[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34265, bijgewerkt t/m nr. 5 (NvW d.d. 26 november 2015)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2015D48281, datum: 2015-11-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2015Z14990:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 5 (NvW 26/11/2016)



	34 265	Regels met betrekking tot de veiligheid en het in handel brengen
van pleziervaartuigen (Wet pleziervaartuigen 2016)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



		Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden,
Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is dat het,
gelet op richtlijn 2013/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van
de Europese Unie van 20 november 2013 betreffende pleziervaartuigen en
waterscooters en tot intrekking van richtlijn 94/25/EG (PbEU L 354),
noodzakelijk is regels te stellen met betrekking tot de veiligheid en
het in de handel brengen van pleziervaartuigen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN 

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

accreditatie: accreditatie zoals bedoeld in artikel 2, tiende lid, van
de verordening;

CE-markering: markering waarmee de fabrikant aangeeft dat een product in
overeenstemming is met alle toepasselijke eisen van de
harmonisatiewetgeving van de Europese Unie die in het aanbrengen van die
markering voorziet;

distributeur: natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen,
anders dan de fabrikant of de importeur, die een product op de markt
aanbiedt;

EU-conformiteitsverklaring: verklaring afgegeven door de fabrikant dat
een product voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 15, eerste tot en
met derde lid, van de richtlijn;

fabrikant: natuurlijke of rechtspersoon die een product vervaardigt of
een product laat ontwerpen of vervaardigen en het onder zijn naam of
merknaam verhandelt;

geharmoniseerde norm: geharmoniseerde norm als bedoeld in artikel 2,
onderdeel 1, onder c, van Verordening (EU) nr. 1025/2012, betreffende
Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en
93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG,
95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en
2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van
Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het
Europees Parlement en de Raad;

gemachtigde: in de Europese Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon
die schriftelijk door de fabrikant is gemachtigd om namens hem
specifieke taken te vervullen;

harmonisatiewetgeving van de Unie: alle wetgeving van de Europese Unie
die de voorwaarden voor het verhandelen van producten harmoniseert;

importeur: in de Europese Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon
die een product uit een derde land in de Europese Unie in de handel
brengt;

in bedrijf stellen: eerste gebruik in de Europese Unie van een onder de
richtlijn vallend product door de eindgebruiker ervan;

in de handel brengen: voor het eerst in de Europese Unie op de markt
aanbieden van een product;

ingrijpende verbouwing van een vaartuig: een verbouwing van het vaartuig
waarbij de wijze van voortstuwing van het vaartuig wordt veranderd, de
motor ingrijpend wordt gewijzigd of het vaartuig zodanig wordt gewijzigd
dat mogelijkerwijs niet meer wordt voldaan aan de toepasselijke
essentiële veiligheids- en milieueisen van de richtlijn; 

ingrijpende wijziging van een motor: een wijziging van een
voortstuwingsmotor waardoor deze de in bijlage I, deel B, van de
richtlijn vermelde emissiegrenswaarden zou kunnen overschrijden of
waardoor het nominale vermogen van de motor met meer dan 15 % toeneemt;

keuring: onderzoek waarmee wordt aangetoond of een product aan de eisen
van de richtlijn voldoet;

keuringsinstantie: instantie die activiteiten in het kader van een
keuring verricht, zoals ijken, testen, certificeren en inspecteren;

kleine of middelgrote onderneming; onderneming als bedoeld in de
Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie, van 6 mei 2003, betreffende de
definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen;

marktdeelnemers: fabrikant, gemachtigde, importeur en distributeur;

markttoezicht: activiteiten en maatregelen van overheidsinstanties om
ervoor te zorgen dat producten voldoen aan de toepasselijke eisen die
zijn opgenomen in de harmonisatiewetgeving van de Unie en geen gevaar
opleveren voor de gezondheid en veiligheid of andere aspecten van de
bescherming van het openbaar belang;

markttoezichthouder:door Onze Minister met het markttoezicht belaste
ambtenaren; 

nationale accreditatie-instantie: nationale accreditatie-instelling als
bedoeld in artikel 2, elfde lid, van de verordening;

onderdelen: in bijlage II van richtlijn 2013/53/EU bedoelde onderdelen
van vaartuigen, die afzonderlijk in de handel worden gebracht;

Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu; 

op de markt aanbieden: in het kader van een handelsactiviteit, al dan
niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op
distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Europese Unie;

particuliere importeur: in de Europese Unie gevestigde natuurlijke of
rechtspersoon die in het kader van een niet-handelsactiviteit een
product uit een derde land in de Unie invoert met het oogmerk dit voor
eigen gebruik in bedrijf te stellen;

pleziervaartuig: voor sport- en vrijetijdsdoeleinden bedoeld vaartuig,
niet zijnde een waterscooter, ongeacht het type of de wijze van
voortstuwing, met een romplengte van 2,5 tot 24 meter;

richtlijn: richtlijn nr. 2013/53/EU van het Europees Parlement en de
Raad van de Europese Unie van 20 november 2013 betreffende
pleziervaartuigen en waterscooters en tot intrekking van richtlijn
94/25/EG (PbEU L 354); 

uit de handel nemen: maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat een
product dat zich in de toeleveringsketen bevindt, op de markt wordt
aangeboden;

vaartuig: pleziervaartuig of waterscooter;

verordening: verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees parlement en
de Raad van de Europese Unie van 9 juli 2008 tot vaststelling van de
eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen
van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU L
218);

voor eigen gebruik gebouwd vaartuig: vaartuig dat grotendeels door de
toekomstige gebruiker voor eigen gebruik is gebouwd;

voortstuwingsmotor: direct of indirect voor voortstuwing gebruikte
inwendige verbrandingsmotor met vonk- of compressieontsteking, die
gemonteerd zijn of specifiek bestemd zijn voor montage op of in
vaartuigen;

waterscooter: voor sport- en vrijetijdsdoeleinden bedoeld vaartuig met
een romplengte van minder dan 4 meter dat een voortstuwingsmotor met een
waterstraalpomp als primaire voortstuwingsbron gebruikt en ontworpen is
om door (een) op en niet in de romp zittende, staande of knielende
persoon (personen) te worden bediend;

Artikel 2 

1. Deze wet is niet van toepassing op: 

a. wat de ontwerp- en bouwvoorschriften van bijlage I, deel A, van de
richtlijn betreft: 

1º. uitsluitend voor wedstrijden bedoelde vaartuigen, met inbegrip van
wedstrijdroeiboten en trainingsroeiboten, die als zodanig door de
fabrikant worden aangeduid;

2º. kano’s en kajaks die ontworpen zijn om uitsluitend met menselijke
kracht te worden voortgestuwd, gondels en waterfietsen; 

3º. surfplanken die uitsluitend zijn ontworpen om door de wind te
worden voortgestuwd en die worden bediend door een of meer staande
personen; 

4º. surfplanken; 

5º. originele historische vaartuigen en individuele replica’s daarvan
die vóór 1950 zijn ontworpen en hoofdzakelijk met de oorspronkelijke
materialen zijn gebouwd, en als zodanig door de fabrikant worden
aangeduid; 

6º. experimentele vaartuigen, mits zij niet in de Europese Unie in de
handel worden gebracht; 

7º. voor eigen gebruik gebouwde vaartuigen, onder de voorwaarde dat zij
daarna gedurende een periode van vijf jaar, gerekend vanaf het in
bedrijf stellen van het vaartuig, niet in de Europese Unie in de handel
worden gebracht; 

8º. onverminderd het tweede lid, vaartuigen die specifiek bestemd zijn
om te worden bemand en passagiers te vervoeren voor commerciële
doeleinden, ongeacht het aantal passagiers; 

9º. duikboten; 

10º. luchtkussenvoertuigen; 

11º. draagvleugelboten; 

12º. met stoomkracht aangedreven vaartuigen met externe verbranding die
als brandstof gebruikmaken van kolen, cokes, hout, olie of gas; 

13º. amfibische vaartuigen, te weten motorvoertuigen, op wielen of
rupsbanden, die zowel op water als aan land kunnen worden gebruikt; 

b. wat de uitlaatemissievoorschriften van bijlage I, deel B, van de
richtlijn betreft: 

