[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Schriftelijke beantwoording op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 25 november 2015

Brief regering

Nummer: 2015D46081, datum: 2015-11-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2015Z22787:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte voorzitter,

Hierbij treft u aan de schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 25 november jl.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
Lilianne Ploumen

Vragen van de leden Smaling, Mulder, Bosma, Van Veldhoven, Voordewind en Klaver over de asielinstroom in relatie tot de Najaarsnota (in de brief wordt tevens ingegaan op de specifieke vragen die de leden over dit punt hebben gesteld).

Antwoord

In de eerste termijn van de Kamer zijn vragen gesteld over de asielinstroom naar aanleiding van de brief van de Ministers van Veiligheid en Justitie (V&J) en Financiën over de V&J begroting van 20 november en de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de asielsystematiek van 25 november.

 

Bij het Wetgevingsoverleg op 23 november is gevraagd om nader in te gaan op de systematiek met betrekking tot de eerstejaars opvang asielzoekers uit DAC-landen. De brief van 25 november gaat in op deze systematiek en de budgettaire gevolgen voor ODA, zoals tot nu toe aan uw Kamer is gemeld via de Voorjaarsnota 2015 en de ontwerpbegroting. Vandaar ook de expliciete verwijzing in de brief van 25 november naar de ontwerpbegroting en de daarbij horende raming van de kosten op basis van de toen geldende asielinstroom. De ontwerpbegroting is namelijk de meest recente formele bijstelling van de ODA toerekening.

  

Het vaststellen en actualiseren van de instroomcijfers zijn het werkterrein van V&J. Volgens de zeer recente laatste ramingen van V&J, en zoals aan uw Kamer gemeld in de brief van 20 november, zullen ca. 58.000 personen asiel hebben aangevraagd in 2015. Voor 2016 wordt een zelfde aantal asielzoekers verwacht.

Over de gevolgen van deze toegenomen instroom en de budgettaire dekking hiervan wordt uw Kamer – ook conform de motie Slob c.s. – bij de Najaarsnota verder geïnformeerd.

Vragen van het lid Smaling (SP)

Vraag

Hoe spant de minister zich in om de maatschappij te betrekken bij de discussie over TTIP?

Antwoord

Op 8 juni jl. heeft het kabinet in een Kamerbrief (Kamerstuknummer 21501-02, nr. 1507)  toegelicht hoe de Nederlandse samenleving betrokken wordt bij de discussie over TTIP. Daarin heeft het kabinet onder meer de volgende punten benoemd:

  • Het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven wordt regelmatig geconsulteerd over TTIP, onder meer door te spreken met ondernemers, vakbonden, werkgeversorganisaties en maatschappelijke organisaties.

  • Daarnaast neemt de overheid regelmatig deel aan publieke debatten en interviews, om aandacht voor het debat te vragen en onduidelijkheden over TTIP weg te nemen.

  • Op rijksoverheid.nl staat veel informatie over TTIP, die continu uitgebreid wordt.

Daarnaast heb ik op 4 november gesproken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW) gezien de aandacht die TTIP bij decentrale overheden krijgt.

Vraag

Er gaat EUR 760 miljard verloren door het niet betalen van belasting en door corruptie gerelateerd aan grootbedrijven en fiscale voordelen in Afrika. Hoe gaat de minister dit probleem verder te lijf?

Antwoord

Het kabinet zet breed in op het aanpakken van belastingontduiking (illegaal wegsluizen) en belastingontwijking (legaal, maar ongewenst belasting ontwijken). Beiden zijn cruciaal om ontwikkelingslanden in staat te stellen meer eigen middelen te genereren. Het tegengaan van belastingontduiking en ontwijking vergt een internationale aanpak, meer afstemming van fiscale stelsels en betere gegevensuitwisseling voor opsporing. Het door de OESO en G20 geïnitieerde Base Erosion and Profit Shifting (BEPS)-project is op internationaal niveau het belangrijkste initiatief op dit gebied. In oktober heeft de OESO een uitgebreid pakket aan maatregelen gepubliceerd, inclusief rapportage per land van winsten en afgedragen belasting. Nederland zal deze maatregelen per 1 januari 2016 gaan invoeren. Graag verwijst het kabinet ook naar de brief van 5 oktober jl. van staatssecretaris Wiebes over dit onderwerp.

Nederland zal in EU-verband inzetten op bindende afspraken waar deze nog niet zijn gemaakt. In 2013 bood Nederland 23 ontwikkelingslanden al aan om de eigen belastingverdragen te voorzien van anti-misbruik maatregelen. Inmiddels zijn hiertoe concrete teksten overeengekomen met 5 landen (zie onderstaande tabel). Daarnaast werken we hard aan capaciteitsopbouw van belastingdiensten en ministeries van Financiën in ontwikkelingslanden. Bilateraal is Nederland actief in 10 landen en via het IMF, de OESO en het African Tax Administration Forum in vele andere landen. Nederland is mede-initiatiefnemer van het Addis Tax Initiative, gelanceerd tijdens de Finance for Development conferentie in Addis Abeba. In dit initiatief zeggen 18 donoren, 12 partnerlanden en 7 grote internationale organisaties toe hun bijdrage aan de versterking van belastingdiensten de komende jaren te verdubbelen. Ontwikkelingslanden hebben zich daarbij gecommitteerd zelf ook de nodige hervormingen door te voeren om meer belasting te kunnen innen. Onderdeel daarvan is het beperken en strategischer inzetten van belastingvoordelen (‘tax holidays’) door de ontwikkelingslanden zelf.

Tabel: Stand van zaken voortgang opname anti-misbruik maatregelen in belastingverdragen

Overeenstemming bereikt over het opnemen van anti-misbruikbepalingen Landen die gereageerd hebben en waarmee we in gesprek zijn Restcategorie: nog geen reactie en overig
Ethiopië, Ghana, Kenia, Malawi en Zambia Bangladesh, Egypte, Kirgizië, Marokko, Moldavië, Oeganda, Oekraïne, Oezbekistan, Pakistan, Zimbabwe en Vietnam Filippijnen, Georgië, India, Indonesië, Nigeria, Mongolië, Sri Lanka.

Vraag

Kan de minister een toelichting geven op de ramingen voor eerstejaarsopvang van asielzoekers die in de begroting staan? Wat gaat de minister doen als de raming tegenvalt?

Antwoord

In mijn brief aan de Tweede Kamer van 25 november jl. worden de ramingen voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit ontwikkelingslanden en de begrotingssystematiek die daarvoor wordt gehanteerd nader toegelicht. De ramingen in deze brief zijn gebaseerd op de ontwerp-begroting 2016 (stand Miljoenennota) en luiden als volgt:

  2015 2016 2017 2018 2019 2020
asieltoerekening 836 347 485 351 295 295
instroom 40.000 27.400 23.000 18.000 18.000 18.000

Inmiddels heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie nieuwe instroomramingen opgesteld, waarover de Kamer inmiddels schriftelijk is geïnformeerd door de minister van Veiligheid en Justitie. Volgens deze ramingen zullen circa 58.000 personen asiel aanvragen in 2015 en 2016. In de komende Najaarsnota zal worden ingegaan op de financiële gevolgen hiervan, inclusief de dekking.

Vraag

Waar gaat de 15 miljoen euro heen die Nederland heeft toegezegd op de migratietop in Valletta? (Dit is tevens antwoord op de vraag van het lid Mulder over de Nederlandse bijdrage en de door de Europese Commissie beloofde EUR 1,8 miljard. Hoe gaat deze pot ingezet worden voor de aanpak van grondoorzaken van migratie?)

Antwoord

In Valletta hebben de Europese Unie en Afrikaanse landen de handen ineen geslagen om de positieve effecten van migratie te vergroten en de negatieve effecten aan te pakken, en om ervoor te zorgen dat migratie uit vrije keus plaatsvindt en niet uit noodzaak. Om concrete gezamenlijke programma’s mogelijk te maken is een EU trustfonds opgericht van ruim 1,8 miljard Euro, voor stabiliteit en aanpak van de grondoorzaken van irreguliere migratie in Afrika. Mensen verlaten huis en haard niet alleen omdat zij vluchten voor fysieke onveiligheid, maar ook vanwege uitzichtloosheid. Met Europese steun kan in de herkomstlanden van migranten perspectief op werk, goed onderwijs en basisvoorzieningen worden geboden. Ook Afrikaanse landen die veel vluchtelingen uit conflictgebieden opvangen worden ondersteund, omdat goede opvang en bescherming in de regio cruciaal zijn in de huidige migratieproblematiek. Nederland zet daarbij in Europees verband specifiek in op jongeren. Het is belangrijk dat juist jonge mensen een toekomst voor zichzelf zien. Hiermee draagt Nederland ook bij aan het bevorderen van de stabiliteit en het vinden van politieke oplossingen voor conflicten.

Het EU trustfonds voor aanpak van grondoorzaken in Afrika kent vier centrale doelstellingen:

  1. Bevorderen economische ontwikkeling en kansen op werk. In lijn met de Nederlandse inzet, hebben jongeren en vrouwen hierbij prioriteit en ligt de focus op private sector ontwikkeling en beroepsonderwijs.

  2. Vergroten van de weerbaarheid van kwetsbare groepen, inclusief vluchtelingen en ontheemden. Hierbij ligt de nadruk op voedselzekerheid, gezondheidszorg, onderwijs, sociale bescherming en het voorkomen van milieu degradatie.

