[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34237, bijgewerkt t/m nr. 8 (NvW d.d. 30 november 2015)

Aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie alsmede in verband met de uitbreiding van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad (Invoeringsrijkswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht en uitbreiding prejudiciële vragen)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2015D47056, datum: 2015-12-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2015Z12562:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 8 (NvW d.d. 30 november 2015)



	34 237 (R2054)	Aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering
van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en
digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging
en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie
alsmede in verband met de uitbreiding van prejudiciële vragen aan de
Hoge Raad (Invoeringsrijkswet vereenvoudiging en digitalisering
procesrecht en uitbreiding prejudiciële vragen)







Nr. 2	VOORSTEL VAN RIJKSWET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: 

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op de
vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht wenselijk is de
invoering te regelen van de Wet tot wijziging van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband
met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet
tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband
met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger
beroep en cassatie en in verband daarmee een aantal rijkswetten aan te
passen, alsmede voor de gerechten in het Caribisch deel van het
Koninkrijk de mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen aan
de Hoge Raad te regelen en andere technische aanpassingen aan te
brengen;

	Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het
Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de
bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij
deze: 

ARTIKEL I

	De Consulaire Wet wordt als volgt gewijzigd: 

A

	In artikel 7, derde lid, wordt “de arrondissementsrechtbank te
’s-Gravenhage” vervangen door: de rechtbank Den Haag.

B

	In artikel 9 wordt “de twaalfde titel” vervangen door: de derde
titel.  

C

In artikel 11, eerste lid, wordt “artikel 30” vervangen door:
artikel 36.

D

	In de artikelen 11a, tweede lid, 14, derde lid, 15 en 16a, eerste lid,
wordt “de arrondissements-rechtbank te ’s-Gravenhage” telkens
vervangen door: de rechtbank Den Haag. 

E

	In artikel 16 wordt “der arrondissements-rechtbank te
’s-Gravenhage” vervangen door: van de rechtbank Den Haag. 

ARTIKEL II

	Artikel 38, eerste lid, van de Paspoortwet komt te luiden:

1. Op de procedure ingevolge de artikelen 34, 36 en 37 zijn in het
Europese deel van Nederland de regels inzake de verzoekprocedure,
bedoeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, van toepassing,
met uitzondering van artikel 30a, vierde lid, van dat wetboek.

ARTIKEL III

De Rijksoctrooiwet 1995 wordt als volgt gewijzigd: 

A

In de artikelen 23a, zesde lid, 23w, eerste lid, 23x, derde lid, en 23y,
vijfde lid, wordt “het Gerechtshof te ’s-Gravenhage” telkens
vervangen door: het gerechtshof Den Haag.

B

	In artikel 23s, derde lid, vervalt: of procureur. 

C

Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en vijfde lid wordt “dagvaarding” telkens vervangen
door: procesinleiding. 

2. In het tweede lid wordt “bij dagvaarding” vervangen door: bij de
procesinleiding.

3. In het derde lid wordt “de dagvaarding” vervangen door: het
oproepingsbericht.

D

	Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt “bij dagvaarding dan wel bij conclusie van
eis in reconventie” vervangen door “bij de procesinleiding dan wel
bij de tegenvordering in zijn verweerschrift” en wordt
“terechtzitting” vervangen door: zitting.

	2. In het vijfde, zesde, zevende, achtste en twaalfde lid wordt
“gedaagde” telkens vervangen door: verweerder.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

13. Indien de gerechtelijke procedure ingevolge artikel 80, tweede lid,
in Curaçao of Sint Maarten wordt gevoerd, wordt de in het tweede lid
bedoelde bijlage bij dagvaarding dan wel bij conclusie van eis in
reconventie en in kort geding op de terechtzitting overgelegd. Onder de
verweerder in de leden vijf tot en met acht en twaalf wordt in deze
procedure telkens de gedaagde verstaan.

E

	In artikel 75, vierde en achtste lid, wordt “dagvaarding” telkens
vervangen door: procesinleiding. 

F

	In artikel 76, eerste lid, wordt “bij dagvaarding dan wel bij
conclusie van eis in reconventie” vervangen door: bij de
procesinleiding dan wel bij de tegenvordering in zijn verweerschrift. 

G

	In artikel 78, tweede, derde, vijfde en zesde lid, wordt
“dagvaarding” telkens vervangen door: procesinleiding.

	

H

	In de artikelen 79, vijfde lid, 80, eerste en tweede lid, en 81 wordt
“rechtbank te ’s-Gravenhage” telkens vervangen door: rechtbank Den
Haag. 

I

	In artikel 82 wordt “ter terechtzitting” vervangen door “ter
zitting” en wordt “procureur” vervangen door: advocaat. 

ARTIKEL IV 

	De Rijkswet cassatierechtspraak voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt als volgt gewijzigd: 

A

	Artikel 1, tweede lid, komt te luiden:

	2. De rechtsstelsels van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van de
openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba gelden niet als
rechtsstelsels van vreemde staten in de zin van artikel 79, eerste lid,
onderdeel b, van de Wet op de rechterlijke organisatie. 

B

	Na artikel 1a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1b

	De Hoge Raad neemt ten aanzien van burgerlijke zaken in Aruba, Curaçao
en Sint Maarten en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en
Saba, voor zover in deze rijkswet niet anders is bepaald, in
overeenkomstige gevallen, op overeenkomstige wijze en met
overeenkomstige rechtsgevolgen als ten aanzien van burgerlijke zaken in
het Europese deel van het Koninkrijk, kennis van een gestelde
prejudiciële vraag.