1º. voortstuwingsmotoren die gemonteerd zijn op of specifiek bestemd
zijn voor montage op:

aa. uitsluitend voor wedstrijden bedoelde vaartuigen die als zodanig
door de fabrikant worden aangeduid;

bb. experimentele vaartuigen, op voorwaarde dat zij niet in de Europese
Unie in de handel worden gebracht; 

cc. vaartuigen die specifiek bestemd zijn om te worden bemand en
passagiers te vervoeren voor commerciële doeleinden, onverminderd lid
3, ongeacht het aantal passagiers; 

dd. duikboten; 

ee. luchtkussenvoertuigen; 

ff. draagvleugelboten; 

gg. amfibische vaartuigen, te weten motorvoertuigen, op wielen of
rupsbanden, die zowel op water als aan land kunnen worden gebruikt;

2º. originelen en individuele replica’s van historische
voortstuwingsmotoren die op een ontwerp van vóór 1950 gebaseerd zijn,
niet in serie geproduceerd zijn en gemonteerd worden op de in onderdeel
a, onder 5º of 7º, bedoelde vaartuigen;

3º. voor eigen gebruik gebouwde voortstuwingsmotoren, op voorwaarde dat
zij nadien gedurende een periode van vijf jaar, gerekend vanaf het
moment waarop het vaartuig in bedrijf is gesteld, niet in de Europese
Unie in de handel worden gebracht;

c. wat de geluidsemissievoorschriften van bijlage I, deel C, van de
richtlijn betreft:

1º. alle in onderdeel b bedoelde vaartuigen;

2º. een voor eigen gebruik gebouwd vaartuig, op voorwaarde dat deze
daarna gedurende een periode van vijf jaar, gerekend vanaf het in
bedrijf stellen van het vaartuig, niet in de Europese Unie in de handel
wordt gebracht. 

2. Indien hetzelfde vaartuig ook kan worden gebruikt voor de verhuur of
voor sport- en vrijetijdscursussen is deze wet van toepassing indien het
vaartuig voor recreatiedoeleinden in de Europese Unie in de handel wordt
gebracht.

HOOFDSTUK 2. ALGEMENE VERPLICHTINGEN

Artikel 3 

1. Vaartuigen, gedeeltelijk afgebouwde vaartuigen, onderdelen,
ingrijpend verbouwde vaartuigen, voortstuwingsmotoren of ingrijpend
gewijzigde voortstuwingsmotoren worden slechts op de markt aangeboden of
in bedrijf gesteld, indien zij bij gebruik volgens hun bestemming en
indien zij op correcte wijze zijn gebouwd en worden onderhouden geen
gevaar opleveren voor de veiligheid en gezondheid van personen, goederen
of het milieu. 

2. De in het eerste lid bedoelde producten voldoen aan de in bijlage I
van de richtlijn opgenomen essentiële eisen.

3. In vaartuigen ingebouwde voortstuwingsmotoren voldoen, onverminderd
het eerste lid, tevens aan artikel 6, vierde lid, van de richtlijn, voor
zover daarin aanvullende voorschriften zijn gesteld voor het op de markt
aanbieden of in bedrijf stellen van die voortstuwingsmotoren.

Artikel 4 

1. Voor de in artikel 3, eerste lid, bedoelde producten die voldoen aan
de in artikel 14 van de richtlijn bedoelde geharmoniseerde normen geldt
als veronderstelling dat zij voldoen aan artikel 3, tweede lid.

2. De keuring van de in het eerste lid, bedoelde producten geschiedt
overeenkomstig de in de artikelen 19 tot en met 24 van de richtlijn
opgenomen voorschriften en procedures.

3. Indien de in artikel 3, eerste lid, bedoelde producten, met
uitzondering van gedeeltelijk afgebouwde vaartuigen, op de markt
aangeboden of in bedrijf worden gesteld zijn deze:

a. vergezeld van een EU-conformiteitsverklaring als bedoeld in artikel
15 van de richtlijn, in de door Onze Minister vast te stellen talen, en;

b. voorzien van een CE-markering.

4. Voor een van een CE-markering voorzien product geldt als
veronderstelling dat het voldoet aan de in bijlage I van de richtlijn
opgenomen essentiële eisen.