  3. Versterking van migratiemanagement. Het gaat hierbij om capaciteitsopbouw voor beleid en uitvoering op terreinen als bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel, terugkeer en herintegratie, legale migratie en mobiliteit, asielbeleid en vluchtelingenbescherming en het vergroten van de bijdrage van migratie aan ontwikkeling.

  4. Bevordering goed bestuur en conflictpreventie. In dit kader gaat ook aandacht uit naar het tegengaan van mensenrechtenschendingen en het versterken van de rechtsstaat, inclusief capaciteitsopbouw voor rechtshandhaving en grensbewaking. Een deel van deze programma’s zal eveneens bijdragen aan het tegengaan van radicalisering en extremisme.

Tot slot voorziet het trustfonds in onderzoek en analyse, om duidelijker in kaart te brengen wat de grondoorzaken en problemen zijn en welke interventies het meest effectief zijn om daar wat aan te doen.

Door het kanaliseren (en oormerken) van een aantal geplande programma’s via dit trustfonds voor Afrika, krijgt Nederland een stem in de besluitvorming over de gehele inzet van de EUR 1,8 miljard. Dit is een kans om eigen accenten te zetten in het bredere programma, zoals de inzet op jeugdwerkgelegenheid en brede partnerschappen op migratieterrein.

De Nederlandse bijdrage van EUR 15 miljoen wordt toegekend aan de volgende onderdelen van het noodtrustfonds:

  • EUR 3 miljoen voor het door Nederland geleide EU Regionale Ontwikkelings- en Beschermingsprogramma (RDPP). Dit programma valt onder de tweede doelstelling van het fonds. De Europese Commissie (EC) heeft er binnen het trustfonds minimaal 60 miljoen Euro voor gereserveerd. Dit bedrag wordt aangevuld met bijdragen van lidstaten, waaronder de Nederlandse bijdrage van EUR 3 miljoen. Het doel van het programma is om opvang in de Hoorn van Afrika te versterken. De nadruk ligt daarbij op het aanbieden van beroepsonderwijs en het vergroten van de kans op werk voor zowel vluchtelingen als gastgemeenschappen in Ethiopië, Sudan en Kenia, in regio’s waar veel Eritrese en Somalische vluchtelingen verblijven.

  • EUR 9 miljoen voor voedselzekerheid in Ethiopië. Dit programma heeft tot doel om de weerbaarheid van kwetsbare gemeenschappen (circa 1,2 miljoen mensen) te vergroten tegen rampen en fluctuaties in de landbouwproductie (zoals de nu dreigende voedselcrisis, veroorzaakt door mislukte oogsten als gevolg van El Niño). De voorziene resultaten zijn onder meer een hogere landbouwproductie, minder ondervoeding, betere toegang tot basisvoorzieningen, een grotere en meer  diverse arbeidsmarkt en beter beheer van water en land.

  • EUR 3 miljoen voor de Sahel regio. Hierbij ligt de nadruk op het verbeteren van de perspectieven voor jongeren, vooral door werkgelegenheid te bevorderen, en op het bevorderen van stabiliteit. Het voorkomen van radicalisering en bestrijden van extremisme en terrorisme krijgt hierbij veel aandacht. Focus ligt onder meer op Mali en op het gebied waar Boko Haram actief is.

Vraag

Op pagina 7 van de HGIS-nota staat dat er meer aandacht zal zijn voor Afrikaanse jongeren, want die zijn kwetsbaar voor smokkelaars en radicalisering. Maar wie doet wat? Wat is ‘meer’? Wat gebeurt er in Europees verband?

Antwoord

De helft van de Afrikaanse bevolking is jonger dan 25 jaar en tot 2045 blijft dit aandeel flink groeien. Jeugdwerkloosheid is een groeiend probleem in veel Afrikaanse landen. Werkloosheid onder jongeren is twee tot viermaal zo hoog als onder volwassenen. Het is daarom van groot belang te investeren in betere perspectieven voor Afrikaanse jongeren, om hen in staat te stellen een goede bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van hun land en de kans te verminderen dat zij hun toevlucht nemen tot radicale of criminele organisaties of illegale migratie.

De Europese Unie heeft tijdens de Valletta Top een noodtrustfonds voor Afrika gelanceerd van ruim EUR 1,8 miljard. Dit fonds is gericht op het vergroten van stabiliteit en de aanpak van de grondoorzaken van irreguliere migratie. Jeugdwerkgelegenheid is een prioriteit binnen het fonds. Dit is vastgelegd in de strategie en wordt ook gesteund door de Afrikaanse landen zelf. Nederland zal een actieve rol spelen in de sturing van het fonds en vanuit geplande programma’s EUR 15 miljoen bijdragen.

Nederland heeft bovendien in het voorjaar EUR 50 miljoen extra ingezet voor het creëren van werkgelegenheid specifiek voor jongeren, via het Dutch Good Growth Fund (DGGF) en de nieuwe subsidietender Local Employment in Africa for Development (LEAD). De LEAD-programma’s zijn in de week van 23 november 2015 geselecteerd en starten in januari 2016. Beoogd resultaat is het creëren van in totaal ruim 15.000 banen in drie jaar. Over de resultaten zal de komende jaren worden gerapporteerd. Welke sectoren groeipotentieel hebben en welke voor jongeren aantrekkelijk zijn, verschilt per land. Een van de LEAD-programma’s zet bijvoorbeeld sterk in op de creatieve industrie, ICT en duurzaam voedsel in de Magreb regio waarmee het 4650 banen zal scheppen.

Ook in andere programma’s die zich richten op het bevorderen van stabiele rechtsstaten, het voorkomen van radicalisering en versterking van opvang in de regio, zal speciale aandacht uitgaan naar jongeren.

Vragen van het lid Taverne (VVD)

Vraag

Hoewel de VVD-fractie niet tegen waardetoevoeging in ontwikkelings- en DGGF-landen is, moeten juist ook Nederlandse ondernemers kunnen profiteren van het DGGF. Gelet op het matige succes van het derde spoor - exporteren door het Nederlandse MKB - vraag ik de minister of er binnen het DGGF niet te veel bureaucratische voorwaarden zijn gesteld?

Antwoord

Uit de Mid-term review en de aanvullende analyse die aan uw Kamer is gezonden (Kamerstukken II, 2015-2016,  33625 nr 180 en 189) komt niet naar voren dat ondernemers de voorwaarden voor onderdeel 3 (Exporteren) van het Dutch Good Growth Fund (DGGF) op het gebied van ontwikkelingsrelevantie en Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen als bureaucratisch ervaren. Het zijn bovendien criteria die essentieel zijn voor het DGGF omdat hieruit blijkt of transacties daadwerkelijk ontwikkelingsrelevant en maatschappelijk verantwoord zijn. Voor exporteurs die moeite hebben te voldoen aan de vereisten is bovendien technische assistentie beschikbaar die kan worden ingezet om aan de voorwaarden te voldoen.

Vraag

Naar het oordeel van de VVD-fractie zouden korte termijnkredieten een oplossing kunnen zijn voor het vergroten van het succes van spoor drie van het DGGF. Op omzetbasis zijn deze goedkoper en daarmee concurrerender. Kleinere transacties behoren hierbij tot de mogelijkheid. Graag de visie van de Minister op deze mogelijke oplossingen.

Antwoord

De korte termijnkredieten die op omzetbasis worden verzekerd, zijn het domein van de particuliere kredietverzekeringsmarkt. Doordat de gehele omzet van een bedrijf wordt verzekerd, is er sprake van spreiding van risico’s en dat maakt de risico’s acceptabel voor marktpartijen.

Het is geen efficiënte inzet van het budget voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om te concurreren met de markt voor korte-termijnkredieten. Dit deel van de markt functioneert al naar behoren. Individuele transacties gericht op de export van kapitaalgoederen naar lage en middeninkomenslanden die korte termijn financiering nodig hebben, kunnen wel via spoor drie van het DGGF worden gefinancierd/verzekerd. Daarbij zien wij de toegevoegde waarde van dit spoor juist in de financiering van kleine transacties omdat het DGGF hier duidelijk additioneel aan de markt is.

Vraag

Er lijkt sprake te zijn van niet-uitputtende besteding van spoor drie van het DGGF. Dit stelt de VVD-fractie voor de vraag of de minister van plan is overschotten in spoor drie in latere jaren aan te wenden voor uitgaven binnen spoor één en twee? Naar het oordeel van de VVD-fractie is het daarvoor nog te vroeg en verdient spoor drie tijd en ruimte om zich te ontwikkelen tot volwaardig onderdeel van het DGGF. Kan de minister bevestigen dat zij hier ook zo over denkt?

Antwoord

Zoals gemeld in de Mid-term review en de aanvullende analyse die aan uw Kamer is gezonden (Kamerstukken II, 2015-2016,  33625 nr 180 en 189) is de vraag naar onderdeel 3 van het DGGF in het eerste jaar achtergebleven bij de initiële verwachting, onder andere vanwege de relatieve onbekendheid in de markt. Toch zijn er al mooie transacties afgesloten. Onderdeel 3 van het DGGF verdient daarom de tijd om verder te groeien. Uit de Mid-term review en de aanvullende analyse, die aan uw Kamer is gezonden komt een aantal mogelijke oorzaken voor de tegenvallende vraag naar voren:

  • De bekendheid van de regeling in de markt is nog onvoldoende.

