie is de Spoorwegpolitie, net als de voormalige diensten Verkeerspolitie, Waterpolitie en Luchtvaartpolitie, ondergebracht in de dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid. De kerntaken van de dienst infrastructuur zijn het handhaven van de openbare orde en veiligheid, het opsporen van strafbare feiten op de Nederlandse (hoofd)infrastructuur en signaleren, adviseren en coördineren. De capaciteit en expertise van de dienst Infrastructuur zijn flexibel inzetbaar. Dat betekent dat alle medewerkers van deze dienst inzetbaar zijn voor de domeinen Spoor, Verkeer en Water. Het domein Spoor is met de komst van de nieuwe nationale politieorganisatie wel degelijk nog bezet en kan door de flexibele inzet van deze dienst infrastructuur meer slagkracht voor het domein spoor inzetten. Indien er specifieke kennis, capaciteit of middelen op de vier vervoersmodaliteiten (spoor, weg, water en lucht) benodigd zijn kan de Regionale eenheid een beroep doen op de collega’s van de Landelijke eenheid. Denk bijvoorbeeld aan het technisch onderzoek na ontsporing van een trein of het technisch onderzoek na een aanvaring. Aanvullend hierop zijn in overleg met de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de NS, ProRail en de vakorganisaties van de spoorwegbedrijven goede afspraken gemaakt. Op de twintig grootste stations is – uit de bestaande formatie – een gebiedsagent aanwezig. In de brief van de staatssecretaris van IenM, de minister van BZK en de minister van VenJ van 11 november jl. is deze aanpak voor meer sociale veiligheid bevestigd. Vraag: Blijven alle rechtbanken of kleden we er een aantal uit? Antwoord: Alle 11 rechtbanken blijven. Dat geldt eveneens voor alle 32 zittingslocaties. Met uitzondering van enkele wettelijke landelijke concentraties kunnen burgers en bedrijven bij die 11 rechtbanken voor alle zaken terecht. Dat geldt niet voor de 32 zittingslocaties. Materieel heeft er altijd verscheidenheid bestaan tussen de 32 locaties, variërend van een kleine locatie in de zittingsplaats Nijmegen, zonder kantoorruimte, tot een grote locatie in de zittingsplaats Amsterdam. In mijn begrotingsbrief van 20 november jl. heb ik aangegeven indachtig de motie Slob/Samsom het gesprek over de invulling van zaakspakketten met de Raad voor de rechtspraak te zullen voortzetten. Vraag: Hoe komt die 250 miljoen euro vanaf 2017 structureel terecht? Antwoord: In de aan uw Kamer verzonden brief dd 20 november jl. is toegelicht hoe de uitgaven en dekking t.a.v. de structurele 250 mln. euro zijn opgebouwd. Het bedrag van 250 mln. betreft voor 200 mln. structurele investeringen in het OM, de rechtspraak, het NFI, de reclassering, politie en rechtsbijstand. Vraag: De prognose van het aantal vluchtelingen is aangepast naar 58.000. De opvangcrisis vraagt om fatsoenlijke financiering. Kan de regering bij najaarsnota de begroting voor de opvang aanpassen aan de nieuwe prognose? Antwoord: Met de brief van vrijdag 20 november heeft het kabinet besloten om voor de IND en Nidos extra aanvullende middelen vrij te maken, om problemen in de uitvoering te voorkomen. Bij Najaarsnota zal het kabinet, zoals gevraagd in de motie Slob, een meerjarig overzicht geven over de extra kosten die voortkomen uit de hogere asielinstroom. Daarnaast zal, conform de bestaande systematiek, het kabinet bij Voorjaarsnota bezien of er aanvullende middelen noodzakelijk zijn op basis van de dan geldende ramingen. Vraag: Ik vraag de staatssecretaris met klem om het COA op te dragen voor kleine opvanglocaties te kiezen in plaats van grote. Kostenbesparing mag niet boven het maatschappelijk draagvlak en kwaliteit van de opvang gaan. Antwoord: In de Kamerbrief van 11 november jl. over recente ontwikkelingen in de asielinstroom is ingegaan op de aangenomen motie over kleinschalige opvang. In het AO opvang, terugkeer en vreemdelingenbewaring van 12 november jl. hebben we vervolgens uitvoerig over dit onderwerp gesproken. Hierbij heb ik aangegeven dat ik niet tegen kleinschalige opvang ben. Maar het COA opdragen voor kleine locaties te zorgen in plaats van grote locaties past niet bij de huidige realiteit. Ik moet vanwege de hoge instroom veel meer plekken realiseren. Als ik het aantal opvangplaatsen per locatie dan ook nog moet afschalen, dan moet het aantal te openen locaties vele malen vermenigvuldigd worden. De optelsom moet immers blijven kloppen. Ik kan daarom niet toezeggen dat we vanaf nu alles kleinschalig doen. Ik wil een stabiele opvangsituatie creëren, waarbij er structureel voldoende bedden beschikbaar zijn. Om deze uitdaging het hoofd te bieden is het van belang dat we ons realiseren dat we in dit vraagstuk