Artikel 5 

In afwijking van artikel 4, derde lid, is het toegestaan om:

a. gedeeltelijk afgebouwde vaartuigen op de markt aan te bieden wanneer
deze vergezeld gaan van een verklaring van de fabrikant of importeur,
overeenkomstig bijlage III van de richtlijn en in de door Onze Minister
vast te stellen talen, waaruit blijkt dat deze bestemd zijn om door
anderen te worden afgebouwd;

b. onderdelen op de markt aan te bieden of in bedrijf te stellen indien
deze vergezeld gaan van een EU-conformiteitsverklaring van de fabrikant
of van de importeur waaruit blijkt dat deze onderdelen aan de in bijlage
I van de richtlijn opgenomen essentiële eisen voldoen en bestemd zijn
om in vaartuigen te worden gemonteerd;

c. de in artikel 6, vierde lid, van de richtlijn bedoelde
voortstuwingsmotoren onder de in dat artikel genoemde voorwaarden op de
markt aan te bieden of in bedrijf te stellen;

d. de in artikel 3, eerste lid, bedoelde producten die niet aan deze
richtlijn voldoen, op handelsbeurzen, tentoonstellingen, demonstraties
en soortgelijke evenementen te tonen, mits met een zichtbaar teken
duidelijk is aangegeven dat die producten niet aan de in bijlage I van
de richtlijn opgenomen essentiële eisen voldoen en niet in de Unie op
de markt worden aangeboden of in bedrijf gesteld voordat zij daarmee in
overeenstemming zijn gebracht. 

HOOFDSTUK 3. VERPLICHTINGEN VAN MARKTDEELNEMERS EN PARTICULIERE
IMPORTEURS

Artikel 6 

1. De marktdeelnemers en particuliere importeurs nemen de in Hoofdstuk
II en artikel 25 van de richtlijn opgenomen verplichtingen in acht.

2. Een wijziging van Hoofdstuk II of artikel 25 van de richtlijn gaat
voor de toepassing van deze wet gelden met ingang van de dag waarop aan
de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven.

3.	Op verzoek van de fabrikant bepaalt Onze Minister de door de
fabrikant te hanteren fabriekscode, bedoeld in Bijlage I, deel A, punt
2.1, onder 2., van de richtlijn.

HOOFDSTUK 4. AANMELDING, BEOORDELING EN TAKEN VAN KEURINGSINSTANTIES

Artikel 7 

Keuringen ten aanzien van derden worden uitsluitend verricht door
keuringsinstanties die in overeenstemming met artikel 8 beschikken over
een aanmelding bij de Europese Commissie en de andere lidstaten van de
Europese Unie.

Artikel 8 

1. Onze Minister kan op verzoek keuringsinstanties, die voldoen aan de
krachtens het derde lid gestelde voorschriften, aanwijzen en bij de
Europese Commissie en de andere lidstaten van de Europese Unie aanmelden
als de op grond van deze wet bevoegde keuringsinstanties met betrekking
tot de door hem te bepalen categorieën pleziervaartuigen,
voortstuwingsmotoren en onderdelen van pleziervaartuigen en belast met
door hem aan te geven taken. Het toezicht op deze keuringsinstanties
berust bij Onze Minister.

2. Onze Minister kan de beoordeling van verzoeken van
keuringsinstanties, die voor aanwijzing en aanmelding in aanmerking
willen komen, en het toezicht op die keuringsinstanties opdragen aan een
nationale accreditatie-instantie als bedoeld in artikel 2 van de
verordening.

3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld betreffende de
procedure voor de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, de criteria
voor de beoordeling van keuringsinstanties die voor aanwijzing en
aanmelding in aanmerking willen komen, de wijze van beoordeling en de
door deze keuringsinstanties verschuldigde vergoeding voor de kosten van
de beoordeling en de wijze en het tijdstip van betaling daarvan.

4. Aangemelde keuringsinstanties nemen rechtstreeks dan wel via een
aangestelde vertegenwoordiger deel aan de werkzaamheden van de door
Europese Commissie, overeenkomstig artikel 42 van de richtlijn,
ingestelde sectorale groepen van aangemelde instanties. 

5. Onze Minister trekt een aanwijzing en aanmelding in, schort deze op
of beperkt deze, indien hij van oordeel is dat de betreffende
keuringsinstantie niet meer voldoet aan de krachtens het derde lid
gestelde criteria of aan het vierde lid.