  • De doorverwijzing door banken naar het DGGF is nog niet optimaal.

  • Doordat het DGGF aanvullend is aan de reguliere exportkredietverzekering staat het ‘slechts’ open voor 15 van de 86 DGGF-landen. Dit zijn zeer risicovolle landen waar het exporterend MKB nog niet heel actief is.

In navolging hiervan treft het Kabinet daarom een aantal maatregelen, waarvan we de effecten nauw gaan volgen:

  • We gaan de bekendheid van het DGGF onder de doelgroep vergroten.

  • De samenwerking met banken zal worden geïntensiveerd.

  • Daarnaast zullen we onderzoeken of het mogelijk is exporteurs van werkkapitaal te voorzien.

Zoals beschreven in de brief over de Mid-term review zal de vraag naar onderdeel 3 over meerdere jaren op EUR 125 miljoen kasuitgaven uitkomen. Er wordt hierbij uitgegaan van een stijging van de vraag. Er wordt EUR 50 miljoen van onderdeel 3 overgeheveld naar onderdeel 1 (Investeren NL MKB) waar die middelen nodig zijn in latere jaren. Tegelijkertijd houd het kabinet EUR 75 miljoen in de reserve voor het DGGF, waarmee het kabinet eventueel verder aantrekkende vraag in de toekomst kan financieren. Het kabinet komt na de Voorjaarsbesluitvorming terug op de consequenties voor het meerjarige kasritme.

Vraag

Onderschrijft deze minister de mogelijkheden en onmogelijkheden van de conditionaliteitsaanpak? (bijv. strafmaatregelen tegen landen die hun opvang- of terugkeerverantwoordelijkheid ontlopen). Is de minister bereid, binnen de uitgangspunten van conditionaliteit, vaker te sanctioneren in plaats van te belonen? Interruptie van Mevrouw mulder leidt tot de vraag aan de minister of zij het eens is met de conditionaliteits aanpak mbt Ghana (lees: geen geld naar Ghana zolang Ghana geen vluchtelingen terugneemt).

Antwoord:

Voor de beantwoording van deze vraag verwijst het kabinet graag naar de Kamerbrief van 5 november 2015 jl. (kenmerk 672311), over het rapport van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ), de strategische landenbenadering en de Voortgangsrapportage Migratie en Ontwikkeling.

Zoals gesteld in de brief is het kabinet van mening dat de samenwerking met herkomstlanden op het gebied van terugkeer vorm moet krijgen door dialoog, relatiebeheer, door brede samenwerking op het gebied van migratie en mobiliteit en een combinatie van prikkels en druk, waarbij nadruk ligt op het bevorderen van positieve koppelingen. Dit is de meest effectieve manier om landen te bewegen mee te werken aan gedwongen terugkeer. De ACVZ constateert dat negatieve prikkels de relatie met herkomstlanden kunnen aantasten. De inzet van negatieve conditionaliteit buiten het terrein van migratie is volgens de ACVZ niet effectief, zeker wanneer de relatie wordt gelegd met beleidsterreinen buiten het migratiedossier.

Het kabinet is in navolging van de conclusies van de ACVZ van mening dat het leggen van positieve koppelingen de effectiefste manier is om landen van herkomst te bewegen om medewerking te verlenen aan gedwongen terugkeer van hun bevolking. Volgens het principe van “meer voor meer” kunnen positieve prikkels bijvoorbeeld bestaan uit het ondersteunen bij het re-integreren van terugkeerders in herkomstlanden en grensbewaking.

Het kabinet baseert zich hierbij mede op ervaringen met Ghana, waarbij een negatieve koppeling aan ontwikkelingssamenwerking juist een negatief effect had op de medewerking van dit land aan gedwongen terugkeer.

Het kabinet benadrukt dat deze benadering aansluit bij het advies van de ACVZ en het terugkeerbeleid van de EU (raadsconclusies, EU Actieplan Terugkeer).

Vraag

Kan de minister toelichten hoe het staat met de modernisering van de ODA-norm, wat hierbij de Nederlandse inzet is en welke resultaten zij verwacht?

Antwoord

De High Level Meeting (HLM) van OESO-DAC heeft in december 2014 het DAC-secretariaat de opdracht gegeven om de ODA-definitie te moderniseren. De Nederlandse inzet binnen deze moderniseringsoperatie is verwoord in de kabinetsreactie bij het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 32605 nr. 137):

  • meer aandacht voor ontwikkelingsgerichte innovatieve financieringsstromen;

  • ODA meer gericht inzetten op de allerarmste landen;

  • meer geïntegreerd opnemen van activiteiten op het gebied van vrede en veiligheid die relevant zijn voor ontwikkeling;

  • herziening van de DAC-landenlijst;

  • aanscherping consessionaliteitscriteria voor leningen.

Nederland heeft actief bijgedragen aan de moderniseringsoperatie. De volgende resultaten zijn al behaald:

  • De consessionaliteitscriteria voor bilaterale leningen zijn aangescherpt. Dit was een splijtzwam onder DAC-leden en is daarmee een belangrijk resultaat. Voor leningen aan de armste landen is nu een hoger schenkingselement nodig om het als ODA te kwalificeren.

  • DAC-leden erkennen dat innovatieve financieringsmechanismen van belang zijn voor ontwikkeling. Momenteel wordt onderzocht hoe de bijdrage hiervan beter onder de ODA-definitie te brengen is.

  • Nederland heeft succesvol gepleit voor het opnemen van meer elementen van een geïntegreerde benadering op veiligheid en ontwikkeling in de ODA-definitie. Deze inzet heeft erin geresulteerd dat de bijdrage van defensie-onderdelen aan het leveren van humanitaire hulp en aan het uitvoeren van ontwikkelingsactiviteiten nu meetellen, mits deze bijdrage in lijn is met humanitaire principes.

  • Er is overeenstemming binnen DAC om ODA meer te richten op de armste landen (MOLs), om de dalende trend van ODA aan deze landen te keren.

Op een aantal thema’s zal nog een compromis bereikt moeten worden. De huidige ODA-regels voor vrede en veiligheid zijn voor Nederland in sommige gevallen nog te restrictief om fragiele staten en (post-)conflictgebieden adequaat te ondersteunen. Het kabinet vindt het bovendien belangrijk om bijvoorbeeld meer mogelijkheden te hebben om militairen te trainen op het gebied van gender en mensenrechten. Om meer mogelijkheden te hebben om de private sector te stimuleren, worden de eerder genoemde consessionaliteitscriteria voor bilaterale leningen door DAC ook nader uitgewerkt voor overheidsleningen aan private partijen.

Tijdens de High Level Meeting in februari 2016 staat de voortgang van de modernisering van ODA op de agenda. Het is de ambitie van het kabinet, en ook die van de DAC-leden, om de moderniseringsoperatie zoveel mogelijk af te ronden tijdens deze HLM.

Vraag

Is de minister het met de VVD-fractie eens dat het voor de Nederlandse belastingbetaler wel degelijk zinvol is te weten of de Nederlandse bijdrage van belang is geweest voor het resultaat? Of moet die belastingbetaler het maar prima vinden als niet meer valt te achterhalen of zijn of haar bijdrage aan de 4,1 miljard die we met zijn allen jaarlijks uitgeven aan ontwikkelingshulp enig effect heeft gehad? Is de minister bereid veel meer te sturen op output, outcome en de doeltreffendheid van projecten?

Antwoord

Uiteraard vindt het kabinet het van groot belang dat de Nederlandse belastingbetaler inzicht heeft in de resultaten en de effectiviteit van de Nederlandse inzet op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. De jaarlijkse Resultatenrapportage en de vele evaluaties die jaarlijkse naar de Kamer worden gezonden bieden dat inzicht ook. Via open data (bijv. http://www.openaid.nl en https://www.rijksoverheid.nl/opendata/ontwikkelingssamenwerking ) en begrotingswebsites (http://public.tableau.com/views/RijksbegrotingHoofdstukXVII/HoofdstukXVII?amp;:showVizHome=no&:embed=y&:display_count=no#1) vergroten we verder de toegankelijkheid van de uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking.

Die resultaten boeken we door erop te sturen: aan het begin van een project worden doelstellingen geformuleerd, tijdens de uitvoering wordt daarop op gestuurd en worden resultaten (outputs en outcomes) gemeten, en achteraf wordt geëvalueerd (doeltreffendheid).

Een voorbeeld: Nederland heeft project met Unicef Oost Afrika gefinancierd voor vier landen met als doelstelling 2,8 miljoen mensen te voorzien van toegang tot drinkwater. Uitgevoerd in 6 jaar tussen 2007 en 2012. Uiteindelijk 2,3 miljoen mensen werkelijk van toegang tot drinkwater voorzien, dat was minder omdat één land uiteindelijk niet in het project heeft deelgenomen. Project is positief geëvalueerd door de IOB, de evaluatie werd onderdeel van de bredere beleidsevaluatie Water and Sanitation Hygiene (WASH) in 2012.

Tijdens het wetgevingsoverleg van maandag 23 november heb ik toegezegd om te bekijken hoe beschikbare informatie over doelen en resultaten van Ontwikkelingssamenwerking in het vervolg beter aan de begroting gekoppeld kan worden en op een meer geconsolideerde wijze aan de Kamer kan worden aangeboden.