C

	De artikelen 2 en 12 vervallen.

D

	Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

	1. De termijnen van verschijning in vorderingsprocedures worden bij
algemene maatregel van rijksbestuur vastgesteld.  

	2. Indien het beroep in cassatie aanhangig wordt gemaakt volgens de
regels die gelden voor de verzoekprocedure, bericht de griffier van de
Hoge Raad de verweerder of belanghebbende over de indiening van het
cassatieberoep.

	

E

	Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

	Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint
Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba kan, indien dit wordt
gevorderd, niettegenstaande daartegen aan te wenden rechtsmiddelen,
verklaren dat zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal zijn, tenzij uit
de wet of uit de aard van de zaak anders voortvloeit.

F

	In artikel 9, derde lid, wordt “eindbeslissing” vervangen door:
uitspraak.

G

	Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15

	1. Een door de griffier van de Hoge Raad gewaarmerkt afschrift van het
arrest van de Hoge Raad wordt zo spoedig mogelijk door de
procureur-generaal bij de Hoge Raad gezonden aan de procureur-generaal
bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint
Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

	2 De procureur-generaal bij de Hoge Raad geeft tevens van de beslissing
kennis aan de verdachte en aan de benadeelde partij indien deze zich in
het geding heeft gevoegd.

	3. De procureur-generaal bij de Hoge Raad verstrekt desgevraagd een
afschrift van het arrest van de Hoge Raad aan de verdachte en de
benadeelde partij, bedoeld in het tweede lid.

	4. Indien bij het arrest ten principale recht is gedaan, wordt deze
beslissing, voor zover geen termen zijn gevonden tot het verlenen van
gratie, ten uitvoer gelegd als een uitspraak in Aruba, Curaçao en Sint
Maarten en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in
hoger beroep gegeven. 

H

	In artikel 16 wordt “uittreksel” vervangen door: afschrift.

I

	In artikel 19 wordt “cassatierechtspraak” vervangen door:
rechtsmacht Hoge Raad.

ARTIKEL V

	De Rijkswet Noodvoorzieningen Scheepvaart wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 24, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel 1º wordt “door de arrondissementsrechtbank, binnen
wier rechtsgebied de belanghebbende woont” vervangen door: door de
rechtbank in het arrondissement waar de belanghebbende woont. 

	2. In onderdeel 3º wordt “arrondissementsrechtbank” vervangen
door: rechtbank.

B

	Na artikel 25 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25a 

	1. Indien de vaststelling van het bedrag van de vergoeding geschiedt
door de in artikel 24, vierde lid, onder 1º of onder 3º bevoegde
rechter, wordt het geding in afwijking van artikel 25 door de verzoeker
aanhangig gemaakt door het indienen van een procesinleiding, waarin de
naam en het adres van de belanghebbende is vermeld alsmede het bedrag
van de vergoeding waarvan de vaststelling wordt verzocht.

	2. De in artikel 24, vierde lid, onder 1º of onder 3º bevoegde
rechter bepaalt de dag van de volgende proceshandeling. Deze dag zal
niet later mogen worden gesteld dan zes weken na die waarop de
procesinleiding ter griffie is ingediend. De griffier geeft schriftelijk
van deze dagbepaling kennis aan de verzoeker en de andere partij. Tussen
de dag waarop deze kennisgeving is verzonden en de door de rechter
bepaalde dag moeten tenminste vier weken verlopen. De kennisgeving aan
de andere partij gaat vergezeld van een afschrift van de
procesinleiding.

	3. De in het tweede lid bedoelde kennisgeving heeft ten opzichte van
partijen de kracht van een procesinleiding. 

ARTIKEL VI

In artikel 22, derde lid, van de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof
wordt "het bureau rechtsbijstandvoorziening" vervangen door: het bestuur
van de raad voor rechtsbijstand.

ARTIKEL VII

	1. Ten aanzien van een procedure bij de civiele rechter waarbij het
exploot voor de datum van inwerkingtreding van deze wet rechtsgeldig is
betekend, blijft het recht van toepassing zoals dat voor die datum gold.

2. Ten aanzien van een procedure bij de civiele rechter waarbij voor de
datum van inwerkingtreding van deze wet een verzoekschrift bij de
rechter is ingediend, een beroepschrift bij het gerechtshof is ingediend
of een verzoekschrift bij de Hoge Raad is ingediend, blijft het recht
van toepassing zoals dat gold voor de inwerkingtreding van deze wet. 

3. Zolang de verplichting om langs elektronische weg te procederen nog
niet bij alle gerechten als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de
rechterlijke organisatie voor alle zaken in werking is getreden, bepaalt
de rechter naar wie een zaak wordt doorgestuurd, verwezen of
teruggewezen, zo nodig op welke wijze die zaak wordt behandeld of
voortgezet.

ARTIKEL VIII

	De artikelen van deze rijkswet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan, voor verschillende vorderingen en verzoeken en voor
de verschillende gerechten als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de
rechterlijke organisatie verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL IX

	Deze rijkswet wordt aangehaald als: Invoeringsrijkswet vereenvoudiging
en digitalisering procesrecht en uitbreiding prejudiciële vragen. 

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad
van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad
van Sint Maarten zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de
nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1