Artikel 9 

Indien een keuringsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de
desbetreffende geharmoniseerde normen of delen ervan, waarvan de
referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn
bekendgemaakt, geldt als veronderstelling dat zij voldoet aan de
krachtens artikel 8, derde lid, gestelde criteria voor de beoordeling
voor zover de toepasselijke geharmoniseerde normen met die criteria
overeenkomen.

Artikel 10 

1. Een aangemelde keuringsinstantie voert keuringen uit volgens de
keuringsprocedures, bedoeld in de artikelen 19 tot en met 24 van de
richtlijn. 

2. De keuringen worden op evenredige wijze uitgevoerd, waarbij wordt
voorkomen dat marktdeelnemers en particuliere importeurs onnodig worden
belast. De keuringsinstantie houdt bij de uitoefening van haar
activiteiten naar behoren rekening met de omvang van een onderneming, de
sector waarin zij actief is, haar structuur, de relatieve technologische
complexiteit van de producten en het massa- of seriële karakter van het
productieproces. Daarbij eerbiedigt zij evenwel de striktheid en het
beschermingsniveau die nodig zijn om het product aan deze richtlijn te
laten voldoen.

3. Indien een aangemelde keuringsinstantie vaststelt dat een fabrikant
of een particuliere importeur niet heeft voldaan aan de eisen van
artikel 3, eerste en tweede lid, of overeenkomstige geharmoniseerde
normen, verlangt zij van die fabrikant of particuliere importeur dat hij
passende corrigerende maatregelen neemt en verleent zij geen certificaat
te bewijze van conformiteit aan die eisen. 

4. Indien een aangemelde keuringsinstantie bij het toezicht op de
conformiteit na verlening van een certificaat vaststelt dat een product
niet meer conform is, verlangt zij van de fabrikant of particuliere
importeur dat hij passende corrigerende maatregelen neemt. Zo nodig
schort zij het certificaat op of trekt zij dit in. 

5. Indien geen corrigerende maatregelen door de fabrikant of
particuliere importeur worden genomen of de genomen maatregelen niet het
vereiste effect hebben, worden de certificaten door de aangemelde
keuringsinstantie naargelang het geval beperkt, opgeschort of
ingetrokken.

6. Een wijziging van de artikelen 19 tot en met 24 van de richtlijn gaat
voor de toepassing van deze wet gelden met ingang van de dag waarop aan
de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven.

Artikel 11 

1. Een aangemelde keuringsinstantie stelt Onze Minister in kennis van:

a. elke weigering, beperking, opschorting of intrekking van
certificaten;

b. omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van en de
voorwaarden voor aanmelding; 

c. informatieverzoeken over keuringsactiviteiten die zij van
markttoezichtautoriteiten ontvangen. 

2. Een aangemelde keuringsinstantie brengt desgevraagd Onze Minister op
de hoogte van de binnen de werkingssfeer van haar aanmelding verrichte
keuringsactiviteiten en andere activiteiten, waaronder
grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding. 

3. Een aangemelde keuringsinstantie verstrekt de andere uit hoofde van
deze richtlijn aangemelde keuringsinstanties die soortgelijke
keuringsactiviteiten voor dezelfde producten verrichten relevante
informatie over negatieve keuringsresultaten en op verzoek ook over
positieve keuringsresultaten.

HOOFDSTUK 5. VERBODSBEPALINGEN

Artikel 12

1. Het is verboden een in artikel 3, eerste lid, bedoeld product in de
handel te brengen of als zodanig in bedrijf te stellen, indien dit niet
voldoet aan de desbetreffende in bijlage I van de richtlijn opgenomen
essentiële eisen.

2. Het is verboden een in artikel 3, eerste lid, bedoeld product in de
handel te brengen of als zodanig in bedrijf te stellen, indien dit niet
op deugdelijke wijze is voorzien van de vereiste CE-markering.

3. Het is verboden een CE-markering aan te brengen, indien niet een van
toepassing zijnde procedure van conformiteitsbeoordeling is gevolgd of
indien het betrokken product niet voldoet aan de desbetreffende in
bijlage I van de richtlijn opgenomen essentiële eisen.