Vragen van het lid Mulder (CDA)

Vraag

Kan de minister inzicht geven in de consequenties van de stijgende instroom van asielzoekers voor de huidige begroting? Hoe realistisch zijn deze instroomramingen?

Antwoord:

De fluctuaties in de asielinstroom van de afgelopen jaren tonen aan dat het moeilijk is om een gedegen planning van de verwachte kosten te maken. De verwachte instroom van asielzoekers wordt door het ministerie van Veiligheid en Justitie twee keer per jaar bijgesteld; bij de Voorjaars- en Najaarsnota. Op basis van die ramingen wordt de toerekening aan ODA berekend en wordt deze in beide nota’s verwerkt. Bij de Najaarsnota vindt in principe alleen bijstelling voor het lopende jaar plaats, bij de Voorjaarsnota worden meerjarige aanpassingen doorgevoerd. Voor een nadere toelichting op de ramingen en de gehanteerde systematiek verwijst het kabinet naar de Kamerbrief van 25 september jl. In de komende Najaarsnota zal opnieuw worden ingegaan op de financiële gevolgen van de asielinstroom, op basis van de meest recente ramingen.

Vraag

Nederland heeft als inkomend voorzitter van de EU een voortrekkersrol rondom financiering en implementatie van de Global Goals. Hoe betrekt de minister haar collega’s in het kabinet hierbij ten einde meer beleidscoherentie te bereiken? Hoe wordt ingezet op EU-beleidscoherentie?

Antwoord

Het kabinet werkt intensief aan Nederlandse beleidscoherentie, onder andere binnen de beleidsterreinen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Financiën, Economische Zaken en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Een voorbeeld hiervan is het heronderhandelen van belastingverdragen met 23 landen. Hiermee beoogt het kabinet nationale belastinginkomsten te vergroten. Het Addis Tax Initiative, gelanceerd tijdens de Finance for Development conferentie in juli 2015, draagt hier ook aan bij. In dit initiatief zeggen 18 donoren, 12 partnerlanden en 7 grote internationale organisaties toe hun bijdrage aan de versterking van belastingdiensten de komende jaren te verdubbelen. Daarnaast werkt het kabinet via de Europese Unie aan ontwikkelingsvriendelijke Economic Partnership Agreements (EPAs), waardoor de inkomsten uit handel voor ontwikkelingslanden vergroot worden. Toegang tot betaalbare medicijnen in relatie tot het Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS) akkoord is ook deel van de 2030 Agenda en een belangrijk coherentiethema. In samenwerking met de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Economische Zaken wordt onderzocht welke internationale instrumenten effectief zijn om de toegang tot betaalbare medicijnen te waarborgen, zowel in ontwikkelingslanden als in Nederland. Een voorbeeld is de Medicines Patent Pool, die licenties beschikbaar stelt voor HIV-medicijnen.

Een gezamenlijke Europese inzet op coherentie is nog effectiever. Op aandringen van Nederland heeft de Europese Commissie toegezegd voorstellen te ontwikkelen om beleidscoherentie te integreren in de implementatie van de Global Goals. Het kabinet zal dit krachtig bevorderen tijdens het EU-voorzitterschap. Zo is een gezamenlijke bijeenkomst van Europese ministers voor ontwikkelingssamenwerking en ministers van handel voorzien, om coherentie tussen beide beleidsterreinen te bevorderen. Nederland zal voortbouwen op de conclusies die de Raad in oktober jongstleden heeft aangenomen naar aanleiding van de tweejaarlijkse rapportage over de EU-inzet op de vijf prioritaire coherentie onderwerpen handel en financiën, voedselzekerheid, klimaatverandering, migratie en veiligheid.

Vraag

De minister heeft aangegeven 25% van haar budget vrij te maken voor het maatschappelijk middenveld. Kan zij op een rij zetten welke bedragen beschikbaar zijn voor het maatschappelijk middenveld, het multilaterale kanaal en het bilaterale kanaal?

(Tevens antwoord op de vraag van het lid Voordewind (CU) of de minister de 25% voor het maatschappelijk kanaal inzichtelijk kan maken, aangezien dit niet uit de begroting gehaald kan worden).

Antwoord

Maatschappelijke organisaties zijn en blijven belangrijke partners voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Het kabinet stuurt echter primair op effectiviteit en resultaten in plaats van op kanalen. Toch staat vanwege de sterk toegenomen asielinstroom de ambitie om 25% van het budget voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking te besteden aan het maatschappelijk middenveld onder druk. Het aandeel van het budget voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dat wordt besteed aan maatschappelijke organisaties lag in 2014 op ongeveer 21%. In onderstaande tabel is de verdeling per kanaal inzichtelijk gemaakt:

Kanaal 2010 2011 2012 2013 2014
Overheid 976 535 364 304 238
NGO 1.171 1.063 967 987 916
PPP 43 46 68 57 136
Multilateraal 1.440 1.758 1.562 1.594 1.385
Onderzoeksinstellingen 291 204 211 239 194
Bedrijven 172 225 224 249 248
Toerekeningen 790 877 984 796 1.199
Totaal 4.883 4.708 4.380 4.226 4.316
           
Kanaal 2010 2011 2012 2013 2014
Overheid 20% 11% 8% 7% 6%
NGO 24% 23% 22% 23% 21%
PPP 1% 1% 2% 1% 3%
Multilateraal 29% 37% 36% 38% 32%
Onderzoeksinstellingen 6% 4% 5% 6% 4%
Bedrijven 4% 5% 5% 6% 6%
Toerekeningen 16% 19% 22% 19% 28%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100%

Als gevolg van de toenemende kosten van eerstejaars asielopvang loopt het aandeel van de (andere) kanalen dus terug, inclusief het maatschappelijk kanaal. Ook in 2015 zal het aandeel van de ODA-begroting dat via maatschappelijke organisaties wordt besteed waarschijnlijk dalen (hoewel het absolute bedrag min of meer gelijk blijft). Exclusief de kosten van asielopvang bedraagt het aandeel van het maatschappelijk kanaal circa 25%. Daarnaast wordt ook ca. 10-15% van de uitgaven binnen het multilaterale kanaal via maatschappelijke organisaties besteed.

Vraag

Kunt u toelichten waarom er EUR 34 miljoen minder wordt besteed aan rechtstaatontwikkeling, wederopbouw en vredesopbouw? Hoe wordt de stabiliteit gewaarborgd als de grenzen van Europa in brand staan? (Tevens antwoord op de vraag van het lid Voordewind (CU) over de bezuiniging op rechtsstaatontwikkeling).

Antwoord

Vanwege de bezuinigingen uit het Regeerakkoord en de negatieve BNP-bijstellingen uit eerdere jaren, wordt ook op speerpunten bezuinigd, inclusief de programma’s op het terrein van rechtstaatontwikkeling, wederopbouw en vredesopbouw.

Tegelijkertijd intensiveert het kabinet door verschuivingen binnen de BHOS en BZ-begroting de inspanningen aan de grenzen van Europa. Zo worden het Matra programma en het Stabiliteitsfonds opgehoogd ten behoeve van projecten in de rand van Europa. Ook worden de ambassades aan de grenzen van Europa versterkt ten behoeve van diplomatieke en humanitaire inspanningen gericht op stabiliteit en veiligheid. Programma’s voor privatesectorontwikkeling, zoals Local Employment in Africa for Development en het Dutch Good Growth Fund, worden ingezet om irreguliere migratie tegen te gaan door te investeren in economische perspectieven voor jongeren.

Vraag

Uitvoering van het Dutch Trade and Investment Fund alleen via banken lijkt het CDA te beperkt. Kunt u hier op ingaan? En hoe wordt het KvK-Ondernemersplein hierbij ingezet?

Antwoord

Het Dutch Trade and Investment Fund is onderdeel van de hervormingen van het instrumentarium voor export en investeringen in het buitenland. Daarbij wordt ook de dienstverlening aan het bedrijfsleven verbeterd. Het DTIF wordt niet alleen via banken bekend gemaakt, maar ook via kanalen als het

KvK-Ondernemersplein. RVO speelt een coördinerende en uitvoerende rol.

Vraag

Kan de minister de stand van zaken geven ten aanzien van de huidige gespannen situatie in respectievelijk Burundi en de Centraal Afrikaanse Republiek?

Antwoord

Burundi

De situatie in Burundi is fragiel en onvoorspelbaar. De taal verhardt tussen overheid en oppositie. Er vindt incidenteel geweld plaats, gepleegd door partijen aan beide kanten. Het risico op escalatie is reëel, ook naar andere delen van Burundi. De regering heeft tien lokale NGOs geschorst op beschuldiging van betrokkenheid bij de onrust. Er zijn harde uitspraken gedaan door regeringspartij CNDD-FDD aan het adres van België, die de oppositie steunt.

Internationaal is de druk op Burundi groot. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties nam unaniem een resolutie aan waarin grote zorgen worden geuit over Burundi. Na de Europese Unie heeft nu ook de Verenigde Staten besloten om sancties in te stellen tegen een aantal Burundezen. Het gaat om twee coupplegers, de minister van publieke veiligheid en de plaatsvervangend politiedirecteur. De Afrikaanse Unie breidt het aantal waarnemers uit van 30 naar 100 en overweegt het instellen van individuele sancties.