één gemeenschappelijk belang hebben, namelijk dat er adequate opvang is voor iedereen die daar recht op heeft. Dit moet dan ook het vertrekpunt zijn waarbij, zoals door uw Kamer verzocht, kleinschaliger opvang zeker niet wordt uitgesloten. Het COA kijkt hoe kleinschaliger locaties in te zetten zijn voor een tijdelijke duur - en in aanvulling op de bestaande vastgoedportefeuille - naast locaties van grotere omvang. Dit is bijvoorbeeld het geval in Gulpen, Velp, Ootmarsum en Tilburg. Wat betreft het adequaat inzetten van kleinschaliger locaties wijs ik bovendien opnieuw op de noodzaak om vergunninghouders uit de opvang te plaatsen om zo de opvang te ontlasten. In dit kader is in het bestuurlijk overleg tussen kabinet, provincies en gemeenten van 9 oktober jl. afgesproken om ook kleinere locaties te benutten voor het bieden van (tijdelijke) onderdak door gemeenten aan vergunninghouders. Dit betekent dus dat locaties van elke omvang kunnen worden ingezet in de vreemdelingenketen en niets onbenut hoeft te blijven. Vraag: Wil de staatssecretaris de mogelijkheden onderzoeken van een opvangsysteem waarbij het COA alleen nog verantwoordelijk is voor de opvang van asielzoekers voorafgaand en tijdens registratie, en gemeenten de opvang tijdens de procedure verzorgen? Antwoord: In het AO opvang, terugkeer en vreemdelingenbewaring van 12 november is over dit onderwerp gesproken. Ik gaf toen aan dat het COA samenwerkt met gemeenten en dat dat ook de voorkeur heeft. De vraag gaat bovendien uit van een behoefte die ik niet herken. Er komt heel veel kijken bij de opvang van asielzoekers. Het is niet alleen het realiseren van een pand met bedden. Zeker als asielzoekers in procedure zijn, zit er ook een heel logistiek proces aan vast, omdat er onder meer gesproken moet worden met de IND, rechtsbijstand en VluchtelingenWerk. Daarnaast moet de toegang tot medische zorg en voor kinderen tot onderwijs goed geregeld zijn. Het is voor een gemeente nog niet zo simpel om dit net zo (kosten)efficiënt te regelen als het COA dat doet. Bovendien worden asielzoekers nu allemaal op een gelijke manier behandeld, doordat de opvang centraal georganiseerd is. Opvang betekent daarnaast begeleiding door professionele medewerkers; het COA verzorgt onderdak én begeleiding. Dat alles is in het belang van de vreemdeling. De veronderstelling dat opvang door gemeenten het beste zou zijn voor omwonenden en de vreemdeling, deel ik dan ook niet. Het maatschappelijk draagvlak kan ook door COA en gemeenten gezamenlijk goed geregeld worden, zoals dat nu in de praktijk gelukkig ook overwegend gebeurt. Het heeft daarom mijn voorkeur dat COA en gemeenten gezamenlijk blijven optrekken en elkaar waar nodig ondersteunen. Ik zie geen aanleiding hier aanpassingen in aan te brengen. Vragen van het lid Staaij, C.G. van der (SGP) Vraag: Is de 15 miljoen euro extra genoeg voor het Openbaar Ministerie? Kan het Openbaar Ministerie daarmee wèl de strijd tegen de criminaliteit winnen? Antwoord: Uit de validatie van een onafhankelijk deskundige blijkt dat het OM op koers ligt om de taakstelling zonder extra middelen te realiseren. Omdat het kabinet hecht aan een toekomstgericht OM dat –naast het behalen van benodigde efficiencywinsten– de ruimte heeft om te investeren in ICT om de huidige werkprocessen en het kwaliteits- en serviceniveau een stevige impuls te geven, stelt het kabinet vanaf 2016 structureel € 15 mln. beschikbaar aan het OM. In aanvulling daarop zijn per 2016 additionele middelen beschikbaar gesteld om uitvoering te kunnen geven aan de aanbevelingen van de commissie Hoekstra (€ 6,8 mln. in 2016 en per 2019 structureel € 5 mln). Daarnaast heeft het OM structureel extra middelen ontvangen voor de aanpak van onderwerpen met een internationale dimensie (€ 5 mln. in 2015 oplopend tot € 20 mln. structureel vanaf 2017) en voor contraterrorisme (€ 0,8 mln. in 2016 oplopend tot € 2,1 mln. structureel vanaf 2018). Vraag: Hoe staat het met de geestelijke verzorging van politieagenten? Antwoord: Op dit moment wordt uitgewerkt hoe de aandacht voor zingevingsvraagstukken het beste kan worden vormgegeven binnen het politiekorps, als onderdeel van het politievakmanschap en als onderdeel van de zorg voor en begeleiding van het politiepersoneel. Bezien wordt op welke wijze daar vanuit het vak geestelijke verzorging ondersteuning aan kan worden gegeven. Bij de uitwerking wordt zowel interne als externe expertise op het gebied van zingeving betrokken, waaronder expertise vanuit de Diensten Geesterlijk Verzorging van Defensie. Binnenkort ontvang ik een advies van de korpschef hierover. Dat advies zal ik ook met de politievakorganisaties