4. Het is verboden merktekens of opschriften aan te brengen die anderen
kunnen misleiden omtrent de betekenis of de grafische vormgeving van de
CE-markering, of die de zichtbaarheid of de leesbaarheid van die
CE-markering verminderen.

5. Het is verboden te handelen in strijd met:

a. de artikelen 7, 9, derde lid, tot en met 13 van de richtlijn, en 

b. artikel 25 van de richtlijn.

6. Het is verboden te handelen in strijd met een door de
markttoezichthouder opgelegde verplichting, verbod of beperking als
bedoeld in de artikelen 14, eerste en derde lid, of 16 van deze wet.

HOOFDSTUK 6. HANDHAVING

§ 1. Toezicht waaronder markttoezicht

Artikel 13 

1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet
bepaalde zijn belast de door Onze Minister aangewezen ambtenaren van de
Inspectie Leefomgeving en Transport.

2. Onze Minister kan tevens ambtenaren van een andere diensttak
aanwijzen voor het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze
wet bepaalde. Indien hij ambtenaren van een ander ministerie aanwijst,
doet hij dit in overeenstemming met zijn ambtgenoot die het mede
aangaat.

3. Van een besluit als bedoeld in het tweede lid wordt mededeling gedaan
in de Staatscourant.

4. Het in het eerste en tweede lid bedoelde toezicht omvat mede de
activiteiten en maatregelen in het kader van het markttoezicht.

Artikel 14 

1. Indien de markttoezichthouder vaststelt dat een product als bedoeld
in artikel 3, eerste lid, gevaar kan opleveren voor de veiligheid en de
gezondheid van personen, goederen of het milieu, legt hij direct de
verantwoordelijke marktdeelnemer of particuliere importeur de
verplichting op binnen een door hem vast te stellen termijn met de aard
van het risico evenredige maatregelen te nemen om dat product in
overeenstemming te brengen met bijlage I van de richtlijn, uit de handel
te nemen of terug te roepen dan wel het in bedrijf stellen of het
gebruik ervan op te schorten.

2. De in het eerste lid bedoelde marktdeelnemers of particuliere
importeurs dragen er zorg voor de opgelegde maatregelen binnen de
gestelde termijn uit te voeren.

3. Indien geen of geen tijdige uitvoering wordt gegeven aan de krachtens
het eerste lid opgelegde maatregelen neemt de markttoezichthouder alle
passende voorlopige maatregelen om het op de markt aanbieden van het
betreffende product te verbieden of te beperken, dit uit de handel te
nemen of terug te roepen dan wel de inbedrijfstelling of het gebruik
ervan te verbieden of te beperken.

Artikel 15 

1. De markttoezichthouder stelt de betrokken aangemelde
keuringsinstantie in kennis van een situatie als bedoeld in artikel 14,
eerste lid, alsmede de Europese Commissie en de andere lidstaten van de
Europese Unie, indien naar zijn oordeel het vastgestelde gevaar niet
beperkt is tot het Nederlandse grondgebied.

2. De markttoezichthouder stelt direct de Europese Commissie en de
andere lidstaten van de Europese Unie overeenkomstig artikel 44, vijfde
lid, van de richtlijn in kennis van een situatie als bedoeld in artikel
14, derde lid.

Artikel 16

1. De markttoezichthouder draagt de desbetreffende marktdeelnemer of
particuliere importeur op om een product in overeenstemming te brengen
met de bij of krachtens deze wet geldende voorschriften indien hij
vaststelt dat: 

a. de CE-markering niet of ten onrechte is aangebracht;

b. de EU-conformiteitsverklaring niet of incorrect is opgesteld;

c. de verklaring van de fabrikant of importeur, bedoeld in bijlage III
van de richtlijn, niet of incorrect is opgesteld; 

d. de technische documentatie niet beschikbaar of onvolledig is;

e. de naam, merknaam en contactgegevens van de fabrikant of importeur
ontbreken, onjuist of onvolledig zijn;

f. niet is voldaan aan enig ander administratief vereiste als bedoeld in
de artikelen 7 of 9 van de richtlijn. 