Nederland speelt een actieve rol in deze crisis. Daarbij wordt zoveel mogelijk in Europees verband opgetrokken, met als doel om de partijen geweld af te laten zweren en een inclusieve dialoog te starten. Nederland is voorzitter van de Internationaal Contact Groep, die in de week van 30 november bijeenkomt in Brussel. De Nederlandse gezant voor Burundi is op het moment van verzending van deze brief in Bujumbura. Zelf heb ik recent een gesprek gevoerd met de Burundese Minister van Justitie, waarin ik het belang van een inclusieve dialoog heb benadrukt. Ook heb ik op 17 november jl. met plaatsvervangend Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties Eliason en met Speciaal Adviseur Benomar gesproken over de situatie. Collega Koenders sprak de dag daarna met zijn Burundese evenknie en heeft hem aangespoord Artikel 96-consultaties (zie ook de kamerbrief dd. 24 november, met nr. 2015649179) te accepteren en een inclusieve dialoog te voeren. Ook heeft hij aandacht gevraagd voor persvrijheid.

Nederland blijft in deze politieke crisis ook denken aan de bevolking. Sinds april is het aantal Burundese vluchtelingen in de regio opgelopen tot 220.000, waaronder 113.000 in Tanzania en 72.000 in Rwanda. Nederland heeft daarom 300.000 euro extra vrijgemaakt uit de blokallocatie met het Nederlandse Rode Kruis voor de International Federation of Red Cross and Red Crescent Societies (IFRC) ten behoeve van de Burundese vluchtelingen. Dit bedrag komt bovenop de 390.000 euro die Nederland al eerder dit jaar heeft verstrekt aan het IFCR. Ook heeft Nederland in de zomer van 2015 een hydrogeoloog naar Rwanda gestuurd om ondersteuning te bieden aan lokale medewerkers om te zorgen dat er voldoende drinkwater beschikbaar is voor Burundese vluchtelingen. Verder verstrekt Nederland een ongeoormerkte bijdrage van 55 miljoen euro aan het VN Central Emergency Response Fund (CERF).  In 2015 is Nederland de tweede grootste donor van dit fonds. Het VN appeal voor de Burundi crisis bedraagt 307 miljoen dollar. Tot op heden is hiervan 105 miljoen dollar gedekt (34%), waarvan 15 miljoen dollar is bijgedragen door het CERF.

Centraal-Afrikaanse Republiek

De situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek is momenteel instabiel, maar relatief rustig. Eind september vond in de hoofdstad Bangui nog een grote uitbraak van geweld plaats. Ongeveer 60 mensen zijn daarbij om het leven gekomen. Daarbij zijn honderden gewonden gevallen en duizenden mensen op de vlucht geslagen. Ook is bij verschillende internationale organisaties en NGOs geplunderd, waaronder Cordaid. Deze incidenten tonen nog eens aan hoeveel wapens er in Bangui zijn, hoezeer het geweld gecoördineerd is en hoe machteloos MINUSCA. Na de terugkeer uit New York van de interim-president en de leiding van MINUSCA is het rustiger geworden in de hoofdstad. Maar de situatie blijft volatiel.

De verkiezingen zijn uitgesteld naar december 2015. Op 13 december vindt het referendum over de grondwet plaats. Op 27 december is de eerste ronde van de verkiezingen (van president en parlement). Op 31 januari 2016 vindt de tweede ronde van de verkiezingen plaats. De registratie van kiezers verloopt goed. Circa 90% van de kiezers is geregistreerd, evenals 25% van de vluchtelingen in omringende landen. Er is een grote kans dat het geweld voor en tijdens de verkiezingen weer zal oplaaien.

Nederland levert een aanzienlijke humanitaire bijdrage aan de Centraal-Afrikaanse Republiek. Sinds het begin van de crisis heeft Nederland EUR 15 miljoen aan humanitaire hulp gegeven. Nederland is een van de oprichters van het EU Trust Fund Bekou voor de wederopbouw van de CAR waaraan Nederland EUR 3 miljoen bijdraagt. Ook steunt Nederland Free Press Unlimited, die radioprojecten gericht op verzoening uitvoert.

Vragen van het lid Van Laar (PvdA)

Vraag

Gaat de EUR 35 miljoen die nog ontbreekt om de toename van de instroom van asielzoekers te accommoderen (zoals genoemd in de kamerbrief over de kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers in Nederland) ten koste van bestaande programmalijnen?

Antwoord

De EUR 35 miljoen is niet ten koste gegaan van bestaande programmalijnen, maar gedekt uit de lagere uitputting van het Dutch Good Growth Fund (DGGF) in 2015. Voor het DGGF blijft via een meerjarige administratieve schuif EUR 700 miljoen beschikbaar. Zoals in de mid-term review van het DGGF is toegelicht, komt het kabinet bij de Voorjaarsnota terug op de consequenties van de vertraging op het meerjarige kasritme van het DGGF.

Vraag

Kan de minister toezeggen dat ten minste 4% van alle noodhulp aan onderwijs blijft worden besteed, zoals internationaal is afgesproken? Is het kabinet ook bereid dit toe te voegen aan de inzet van Nederland en de Europese Unie voor de World Humanitarian Summit in 2016?

Antwoord

Voor slachtoffers van humanitaire crises is onderwijs essentieel. Onderzoek wijst uit dat onderwijs in de top 5 van prioriteiten van getroffenen staat. Het kabinet is zich ervan bewust dat onderwijs in de VN-appeals voor noodhulp onvoldoende aandacht krijgt bij de toebedeling van fondsen. De gevraagde bedragen voor onderwijs maken 3,2% uit van de totale appeals (2013). Met een dekking van 40% (gemiddelde dekking andere clusters 66%) betekende dit dat in 2013 1,9% van appeal-gelden daadwerkelijk naar onderwijs ging. Dit percentage is te laag.

Nederland geeft op basis van de principes van Good Humanitarian Donorship zoveel mogelijk ongeoormerkte bijdragen aan humanitaire organisaties en fondsen (zoals het Central Emergency Response Fund en Common Humanitarian Funds) van de Verenigde Naties. Wat betreft onderwijs in noodsituaties zijn vooral de ongeoormerkte bijdragen aan UNICEF (EUR 15 miljoen) en het United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (EUR 13 miljoen) relevant.

De totale Nederlandse bestedingen aan onderwijs, op basis van toerekening aan de ongeoormerkte bijdragen en geoormerkte bijdragen, komen in 2015 tot nu toe uit op ongeveer 4,9% van de uitgaven. Nederland besteedt in 2015 in de praktijk dus al meer dan 4% aan onderwijs in noodsituaties.

Nederland heeft een goede reputatie als donor, onder andere vanwege de ongeoormerkte bijdragen, die voorspelbaarheid en flexibiliteit op basis van behoeften vergroten. Het kabinet vindt onderwijs in noodsituaties van het grootste belang en geeft voorkeur aan sturing op beleid. Oormerken naar cluster is niet wenselijk en in het geval van onderwijs voor Nederland ook niet nodig, aangezien we er in de praktijk al meer dan 4% aan besteden.

Het kabinet zal het belang van onderwijs in noodsituaties bij behoeftebepalingen en toekenning van fondsen blijven benadrukken bij de VN en andere organisaties. Nederland zal een actieve rol vervullen in de internationale lobby onder leiding van Gordon Brown ten behoeve van onderwijs in crisissituaties. Dit past binnen de Nederlandse inzet om zich te richten op meer en betere opvang van ontheemden en vluchtelingen in de regio met een focus op zelfredzaamheid.

Vragen van het lid Vos (PvdA)

Vraag

Wat heeft kabinet gedaan in Iran en Saudi-Arabië?

Antwoord

Iran

Naar aanleiding van het gesloten nucleaire akkoord tussen E3+3 en Iran en de hieruit resulterende mogelijke sanctieverlichting vanaf 2016 bezochten de ministers van Buitenlandse Zaken en van Economische Zaken Iran. Tijdens zijn bezoek van 20-21 september jl. onderzocht minister Koenders de mogelijkheden voor samenwerking op politiek, cultureel en economisch gebied. Minister Kamp nam tijdens zijn werkbezoek van 22-25 november jl. deel aan het Gas Exporting Countries Forum (GECF) en ontmoette onder meer de ministers van Economische Zaken, Petroleum en Landbouw. Dit verkennende bezoek stond in het teken van stapsgewijze hervatting van de economische relatie met Iran en het versterken van de randvoorwaarden voor bilaterale handel en investeringen voor de periode na de mogelijke sanctieverlichting. Beide ministers hebben tijdens hun bezoek aan Iran de mensenrechten besproken.

Saudi-Arabië

Van 3 tot en met 5 november jl. bracht Minister Kamp een werkbezoek aan Saudi-Arabië. Aanleiding voor het bezoek was het Carbon Sequestration Leadership Forum in Riyadh, een internationale conferentie over CO2-opslag. Daarnaast had het bezoek als doel de economische kansen voor Nederland in Saudi-Arabië te vergroten. Zo is er bijvoorbeeld gesproken over nauwere samenwerking tussen Nederland en Saudi-Arabië op het gebied van energie(-efficiency). Tijdens zijn bezoek heeft de minister ook aandacht gevraagd voor mensenrechten en het belang van een permanente en open dialoog, met ruimte voor verschillende standpunten.

Vraag

De minister refereert aan het Deense model ten aanzien van onlangs gelanceerde klimaatfondsen. Hoe ziet het Deense model eruit?