bespreken. Ik heb u in mijn brief van 2 juli 2015 toegezegd dat ik u over de uitkomsten hiervan nader zal informeren. Vraag: Onlangs is naar buiten gebracht dat de regering structureel 250 miljoen euro extra gaat investeren in veiligheid. Wat blijft er nu echt over van die 250 miljoen? Wordt hiermee nu écht tegemoet gekomen aan de druk op de veiligheidsketen? Antwoord: Van de 250 mln. euro wordt structureel 200 mln. uitgetrokken voor investeringen in diverse organisaties binnen het VenJ-domein. Deze organisaties worden met deze middelen in staat gesteld om ook in de toekomst op een adequate manier hun rol in de justitieketens te vervullen. Vraag: Kan de minister reageren op de oproep van de SGP om er alles aan te doen om niet alleen het totale aantal wijkagenten te halen, maar om een goede verdeling te realiseren van 1 op de 5000 inwoners? Antwoord: Zoals ik in mijn brief van 23 november jl. over het aantal wijkagenten heb uiteengezet is in de Politiewet 2012 bepaald dat de verdeling van de sterkte binnen de regionale eenheden een verantwoordelijkheid is van de burgemeesters en de hoofdofficier van justitie. Dat geldt ook voor de verdeling van wijkagenten binnen de regionale eenheid. Dit geschiedt in het regionaal beleidsplan. De norm met betrekking tot wijkagenten geldt dus op het niveau van de eenheid, juist omdat het aan het gezag is de verdeling van de sterkte binnen de eenheid te bepalen. Dit is uitdrukkelijk bepaald in de Politiewet 2012 en uitvoerig aan de orde gekomen tijdens de wetsbehandeling. Vraag: Daders moeten meer oog krijgen voor de gevolgen van hun handelen voor de slachtoffers en de samenleving. Hiervoor lopen zogenoemde SOS-projecten. Hoe kunnen we waarborgen dat er ook op de lange termijn aandacht is voor slachtoffers? Is er aandacht voor de lange termijn financiering van deze trajecten? Antwoord: Herstel is één van de vijf doelen van de kabinetsvisie Recht doen aan Slachtoffers. Binnen het ketenbrede implementatieprogramma Recht doen aan Slachtoffers werkt DJI aan herstel door gedetineerden te begeleiden bij het verkrijgen van inzicht in de gevolgen van een delict voor slachtoffers. Hiervoor worden in PI’s diverse herstelgerichte cursussen aangeboden. In deze cursussen wordt gewerkt met filmmateriaal, interviews en discussie. Gedetineerden worden geïnformeerd over de mogelijkheden van slachtoffer-dadercontact. Afgelopen jaar is er extra aandacht gevraagd voor dit soort cursussen met de Dag van Herstel die in alle PI’s is (of wordt) gehouden. Tijdens deze dag krijgt ook het personeel handvatten aangereikt om thema’s als schaamte, schuld en spijt bespreekbaar te maken. SOS (Spreken Over Schuld, cursus die Gevangenenzorg Nederland verzorgt) is één van de opties om iets aan herstel te doen in een Penitentiaire Inrichting. Tot en met 2016 krijgt DJI hiervoor projectfinanciering vanuit het programma Recht doen aan Slachtoffers. In 2016 loopt het implementatieprogramma Recht doen aan Slachtoffers af. De komende maanden zal ik bezien hoe het slachtoffergericht werken structureel geborgd kan worden bij de organisaties in de strafrechtketen. Daarbij komt ook het herstelgericht werken bij DJI aan de orde. Vraag: Welke mogelijkheden ziet het kabinet voor verlaging van de kosten voor pleegzorg en adoptie, zodat voorkomen wordt dat men om financiële redenen ervan moet afzien om adoptie- of pleegzorgouder te worden? Antwoord: De regeling tegemoetkoming adoptiekosten is met ingang van 1 januari 2013 vervallen. Adoptieouders kunnen nog tot drie jaar na afronding van de adoptieprocedure (dus uiterlijk tot 1 januari 2016) aanspraak maken op deze regeling. Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 28 mei jl. heb laten weten, zie ik, mede gelet op de taakstelling, geen reden om met een alternatieve regeling te komen. Voor pleegzorg bestaat een vergoeding; de kosten hiervan zijn niet opgenomen in de VenJ-begroting maar in de VWS-begroting. Zie hiervoor ook de antwoorden op de schriftelijke vragen die naar aanleiding van de begroting zijn ingediend (nrs. 173 en 175). Vraag: Het afnemen van de nationaliteit bij terroristische misdrijven kan alleen in geval van dubbele nationaliteit. Zou bij terroristische misdrijven, in het geval van een enkelvoudige nationaliteit, niet de bij de nationaliteit behorende rechten zoveel mogelijk kunnen worden afgenomen, de zogenaamde ‘kale nationaliteit’? Antwoord: Het belangrijkste recht dat exclusief gebonden is aan het bezit van de Nederlandse nationaliteit is het actief en passief kiesrecht voor de Provinciale Staten en de Tweede Kamer. De Grondwet stelt grenzen aan het kunnen uitsluiten van personen van het