2. Indien de desbetreffende marktdeelnemer of particuliere importeur de
opgedragen handelingen niet of niet tijdig uitvoert neemt de
markttoezichthouder alle passende maatregelen om het aanbieden van het
betreffende product te verbieden of te beperken, dit uit de handel te
nemen of terug te roepen dan wel de inbedrijfstelling of het gebruik
ervan te verbieden of te beperken.

§ 2. Toezicht op de aangemelde keuringsinstanties

Artikel 17 

1.Onze Minister kan het toezicht op de aangemelde keuringsinstanties
opdragen aan een nationale accreditatie-instantie. 

2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gegeven betreffende
het op de aangemelde keuringsinstanties uit te oefenen toezicht en de
door deze instanties verschuldigde vergoeding voor de kosten van de
uitoefening van dat toezicht en de wijze en het tijdstip van betaling
daarvan.

§ 3. Bestuurlijke boete

Artikel 18 

1. Onze Minister kan aan degene die handelt in strijd met de in artikel
12 gestelde verboden een bestuurlijke boete opleggen.

2. De bestuurlijke boete die voor een overtreding van artikel 12, tweede
lid en vijfde lid, onderdeel b, ten hoogste kan worden opgelegd komt
overeen met de boete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23,
vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht; 

3. De bestuurlijke boete die voor een overtreding van artikel 12,
eerste, derde, vierde en zesde lid, kan worden opgelegd komt overeen met
de boete van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid van
het Wetboek van Strafrecht.

4. De bestuurlijke boete die voor een overtreding van artikel 12, vijfde
lid, onderdeel a, kan worden opgelegd komt overeen met de boete van de
vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van
Strafrecht.

5. De op te leggen bestuurlijke boete kan met maximaal 50% worden
verhoogd, indien binnen een periode van 48 maanden tweemaal voor een
zelfde feit, elk afzonderlijk in een periode van maximaal 24 maanden
voorafgaand aan dat feit, een boete is opgelegd en onherroepelijk is
geworden. 

Artikel 19

Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving
van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.

HOOFDSTUK 8. OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 20

1. Producten die voor 18 januari 2016 onder het toepassingsgebied van
Richtlijn 94/25/EG vielen en daarmee in overeenstemming zijn, mogen tot
18 januari 2017 in de handel worden gebracht of in bedrijf gesteld met
toepassing van de Wet pleziervaartuigen, zoals die luidde op de dag
voorafgaand aan die van inwerkingtreding van deze wet.

2. Buitenboordvoortstuwingsmotoren met vonkontsteking met een vermogen
van 15kW of minder, die door een kleine of middelgrote onderneming zijn
vervaardigd,mogen op de markt worden aangeboden of in bedrijf worden
gesteld wanneer die motoren voldoen aan de grenswaarden voor
uitlaatemissies in bijlage I, deel B, punt 2.1, van de richtlijn en voor
18 januari 2020 in de handel zijn gebracht. 

HOOFDSTUK 9. SLOTBEPALINGEN

Artikel 21

Een wijziging van de bijlagen bij de richtlijn gaat voor de toepassing
van deze wet gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken
wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij
ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een
ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel 22

In de alfabetische rangorde van artikel 1, onderdeel 4º, van de Wet op
de economische delicten wordt “Wet pleziervaartuigen artikel 17”
vervangen door: Wet pleziervaartuigen 2016, artikel 12, met uitzondering
van het tweede lid en het vijfde lid, onderdeel b. 

Artikel 23

1.De Wet pleziervaartuigen wordt ingetrokken. 

2. Op producten die op de markt zijn aangeboden of in gebruik zijn
genomen voor de inwerkingtreding van deze wet blijven de artikelen 3, 4,
5, 6, 7, 7a, 7b, 13, 14, 15, 16 en 17 van de Wet pleziervaartuigen van
toepassing, zoals die luidde op de dag voorafgaand aan die van de
inwerkingtreding van deze wet en is artikel 22 niet van toepassing.

Artikel 24

Deze wet treedt in werking met ingang van 18 januari 2016. Indien het
Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst wordt uitgegeven na 17
januari 2016, treedt deze wet in werking met ingang van de dag, volgende
op die van plaatsing van deze wet in het Staatsblad.

Artikel 25

Deze wet wordt aangehaald als: Wet pleziervaartuigen 2016.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden

Gegeven

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1