Antwoord

Het Deense klimaatfonds, Danish Climate Investment Fund (KIF) is opgericht door de Deense overheid en wordt beheerd door het Deense Investeringsfonds voor ontwikkelingslanden (IFU), het Deense FMO. Het Fonds heeft tot doel om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan door de overdracht van Deense kennis naar ontwikkelingslanden te bevorderen. Het fonds ondersteunt daartoe investeringen van Deense bedrijven in opkomende markten in Azië, Afrika, Latijns-Amerika en delen van Europa. Belangrijkste interventies van het fonds zijn deelnemingen, (achtergestelde) leningen en garanties. Het fonds is succesvol en start op korte termijn een tweede fase. In totaal is met een publieke inzet van EUR 70 miljoen en EUR 100 miljoen van Deense pensioenfondsen bijna een miljard aan investeringen mogelijk gemaakt.

Vraag

Kan een ‘carve out’ voor klimaatwetgeving worden opgenomen in TTIP?

Antwoord

Het kabinet hecht groot belang aan duidelijke waarborgen voor het recht van Staten te reguleren in het publieke belang op alle beleidsterreinen, waaronder het milieu. Er moet de garantie zijn dat overheden legitiem beleid kunnen maken om publieke belangen zoals de volksgezondheid en het milieu te beschermen. Ik heb daartoe voorstellen gedaan in EU-kader voor onderhandelingen over handels- en investeringsakkoorden en deze zijn omarmd in de EU-voorstellen voor een vernieuwd mechanisme van investeringsbescherming.

Een uitzondering voor klimaatafspraken, de zogenaamde klimaat ‘carve-out’, hoewel op het oog wellicht sympathiek, is in de uitwerking problematisch. Immers, veel producten en diensten hebben invloed op klimaatverandering, in positieve of negatieve zin. Van kolencentrales tot fietsen, en van zonnepanelen tot veel uiteenlopende vormen van vervoer. Een klimaat ‘carve-out’ bakent derhalve onvoldoende af welke investeerders al dan niet een beroep zouden kunnen doen op investeringsbescherming buitenom de reguliere nationale rechtsgang. Dit schaadt de rechtszekerheid die ook nodig is om buitenlandse investeringen te stimuleren.

In het VAO TTIP van 12 november jl. heb ik een motie van het lid Thieme over het uitsluiten van milieuregels bij investeringsgeschillenbeslechting ontraden (Kamerstukken 21501-02, nr. 1546). Op 24 november heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu een motie van het lid Dik-Faber over een carve-outclausule voor investeringsarbitrage in het klimaatverdrag (Kamerstukken 31 793, nr. 128) eveneens ontraden. De Staatssecretaris wees er daarbij terecht op dat “er altijd internationaal getoetst [zal] worden.” Wel heb ik tijdens voornoemd VAO toegezegd de Kamer nader te informeren hoe de Nederlandse regering aankijkt tegen de mogelijkheid van bescherming van mens, dier en milieu in het vernieuwde geschillenbeslechtingsmechanisme. Het verzoek van een klimaat ‘carve out’ van het geschillenmechanisme is van eenzelfde strekking en zal daarin worden meegenomen.

Vragen van het lid Van Veldhoven (D66)

Vraag: Er is nog geen helderheid over de verschillende soorten financieringsstromen ten behoeve van opvang van asielzoekers en de structurele aanpak van het vluchtelingenprobleem. Hoe voorkomen we dat het geld naar symptoombestrijding gaat in plaats van naar structurele programma’s? Kan de minister de daarmee gemoeide bedragen zichtbaar maken in een apart begrotingsartikel?

Antwoord

De totale uitgaven voor de opvang van asielzoekers worden opgenomen en verantwoord in de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Op basis van richtlijnen van het Development Assistance Committee (DAC) van de OESO wordt een gedeelte van deze kosten aan ODA toegerekend, namelijk de kosten van de eerstejaars opvang van asielzoekers uit DAC-landen. Deze aan ODA toe te rekenen kosten worden meerjarig inzichtelijk gemaakt in bijlage 2A van de HGIS-nota. Voor verdere details over deze systematiek verwijst het kabinet naar de brief aan uw Kamer van 25 november jl. Daarnaast wordt in bijlage 8 van de HGIS-nota 2016 ook – inhoudelijk en budgettair - ingegaan op de inspanningen binnen de HGIS op het gebied van asiel en migratie, o.a. noodhulp en activiteiten op het gebied van Veiligheid en Rechtsorde.

Vraag

Waar is de inzet op de Global Goals terug te zien in andere begrotingen?

Antwoord

De Global Goals hebben een universeel karakter en hebben daarmee zowel betrekking op het overheidsbeleid in Nederland, als ook op het externe beleid van Nederland. Daarom zijn op vrijwel alle begrotingshoofdstukken uitgaven ten behoeve van de Global Goals opgenomen. Zo zijn op de BHOS-begroting de meeste uitgaven op het terrein van ontwikkelingssamenwerking opgenomen en staan op de begroting van Infrastructuur en Milieu de uitgaven voor het bereiken van de duurzaamheidsdoelstellingen in Nederland. De komende tijd zal er op nationaal niveau met andere departementen gewerkt worden aan de implementatie van de Global Goals. De regering zal de stand van zaken van de implementatie, monitoring en rapportage verder toelichten in de brief die in juli 2016 naar de Tweede Kamer gestuurd zal worden.

Vraag

Orange Grove - 50 jonge ondernemers krijgen de kans om op eigen initiatief een bedrijf op te zetten. Waar kunnen we deze aanpak nog meer toepassen?

Antwoord

Orange Grove is een initiatief vanuit de ambassade Athene om samen met het bedrijfsleven met name Griekse ondernemers te ondersteunen bij het starten van hun bedrijf. Dit model vindt reeds navolging, zij het in verschillende uitvoeringen. Bijvoorbeeld het project Orange Corner van de ambassade Pretoria, als platform voor Zuid-Afrikaanse en Nederlandse ondernemers en start ups, met als doel het bevorderen van publiek private samenwerking, het bieden van inzicht in nieuwe markten en netwerken, en het bevorderen van overdracht van kennis. Het Holland House in Bogota biedt een soortgelijk platform. Het Orange Plaza in San Jose biedt Nederlandse en lokale bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties een platform voor co-creatie in de sectoren water, voedselzekerheid en op het gebied van MVO. In onze partnerlanden vervullen de agri-hubs een belangrijke rol als kenniscentrum voor Nederlandse en lokale ondernemers en maatschappelijke organisaties.

Vraag

Vergeleken met de pijler voor exportfinanciering bereikt het financieren van het lokale MKB als onderdeel van het DGGF veel resultaat. Kunnen de middelen van de exportfinancieringspijler worden overgeheveld naar de lokale MKB-pijler, met dien verstande dat er trekkingsrechten blijven voor succesvolle voorstellen op het terrein van exportfinanciering?

Antwoord

Bij de Mid-term review die aan uw Kamer is gezonden (Kamerstukken II, 2015-2016,  33625 nr 180) een aantal budgetwijzigingen binnen het DGGF doorgevoerd. EUR 50 miljoen van onderdeel 3 (Exporteren NL MKB) wordt overgeheveld naar onderdeel 1 (Investeren NL MKB). Hierdoor sluiten de beschikbare middelen beter aan bij de vraag naar deze onderdelen. Vanwege de grote vraag naar onderdeel 2 (investeren lokaal MKB) wordt EUR 75 miljoen van de nog niet toebedeelde middelen binnen het fonds toegevoegd aan dit onderdeel. De resterende EUR 75 miljoen blijft gereserveerd binnen het fonds zodat op een later tijdstip op basis van de vraagontwikkeling dit kan worden toegewezen te aan die onderdelen waar de meeste vraag naar is.

Vraag

Hoe voorkomt Nederland dat antiterrorisme-maatregelen het belangrijke werk van vrouwenorganisaties – die vaak ondergronds werken – belemmeren omdat zij niet bij hun financiële middelen kunnen komen?

Antwoord

Nederlandse organisaties als Human Security Collective, Cordaid en Women Peacebuilders Program (WPP) hebben op dit gebied veel onderzoek en advocacy werk verricht.  Het kabinet steunt het werk van deze organisaties en zet waar mogelijk in op samenwerking binnen hun programma’s en activiteiten. Zo heeft WPP onlangs een workshop gegeven in het kader van het opwerktraject van de regionale veiligheidscoördinatoren – als onderdeel van de invulling van de versterking van de veiligheidsketen - over de negatieve gevolgen van antiterrorismemaatregelen en hoe deze het beste tegengaan kunnen worden.

Dat maatschappelijke organisaties negatieve gevolgen ondervinden van strengere financiële regels als gevolg van anti terrorisme maatregelen is bekend. Dit speelt al langer, organisaties kunnen vaak minder makkelijk geld uit het buitenland ontvangen en in sommige landen wordt ook nationale antiterrorismewetgeving gebruikt om de speelruimte voor maatschappelijke organisaties – waaronder vrouwenorganisaties - in te perken.  

Met het programma Samenspraak en Tegenspraak bouwt Nederland actief aan capaciteit voor maatschappelijke organisaties op dit terrein.