kiesrecht. Op grond van artikel 54, tweede lid, jo. artikel 4 van de Grondwet kan uitsluiting van het kiesrecht slechts worden opgelegd door de strafrechter, bij een onherroepelijke veroordeling tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar ten aanzien van een daartoe bij de wet aangewezen delict. Het Wetboek van Strafrecht maakt het bij verschillende (terroristische) misdrijven reeds mogelijk om de pleger uit te sluiten van het kiesrecht. De suggestie van de heer Van der Staaij om het bij meer terroristische misdrijven mogelijk te maken dat personen door de strafrechter kunnen worden uitgesloten van het kiesrecht zal ik met een positieve grondhouding en in overleg met mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bekijken, zoals ik al eerder heb toegezegd. Vraag: In oktober heeft de staatssecretaris een adviesvraag gedaan naar een toekomstbestendig adoptiebestel. Hebben we nu langzamerhand niet genoeg onderzoeken? Antwoord: In het verleden zijn meerdere onderzoeken gedaan naar interlandelijke adoptie. Het huidige onderzoek richt zich op scenario’s voor toekomstbestendige inrichting van het adoptiestelsel. In mijn brief aan uw Kamer van 18 september jl. heb ik u daarover geïnformeerd. Dit onderzoek is gericht op de sturingsrelaties binnen het adoptiestelsel en is noodzakelijk, gelet op de benodigde aanpassing van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (WOBKA). Bovendien heeft de Inspectie Jeugdzorg onlangs een ‘Signalering’ uitgebracht waarin zij aanbeveelt om de rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen te herijken. Vraag: Waarom maakt de minister niet meer haast met het wetsvoorstel dat een bijzondere rechtvaardigheidsgrond voor geweldsmisbruik door agenten biedt? Kan de reactie niet sneller dan in 2016 worden verwacht? Antwoord: In mijn brief van 16 november jl. (Kamerstukken II 2015/16, 29 628, nr. 588) heb ik aangegeven ernaar te streven het wetsvoorstel met een aparte rechtvaardigingsgrond voor opsporingsambtenaren voor de zomer van 2016 bij uw Kamer in te dienen. Daaraan voorafgaand is een zorgvuldige consultatie en advisering van de Raad van State noodzakelijk. Eerdere indiening is niet mogelijk. Vraag: Wil de minister in navolging van Duitsland eens goed kijken naar de Nederlandse wetgeving om te bezien of 'bevallen onder pseudoniem' mogelijk gemaakt kan worden, met het oog op binnenlandse adoptie? Zo kan de privacy van de moeder en het recht van het kind op afstammingsinformatie gewaarborgd worden. Antwoord: In mijn reactie op het rapport van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming over Vondelingenkamer ben ik uitgebreid op deze vraag ingegaan. In de Nederlandse situatie komt altijd de naam van de moeder op de geboorteakte en is deze naam dus bekend voor het kind. Voor de omgeving van de moeder is echter niet bekend dat zij een kind heeft gekregen. Samenwerking tussen de Raad voor de Kinderbescherming, Fiom, Siriz, Jeugdzorg Nederland en de gemeenten maakt bevallen onder geheimhouding mogelijk. Ik zie daarom geen aanleiding om nader te bezien of ‘bevallen onder pseudoniem’ mogelijk moet worden in Nederland. Vraag: Is de minister bereid de voorwaardelijke invrijheidstelling na het uitzitten van tweederde van de straf voor terroristen te wijzigen in de wet? Welke mogelijkheden zijn er daarvoor? Antwoord: Het standpunt van de SGP-fractie over de voorwaardelijke invrijheidstelling is mij bekend. Voor de regering staat het bestaansrecht van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ter discussie. Voorwaardelijke invrijheidstelling is noodzakelijk voor een veilige en gecontroleerde terugkeer van gedetineerden in de samenleving. Dat geldt ook voor gedetineerden die zijn veroordeeld voor een terroristisch misdrijf. Vraag: Welke mogelijkheden zijn er om trajecten zoals ‘De Compagnie’ van Gevangenenzorg dat investeert in een arbeidstraject al tijdens detentie, financieel te steunen? Antwoord: Het totale budget voor vrijwilligerswerk in de sanctietoepassing bedraagt thans € 3,2 miljoen per jaar. Indien vrijwilligersorganisaties initiatieven willen ontplooien, zoals de pilot 'De Compagnie', kunnen zij hiertoe een subsidieaanvraag indienen. Vragen van het lid Krol, H.C.M. (50 plus) Vraag: Wanneer digitale aangifte niet kan, dan zullen de slachtoffers verder moeten reizen om aangifte te kunnen doen op een politiebureau. Wat is de reactie van de minister op het niet kunnen doen van digitale aangifte door slachtoffers? Antwoord: Op dit moment kan aangifte via Internet worden gedaan voor een beperkt aantal delicten zonder opsporingsindicatie. Mensen zonder internet kunnen van deze delicten ook telefonisch aangifte doen of op het politiebureau langskomen. De politie komt vaak bij ouderen langs die slecht ter been zijn en aangifte willen doen. Dit is sowieso altijd het geval bij woninginbraken of geweldsdelicten. Ook bij de uitbreiding van de elektronische aangifte, zoals voorzien in het wetsvoorstel digitale processtukken, blijft de mogelijkheid bestaan van een aangifte via persoonlijk contact. Vraag: Welke gevolgen heeft de digitalisering van de rechtspraak op de toegang tot de rechtspraak voor Nederlandse burgers? Antwoord: Met digitalisering wordt de rechtspraak toegankelijker gemaakt voor burgers. In civielrechtelijke zaken is inschakeling van een deurwaarder niet langer verplicht. Tenzij sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging, zal in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken de burger, zelf zijn rechtszaak online kunnen starten. Digitaal procederen zal voor de burger niet verplicht zijn. In alle zaken zal de burger de voortgang in zijn zaak online kunnen volgen. Vraag: Vanaf 2016 wordt de bijdrage voor de geschillencommissie consumentenzaken afgebouwd. Waarom is deze keus gemaakt? Antwoord: De tekorten op de begroting noodzaken tot het maken van pijnlijke keuzes. Het afbouwen van de subsidie aan een private organisatie als de SGC ligt meer voor de hand dan bezuinigen op publieke voorzieningen die de veiligheid en rechtsbescherming moeten waarborgen. Gezien het belang van de SGC voor het bedrijfsleven zelf heb ik er alle vertrouwen in dat het bedrijfsleven het voortbestaan van de SGC niet in gevaar zal laten komen. Het bestaan van de geschillencommissies geeft immers een concurrentievoordeel en een snelle geschillenafdoening. Bovendien zal de subsidie niet direct worden afgebouwd. Door een langzame afbouw gedurende een aantal jaren zullen de SGC en brancheorganisaties gezamenlijk in staat worden gesteld om de gevolgen geleidelijk op te vangen. Uiteraard zal ik de ontwikkelingen op de voet volgen. Gezien de eisen die ik stel aan de geschillencommissies en die een eerlijk en deskundig proces waarborgen, acht ik het geen probleem dat private geschiloplossing ook door private partijen wordt bekostigd. Ik heb van het VNO-NCW en MKB een brief ontvangen over de afbouw van de subsidie aan de SGC. Vanzelfsprekend ben ik bereid om met hen te spreken. Ik zal een amendement een amendement van uw Kamer wat betreft de afbouw van de subsidie van de SGC voor 2016 positief tegemoet treden, waarbij ik uw Kamer verzoek de dekking aan te geven. Vraag: Wat vindt de minister van het idee om coffeeshops legaal te bevoorraden? Antwoord: Het reguleren of legaliseren van de hennepteelt ter bevoorrading van de coffeeshops is niet toegestaan volgens de internationale drugsverdragen waar Nederland partij bij is, zowel in EU- als VN-verband. Daarbij komt dat regulering of legalisering de problemen rond (georganiseerde) criminaliteit niet zullen oplossen: het grootste deel van de in Nederland geteelde hennep wordt geëxporteerd. Belangrijk blijft dat criminaliteit en overlast rondom hennepteelt krachtig wordt bestreden met een gezamenlijke, integrale aanpak, met inzet van alle daarvoor beschikbare instrumenten. Daar is het beleid ook op gericht. Een meerderheid van uw Kamer heeft zich tegen regulering en legalisering uitgesproken. Vraag: Wat wordt verstaan onder 'speciale aandacht voor kwetsbare groepen' (zoals ouderen) bij het uitrollen van NL Alert? Antwoord: Het kabinet realiseert zich dat kwetsbare groepen, zoals ouderen, minder gebruik maken van mobiele telefonie. Daarom onderzoekt het kabinet de mogelijkheden om hen in het kader van alarmering via onder andere NL Alert beter te bereiken. De Kamer wordt hierover geïnformeerd. Vraag: Volgens de minister blijft de toegang tot recht voor min- en onvermogenden gerealiseerd. Hoe dan? Antwoord: Om toegang tot het recht ook voor de lage inkomens te kunnen garanderen kent Nederland onder andere een stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Burgers met een kleine beurs kunnen bij juridische problemen eerstelijns rechtsbijstand krijgen bij het Juridisch Loket en, onder voorwaarden, een gesubsidieerde advocaat (tweedelijns rechtsbijstand). Bij de toekenning van tweedelijns rechtsbijstand wordt, naast op inkomen, getoetst aan het belang van de zaak. Vraag: Welke rol ziet de minister voor zichzelf voor wat betreft het bevorderen van de weerbaarheid van thuiswonende ouderen die een makkelijk doelwit zijn voor criminelen? Antwoord: Om te voorkomen dat ouderen het slachtoffer worden van High Impact Crimes zijn en worden de volgende op deze kwetsbare groep gerichte concrete acties ondersteund: Jaarlijks worden duizenden senioren door vrijwillige huisbezoekers thuis bezocht. Hierbij wordt samengewerkt met de Unie KBO (Katholieke Bond Ouderen). Tijdens het bezoek kijkt een veiligheidsadviseur samen met de senior in huis hoe het huis veiliger kan worden gemaakt. Ook heeft de Unie KBO inmiddels bijna honderd voorlichtingsbijeenkomsten over heel Nederland gegeven. Alle 200.000 leden van de Unie KBO zijn door middel van het ledenblad Nestor (met een lezersbereik van 350.000 mensen) voorgelicht over hoe een overval in huis, een babbeltruc of inbraak kan worden voorkomen. Daarnaast werk ik samen met een groot aantal gemeenten en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Gemeenten geven voorlichting aan ouderen, het CCV geeft onder andere de brochure ‘Senioren en veiligheid uit’ die kan worden gebruikt bij voorlichtingsbijeenkomsten en heeft een e-learning module voor senioren ontwikkeld. Ook zijn er honderden digitale deurspionnen en kierstandhouders verspreid onder deze doelgroep. Vraag: Mensen kunnen bij de notaris een levenstestament op laten stellen. Maar de hoge kosten hiervan zijn drempelverhogend. Wil de minister meedenken over het verlagen van deze drempel? Antwoord: De kosten die gepaard gaan met het opstellen van een levenstestament zijn afhankelijk van hoeveel werk hiermee gepaard gaat voor de notaris. Notarissen stellen hun eigen tarieven vast. Een levenstestament kan bijvoorbeeld enkel een volmacht betreffen voor het regelen van specifieke financiële zaken of zeer gedetailleerde volmachten betreffen voor zowel alle vermogensrechtelijke kwesties als medische zaken. Een levenstestament hoeft niet door de notaris te worden opgesteld, maar kan ook in een onderhandse akte worden opgemaakt. In dat geval zijn er geen notariskosten gemoeid met het opstellen van het levenstestament. Vraag: Wat is de reactie van de minister op uitspraken van de politie over de bezuinigingen? Neemt de minister de zorgen van de politie serieus, is hij bereid met de politie ingesprek te gaan en de bezuinigingen te heroverwegen? Antwoord: Uiteraard neem ik de zorgen serieus en ben ik en blijf ik in gesprek met de nationale politie, zoals ik tot op heden altijd heb gedaan. Door middel van de herijking van de reorganisatie geef ik een duidelijk signaal af dat ik de politie, maar ook anderen (adviesorganen) heb gehoord als het gaat om ambitie, omvang en snelheid van de reorganisatie. Als opmaat naar de begroting 2017 en verder laat ik onderzoeken of de thans voorziene omvang van het budget voor de materiële lasten de thans bekende ambities ten aanzien van prestaties, dienstverlening, kwaliteit personeel, huisvesting, ICT et cetera duurzaam gerealiseerd kunnen worden. De resultaten van dit onderzoek zullen worden betrokken bij de Voorjaarsnota. Ik houd dus rekening met de mogelijkheid dat de thans beschikbaar gekomen extra middelen nog niet voldoende zijn. Maar ik wil eerst precies weten welk deel van de ombuigingen kan worden gehaald zoals dat ook bij het OM is gebeurd Vraag: Wat is de reactie van de minister op het nieuws dat het Europees Parlement een voorstel steunt om Syriëgangers die terugkeren onder toezicht van een rechter te plaatsen? Antwoord: Dit is een nieuw voorstel voor mij. Ik zal daar uiteraard kennis van nemen. Ik heb in het debat over de aanslagen in Parijs al een uw Kamer toegezegd dat ik de (on)mogelijkheden voor de aanpak van teruggekeerde syrië-gangers in kaart zal brengen en uw Kamer daarover zal informeren. Vraag: De raad voor de rechtspraak wil niet wachten op de evaluatie met betrekking tot herziening van de gerechtelijke kaart, maar gewoon de zeven rechtbanklocaties sluiten. De minister wordt gevraagd om een reactie op dit zorgelijke geluid. Antwoord: Er is geen sprake van sluiting van de zeven rechtbanklocaties. De rechtspraak ziet mogelijkheden om besparingen te bereiken door het zakenpakket op de betreffende zittingslocaties te verkleinen en kantoorwerkplekken te concentreren. Alle 23 zittingslocaties blijven in gebruik. De herziening van de gerechtelijke kaart heeft de rechtspraak het benodigde kader en flexibiliteit geboden om wijzigingen aan te brengen die nodig zijn om de rechtspraak bij de tijd te houden en ervoor te zorgen dat rechtspraak ook in de toekomst kan voorzien in de behoeften van alle burgers en bedrijven in Nederland. Omdat ik financiering van leegstand uit publieke middelen geen optie vind, liggen wijzigingen in de huisvesting van gerechten in de rede. Dat wil ik niet blokkeren tot de evaluatie van de herziening gerechtelijke kaart in 2018 is afgerond. In mijn begrotingsbrief van 20 november jl. heb ik aangegeven indachtig de