De impact op het maatschappelijk middenveld is een onderdeel van de werkprogramma’s en aanbevelingen binnen de anti-IS coalitie en in de Financial Action Task Force. Nederland vraagt in deze fora aandacht voor de problematiek van de negatieve gevolgen voor het maatschappelijk middenveld van strengere financiële regels. Dit voorkomt dat maatschappelijke organisaties, waaronder vrouwengroepen, als gevolg van strengere financiële regels belemmerd worden in hun werk. Daarbij is het uitgangspunt maatwerk te bieden, om deze onwenselijke bij-effecten te voorkomen. Zoals aangekondigd in het begrotingsdebat Buitenlandse Zaken is Nederland tevens voornemens op korte termijn een bijeenkomst in GCTF en Anti IS Coalitie verband over Foreign Terrorist Fighters te organiseren waar ook de financiering van en door deze terroristen onderwerp

van discussie zal zijn.

Vraag

Hoe gaat de minister er tijdens het voorzitterschap van de Europese Unie voor zorgen dat Europa zijn inzet voor de rechten van slachtoffers van oorlogsverkrachting versnelt? Graag ook aandacht voor de motie Sjoerdsma, over het strafbaar stellen van belemmering van humanitaire hulpverlening.

Antwoord

Het kabinet verwelkomt de inzet van de Europese Unie voor de rechten van slachtoffers van oorlogsverkrachting. Op dit soort onderwerpen is het bereiken van consensus onder de lidstaten niet eenvoudig. Een voortdurend pleidooi voor een geïntegreerde agenda voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief op gevoelige thema’s als abortus en seksuele voorlichting aan ongehuwden, blijft noodzakelijk. In mei 2015 heeft de Europese Raad de Europese Commissie verzocht te werken aan beter begrip bij de lidstaten voor de verschillende elementen van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en daarover binnen een jaar te rapporteren. Nederland zal met de Commissie overleggen over een effectieve aanpak hiervan en zal daarbij eventueel ook ondersteuning door Nederlandse experts aanbieden.

Vragen van het lid Voordewind (CU)

Vraag

Kan de minister een indicatie geven van dreigende gaten van eerstejaarsopvang van asielzoekers in Nederland? Krijgt de minister deze gaten gedicht, los van de dekkingen? Ziet de minister mogelijkheden om bovengemiddelde kosten op tijd en op een andere manier te ondervangen?

Antwoord

De stijgende kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers in Nederland hebben uiteraard gevolgen voor de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. De fluctuaties in de asielinstroom van de afgelopen jaren tonen aan dat het moeilijk is om een gedegen planning van de verwachte kosten te maken. De kosten zijn sterk afhankelijk van de actualiteit en de instroomramingen die worden gemaakt door het ministerie van Veiligheid en Justitie. In de ontwerpbegroting 2016 en de HGIS-nota 2016 (waaronder bijlage 2A en bijlage 8) zijn de gevolgen voor de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking inzichtelijk gemaakt. Bij Najaarsnota zal - op basis van de actuele gegevens - verder worden ingegaan op de financiële gevolgen van de asielinstroom. Hierbij zal ook de motie Slob over het ontzien van lopende programmalijnen worden betrokken.

Vraag

Kan de minister de middelen in het Dutch Relief Fund – die na 2017 zullen opraken – meerjarig voortzetten, met daarbij speciale aandacht voor noodhulp aan Irak, Syrië en Libanon?

Antwoord

De eerste ervaringen van het kabinet met het Dutch Relief Fund (EUR 570 miljoen voor de periode september 2014 tot eind 2017), inclusief de Dutch Relief Alliance van Nederlandse NGO’s op humanitair terrein (EUR 120 miljoen), zijn positief. Het huidige kabinet kan echter geen besluit nemen over begrotingen na 2017.

Vraag

Is de minister bereid om het succesvolle programma ten aanzien van kinderarbeid (Child Labour Free Zones) voort te zetten?

Antwoord

Het uitgangspunt van het programma Child Labour Free Zones is dat kinderarbeid het best aangepakt kan worden in een geografisch afgebakend gebied (bijvoorbeeld een dorp of gemeente) en in samenwerking met alle belanghebbenden in de betrokken gemeenschap. Ouders, onderwijzers, vakbonden, ngo’s, lokale autoriteiten, religieuze leiders en werkgevers worden gemobiliseerd om samen te zorgen dat alle kinderen naar school gaan in plaats van aan het werk. Deze benadering kan toegepast worden in alle landen die kampen met kinderarbeid. Internationaal vindt dit concept steeds meer weerklank. De eerste resultaten van het programma dat het ministerie financiert zijn dan ook bemoedigend. Het project loopt echter nog door tot 2017. Uit het oogpunt van doelmatige besteding van publieke middelen is het, zoals te doen gebruikelijk, verstandig de evaluatie af te wachten alvorens te besluiten tot voortzetting van de financiering.

Vragen van het lid Klaver (GL)

Vraag

Hoe worden de kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers in Nederland nu gedekt?

Antwoord

Bij de Voorjaarsnota 2015 werd de verwachte instroom voor 2015 verhoogd van 18.000 naar 34.400 asielzoekers. De toerekening aan ODA werd hiervoor verhoogd met EUR 400 miljoen, waarvan EUR 345 miljoen werd gedekt uit de verwachte BNP-groei van de ODA-begroting in de jaren 2016-2020 (op basis van het Centraal Economisch Plan 2015). De resterende EUR 55 miljoen werd voor EUR 31 miljoen gedekt via een kasschuif met de ODA-begroting in 2020 en EUR 24 miljoen uit de eindejaarsmarge van de BHOS-begroting van 2014. Afgelopen augustus werd de verwachte instroom voor 2015 opnieuw verhoogd, naar 40.000 asielzoekers. De toerekening werd hiervoor verhoogd met EUR 139 miljoen. De toename werd voor EUR 104 miljoen gedekt uit de BNP-groei in 2015 op basis van de Macro-Economische Verkenningen 2015. Het resterende bedrag van EUR 35 miljoen is opgevangen binnen de BHOS-begroting. Voor verdere details over de toerekeningssystematiek verwijst het kabinet naar de brief aan uw Kamer van 25 november jl.

Vraag

Kan de minister een overzicht geven van de gevolgen voor UNESCO-IHE van het voorstel van de leden Ten Broeke en Servaes om middelen tussen internationale organisaties te verschuiven, zoals gedaan tijdens de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken?

Antwoord

De uitwerking van deze voorgenomen korting moet nog worden besproken met UNESCO/IHE. Het kabinet zal u hierover informeren.

Vraag

Het blijft onduidelijk of het geld voor klimaatfinanciering nieuw geld is. Wordt steeds hetzelfde geld weer doorgeschoven? Gaat de minister het geld dat eerst was bestemd voor ontwikkeling en daarna voor migratie voor een derde keer wegzetten maar dan als klimaatgeld?

Antwoord

Klimaat is een integraal onderdeel van de begroting. In de HGIS nota is een overzicht opgenomen van de uitgaven per begrotingsartikel die bijdragen aan het tegengaan van klimaatverandering en de gevolgen van klimaatverandering (bijlage 7). Financiering wordt niet eerst bestemd voor ontwikkeling en dan voor klimaat maar gelijktijdig wordt aan beide doelen bijgedragen. De Nederlandse klimaatfinanciering bedraagt in 2015 EUR 440 miljoen, waaronder EUR 340 miljoen publiek en EUR 100 miljoen privaat. Bij het bestrijden van de oorzaken van migratie zijn soortgelijke synergie effecten te realiseren. De EUR 50 mln. die is ingezet voor West Afrika is bijvoorbeeld ook onderdeel van verschillende artikelen in de begroting.

Vraag

Vallen volgens de minister leningen en garanties ook onder klimaatfinanciering?

Antwoord

Recent is door donoren in de aanloop naar de Lima klimaat ministeriële op 9 oktober jl. afgesproken dat leningen en garanties onderdeel zijn van de klimaatfinancieringsdoelstelling. Het rapport van de OESO over de totale mondiale inzet op klimaat in 2013 en 2014 presenteert op die basis een totaal van USD 61,7 mrd. aan klimaatfinanciering in 2014. Dit bedrag bestaat uit bilaterale giften en leningen (23,1 mrd.), multilaterale leningen (20,4 mrd.), export kredieten (1,6 mrd.) en privaat gemobiliseerd kapitaal (16,7 mrd.) Nederland rapporteerde tot nu toe nog niet over leningen en garanties in afwachting van deze internationale consensus en de verdere ontwikkeling van methode om dit goed te meten. Het komend jaar zal worden onderzocht op welke manier Nederland ook over deze stromen kan rapporteren aan de VN. Het uitgangspunt daarbij is dat daarbij inzicht wordt geboden welke instrumenten worden ingezet. Subsidies, leningen, garanties en privaat gemobiliseerde stromen moeten daarbij duidelijke worden onderscheiden zodat ontvangende landen inzicht hebben in de Nederlandse inzet.

Vraag

Hoe hoog zou het bedrag voor de klimaatfinanciering moeten zijn?

Antwoord

De verplichting voor het mobiliseren van klimaatfinanciering is een collectieve verplichting voor de OESO landen. Deze verplichting is niet vertaald naar nationale bedragen. Aan het begin van deze kabinetsperiode heeft de Algemene Rekenkamer een inschatting gemaakt van een Nederlands fair share op het gebied van klimaatfinanciering. In dat rapport geeft de Rekenkamer aan dat een juiste inschatting van veel factoren afhankelijk is. De berekening hangt bijvoorbeeld af van de mate van de mitigatie inzet van ontwikkelingslanden en de inzet van andere donoren.

Vraag

Volgens Oxfam is de Nederlandse fair share EUR 2,1 miljard en niet de 1,2 miljard zoals voorgesteld door kabinet. Hoe is dit verschil te verklaren?

Antwoord

De berekening van de Rekenkamer was gebaseerd op de veronderstelling dat Japan, Amerika en Europa ongeveer een derde van de USD 100 mrd. zouden bijdragen en dat Nederland in lijn met de bijdrage aan de EU begroting een aandeel van 4,8 % van het Europese deel zou moeten doen. OXFAM baseert de verdeling op de uitstoot per land. Het verschil tussen de inschatting van de Algemene Rekenkamer en die van Oxfam is dus te verklaren door het gebruik van verschillende methoden.

Vraag

Claimrecht mag niet gegeven worden aan bedrijven die niet in Nederland gevestigd zijn. Wil de minister delen hoe ze de herziening van de IBO’s gaat aanpakken en wanneer ze welke stappen wil zetten?

Antwoord

In de beantwoording van de Kamervragen van het lid Thieme van 19 mei jl. geef ik aan hoe de herziening eruit zal zien. Kort samengevat, Nederland zal de 92 IBO’s aanpassen in lijn met de EU-positie in TTIP. Eén van de aanpassingen is dat alleen bedrijven met een substantiële bedrijfsactiviteit gebruik kunnen maken van investeringsbescherming. Als eerste stap zal er een nieuwe modeltekst gemaakt worden. Dit zal in overleg gaan met alle stakeholders. Vervolgens zal een proces van heronderhandeling van de bestaande IBO's gestart worden. Nederland dient voor elk voorstel tot heronderhandeling van een IBO autorisatie te vragen aan de Europese Commissie. Nederland is voornemens om in één keer autorisatie te vragen om alle IBO's te mogen herzien. Daarna zal de wederpartij moeten instemmen met heronderhandeling van de IBO en kan er onderhandeld worden.

Vraag

Graag ontvang ik een overzicht van de multinationals die via Nederland landen hebben aangeklaagd.

Antwoord

Bij de beantwoording op vragen van het lid Thieme op 19 mei over ‘de gevolgen van de ISDS-clausules in Nederlandse handelsverdragen voor ontwikkelingslanden’ is een overzicht meegestuurd van de UNCTAD over het gebruik van deze clausule in bij de UNCTAD bekende zaken onder internationale investeringsovereenkomsten door Nederlandse investeerders tot en met 2013. Het gaat hier specifiek om claims op grond van Nederlandse IBO’s en het Energiehandvestverdrag. De UNCTAD geeft aan dat cijfermatig elf procent van de wereldwijde claims door een Nederlandse investeerder aanhangig is gemaakt via een Nederlandse IBO of het Energiehandvestverdrag. Tot en met 2013 gaat het om 61 van de in totaal 552 aangespannen zaken. De investeringsverdragen waar Nederland partij bij is worden door een grote verscheidenheid aan bedrijven gebruikt en weinig door multinationals. Het betreft zowel grote als kleine moeder- en dochtermaatschappijen. Ook is er een aantal natuurlijke personen met de Nederlandse nationaliteit geweest die een zaak aanhangig hebben gemaakt via Nederlandse IBO’s.

Vraag

Wetshandhaving is essentieel voor het bereiken van de Global Goals, waaronder doel 16. Wat gaat de minister concreet doen op het gebied van wetshandhaving?

Antwoord

Het kabinet bevordert de toegang tot formele en informele rechtspraak in 10 landen (Afghanistan, Mali, Ethiopië, Indonesië, Kenia, Rwanda, Oekraine, Uganda, Zuid Soedan, Guatemala) voor tenminste 250. 000 mensen, waaronder de helft vrouwen. Hierbij is aandacht voor slachtoffers van seksueel geweld in Zuid Soedan en de Democratische Republiek Congo en slachtoffers van huiselijk geweld in Afghanistan. Nederland blijft ondersteuning bieden aan de politie in Afghanistan, door verbetering van het systeem van salarisbetalingen en steun aan het streven naar 10.000 vrouwelijke politieagenten. Ook helpt Nederland Afghanistan om eind 2016 20 extra informatiepunten op te richten om de kloof tussen burger en de politie te verkleinen (bovenop de 31 bestaande informatiepunten). Daarnaast blijft Nederland gender teams van de politie ondersteunen, zodat meer vrouwen laagdrempelig toegang hebben tot de politie en op kunnen komen voor hun rechten. Ook ondersteunt Nederland (via het Law and Order Trust Fund for Afghanistan) de family response units van de politie. Daarmee hebben slachtoffers van huiselijk geweld de kans hun recht te halen.  

Het kabinet zet in op versterking van juridische systemen in tenminste 4 landen (Afghanistan, Indonesië, Mali, Rwanda), waardoor bijvoorbeeld achterstanden in de behandeling van rechtszaken teruglopen en mensen sneller uitsluitsel krijgen over hun rechtszaken. Goed samenspel van politie, onderzoeksrechters, procureurs en andere instellingen zoals gevangenissen is daarvoor nodig. Nederland werkt bijvoorbeeld aan een beter functionerende strafrechtketen in Noord Mali. Mede met Nederlandse steun zal het United Nations Office on Drugs and Crime in Mogadishu het Major Crime Complex voltooien. Het is ook belangrijk dat burgers de overheid kunnen aanspreken. Daarom wordt het maatschappelijk middenveld in onder andere Mali en Zuid Soedan versterkt. In Zuid Soedan wordt Nederland de leidende donor in een fonds voor Zuid-Soedanese NGO’s, waarmee 50 organisaties in vijf regio’s worden versterkt.

Ook zet het kabinet in op de ontwikkeling van transitional justice in minimaal 5 landen  (Mali, Zuid Sudan, Burundi, Colombia, Oekraïne en de Centraal Afrikaanse Republiek), zodat straffeloosheid wordt aangepakt, slachtoffers van conflict en geweld genoegdoening kunnen krijgen en stappen naar duurzame vrede worden gezet.

Voor de bevordering van innovatie van de rechtsstaat financiert het kabinet surveys in een viertal landen om problemen die mensen ondervinden in het rechtssysteem te identificeren. Op grond van de gesignaleerde knelpunten worden vervolgens concrete voorstellen voor verbetering van procedures aangewezen, voor bijvoorbeeld het regelen van landgeschillen, echtscheiding of erfenis te verbeteren.

Graag verwijst het kabinet ook naar de Resultatenrapportage, waarbinnen ook de behaalde resultaten op Veiligheid en Rechtsorde per partnerland worden uitgewerkt. Overigens zijn deze voor iedereen toegankelijk via www.rijksoverheid.nl.    

Vraag

Hoe draagt de minister zorg voor een coherente implementatie van de SDG’s? Wie neemt het politieke leiderschap?

Antwoord

Het kabinet onderschrijft het belang van coherente implementatie van de Global Goals. De relevante ministeries en andere spelers worden daarom betrokken bij de uitvoering van de Global Goals. Op dit moment lopen consultaties. Het ministerie van Buitenlandse Zaken brengt in kaart welke vakdepartementen horen bij welke doelen, en waar er werk aan de winkel is voor Nederland.

Het politieke leiderschap voor de implementatie van de Global Goals in Nederland is daarmee een gedeelde verantwoordelijkheid van het kabinet. Het is overigens niet alleen het kabinet dat haar verantwoordelijkheid neemt. Ook andere spelers – onder andere het maatschappelijk middenveld en bedrijven – spelen een belangrijke rol bij het bereiken van de doelen. De Global Goals zijn een universele agenda. Dat betekent dat de doelen voor alle landen gelden, en ook dat alle stakeholders eraan kunnen en moeten bijdragen. In Nederland zijn al diverse bedrijven en organisaties bezig met de uitvoering van de nieuwe agenda. Een goed voorbeeld is het SDG Charter, waarin meer dan 75 bedrijven, non-gouvernementele organisaties, sociale ondernemingen, kennisinstellingen en overheidsinstellingen zich hebben verbonden aan het samen werken aan bijdragen aan het behalen van de uitvoering van de nieuwe Global Goals.

Coherentie is een essentieel onderdeel van de Global Goals. Veel coherentiedoelen staan genoemd onder SDG-17 over de implementatiemiddelen en het wereldwijde partnerschap voor ontwikkeling. Het kabinet werkt actief aan doel 17, bijvoorbeeld voor het versterken van de binnenlandse inkomsten in ontwikkelingslanden werken de ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën samen aan eerlijker internationale belastingregels en verdubbeling van de Technische Assistentie onder het Addis Tax Initiative. Maar coherentie staat ook in andere Global Goals. Voorbeelden zijn toegang tot betaalbare medicijnen in relatie tot het Trade-Related Intellectual Property Rights (TRIPS) verdrag (doel 2) en verlaging van de kosten van remittances (doel 10). Op het onderwerp toegang tot betaalbare medicijnen werken de ministeries van Buitenlandse Zaken, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Economische Zaken samen om de ruimte in het WTO/TRIPS verdrag  ten behoeve van de volksgezondheid te behouden en opties uit te werken voor toegang tot betaalbare medicijnen in ontwikkelingslanden en Nederland.