motie Slob/Samsom het gesprek over de invulling van zaakspakketten met de Raad voor de rechtspraak te zullen voortzetten. Vragen van het lid Kuzu, T. (GrKÖ) Vraag: Waarom is een eerlijke verdeling van asielzoekers over alle lidstaten van de EU niet mogelijk? En waarom is een eerlijke verdeling van asielzoekers over de Nederlandse gemeenten niet mogelijk? Waarom krijgen sommige dorpen grote centra en andere, rijkere gemeenten geen asielzoekers? Antwoord: Een eerlijke verdeling van asielzoekers over alle lidstaten is wat Nederland voorstaat. Alleen op die manier creëer je een structurele oplossing en voorkom je dat de grootste lasten worden gedragen door slechts enkele landen. De eerste stappen zijn er. Het verloopt vooralsnog traag, maar er liggen maatregelen om 160.000 asielzoekers uit Italie en Griekenland te herplaatsen naar andere lidstaten, en we zijn in onderhandeling over een permanent herplaatsingsmechanisme. Tot mijn spijt constateer ik echter ook dat op dit moment de standpunten van de lidstaten in deze nog sterk uiteenlopen. Toch moet hier over gesproken worden als we echt tot structurele Europese oplossingen willen komen. Ik blijf me daarom uitdrukkelijk inzetten voor een billijke verdeling van de lasten binnen de EU. Wat betreft de spreiding van asielzoekers over de Nederlandse gemeenten geldt dat een heleboel verschillende factoren meespelen bij het openen van opvanglocaties. Allereerst uiteraard de aanwezigheid van geschikte locaties en panden, maar ook zaken als bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak. Zoals ik uw Kamer, in antwoord op eerdere schriftelijke vragen, heb laten weten, maakt het COA geen onderscheid in grootte van gemeenten als het gaat om het werven van opvanglocaties en adviseert het COA gemeenten ook niet met betrekking tot buurten waar een opvanglocatie gerealiseerd wordt. Vraag: Wie moet burgers beschermen tegen disporportioneel geweld van de politie? Waar kunnen burgers terecht? Moet er niet een onafhankelijke commissie worden opgericht waar burgers zich kunnen beklagen over de politie en het Openbaar Ministerie? Antwoord: Er zijn voor burgers voldoende waarborgen, zowel in wet- en regelgeving als in praktijk, tegen disproportioneel politieoptreden. De politie kent een interne klachtenprocedure met een onafhankelijke adviescommissie. Daarnaast staat burgers de weg naar de Nationale Ombudsman open. Bij ernstig geweld zal ook de Rijksrecherche zorgvuldig onderzoek doen. In mijn reactie op het evaluatierapport van de commissie Evaluatie Politiewet 2012, dat ik binnenkort aan de Kamer zal aanbieden, zal ik ingaan op de werking van de klachtenprocedure bij de politie. Vraag: Kan de staatssecretaris de stand van zaken geven over het geld dat naar landen gaat voor opvang in de regio? Kunnen vluchtelingen daar veilig worden opgevangen? Antwoord: Zoals het kabinet in de brief van 8 september heeft laten weten zet Nederland stevig in op verbeterde opvang in de regio. Dit is in EU-verband vastgelegd in conclusies van de JBZ-raad en de ER-conclusies van 15 okt. jl. Vluchtelingen zijn veilig in Libanon, Jordanie en Turkije, maar het gaat erom mensen in de regio waar ze worden opgevangen ook perspectieven te bieden. Denk aan onderwijs, het stimuleren van werkgelegenheid en veiligheid. De minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking werkt hier aan, via humanitaire hulp en reguliere OS-programma’s, maar ook door handel en investeringen te bevorderen. NL heeft in 2015 ruim € 202 mln. bijgedragen aan humanitaire hulp voor de Syrië regio. Het verbeteren van opvang in de regio is duidelijk een zaak van lange adem, geen ‘quick fix’. Nederland kan het niet alleen. In relaties van de EU met derde landen wordt dit verder uitgewerkt: met Turkije (via het Actieplan Turkije) en met de landen van de Balkan, Jordanië en Libanon (vastgelegd in de verklaring van de Westelijke Balkan en Oostelijke Mediterrane bijeenkomst). In relatie tot Afrika heeft de EU naar aanleiding van de Valletta top voorts besloten tot oprichting van een EU Trust Fund van € 1,8 mrd. NL draagt daar € 15 mln. aan bij. Vraag: Er vindt nu nog 'ethnic profiling' plaats door politieagenten. Waarom doet de minister hier niets aan? Wil de minister eindelijk maatregelen nemen om dit uit te bannen? Antwoord: Ik ben het oneens met het lid Kuzu dat er bij de Nederlandse politie sprake zou zijn van structureel etnisch profileren. Daarvan is geen sprake. Dat blijkt ook uit twee onderzoeken die in het voorjaar van 2014 zijn verschenen (Universiteit Leiden en Nationale Ombudsman). De politie bestrijdt discriminatie en het tegengaan van etnisch profileren krachtig langs vier lijnen. (1) de verbondenheid in de wijk, (2) investeren in opleidingen, bevorderen van bewustwording en een inclusieve cultuur, zowel bij leidinggevenden als medewerkers (3) een toegankelijke en onafhankelijke klachtenregeling en (4) een divers personeelsbestand. Met mijn brief van 16 november jl. heb ik uw Kamer ook inzicht gegeven in het visiedocument van de nationale politie ‘diversiteit en discriminatie’. Vraag: Is de minister bereid in eigen vlees te snijden en de verkeersboetes met 50% te verlagen? Dit in verband met de expontiële stijging van verkeersboetes voor de opvulling van gaten in de begroting. Antwoord: Nee, ik ben hier niet toe bereid. Het verbeteren van de verkeersveiligheid en het terugdringen van het aantal verkeersslachtoffers begint met het voorkomen van fouten en onbewuste overtredingen van verkeersdeelnemers, bijvoorbeeld door middel van goede verkeerseducatie, begrijpelijke verkeersregels en een duidelijke weginrichting. Er is echter ook toezicht en bestraffing nodig en de hoogte van verkeersboetes is daarbij een belangrijke factor. Een verlaging met 50% past niet in het beleid. Vraag: Hoe is het OM nog te vertrouwen bij het berechten van agenten gezien het handelen van het OM in de zaak Henriquez? Antwoord: De Rijksrecherche heeft onder leiding van het OM uitgebreid onderzoek gedaan naar het overlijden van dhr. Mitch Henriquez in juni van dit jaar. Het OM dient de zaak nog te beoordelen. Dit zal op een onafhankelijke, zorgvuldige en weloverwogen wijze gebeuren. De zaak is in onderzoek. Het past mij niet om daarop nu inhoudelijk in te gaan. Vragen van het lid Bontes, L. (GrBvK) Vraag: Wat gaat de minister doen om eindelijk een doorbraak te krijgen in de zaak Demmink? Gaat Turkije meewerken aan de verzoeken om rechtshulp? Antwoord: Op 18 november jl. heb ik een bezoek gebracht aan mijn Turkse ambtgenoot om te spreken over verschillende onderwerpen. Daarbij heb ik ook de rechtshulpverzoeken inzake dhr. Demmink onder de aandacht gebracht. Dit heeft erin geresulteerd dat de Turkse minister heeft toegezegd de zaak nogmaals te zullen bestuderen. Turkije zal zo spoedig mogelijk reageren op de Nederlandse verzoeken. Vraag: De hoogte van de verkeersboetes is de laatste jaren enorm opgeschroeft om de staatskas te spekken. Graag de vraag aan de minister om de wet te wijzigen en de hoogte van de boetes te verlagen. Antwoord: Het verbeteren van de verkeersveiligheid en het terugdringen van het aantal verkeersslachtoffers begint met het voorkomen van fouten en onbewuste overtredingen van verkeersdeelnemers, bijvoorbeeld door middel van goede verkeerseducatie, begrijpelijke verkeersregels en een duidelijke weginrichting. Er is echter ook toezicht en bestraffing nodig en de hoogte van verkeersboetes is daarbij een belangrijke factor. Een verlaging van de verkeersboetes past niet in het beleid. Ik heb uw Kamer toegezegd met een visie op het stelsel van boetes te komen. Daar zal ik onder andere de wens van uw Kamer bij betrekken tot het treffen van hogere boetes bij recidive. Vraag: Is de minister voorstander van het zwaarder bewapenen van de politie? Antwoord: In mijn brief van 23 november jl. over de maatregelen van de politie inzake contra-terrorisme heb ik reeds aangegeven dat de specialistische diensten beschikken over adequate zwaardere bewapening. Zwaardere bewapening voor de medewerkers in de basispolitiezorg is niet aangewezen, ook omdat andere maatregelen zijn getroffen, zoals in bovengenoemde brief vermeld, om nabijheid van deze diensten bij de basispolitiezorg te regelen. Vraag: Het Openbaar Ministerie moet beter presteren, graag een reactie van de minister. Antwoord: In de voortgangrapportages VPS wordt de ontwikkeling van de prestaties en de werkhoeveelheden van het Openbaar Ministerie weergegeven. Het OM heeft in 2014 de maatschappelijke doelstelling zoals geformuleerd in de VenJ-begroting 2014 gehaald. Het OM volgt nauwlettend de ontwikkeling van de werkhoeveelheden die in verschillende stadia van bewerking zijn en treft zo nodig maatregelen als de werkhoeveelheden in een categorie te sterk dreigen op te lopen. In het jaar 2014 heeft het OM maatregelen getroffen om de opgelopen hoeveelheid werk terug te dringen. Er is een team gevormd, het zogeheten Virtueel Parket, dat is belast met het doelgericht wegwerken van werkhoeveelheden. Het Virtueel Parket heeft in 2014 circa 52.500 zaken beoordeeld: 18.000 misdrijfzaken en 34.500 overtredingszaken. Daarmee zijn de werkhoeveelheden, ondanks een licht stijgende instroom van nieuwe zaken, teruggebracht. Voor het einde van het jaar ontvangt u de volgende voortgangsrapportage VPS. PAGE PAGE 1